Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 28/04/2005
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Van Baelen tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de inkomsten en bestedingen van het Bossenfonds ten gevolge van de compensatieregeling
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Baelen tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de inkomsten en bestedingen van het Bossenfonds ten gevolge van de compensatieregeling.
De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, het Bosdecreet stelt dat bij ontbossing in woon- of industriegebied een compensatie moet gebeuren. Dit kan in natura gebeuren, maar het is niet altijd evident om een stukje grond te vinden van een gelijkaardige kwaliteit om te bebossen. De compensatie kan ook financieel, waarbij de ontbosser een bijdrage moet betalen aan het Bossenfonds van het Vlaamse Gewest, berekend per vierkante meter. Afhankelijk van welk soort bos op het betreffende perceel aanwezig was, bijvoorbeeld een naaldbos of een inheems loofbos, wordt eveneens rekening gehouden met een bepaalde compensatiefactor. Concreet betekent dit dat de compensatiebijdrage per vierkante meter kan schommelen tussen ongeveer 2 en 4 euro. Voor een bouwkavel van 8 are ligt de bijdrage dus tussen 1.584 en 3.168 euro, een niet onbelangrijke som voor de jonge bouwer of KMO.
Opvallend zijn de verschillen in bijdragen die vanuit de verschillende provincies aan dit fonds zijn overgemaakt. Het blijkt dat voornamelijk in de provincies Antwerpen en Limburg er een gigantisch veel hogere kans bestaat om een bijdrage te moeten betalen dan bijvoorbeeld in West-Vlaanderen. Die provincie kende in al die jaren maar 14 dossiers voor vergunde ontbossing en een compensatie via bebossing en maar 54 voor vergunde ontbossing en een financile compensatie. In de provincie Antwerpen gaat het respectievelijk over 118 en 1.267 dossiers. Veel groen is een troef voor die twee provincies. Maar het is ook een knelpunt voor de betrokkenen in de woon- of industriegebieden. Ik ga niet verder in op de cijfers: de toestand is duidelijk.
Het is echter niet zo duidelijk waaraan de inkomsten van het Bossenfonds worden besteed en wat de geografische spreiding van deze investeringen is. Alles laat vermoeden dat de return per provincie helemaal niet in verhouding staat tot de bijdragen ervan. Bovendient stelt zich een bijkomend probleem voor het bosareaal dat in handen is van de gemeenten en andere openbare besturen. Het gaat over ongeveer 25.000 hectare. Terwijl priv-eigenaars dankzij de verkoop van hun bosgronden aan het Vlaamse Gewest hun terreinen te gelde kunnen maken, is die mogelijkheid aan de gemeenten ontzegd. De gemeenten zijn dus niet in staat om hun patrimonium rendabel te maken. Verder moeten gemeenten met veel bossen ze ook onderhouden, waardoor ze in zekere zin dubbel worden gestraft.
Inzake de gemeentelijke bossen heeft het Vlaamse Gewest in de praktijk alles te zeggen. Graag had ik van de minister dan ook een antwoord op enkele vragen gekregen. Op welke basis gebeuren de herbestedingen van de gelden die het Bossenfonds ter beschikking heeft en welke projecten worden gefinancierd? Wat zijn de gehanteerde criteria? Hoe worden de middelen van dit fonds per provincie verdeeld? Kan de minister overwegen de financile compensatieregeling af te schaffen en het beleid meer te richten op steun voor de herbebossing door particuliere eigenaars? Overweegt de minister ook de openbare besturen toe te laten hun bosgronden iets meer te laten opbrengen, zoals priv-eigenaars dat al kunnen? Op dit ogenblik brengen bosgronden doorgaans niet meer dan 0,2 tot 0,3 percent op. En als de minister dat niet overweegt, waarom is dat zo?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Ik schrik van deze cijfers. De ene provincie heeft natuurlijk meer bossen dan de andere. Zou het kunnen dat elke provincie een verschillende definitie hanteert van wat een bos is, of gebeurt die beoordeling overal op dezelfde wijze?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: De druk op artikel 90bis wordt de jongste tijd opgevoerd. Vandaag hoor ik de heer Van Baelen en de VLD een signaal in die zin uitsturen. Ik hoop dat het niet zo ver komt dat artikel 90bis wordt afgeschaft. Enkele cijfers tonen aan dat de boscompensatie moet behouden blijven. Tussen 1990 en 2000 is in Vlaanderen 6.000 hectare ontbost. Sinds de invoering van artikel 90bis en het uitvoeringsbesluit is er sprake van een ontbossingsstop. Meer nog: sindsdien is het bosareaal met 2.000 hectare uitgebreid. Dat betekent dus dat we van een vermindering met 600 hectare per jaar naar een jaarlijkse groei met 500 hectare zijn gevolueerd.
