Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 31/05/2005
Interpellatie van mevrouw Agnes Bruyninckx tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de evaluatie van het mobiliteitsconvenant tussen het Vlaamse Gewest en de gemeenten en de werking van module 13 van het convenant met betrekking tot het aanleggen van fietspaden langs gewestwegen
De voorzitter: Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Bruyninckx tot mevrouw Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de evaluatie van het mobiliteitsconvenant tussen het Vlaamse Gewest en de gemeenten en de werking van module 13 van het convenant met betrekking tot het aanleggen van fietspaden langs gewestwegen.
Mevrouw Bruyninckx heeft het woord.
Mevrouw Agnes Bruyninckx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collegas, de Vlaamse overheid heeft het jaarlijkse bedrag om fietspaden langs gewestwegen aan te leggen teruggeschroefd van 75 naar 50 miljoen euro. Tal van Vlaamse gemeenten gebruiken de voor hen gereserveerde subsidies immers niet of onvoldoende. Bovendien geeft de Vlaamse Regering te kennen dat ze momenteel andere prioriteiten heeft zoals de inrichting van schoolomgevingen in een zone 30, waarbij de vrijgekomen middelen onder meer worden besteed aan zogenaamde intelligente verkeersborden.
In het memorandum van de Nationale Fietsersbond ter gelegenheid van de Vlaamse verkiezingen van 13 juni 2004 vroeg deze vereniging langs alle gewestwegen vrijliggende, van de baan gescheiden fietspaden. Het verschil in snelheid tussen het gemotoriseerde verkeer en het fietsverkeer laat langs deze wegen immers geen gemengd verkeer toe.
De AWV houdt zich aan een prioriteitenlijst die het resultaat moet zijn van een objectieve behoefteanalyse. Deze lijst wordt steeds gepland over een periode van drie jaar. Module 11 van het mobiliteitsconvenant wordt afgesloten wanneer de AWV zelf het initiatief neemt om fietspaden aan te leggen langs gewestwegen.
De lokale overheden kunnen echter ook zelf initiatieven nemen om fietspaden aan te leggen langs gewestwegen. Ze kunnen hiervoor subsidies aanvragen via module 13 van het mobiliteitsconvenant. Wanneer ze een initiatief nemen dat een project behelst dat in de prioriteitenlijst van de AWV staat, of het met andere woorden een fietspad betreft dat het gewest al gepland heeft, krijgt de gemeente een subsidie van 100 percent. Als het een project betreft dat niet op de lijst voorkomt, krijgt de gemeente of stad 80 percent. Als het budget voor onteigeningen hoger ligt dan 250.000 euro, zal het Vlaamse Gewest voortaan in meerdere schijven betalen, zo wordt de prefinanciering voor de stad of gemeente draaglijker.
Bij module 13 is het dus de stad of gemeente die voor het ontwerp, de aanbesteding en de opvolging van de werkzaamheden zorgt. Het is de stad die de volledige organisatorische en budgettaire maatregelen neemt, onderhandelt over de onteigeningen, de overlegvergaderingen organiseert, voor de bouwaanvraag zorgt, enzovoort. Maar hierbij loopt het de jongste tijd blijkbaar mis, want er werd voor heel wat fietsprojecten geld vastgelegd dat niet wordt benut.
Zoals u zelf verklaarde, werden tijdens de eerste jaren na de totstandkoming van de module en de forse budgettaire inspanningen die tijdens het begin van de vorige legislatuur werden gedaan, de gemakkelijkste dossiers eerst uitgevoerd. Nu gaat het in vele gevallen om dossiers waarvoor moet worden onteigend en die procedureel veel tijd vergen.
Het is duidelijk dat het uitgangspunt van module 13, namelijk de versnelde aanleg van vrijliggende fietspaden langs gewestwegen, in het gedrang komt omdat gemeenten 20 tot 25 percent van de aanleg zelf moeten betalen, waardoor bepaalde projecten soms op de lange baan worden geschoven.
Zowel minister Peeters als u legden hierover in de voorbije maanden verklaringen af. Minister Peeters zei: Ik heb tot mijn verbijstering vastgesteld dat lang niet alle fondsen die daarvoor voorzien zijn, ook worden gebruikt. Er blijft een pot euros over. De reden daarvoor is doorgaans een combinatie van factoren. Men wil vaak niet alleen een fietspad aanleggen, maar ook de weg en de riolering aanpakken en misschien nog een gevaarlijk punt. Bij de synchronisatie van die werken loopt het fout waardoor ze vertraging oplopen. Dikwijls speelt ook de financiering mee. Veel gemeenten hebben moeite met de 80/20-regeling waarbij ze zelf het dossier van de aanleg van het fietspad moeten beheren en ook nog 20 percent van de investering moeten dragen. Zo komt het dat de voorziene fondsen niet binnen een bepaalde tijdspanne worden aangewend.
