Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 24/05/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Mieke Vogels tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de eventuele overheveling van de vrijetijdsinitiatieven van het Vlaams Fonds
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Vogels tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de eventuele overheveling van de vrijetijdsinitiatieven van het Vlaams Fonds.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag om uitleg heeft een geschiedenis. Mijnheer de voorzitter, u hebt zelf destijds een aantal vrijetijdsinitiatieven erkend. Het bewijs dat die u na aan het hart liggen, hebben we laatst in oktober nog gezien naar aanleiding van een vraag om uitleg.
Mevrouw de minister, in antwoord op die vraag om uitleg antwoordde u dat de vrijetijdsinitiatieven opnieuw zouden worden verlengd tot eind dit jaar. Ondertussen werd daarover gediscussieerd in de schoot van het Vlaams Fonds. Het is goed dat deze commissie een stand van zaken zou krijgen en daarbij stilstaat.
Binnen Welzijn zullen er nooit genoeg middelen zijn om vrijetijdsinitiatieven op een structurele manier uit te bouwen voor heel Vlaanderen. De vorige regering heeft terecht lijnen getrokken om duidelijkheid te creëren in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verschillende ministers. Dat was zo voor tewerkstelling en arbeid, voor vrije tijd, voor bijzondere jeugdzorg, enzovoort. Nu en dan moet orde op zaken worden gesteld, maar dat moet met heel veel zorg gebeuren voor wat gecreëerd is.
Als we de beschutte tewerkstelling vergelijken met de sociale werkplaatsen van de VDAB, dan zijn de eerste de sterke partner. Ze hebben veel meer knowhow, ervaring en bedrijfskunde. De VLAP is het eens met die overheveling. Een scheiding tussen die beide zaken is moeilijk houdbaar. De bijkomende middelen voor sociale tewerkstelling zullen in de toekomst vanuit Tewerkstelling komen, en niet vanuit Welzijn. De beschutte werkplaatsen zullen hun mannetje wel staan, en niet zomaar overgaan naar de VDAB. De sociale werkplaatsen zullen zelfs moeten opletten, want er komt veel knowhow binnen in de sector. Dat is een heel andere situatie dan voor de vrijetijdsinitiatieven.
De inclusiegedachte is iets mooi, maar inclusie is een deksel voor vele potjes. Het is een toverwoord met verschillende invullingen. Sommigen gebruiken dat om alle speciale ondersteuning weg te halen en te zeggen dat iedereen overal terecht moet kunnen. Dat gebeurt echter niet. Volgens anderen betekent inclusie het nemen van positieve maatregelen voor mensen die het minder gemakkelijk hebben, en hen de mogelijkheid bieden om eigen vrijetijdsinitiatieven op te richten. Dat is erg belangrijk.
Ik kreeg daarover een vraag naar aanleiding van het Internationaal Jaar van Personen met een Handicap 2004. Dat jaar stond in het teken van speciale initiatieven voor personen met een handicap in het kader van de vrije tijd in gewone verenigingen. Een lid van zo'n vereniging vroeg me of ze met de geplande kredieten een project kon indienen voor een binnenspeeltuin voor kinderen met een handicap. Dit staat haaks op de filosofie van de inclusie, antwoordde ik. Ze vroeg me of ik, als ik ga dansen, alleen naar een galabal ga. Ik antwoordde van niet. 'Verwacht dan van ons ook niet dat we altijd naar een gewone speeltuin gaan', was het antwoord dat ik kreeg.
Mensen zoeken hun gelijken op om hun vrije tijd mee door te brengen. Kinderen moeten in een gewone speeltuin op de toppen van hun tenen lopen. Het zou goed zijn als ze een eigen binnenspeeltuin zouden hebben. Daar kunnen ze in contact komen met andere kinderen met een handicap, en daar moeten ze niet altijd op de tippen van hun tenen lopen. Inclusie betekent niet alleen dat iedereen terecht moet kunnen in de gewone voorzieningen, maar ook dat een aantal zaken blijven gefinancierd, zeker in het kader van de vrijetijdsinitiatieven, zodat personen met een handicap die initiatieven onderling kunnen nemen.