De minister heeft al meermaals gezegd dat hij de nodige inspanningen zal leveren om de doelstelling van het RSV voor 10.000 hectare extra bos te realiseren. Het zal nog wel een tijdje duren vooraleer het zo ver is. In elke geval hoop ik dat hier geen impliciet pleidooi wordt gevoerd om de boscompensatie af te schaffen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte collegas, de heer Daems heeft gelijk: het parlement beslist, en de minister moet die beslissingen uitvoeren. In elk geval heb ik op dit ogenblik niet de bedoeling om artikel 90bis te wijzigen.
Wat de vragen van de heer Van Baelen betreft, wil ik eerst ingaan op de vraag op welke wijze de herbesteding van de gelden van het Bossenfonds gebeurt, en welke projecten er worden gefinancierd. De gelden van de compensatiebijdrage komen op de rekening van de afdeling Bos en Groen. Ze zijn volledig ter beschikking voor compenserende bebossing. Dat betekent dat de Vlaamse overheid met dat geld nieuwe, te bebossen terreinen kan aankopen. Op die manier treedt de Vlaamse overheid in de plaats van de vergunde ontbossers die er niet voor hebben gekozen om zelf de compenserende bebossing uit te voeren. De wetgever wil dat de compenserende bebossing zo veel mogelijk plaatsvindt in streken waar veel wordt ontbost. Dat is logisch, want de overheid wil het bosbestand op peil houden.
Het is ook zo dat er in de provincies Limburg en Antwerpen meer bos aanwezig is, zodat de kans dat er meer ontbost wordt statistisch ook groter is. Waar men gemakkelijk een vergunning kan krijgen voor compenserende bebossing en waar de druk op de open ruimte lager is, kiezen de eigenaars uiteraard meer voor compenserende bebossing in plaats van voor het betalen van een compensatievergoeding. Het resultaat van de regeling, zoals u die weergeeft, is dus het gevolg van een hele reeks beslissingen, niet het minst die van de ontbosser zelf.
Het is ook voor de overheid bij de besteding van de middelen uit het Bossenfonds niet altijd even gemakkelijk om een compenserende bebossing te realiseren. Er ligt immers een grote druk op gronden in de open ruimte en doorgaans kennen de te bebossen gronden een landbouwgebruik. Wij moeten dus steeds ingaan op de eventuele opportuniteit. Daarbij kunnen we jammer genoeg niet steeds zelf de locatie kiezen. Dat is de belangrijkste reden waarom de return niet voor 100 percent, zoals u het uitdrukte, naar de regio gaat waarin de ontbossingen zich situeren.
De aankoop van bestaande bossen valt alleszins buiten het opzet van de besteding van de middelen die gend worden via de bosbehoudsbijdrage. Immers het aankopen van bestaande bossen is per definitie geen compensatie voor ontbossingen, aangezien er dan geen nieuw bos komt in de plaats van de ontbossing.