U verklaarde in dezelfde Mobiliteitsnota van december 2004 dat u de 80/20-regeling wilde bekijken als het een van de knelpunten zou zijn. Het was de bedoeling om vastgelegde middelen zo snel mogelijk effectief te realiseren op het terrein. Daartoe zou u samen met minister Peeters de werking van het mobiliteitsconvenant bekijken tijdens de eerste maanden van 2005, teneinde waar nodig bijsturingen te kunnen doen in de procedure.
In een antwoord van u op een vraag van de heer Peeters heb ik vernomen dat de evaluatie van het mobiliteitsconvenant zou gebeuren op drie niveaus. Het eerste niveau is dat van de task force, inclusief alle actoren die er deel van uitmaken: de kabinetten van de Vlaamse ministers van Openbare Werken en Mobiliteit, de AWV, de Mobiliteitscel van het departement LIN, de afdeling Ruimtelijke Planning van Arohm, de administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten, De Lijn, de VVSG en de Vereniging van Vlaamse Provincies. Het tweede niveau zou de oprichting van een politiek overlegplatform Mobiliteitsconvenant betreffen. Het derde niveau zou betrekking hebben op de decretale basis van het mobiliteitsconvenant.
In de pers beloofde minister Peeters om de gemeenten technisch beter te ondersteunen. Hij wil onder andere met de federale aankoopcomits rond de tafel gaan zitten om te bekijken hoe de fietspadendossiers nog sneller en efficinter kunnen worden aangepakt, conform de aanpak van de zwarte punten. De VVSG daarentegen meent dat het Vlaamse Gewest opnieuw de volledige verantwoordelijkheid op zich moet nemen voor alle aspecten van de gewestwegen, en wijst erop dat eerder al de voetpaden naar de gemeenten werden doorgeschoven. Ik citeer uit een brief van de VVSG: Nu de zaken zo voorstellen dat de gemeenten falen in het aanleggen van fietspaden langs gewestwegen lijkt ons de omgekeerde wereld. Het blijft het Vlaamse Gewest dat verantwoordelijk is voor de fietspaden langs die wegen, net zoals de gemeenten verantwoordelijk zijn voor fietsvoorzieningen langs hun wegen en daar al hun handen vol mee hebben.
Mevrouw de minister, heeft de task force al een antwoord gevonden op de vraag hoe de procedures administratief-technisch kunnen worden vereenvoudigd? Komt er een verbetering van het modulesysteem? Worden er nieuwe modules aangevraagd? Heeft de task force reeds besluiten ingediend? Werden het tweede en derde niveau reeds geactiveerd? Welke stappen zult u zetten om de werking van module 13 van het mobiliteitsconvenant te verfijnen? Welke beleidsinitiatieven hebben u en minister Peeters al genomen om de zware en tijdrovende procedure voor de gemeenten te verlichten? Werd al contact opgenomen met de bevoegde federale minister in verband met de onteigeningswetgeving?
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in het recente verleden heb ik een vraag gesteld over de evaluatie van het mobiliteitsconvenant. U hebt beloofd om, in navolging van het decreet, vr 30 juni 2005 verslag uit te brengen in deze commissie.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Bruyninckx omdat die over een heel teer punt gaat, zeker nu blijkt dat er ondanks het feit dat ruimschoots in kredieten werd voorzien voor de aanleg van fietspaden, deze toch niet worden gerealiseerd op het terrein.
Natuurlijk zijn er heel wat heikele punten. Het antwoord dat u straks zult geven, zal ongetwijfeld een voorafname zijn van de evaluatie die nog dient te gebeuren. Toch is het nodig om even stil te staan bij enkele knelpunten.
In de eerste plaats wil ik verwijzen naar de trage administratieve procedure die moet worden doorlopen. Heel wat gemeenten hebben een mobiliteitsconvenant gesloten en hebben een mobiliteitsplan opgemaakt. Voor elke module die wordt afgesloten, moet een startnota worden opgemaakt. Een startnota vergt heel veel energie van ambtenaren, vooral in grote gemeenten, want daar kunnen de ambtenaren de nota zelf opstellen. De kleinere gemeenten hebben echter geen ambtenaren ter beschikking en dienen een beroep te doen op studiebureaus. Die studiebureaus herhalen telkenmale wat reeds in het mobiliteitsplan staat. Het gaat dus om rework dat enorm veel geld kost aan de gemeenschap.
Ik pleit er nogmaals voor om in de startnota gewoon te verwijzen naar het goedgekeurde mobiliteitsconvenant, want dat volstaat ruimschoots, en zo kan direct worden gestart met de opmaak van de projectnota. Deze werkwijze zou niet alleen veel tijd uitsparen, maar ook veel financile middelen.