Dat geeft een andere visie op de overdracht naar Cultuur. Binnen Welzijn zal er nooit genoeg geld zijn voor vrijetijdsinitiatieven, maar binnen Cultuur ook niet. Als we de vrijetijdsinitiatieven overdragen naar Cultuur, vrees ik dat die experimentele initiatieven niet zullen worden omgezet in een structurele aparte sector, omdat er geen middelen voor zijn. Ik vrees dat die middelen zullen worden gebruikt om incentives te geven aan gewone vrijetijdsinitiatieven. Dat zou geen goede evolutie zijn.
Indien er een eventuele overdracht op de agenda blijft staan, is het erg belangrijk dat u als minister van Welzijn een duidelijk protocol afsluit met de minister van Cultuur waarin u voor de volgende jaren de garantie krijgt dat aparte vrijetijdsinitiatieven voor personen met een handicap kunnen blijven bestaan.
De raad van bestuur van het Vlaams Fonds pleit eigenlijk voor het behoud van de VTI's in de begroting van Welzijn en dus ook in het Vlaams Fonds. De administratie van het Vlaams Fonds denkt daar echter enigszins anders over en is het tamelijk eens met de administratie van Cultuur, die vindt dat er een overheveling moet komen. Ik vrees echter dat bij een overheveling de overgehevelde middelen op korte termijn zullen worden verspreid en versnipperd binnen het beleidsdomein Cultuur.
Bij het behoud van aparte vrijetijdsinitiatieven voor personen met een handicap is het niet belangrijk of die worden betaald door Welzijn of door Cultuur. Het is vooral belangrijk dat die initiatieven blijven bestaan, zeker in een samenleving waarin het relationele aspect steeds moeilijker wordt voor iedereen en dus ook voor personen met een handicap. Zelfs de relaties die worden opgebouwd via arbeid, komen onder druk te staan, omdat er een tekort aan arbeidsplaatsen is.
Ook bij de groep van personen met een handicap treedt vergrijzing op. Om te vermijden dat mensen geïsoleerd raken, moeten aparte vrijetijdsbestedingen mogelijk worden gemaakt.
De heer Luc Martens: Mevrouw Vogels, ik kan uw gedachtegang perfect volgen. Het veld van de beschutte werkplaatsen moet echter genuanceerd worden benaderd. De situatie van de beschutte werkplaatsen in West-Vlaanderen is bijvoorbeeld helemaal anders dan in Vlaams Brabant, zeker wat de organisatie en de positionering betreft.
De sector van de beschutte werkplaatsen heeft zich willens nillens bij de overdracht neergelegd. Of dat gepaard gaat met enthousiasme, is een andere vraag. Ik weet alleszins dat er scepticisme leeft over hoe de begeleiding zal zijn. De sector van de beschutte werkplaatsen heeft immers het gevoel in het verleden verwaarloosd te zijn geweest in vergelijking met de sector van de sociale tewerkstelling. Ik herinner me nog bepaalde gesprekken die minister Landuyt heeft gevoerd. Tijdens die gesprekken had de sector van de beschutte werkplaatsen het gevoel dat er om ideologische redenen geen bijkomende inspanningen werden geleverd.
Ik denk dat inclusie onze ambitie moet blijven. Daarnaast is het toch belangrijk dat Welzijn zich door de inclusiegedachte in de praktijk om te zetten, niet uitkleedt op een manier dat alleen het bijzondere bij Welzijn blijft. Dat zou immers niet goed zijn.
Uiteindelijk moeten we een meersporenbeleid hebben vanuit Welzijn ten opzichte van Cultuur en Onderwijs, maar ook ten opzichte van veel andere sectoren. Via die meersporigheid maken we immers het meeste kans om dichter bij inclusie te komen.
Wat is de stand van zaken in verband met de overdracht?
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik kan de gedachtegang van mevrouw Vogels helemaal volgen. Ik denk dat het belangrijk is dat ook mensen met een handicap keuzevrijheid hebben. Ze moeten kunnen kiezen of ze binnen hun eigen groep willen blijven of zich willen begeven onder mensen zonder handicap.
