Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 24/05/2005
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toename van patiënten met psychische problemen die een beroep doen op thuishelpers
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Caron tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toename van patiënten met psychische problemen die een beroep doen op thuishelpers.
De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de thuiszorgdiensten in West-Vlaanderen helpen in 1 jaar tijd meer dan 2.000 mensen. 20 percent van het cliënteel van de thuiszorgdiensten kampt met psychische problemen, terwijl dat 3 jaar geleden nog maar 15 percent was. Twee derden van die personen heeft nooit contact gehad met een psychiater, een psycholoog of een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg. Voor de mensen van de thuiszorg is het een heel belastende opdracht omdat ze met vragen en problemen te maken krijgen die ze niet adequaat kunnen beantwoorden. De cijfers komen van de vier thuiszorgdiensten van West-Vlaanderen. Die situatie kunnen we doortrekken naar heel Vlaanderen. Enkele jaren geleden werd een actieplan opgesteld voor cliënten met psychische problemen.
Als oorzaak voor de problemen wordt aangehaald dat de ziekenhuizen propvol zitten, waardoor patiënten sneller in de thuiszorg hulp zoeken. Bovendien zouden in de samenleving steeds meer mensen met psychische problemen kampen. Die problemen worden ook steeds zichtbaarder en herkenbaarder. De thuiszorgdiensten vinden zelf dat ze voldoende capabel zijn om die mensen te helpen. Ze zijn ook laagdrempelig omdat ze bij de mensen thuis komen.
Mevrouw de minister, eind december 2004 hebt u een afvaardiging van die diensten ontvangen op uw kabinet. Ze vragen om mensen aan te trekken met psychologische expertise en kennis zodat ze een adequaat antwoord kunnen formuleren op de problemen. Ik vraag me af of dat de meest adequate oplossing is. Naast het aanstellen van psychologen in de thuiszorgdiensten is een intense samenwerking met de CGG's misschien meer aangewezen.
Vandaag zien we nogal wat nieuwe ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg. In de outreachprojecten voor kinderen wordt ook de psychiatrische thuiszorg langzaam ontwikkeld. Zijn we met die nieuwe ontwikkelingen wel goed bezig, omdat we zo tal van nieuwe structuren naast elkaar ontwikkelen?
De nood in de samenleving neemt toe. De problemen nemen ook toe. Mevrouw de minister, bent u van plan om in te gaan op de vragen van de thuiszorgdiensten om subsidies te geven en psychologen aan te stellen in hun diensten, zodat de hulpverleners met hun vragen bij hen terecht kunnen? Zo ja, wanneer doet u dat, op basis van welke criteria en op welke schaal? Is er een budget voor? Zo niet, wat is daarvoor de reden? Kiest u veeleer voor de aanpak van samenwerking met de CGG's of andere organisaties?
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Ik heb ook de betreffende krantenartikels gelezen. Toen ik op zoek ging naar meer informatie, vond ik een recent advies van de Vlaamse Gezondheidsraad. Op 19 april bracht die een advies uit over het gedeeld engagement van de sectoren thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg inzake thuiszorg voor mensen met psychische problemen en/of psychiatrische stoornissen. De Gezondheidsraad doet een aantal aanbevelingen, onder andere de uitbreiding van het gefinancierde urencontingent, de verhoging van de middelen voor de CAW's, de aanstelling van referentiewerkers, enzovoort.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van dit advies? Vindt u het zinvol om op basis van die beleidsaanbevelingen de nodige aanpassingen te doen?
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mevrouw de minister, is het zinvol om daar nog een link tussen te leggen? Het gaat over een subsidie om psychologen aan te stellen. U voegt er een schakel aan toe. Is het niet logischer om in een doorverwijsfunctie te voorzien, zodat hulpverleners uit de thuiszorg elders terecht kunnen?
Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, we moeten voorzichtig omspringen met cijfers. Mijnheer Caron, u had het over 15 en 20 percent. Bij een werkelijke psychiatrische diagnose gaat het over 9 en 11 percent. Er is een discrepantie tussen een impliciete diagnose op basis van observaties van een aantal medewerkers, en de echte psychiatrische diagnose. Daarmee wil ik de problemen niet minimaliseren. Afhankelijk van de beroepscategorie kan de beoordeler een andere diagnose stellen. We moeten daar dus voorzichtig mee zijn.
Op 10 december is er inderdaad een bespreking geweest op mijn kabinet. Achteraf zijn we ingegaan op de uitnodiging van 29 april 2005 om deel te nemen aan het symposium. Het is dus niet zo dat we nadien niets meer van ons hebben laten horen. Mijn raadgever in verband met geestelijke gezondheidszorg heeft actief aan de symposiumdebatten deelgenomen. Hij heeft dus kunnen luisteren naar wat daar is gezegd, maar hij heeft ook onze visie kunnen vertolken.
Op dit ogenblik wordt een groot deel van vormingsmiddelen die de thuiszorgdiensten ter beschikking hebben, gebruikt voor bijvoorbeeld vorming in verband met het omgaan met psychosociale problemen in de zorgverlening. De diensten wensen veeleer over te schakelen op referentiepersonen die ze kunnen vrijstellen, maar die zich ook volledig toeleggen op het coachen van de thuisverzorgers.
Tijdens het symposium is gebleken dat het niet zo duidelijk is wat die coaching moet inhouden. We hebben trouwens niet voorzien in budgetten om speciaal voor die coaching mensen aan te trekken. We zijn er immers niet van overtuigd dat er geen betere ondersteuningsmogelijkheden zijn.
In het regeerakkoord staat dat het gaat over tweedelijnsvoorzieningen. Dat soort voorzieningen hebben de opdracht om de eerstelijnsvoorzieningen te ondersteunen. Dat gebeurt vandaag al.
Ik wil nog een ander element in dit debat brengen, namelijk de pilootprojecten voor psychiatrische thuiszorg die door de federale overheid worden gefinancierd. Voor die projecten is er een samenwerkingsakkoord met de samenwerkingsinitiatieven thuiszorg. Eigenlijk willen we veeleer dergelijke zaken bewerkstelligen dan nog eens aparte structuren te financieren. We wensen ook een en ander in te passen in de globale context waaraan we werken met minister Demotte. Het uiteindelijke doel is het realiseren van zorgcircuits en -netwerken voor mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen. Op de interministeriële conferentie zal dit zeker aan bod komen.
In verband met dementie lukt het om met zeer weinig middelen via een netwerk een zeer breed veld te bereiken en veel ondersteuning, expertise en knowhow te bieden. We willen in de context van de problematiek die nu aan de orde is, iets gelijkaardigs doen. We willen expertisenetwerken uitbouwen die passen in het geheel. We willen komen tot een coherent beleid waarin ook de pilootprojecten en die expertisenetwerken een plaats krijgen.
Ik ben op de hoogte van het advies van de Vlaamse Gezondheidsraad waarin wordt gesproken over een gedeeld engagement. Ik onderschrijf dat, maar ik erken evenzeer de noodzaak aan een complementaire samenwerking tussen de eerste en de tweede lijn. Dat vat onze visie samen. Het is de taak van de tweede lijn om de eerste te ondersteunen, liefst via netwerkvorming.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.