Naast de administratieve procedure is er nog een element dat zorgt voor enorme vertraging: de aankoop en verwerving van de gronden om de fietspaden te realiseren. De gemeenten doen daarvoor een beroep op het aankoopcomit. Dit comit heeft, naast de opdrachten die ze krijgt van de gemeenten om de percelen te verwerven, ook nog veel andere opdrachten. In elke gemeente wordt als volgt gewerkt: elke week worden enkele groepjes mensen uitgenodigd op het gemeentehuis waar iemand van het aankoopcomit aanwezig is, en de procedure wordt gestart. Voor het aanleggen van een gemiddeld fietspad van 3 tot 5 kilometer lang, moeten al snel enkele honderden eigenaars worden aangesproken. Het is niet zo dat onmiddellijk een minnelijke regeling wordt uitgewerkt. Ik garandeer u dat de aankoop van de nodige percelen voor een gemiddeld traject 1 tot 2 jaar duurt bij een minnelijke regeling. Zonder minnelijke regeling is er nog meer tijd nodig. Ik kan voorbeelden geven uit de provincies Limburg en Antwerpen waar men al van bij de opmaak van de modules 5 jaar geleden, is gestart en er nu nog steeds geen fietspad ligt. Dit is de realiteit. Ik geef geen kritiek: dit is een vaststelling. We moeten er iets aan doen.
Het is niet door het afsluiten van een module 13 dat het probleem is opgelost. In de meeste gevallen gaat de aanleg van fietspaden gepaard met de herinrichting van de dorpskern en moet er ook een module worden afgesloten voor de doortocht. Daarvoor zijn opnieuw een startnota en een projectnota nodig. In de meeste dorpen is er in de buurt van gewestwegen ook een schoolomgeving. Ook daarvoor zijn een nieuwe module, een nieuwe startnota en een nieuwe projectnota nodig. Voor de verlichting langs de fietspaden op gewestwegen komen we bij module 17. Ook daarvoor zijn een nieuwe startnota en een nieuwe projectnota nodig. De combinatie van al deze modules geeft ook aanleiding tot vertraging van de uitvoering van de vooropgestelde werken.
Er is nog een bijkomend probleem. Bij de aanleg van fietspaden en de herinrichting van dorpen moet er waarschijnlijk ook een nieuwe riolering of moeten er nieuwe baangrachten worden aangelegd. Bij infiltratie en de droogweerafvoer van afvalwater opteert de VMM voor open grachten. Dat houdt nog meer onteigeningen en een vertraging van de procedure in. Voor de subsidiring van de rioleringen moet men bij de minister van Leefmilieu zijn. Die subsidiring is niet afgestemd op het convenantenbeleid dat door de afdeling Mobiliteit en Openbare Werken moet worden gerealiseerd. Bij het parallel samengaan van een rioleringsdossier, de herinrichting van een doortocht en de aanleg van fietspaden is overleg gewenst om een betere afstemming te bekomen, want die ontbreekt nog altijd.
Het laatste punt betreft de financile en logistieke beperkingen van gemeenten. Ik heb het vooral over de kleinere gemeenten die het omwille van heel wat maatregelen uit het verleden financieel niet breed hebben. Die gemeenten hebben geen overschotten, het water staat hun aan de lippen. Gemeenten met minder dan 15.000 inwoners starten gewoonweg niet met het afsluiten van een module omdat ze de 20 percent niet kunnen betalen of omdat ze de administratieve en technische lasten die ermee gepaard gaan, niet kunnen betalen. Er is nog heel wat werk aan de winkel.
Ik verwijs ook nog even naar een punt dat hier al eerder aan bod kwam, namelijk de doorstroming. Het convenantenbeleid is als middel een goede keuze, maar moet sterk worden verbeterd. Anders zullen we, zoals de heer Peumans daarstraks tijdens de bespreking van de begrotingscontrole 2005 heeft gezegd in verband met de doorstroming, er allesbehalve in slagen om binnen twee jaar resultaat te hebben. Ik zou veeleer zeggen dat het gerust vijf jaar duurt voor je er echt iets van merkt op het terrein.
Modules zijn perfect, maar maak ze transparanter, probeer af te dwingen dat de grondverwervingen beter kunnen en voorzie daar instrumenten voor op Vlaams niveau zodat direct kan worden overgegaan tot aankoop. Waar er betwisting is, onteigen dan, maar ook hier beperkt in tijd zodat dit binnen het jaar tot een goed einde kan worden gebracht.
Mevrouw de minister, de heer Sauwens is verontschuldigd, maar ik wil toch enkele vragen uit zijn interpellatieverzoek overnemen. In welke bedragen is er de laatste tien jaar voorzien en wat is er concreet uitgevoerd in deze periode, opgesplitst per jaar, zodat we kunnen zien of voor het convenantenbeleid meer zou worden uitgevoerd dan met het convenantenbeleid. Dat zou dan te betreuren zijn.