In principe stelt de afdeling Bos en Groen elke aankoop of significant deel van een aankoopdossier dat voldoet aan de voorwaarden om beschouwd te worden als compenserende bebossing, voor op het bossencompensatiefonds. Het is aan de minister bevoegd voor leefmilieu op advies van de inspecteur van Financin voor dossiers vanaf 65.000 euro, en aan de minister bevoegd voor Begroting voor dossiers vanaf 750.000 euro om te beoordelen of de vastlegging al dan niet op het voorgestelde fonds mag gebeuren. Of het uiteindelijk ook tot een aankoop komt, hangt dan natuurlijk nog af van het feit of het op basis van de genomen vastlegging tot een akkoord met de betrokken eigenaar kan komen over de aankoop van het eigendom.
Mijnheer Van Baelen, deze informatie was u wellicht al bekend, maar ik wilde toch even in herinnering brengen wat de bedoeling is en hoe een en ander concreet verloopt. U hebt dus gelijk dat een return van 100 percent moeilijk realiseerbaar is, maar dat is wel steeds het streven van de afdeling Bos en Groen.
Over de verdeling van de besteding van dit fonds per provincie, het volgende. Ik herhaal vooraf dat we ingaan op een eventuele opportuniteit, zoals een spontane aanbieding en dergelijke. Daardoor kunnen we de locatie niet zelf kiezen. Sinds 2000 werd een totaal bedrag gend van 11.536.513,25 euro aan bosbehoudsbijdragen voor heel Vlaanderen. Dit komt overeen met een totale vergunde ontboste oppervlakte van 482,36 hectare. Daarnaast werd 238,03 hectare bebossing gerealiseerd als compensatie in natura voor vergunde ontbossingen. Met het compensatiebedrag werd momenteel reeds 26 hectare grond voor bebossing aangekocht voor een totaal bedrag van ongeveer 500.000 euro.
De realisaties zijn als volgt verdeeld over de provincies. In Antwerpen gaat het om 0,7 hectare voor 15.800 euro, in Limburg 10 hectare voor 220.585 euro, in Vlaams Brabant 7,8 hectare voor 127.181 euro, in Oost-Vlaanderen 0,6 hectare voor 13.600 euro en in West-Vlaanderen 5,8 hectare voor 123.247 euro. Deze cijfers worden u bezorgd.
Dit beeld is echter nog niet representatief aangezien er heel wat dossiers in behandeling zijn, waarvoor reeds een vastlegging is gedaan in het kader van een aankoopopportuniteit, maar waarvan de aankoop nog niet kon worden afgesloten. Belangrijke aankopen van enkele hectare kunnen dus deze cijfers sterk benvloeden.
U vroeg of ik zou kunnen overwegen om de financile compensatieregeling af te schaffen en het beleid meer te richten op de ondersteuning van herbebossing door particuliere eigenaars. Aangezien de meerderheid van de ontbossingsdossiers gecompenseerd wordt door het betalen van een bosbehoudsbijdrage, namelijk 2610 tegenover 359 dossiers waarin sprake is van een compenserende bebossing, lijkt het mij niet opportuun deze financile compensatieregeling af te schaffen. Ze maakt immers integraal deel uit van de gehele ontbossingsregeling en verschaft die regeling een extra flexibiliteit.
De regeling heeft een bewogen voorgeschiedenis gekend en was destijds het onderwerp van een intens debat in het parlement. Zoals u zei, is het principe van de hele compensatieregeling decretaal geregeld, zodat het uiteindelijk aan het parlement is om deze discussie te voeren. Daartoe heeft het ook de volstrekte vrijheid.
U vroeg of ik het beleid niet meer zou willen richten op het ondersteunen van herbebossing, dus het opnieuw beplanten of bezaaien van een gekapt bosperceel, door particuliere eigenaars. Dat draagt inderdaad mijn voorkeur weg. Daarvoor bestaan er ten andere reeds een aantal subsidieregelingen. Er is het besluit betreffende de subsidiring van beheerders van openbare en priv-bossen, dat onder meer voorziet in een subsidie voor bebossing, dus het beplanten of bezaaien van een niet met bos bezet perceel, en voor herbebossing.