Ik wil een voorbeeld aanhalen uit de dovengemeenschap. We probeerden ooit een bepaalde erkenning te krijgen op basis van een bepaald decreet, maar konden die niet krijgen omdat we niet aan alle voorwaarden konden voldoen. We vielen daardoor tussen twee stoelen.
Als er wordt gepraat over de overheveling naar Cultuur, moeten we heel goed opletten dat we mensen met een handicap kunnen blijven volgen. We moeten Welzijn dan nauw bij Cultuur kunnen betrekken. Ik denk daarbij aan wat zo-even is gezegd over het meersporenbeleid.
De expertise van Welzijn mag niet verwateren of versnipperd geraken, maar moet bewaard blijven. Door kinderen met een handicap de kans te geven naar gewone scholen te gaan, lopen we bijvoorbeeld het risico dat bepaalde expertise versnipperd raakt over verschillende scholen. Dat mag niet gebeuren: er moet nog iets overblijven.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Ik wil hier graag op ingaan. In werkelijkheid moeten we niet kiezen voor een of/of-, maar voor een en-en-verhaal. Dat is in ieder geval een feit.
Ik wil de problematiek vanuit een andere invalshoek belichten. Laten we even het voorbeeld nemen van het sociaal-cultureel werk. Stel dat uit het sociaal-cultureel werk elke werkvorm die gerelateerd is aan een maatschappelijk fenomeen wordt ondergebracht bij het bevoegdheidsdomein waarnaar het verwijst. Dan worden actiebewegingen die werken rond mobiliteit door de minister van Mobiliteit gesubsidieerd, en initiatieven die werken rond de milieuproblematiek door de minister van Milieu. In dat geval blijven voor het sociaal-cultureel werk enkel de zogenaamde multi-thematische organisaties over als het KAV en dergelijke.
Dan moeten we ons toch de vraag stellen of dat een verrijking inhoudt of een verarming. Mijn vraag is wat hier het bindmiddel is waar het om gaat. Gaat het om een methodische binding, een soort gelijkvormigheid in werkvorm, ongeacht de doelgroep of het thema? Of gaat het hier over een doelstelling die intrinsiek in het bevoegdheidsdomein zelf zit? Ik bedoel het volgende: als men mensen activeert en betrekt in een domein, moet men kiezen voor zoveel mogelijk methodische gelijkheid. In het domein van Cultuur worden bijvoorbeeld ook vrijetijdsactiviteiten voor senioren gesubsidieerd. Daarvoor is zelfs een bijzondere organisatie opgericht. Vanuit Cultuur worden ook bepaalde activiteiten in rusthuizen en in instellingen voor personen met een handicap gesubsidieerd. Op veel terreinen bestaat dergelijke kruisbestuiving. Wat mij intrigeert, is dat de methodische verwantschappen gegroepeerd worden, want het sociaal-cultureel werk is gespecialiseerd op het vlak van de methodiek.
Nu moeten we ons eigenlijk de vraag stellen waarmee de vrijetijdsactiviteiten voor personen met een handicap het best gebaat zijn inzake de methodiek. Ik werk niet meer op het kabinet van de minister van Cultuur en voel me dus ook niet verplicht om daarover te spreken, maar ik denk dat we op beide terreinen inspanningen moeten leveren. We moeten zowel specifieke vrijetijdsactiviteiten voor personen met een handicap mogelijk maken als de participatie van personen met een handicap in het reguliere culturele leven bewerkstelligen. Het is dus eigenlijk een vraag die niet echt van politieke aard is, het is een vraag die gesteld moet worden aan de specialisten van de methodiek van het sociaal-cultureel werk, aan de agogen van onze samenleving. Ik bezit zelf dat diploma, maar toch ga ik niet antwoorden op de vraag die ik stel.
De organisaties zoals ze nu bestaan, moeten dus een toekomst blijven hebben. Laat dat duidelijk zijn. Ik wil voorstellen een aantal mensen uit de sector gehandicaptenzorg en uit de sector sociaalcultureel werk uit te nodigen om, eventueel in dit forum, hun mening daarover te ventileren, zodat daarna een wijze beslissing kan worden genomen. Het zou kunnen dat er al een politieke beslissing is genomen, maar daar heb ik geen weet van. Ik denk alleszins dat het belangrijk is om daar wat specialisten over te horen.
Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, wat hier werd gezegd, stemt in grote mate overeen met wat er werd en wordt gezegd tijdens debatten die we daaromtrent voerden en voeren. We bevinden ons hier ook in het spanningsveld tussen de theoretische keuze die we willen maken en wat er in de praktijk vaak gebeurt. Ik veronderstel dat de doelstellingen voor iedereen in deze commissie dezelfde zijn en dat iedereen eigenlijk uitgaat van de doelstelling om die inclusie zoveel mogelijk te realiseren.
Bepaalde sprekers hebben zich hier al afgevraagd wat inclusie eigenlijk betekent. Wat betekent in de realiteit het garanderen van vrije tijd voor mensen en van de keuzes die ze daarin kunnen maken? De antwoorden daarop zijn heel verschillend, ze verschillen bijvoorbeeld naargelang de verschillende vormen van handicaps. Daarom moeten we hier een veel moeilijkere oefening maken dan bijvoorbeeld bij de overheveling van de beschutte werkplaatsen, waarbij we eigenlijk zeer gemakkelijk hebben kunnen handelen. Voor de overheveling van die beschutte werkplaatsen hebben we een protocol opgemaakt, werden een aantal waarborgen gegeven, werden de middelen overgedragen en konden we allen redelijk gerust zijn. Dat is dus niet het geval voor de vrijetijdsinitiatieven, daar spelen wel wat meer bekommernissen en wat meer nuances een rol. Het is dus niet zo evident om er met een protocol uit te geraken.
De regering heeft inderdaad eerst een advies gevraagd aan de raad van bestuur van het Vlaams Fonds. De raad van bestuur heeft beslist dat het aangewezen is dat de vrijetijdsinitiatieven gehandhaafd blijven binnen het Vlaams Fonds en dat daarvoor uiteraard ook de andere domeinen, zoals Cultuur, inspanningen moeten leveren. Ook daar hanteert men dus inderdaad de en-en-benadering. De raad van bestuur laat er dus geen twijfel over bestaan dat de vrijetijdsinitiatieven gehandhaafd moeten blijven binnen het Vlaams Fonds.
Vervolgens is er inderdaad een advies geweest van de administraties die pleiten voor een overdracht: zowel de administratie Vlaams Fonds als de administratie Cultuur hebben, na onderling overleg, een advies tot overheveling uitgebracht. We hebben dit advies opnieuw ter tafel gelegd op de raad van bestuur van het Vlaams Fonds, omdat we vonden dat de raad ook kennis moest kunnen nemen van de argumentatie in de nota van de administraties.
De raad van bestuur heeft kennis genomen van die adviezen en heeft zich opnieuw uitgesproken voor het behoud van de vrijetijdsinitiatieven binnen het Vlaams Fonds. Daarom is er nog geen beslissing genomen in de Vlaamse Regering. Welzijn en Cultuur moeten meer worden verfijnd, om na te gaan hoe we daarmee kunnen omgaan. Die afspraak hebben we gemaakt met de minister van Cultuur. Op dit moment ontbreken nog gegevens om hier genuanceerd en zorgzaam mee verder te gaan. Bepaalde initiatieven kunnen we wel categoriseren onder Welzijn, en niet onder Cultuur of vrije tijd. Initieel was het misschien de bedoeling om aan opvoedingsondersteuning of individuele coaching te doen. Andere initiatieven zijn erop gericht om de overgang mogelijk te maken naar het reguliere circuit.
Het voorstel om hierover een brede discussie te voeren lijkt me zeer zinvol, omdat het niet voldoende duidelijk is wat de repercussies zouden zijn van de doelstelling om personen met een handicap zoveel mogelijk keuzevrijheid te geven. In de praktijk is daarover echter nog veel onduidelijkheid. De overheveling is niet zo eenvoudig en kan niet zomaar met een protocol worden gerealiseerd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.