Ik meen dat er moet worden overwogen op het federale niveau om ofwel overleg te hebben zodat via het aankoopcomit sneller kan worden overgegaan tot verwerving van die gronden ofwel om op Vlaams niveau een eigen aankoopcomit op te richten dat veel efficinter en effectiever kan werken.
Kan er niet in overweging worden genomen dat vooral voor de prioritaire fietspaden het Vlaamse Gewest zelf de hand aan de ploeg kan slaan om deze projecten zelf uit te voeren en dat voor de niet-prioritaire fietspaden de gemeenten een rol kunnen spelen?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben het niet helemaal eens met wat de heer Peeters zegt over de kleine en grote gemeenten. Grote gemeenten zijn soms slechter uitgerust op bepaalde onderdelen. Neem de zeer belangrijke stad Antwerpen. Op de mobiliteitsdienst daar werken twee man en een paardenkop terwijl in Maastricht er 35 mensen werken. Dat heeft te maken met de keuzes die worden gemaakt. Een schepen van Herentals was trouwens mobiliteitsambtenaar in Antwerpen. In tegenstelling tot wat men denkt, is het indrukwekkend hoeveel gemeenten met veel idealisme en veel enthousiasme die modules hebben afgesloten. Ze zijn echter achteraf in de wind gezet door de Vlaamse Gemeenschap en hebben zich wat bedrogen gevoeld. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de module 6, het onderhoud van het groen, die vele gemeenten hebben afgesloten. De bedragen zijn echter nooit aangepast. Daarom stappen sommige gemeenten er weer uit.
Ik heb een tijd geleden gevraagd in deze commissie hoe het zit met de gesplitste vastleggingskredieten en de ordonnanceringskredieten voor fietspaden en dergelijke. U hebt toen gezegd dat ik er een schriftelijke vraag over moest stellen en ik heb dat ook gedaan. Ik heb nog geen antwoord gekregen, maar dat zal wel komen. Het punt is dat er altijd twee agendas zijn: een agenda van de administratie en een agenda van de politici. Wat ik uw voorgangers verwijt, is dat er elk jaar grote praat werd verkocht en gezegd dat er voor zoveel miljoen euros fietspaden zouden worden aangelegd, maar achteraf heeft men nooit gezegd wat er nu van was vastgelegd. De voorbeelden hiervan zijn legio. De minister kan wel zeggen voor 100 miljoen euro fietspaden aan te zullen leggen en de administratie wordt dan vriendelijk verzocht dit samen met de gemeenten uit te voeren.
Wanneer we de totaliteit beschouwen, wil de Vlaamse Gemeenschap te veel verantwoordelijkheid bij de gemeenten leggen in de hoop daarmee een soort van acceleratie te hebben. De redenering is dat, door dit samen te doen met de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschap veel meer fietspaden kan aanleggen, maar men heeft zich niet afgevraagd of de gemeenten daar wel voldoende voor zijn uitgerust. Een gemeente is niet uitgerust om al die stappen te zetten, wel om een aantal stappen te zetten.
Op dit moment bestaat een evaluatienota over het mobiliteitsconvenant dat dateert van december vorig jaar en is opgemaakt door de afdeling Verkeerskunde van de administratie Wegen en Verkeer. De titel luidt Evaluatie 2004 van het instrument mobiliteitsconvenant. Er staat duidelijk in dat fietspaden langs gewestwegen een taak is voor de Vlaamse overheid en niet voor de gemeenten. Men heeft een aantal taken willen doorschuiven in de hoop dat dat het effect zou hebben van meer fietspaden. De realiteit bewijst spijtig genoeg dat dit niet werkt.
Voorts bestaat de problematiek van de onteigeningen al 25 jaar binnen AWV. Ik heb dat zelf in mijn kabinetsperiode meegemaakt. Het duurt ontzettend lang eer het aankoopcomit tot onteigening overgaat.
Ik heb tot nu toe niets horen vertellen over de beroemde rioleringssubsidiedossiers. De Vlaamse Milieumaatschappij zegt dat ze langs gewestwegen alleen te maken heeft met de AWV en niet met de gemeenten. Men ontwikkelt een project en komt dan plots tot de conclusie dat er een gescheiden riolering moet komen. Dat wijst op de cordinatierol die het secretariaat-generaal van dit departement niet vervult. Als het secretariaatgeneraal binnen dezelfde administratie er nog niet in slaagt om dit soort zaken op elkaar af te stemmen, moeten we ons dringend de vraag stellen hoe dat komt. Ik hoor voortdurend spreken over het departement LIN, het grootste dat we hebben en waar alle mogelijke zaken in zitten Ruimtelijke Ordening, Water, Landbouw, enzovoort , maar men slaagt er niet in om alles op elkaar af te stemmen. Met het beter bestuurlijk beleid zal dat misschien veel beter worden, hoewel ikzelf denk dat het alleen maar erger zal worden.