Wat bosuitbreiding betreft is er ook nog een ruime subsidieregeling voor het bebossen van landbouwgronden, die eveneens openstaat voor zowel particulieren als openbare besturen. Daarnaast zijn er nog mogelijkheden om in het kader van lokale natuurontwikkelingsprojecten bebossingen en herbebossingen te ondersteunen door middel van de samenwerkingsovereenkomsten met de gemeenten en de provinciebesturen.
Ten slotte vroeg u of ik overweeg de openbare besturen eveneens toe te laten hun bosgronden, net zoals een priv-eigenaar, te rentabiliseren en zo neen, waarom niet. Uiteraard mogen openbare besturen hun bosgronden rentabiliseren zoals een priv-eigenaar. Ik moedig dan ook de bosgroepen aan waar ook openbare besturen aan kunnen deelnemen, en waardoor de beheerslasten kunnen dalen en de opbrengsten kunnen stijgen. Ik vind wel dat een openbaar bestuur zoals het gewest ook de maatschappelijke baten in rekening moet brengen wanneer we over het rentabiliseren van het openbaar bos spreken.
Sommige besturen hebben het beheer van hun boseigendommen overgedragen aan de afdeling Bos en Groen of soms aan een natuurvereniging. Omwille van deze mogelijkheden van overdracht van beheer of van een professioneler beheer in het kader van een bosgroep lijkt het verkopen aan het Vlaamse Gewest van openbare bossen mij geen goede zaak. In feite gaat het dan immers om het louter verplaatsen van belastingsmiddelen tussen overheden. Bovendien vind ik de betrokkenheid van de lokale gemeenschap bij de bossen in de leefomgeving van haar inwoners heel belangrijk.
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijnheer de minister, ik heb hier nog twee bedenkingen bij. U stelde dat de beslissing bij de ontbosser zelf ligt. Dat is juist, maar in een regio als Limburg of Antwerpen is, zoals uit de cijfers blijkt, de kans veel groter om een perceel, een bouwgrond of een KMO-grond die bebost is, aan te treffen dan in West-Vlaanderen. Bovendien wordt men bij de keuze om achteraf te bebossen of niet, opnieuw geconfronteerd met een dubbele handicap. Er moet immers een nieuw perceel worden gevonden dat niet bebost is en in aanmerking kan komen.
Het kleine aantal hectaren verbaast me. U wijst erop dat de cijfers met de nodige terughoudendheid moeten worden benaderd, maar u stelt dat er op dit ogenblik slechts 25 hectaren effectief werden uitgevoerd, los van de dossiers in voorbereiding. Daartegenover staan er de bijna 500 hectaren die niet gecompenseerd worden via het terugbebossen. Dat is een gigantische disproportie ten aanzien van het fonds. Ik dring aan op een versnelling. In Antwerpen is sprake van amper 1 hectare in herbestemming. Er is dus een gap tussen de gronden die worden ontbost en die die via het compensatiefonds terug worden bebost.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik heb nog niet geantwoord op de vraag van mevrouw Rombouts. Er is geen verschil in beoordeling tussen een bos in Limburg en een ander bos.
Mijnheer de voorzitter, ik krijg hier intussen van mijn kabinet nog meer actuele cijfers, die al een juister beeld geven omdat in de vorige cijfers een aantal dossiers niet werden meegerekend. Met het compensatiebedrag werden momenteel reeds 66 ha grond voor bebossing aangekocht voor een totaal bedrag van 1,6 miljoen euro. Ik bezorg de vraagsteller ook de aangepaste verdeling van de realisaties per provincie.
Ik wil nogmaals benadrukken dat voorzichtig met deze cijfers moet worden omgesprongen omdat er heel wat dossiers in behandeling zijn waarvoor reeds een vastlegging is gedaan in het kader van een aankoopopportuniteit, maar waar de aankoop nog niet gerealiseerd kon worden. Op dit ogenblik zou dat het geval zijn voor 2.4 miljoen euro en voor 99 ha aan vastleggingen. Voor de provincie Antwerpen ligt bijvoorbeeld een aankoopdossier voor 10,96 ha klaar, waarvoor de akte eerdaags zal worden verleden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.