Een volgend mankement in het hele verhaal is dat de gemeenten de kostprijs moeten voorschieten. De overheid is sowieso een onbetrouwbare betaler. Ik kan u de voorbeelden geven in Monumentenzorg waarbij we 20, 30 of 40 miljoen mogen voorschieten omdat Monumentenzorg van het departement LIN er niet in slaagt om tijdig voorschotten aan kerkfabrieken te betalen. U kunt zeggen dat dit een belachelijk probleem is, maar dat is niet zo. Het is aanwezig op een hele hoop terreinen. Minister Peeters komt net binnen: op het gebied van leefmilieu komen we precies hetzelfde tegen, we moeten nog betalingen krijgen van 2001 en 2002 in verband met milieuconvenants die we hebben afgesloten met de vorige minister.
Dan zijn er de beroemde studies. We worden met studies om de oren geslagen, mijn bureau ligt vol met studies. Wanneer ergens een kruispuntje moet worden aangelegd, moet er een streefbeeldstudie, een mobiliteitsstudie en ik weet niet welke studie nog worden opgemaakt. De studiebureaus schrijven gewoon over wat al in andere studies staat en ze vragen daar het volle ereloon voor. Mijnheer de minister, u hebt een vraag van mij beantwoord over streefbeeldstudies: er wordt een indrukwekkende som betaald voor streefbeeldstudies. De tekeningen die erin staan, zijn echt indrukwekkend, ze hebben een meerwaarde die ik zelden heb meegemaakt. We zijn nu echter aan het overhellen naar de andere kant. De studiebureaus halen dingen uit het mobiliteitsplan en uit andere plannen en ze zetten dat in een nieuwe studie. Het wordt vaak een doublure van een hele hoop studies.
In de kranten is de beeldvorming ontstaan bij de buitenwacht dat de stomme gemeentebesturen er niet in slagen fietspaden aan te leggen op hun grondgebied. Ik dring er samen met de heer Peeters op aan om op korte termijn uitsluitsel te geven aan de gemeenten wat er moet gebeuren met het beroemde mobiliteitsconvenant, wat op zichzelf een zeer goed instrument is. Nu is het echter zo dat er al negentien modules zijn en dat is niet meer te volgen.
Ik heb geen vragen maar een aantal bedenkingen. Gemeentebesturen beginnen met heel veel enthousiasme aan een aantal dingen, maar achteraf blijkt dat de overheid haar verplichtingen niet nakomt. Dat vind ik een spijtige ontwikkeling want het geeft alleen maar aanleiding tot achterdocht en daar is niemand mee gediend, en de bevolking zeker niet.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik heb een gecordineerd antwoord van minister Peeters en mezelf. We betreuren erg de perceptie die is ontstaan, mijnheer Peumans. Noch minister Peeters, noch ikzelf zijn daar verantwoordelijk voor. Het is absoluut niet de bedoeling om de verantwoordelijkheid ervoor bij de gemeenten te leggen.
Laat me toe eerst enkele zaken te verduidelijken voor ik inga op de gestelde vragen. Zoals u allen weet, realiseert het Vlaamse Gewest fietspaden langs de N-wegen via twee kanalen: enerzijds staat de eigen administratie Wegen en Verkeer in voor de realisatie van een aantal fietspadenprojecten; anderzijds kan, na een onderlinge overeenkomst tussen het gewest en de lokale overheid, een fietspaddossier voor uitvoering doorgeschoven worden naar de gemeente. Deze methodiek is beter bekend als de module 13 van het mobiliteitsconvenant. Het is klaarblijkelijk vooral dit laatste beleidsinstrument dat door een aantal interpellanten in vraag wordt gesteld.
De module 13 werd gelanceerd in 1999. De toenmalige Vlaamse minister van Openbare Werken ondertekende de eerste overeenkomsten met de gemeenten, een kleine twintigtal dossiers, in het najaar van 2000. Een jaar later piekte de module 13 met 35 ondertekende dossiers voor een globaal subsidiebedrag van 53,3 miljoen euro. Sindsdien zit de module als beleidsinstrument op kruissnelheid, want jaarlijks worden 30 tot 40 modules ondertekend voor een globaal jaarlijks subsidiebedrag dat schommelt rond 35 tot 40 miljoen euro. Eind 2004 had het Vlaamse Gewest in totaal ruim 150 modules 13 afgesloten. Daar is een subsidiebedrag mee gemoeid van 175 miljoen euro.
Eens een module 13 door de Vlaamse minister ondertekend is, volgt zo spoedig mogelijk een budgettaire vastlegging van de geraamde kostprijs van studie, onteigeningen en eigenlijke materile aanleg. Omwille van de wetgeving op de Rijkscomptabiliteit dient het Vlaamse Gewest zo te handelen: iedere verbintenis moet meteen budgettair ingedekt worden. Dat betekent dat de vastlegging in de loop van de procedure van een module 13 veel en veel vroeger komt dan wanneer het Vlaamse Gewest zelf fietspaden aanbesteedt. In laatstgenoemde procedure gebeurt de vastlegging van iedere aankoop van een onroerend goed, een onteigening dus, na het verlijden van de akte en de vastlegging van de werken bij het gunnen van de opdracht. In het kader van module 13 gaat de eenmalige, globale vastlegging de gunning van de werken lang vooraf.
Deze omstandigheid vormt zeker een eerste plausibele uitleg waarom er bij toepassing van een module 13 zoveel meer tijd verstrijkt tussen de vastlegging en de uiteindelijke aanleg van het fietspad. Dit wil niet zeggen dat de procedure daarom veel langer duurt. Aan de administratie werd trouwens begin mei reeds gevraagd om tegen medio juni alle gemeenten te bevragen naar de stand van zaken van alle afgesloten module 13-dossiers en naar de redenen van het eventueel niet of traag vorderen van het verdere verloop van deze dossiers. Een overzichtstabel met de bedragen per jaar vastgelegd voor de aanleg van fietspaden onder toepassing van module 13 maak ik over aan de commissiesecretaris ten behoeve van de leden.
In totaal bedraagt het subsidiebedrag van 1995 tot en met 2004 175.116.693 euro. Het investeringsbedrag van AWV over dezelfde periode bedraagt 175.716.827 euro. Samen is dat goed voor ongeveer 350 miljoen euro. Op de begroting was een hoger subsidiebedrag ingeschreven. Hiermee wordt echter niet alleen de subsidie voor het aanleggen van fietspaden vastgelegd, maar ook de subsidies voor module 10, voor veilige schoolomgevingen of de overdracht van wegen bijvoorbeeld.
Op dezelfde overzichtstabel staan de effectief gerealiseerde fietspaden. Hieruit blijkt dat er in het kader van module 13 voor 11.779.000 euro fietspaden is gerealiseerd, goed voor tien projecten. Op dit moment zijn er dertien fietspadprojecten aanbesteed die nog niet af zijn. Dit betekent dat ze binnen nu en een jaar gerealiseerd zullen zijn. Daarnaast worden er ook fietspaden gerealiseerd door de herinrichting van doortochten of de heraanleg van wegvakken.
Er was een vraag over een betere cordinatie met de provincie. Een aantal interpellanten heeft er terecht op gewezen dat de problemen zich vooral situeren op het vlak van eigendomsrecht, vergunninghoudende maatschappijen en milieubeleid.
Op die aspecten heeft de provinciegouverneur niet direct impact. Het aanslepen van de projecten van de modules 13 is trouwens niet te wijten aan een slechte samenwerking tussen de diverse Vlaamse administraties. De bereidheid om samen te werken, is zeker aanwezig. Ook voor de eigen projecten van AWV is zulke samenwerking vereist, en die verloopt doorgaans uitstekend.
De heer Jan Peumans: Kunt u dat laatste nogmaals herhalen?
Minister Kathleen Van Brempt: De bereidheid om samen te werken is zeker aanwezig. Ook voor de eigen projecten van AWV is samenwerking vereist, en die verloopt doorgaans uitstekend. Het project Beter Bestuurlijk Beleid zal ervoor zorgen dat in deze samenwerking nog een stap verder wordt gezet. Mijnheer Peumans, u ziet dat de wil aanwezig is.
In het verleden zaten de bevoegdheden voor het aanleggen van fietspaden en het plaatsen van rioleringen bij verschillende ministers. Toch heeft AWV steeds initiatieven genomen om haar programmas in de mate van het mogelijke af te stemmen op de respectievelijke investeringsprogrammas van zowel de Vlaamse Milieumaatschappij als van andere instanties. Momenteel zijn de bevoegdheden Openbare Werken en Leefmilieu verenigd onder n minister, en wordt eraan gewerkt om deze samenwerking verder te optimaliseren. Er zijn dus ook voordelen aan de opsplitsing Mobiliteit en Openbare Werken dat nu bij Leefmilieu zit.
In de loop van 2003 heeft de administratie Wegen en Verkeer een intens overleg opgestart met de Dienst der Domeinen van de FOD Financin. Dit overleg leidde tot een lijst van technische desiderata die door de Dienst der Domeinen aan AWV werd toegestuurd en moet toelaten innemingen vlotter en sneller aan te kopen. Een deel van de problemen is opgelost, maar ik verheel niet dat we initiatieven kunnen nemen om dit vlotter te laten verlopen. Ik geef het voorbeeld van verkeersveiligheid. Dat kan een goede reden zijn om innemingen vlotter en sneller te laten verlopen.
Het oprichten van een eigen Vlaams Comit van Aankoop houdt in dat deze materie geregionaliseerd wordt, wat uiteraard een zaak voor de voltallige Vlaamse Regering en andere regeringen in dit land is. Deze regionalisering werd onder het hoofdstuk Meer Vlaanderen in het regeerakkoord vermeld. Na de bevoegdheidsoverheveling moet er ongetwijfeld eerst een Vlaams eigendomsdecreet worden geschreven. Uiteindelijk dienen de Vlaamse Comits van Aankoop geoperationaliseerd. Gelet op de krappe budgettaire manoeuvreerruimte en de personeelsstop die van kracht is, zal deze horde evenmin gemakkelijk te nemen zijn.
Uw voorstel om het gewest opnieuw zelf de fietspaden te laten aanleggen kan mijns inziens de snelheid van het aanleggen van nieuwe fietspaden niet substantieel verhogen. De tijd nodig tussen de start van een nieuw project en de uiteindelijke ingebruikneming wordt voor een groot deel bepaald door de tijd nodig voor vergunningen, onteigeningen en overleg. Deze stappen moeten door AWV ook worden genomen. Op dit moment kunnen we met een dubbele snelheid werken: AWV kan zelf prioritaire fietspadprojecten aanleggen en daarnaast kunnen de lokale besturen zelf initiatieven nemen voor de realisatie van een fietspad op hun grondgebied.
Er wordt momenteel gewerkt aan de evaluatie van de convenants. Alle vragen daaromtrent komen iets te vroeg. Naar aanleiding van de commotie rond de fietspaden wordt dit versneld ingezet. De task force is momenteel bezig met de evaluatie. Zoals afgesproken zullen we het daar in de commissie in de toekomst nog over hebben.
De voorzitter: Mevrouw Bruyninckx heeft het woord.
Mevrouw Agnes Bruyninckx: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. De uitspraken van de ministers en de verslaggeving in de pers hebben een heel verkeerd beeld de wereld ingestuurd. De zwartepiet is onterecht naar de gemeenten doorgeschoven.
Ik wil nog een concreet voorbeeld geven. Einde april zijn op een fietspad langs de gewestweg R30 in Brugge twee dodelijke ongevallen gebeurd. Dit levensgevaarlijk fietspad stond volgens AWV niet op de prioriteitenlijst. Ik zal vanavond in de gemeenteraad vragen of er een module 13 is aangevraagd, maar ik vermoed van niet. Na die twee dodelijke ongevallen zijn er op een maand tijd beslissingen genomen en voorstellen gedaan tussen AWV en de stad Brugge. De voorstellen ten belope van 150.000 euro zullen door AWV worden gefinancierd. Ik vraag me af hoe het plotseling allemaal zo snel kan gaan. Ik lees een citaat voor: De voorstellen zijn ten laste van en zullen worden uitgevoerd door AWV West-Vlaanderen: raming 150.000 euro, met uitzondering van de signalisatie van het fietspad dat door de stad moet gebeuren. Dat bewijst dat er bij overmacht heel snel beslissingen kunnen worden genomen. De twee burgemeesters hier aanwezig hebben bevestigd dat het anders veel te lang duurt.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, dit is een voorafname van de eigenlijke evaluatie en ik zal daar dan ook niet te veel over zeggen. Ik kan u wel verzekeren dat bij de gemeenten niet alleen de wil aanwezig is om fietspaden aan te leggen, maar dat ze die ook effectief willen realiseren. Dit is een heel complexe materie geworden omwille van het feit dat de volledige cordinatie en de administratieve en technische lasten bij de gemeenten worden gelegd. Bovendien is samenwerking met alle andere overheden ontzettend moeilijk. Een betere afstemming dringt zich dan ook op.
Mevrouw de minister, wanneer komt de echte evaluatie er? We kunnen hier woorden aan blijven verspillen. Als u een bevraging hebt gedaan bij alle gemeenten over hoe ze de modules en mobiliteitsconvenants ervaren, dan kunnen we die hier in de commissie in de diepte evalueren. Wanneer zal dat gebeuren?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik blijf op mijn honger zitten. Wanneer komt de evaluatie er? De journalisten hebben het waarschijnlijk weer verkeerd begrepen. Ik snap niet waar u op wacht. Er is een evaluatie van het instrument mobiliteitsconvenant. Er zijn duidelijke voorstellen van de administratie. Ik hoor in de wandelgangen dat een en ander niet vlot omwille van de afstemming tussen de twee kabinetten.
Waarover zal er een bevraging bij de gemeenten gebeuren?
Minister Kathleen Van Brempt: Over de toepassing van module 13.
De heer Jan Peumans: Wat houdt die bevraging in? Heeft dit te maken met een evaluatie of niet? Weet de administratie niet wat de stand van zaken is?
U zegt dat de administraties de zaken verder zullen optimaliseren. Dat is een erg diplomatisch antwoord. Minister Peeters heeft de eer en het genoegen om zowel bevoegd te zijn voor rioleringsdossiers als openbare werken. Ik blijf erbij dat een supergroot departement er niet in slaagt om dit soort dingen op elkaar af te stemmen. De lokale besturen hebben de ervaring dat de ene afdeling binnen LIN niet ziet wat de andere doet, en dat kan niet. BBB zal dat misschien allemaal oplossen.
Bij onteigeningen voor de aanleg van fietspaden langs gewestwegen worden de eerste drie meter door de Vlaamse overheid betaald, maar de rest is ten laste van de gemeente. Ik vind dat niet kunnen. De gewestwegen zijn de verantwoordelijkheid van het Vlaamse Gewest en van niemand anders. Er zijn ambtenaren genoeg op uw departement om een cordinerende rol te spelen. Het duurt allemaal veel te lang en het is allemaal veel te complex. Langs gemeentewegen hebben gemeenten een verantwoordelijkheid, langs gewestwegen het gewest.
Ik blijf op mijn honger zitten wat betreft de evaluatie van het mobiliteitsconvenant dat vorig jaar al tijdens de bespreking van uw beleidsnota is aangekondigd.
Krijgen we nu ook een duidelijke overzichtslijst van wat is vastgelegd en wat effectief zal worden geordonnanceerd?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: De wil is heel sterk aanwezig om samen te werken en om de samenwerking te verbeteren.
Wat betreft de evaluatie van het convenantenbeleid, kan ik volgende maand een tussentijds verslag geven. Ik kan me inbeelden dat u op uw honger blijft zitten, maar het gaat over een heel belangrijk beleidsinstrument. U mag het me niet kwalijk nemen dat de task force uitgebreid overleg pleegt met alle mogelijke actoren.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mevrouw de minister, de evaluatie gaat toch over het hele convenantenbeleid en niet alleen over module 13?
Minister Kathleen Van Brempt: Dat is zo, en de evaluatie gebeurt onder de voorwaarden waarover we al hebben gesproken. Ik ben vragende partij voor vereenvoudiging zonder het instrument te verzwakken omdat ik er heel sterk in geloof.
De heer Jan Peumans: Mijnheer Peeters, de minister heeft gezegd dat ze module 13 zal bevragen bij de gemeenten.
De heer Frans Peeters: Dat heb ik inderdaad ook zo begrepen, maar ik pleit voor een totale evaluatie.
Minister Kathleen Van Brempt: Uiteraard hebben we beiden te maken met de kritiek. De hete aardappel werd onterecht doorgeschoven naar de gemeenten. Nu bereiden we een document voor om de problemen op het terrein aan te pakken en om ervoor te zorgen dat er binnenkort heel veel fietspaden effectief worden aangelegd in Vlaanderen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik heb nog weinig toe te voegen aan het antwoord van minister Van Brempt. Er is inderdaad een probleem met de aanleg van fietspaden. Dat probleem is niet nieuw en we moeten het zeker oplossen. De gevolgen kunnen immers heel ernstig zijn, denken we maar aan de dodelijke ongevallen. We mogen niet te lang treuzelen en moeten goed weten wat we doen.
Ik wil niet vooruitlopen op de zaken. Een aantal gemeenten wil het initiatief blijven nemen en de bestaande werkwijze blijven hanteren. Andere gemeenten zijn vragende partij voor een aanpak op hoger niveau, namelijk door het gewest. Ik moet samen met mijn collega-minister zoeken naar een formule waarin beide mogelijkheden overeind blijven zonder dat daarbij vertraging wordt opgelopen. We moeten kunnen overnemen van de gemeenten die dat wensen, maar moeten ook de andere gemeenten steunen die achter de autonomie van de gameenten als heel belangrijk principe, staan.
Mijnheer Peumans, als u mijn administratie aanvalt, moet u uw beweringen kunnen staven. Ik heb de plicht om mijn administratie te verdedigen telkens wanneer dat nodig is. Als er fouten worden gemaakt, wil ik die ook rechtzetten. Nu hebt u de administratie LIN iets te snel en te algemeen beschuldigd.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik nodig u uit om de evaluatie van de VVSG te lezen. Niet ik beweer die zaken, maar de VVSG.
Minister Kris Peeters: In dat geval moet ik ook eens met de VVSG spreken. Toch denk ik dat men altijd voorzichtig moet zijn. Het gaat immers om mensen die dag in, dag uit hun taak naar behoren proberen te vervullen en die hier niet aanwezig zijn om zich te verdedigen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Bruyninckx, door de heer Peeters en door de heer Glorieux werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.