Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 03/05/2005
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het voorstel van de OVAM voor een hoger energierendement uit de biomassa van huishoudelijk en industrieel afval
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het voorstel van de OVAM voor een hoger energierendement uit de biomassa van huishoudelijk en industrieel afval.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, tegen 2010 moeten we 6 percent van ons elektriciteitsverbruik realiseren met hernieuwbare bronnen. We kunnen ook gelijkaardige ambities hebben voor warmte- en stroomverbruik. De uiteindelijke doelstelling is het vervangen van fossiele brandstoffen en het verminderen van de CO2-uitstoot, waardoor Vlaanderen zijn bijdrage levert aan de Kyoto-verplichtingen.
Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen stijgt in Belgi niet zo sterk. Er zijn dus doorgedreven acties noodzakelijk. Een aanvullend element is dat milieuvriendelijke energiewinning uit afval en de inzet van biomassa als hernieuwbare energiebron hand in hand gaan.
Een aantal federale onderzoeken stellen dat tot 2025 circa tweederde van de elektriciteitsproductie zal worden opgewerkt in gedecentraliseerde installaties, en de rest in grootschalige installaties zoals windparken en eventueel ook kolencentrales.
Ook het Vlaamse afvalbeleid wil dat denkspoor volgen, zoals beklemtoond in het uitvoeringsplan hoogcalorisch afval. De grote lijnen van het plan zijn: het gebruiken van afval als vervangingsbrandstof voor fossiele brandstoffen en milieuvriendelijke gebruiken, volgens de beste beschikbare technieken, kunnen leiden tot een hoger energierendement; het overtuigen van de Vlaamse ondernemingen om afval te gebruiken als milieubrandstof voor de eigen behoeften; de ontwikkeling van lokale ondernemingen en lokale werkgelegenheid, met zekerheid van toelevering en minder afhankelijkheid van de import; een eigen energieproductie en een eigen afvalverwerking is een kostenbesparing in vergelijking met de afvoer naar derden en ten slotte het realiseren van een stabiel economisch kader in plaats van de zich snel bewegende dure en onzekere afvalmarkt.
Mijnheer de minister, na het lezen van een aantal krantenartikels en na het afleggen van een aantal werkbezoeken, ben ik geschrokken van de knowhow die we in Vlaanderen in huis hebben om dergelijke centrales operationeel te maken. Er is wel nog altijd een probleem met de prijszetting. In een studie van de OVAM staat dat er een veel hoger energierendement uit de biomassa van huishoudelijk en industrieel afval kan worden gehaald.
Ik heb al verwezen naar de afvoer naar derden. Tot op vandaag gaat 870.000 ton verloren, omdat wordt gestort of uitgevoerd naar bijvoorbeeld Duitsland. 1,2 miljoen ton afval wordt verbrand tegen een te laag rendement. Het gros van het huishoudelijk afval dat nu wordt verbrand, zet de warmte om in elektriciteit tegen een rendement van ongeveer 20 percent. Volgens OVAM-studies kan dat met de meest geschikte hoogrendementsinstallaties, met de beste beschikbare technieken, worden opgetrokken tot 80 percent. Ook in Vlaanderen zijn er een aantal bedrijven die op dat vlak tot de wereldtop behoren.
Ook financieel kan de maximale recuperatie van de energie-inhoud van deze biomassa interessant zijn. Het verwerken van 1 ton afval zou momenteel ongeveer 110 euro kosten, terwijl de energie- inhoud van 1 ton afval wordt becijferd op 70 euro.
Volgens de OVAM investeert Vlaanderen te weinig in de voorbehandeling van afval en in hoogwaardige installaties om de biomassa maximaal in energie om te zetten. Indien energie uit afval optimaal wordt gerecupereerd, kan worden voldaan aan 5 percent van de totale energievraag. Ik denk dat het de moeite waard is om dat verder te onderzoeken en te ondersteunen.
Tot slot meent de OVAM ook dat het opwekken van warmte door biomassa moet worden gestimuleerd. Momenteel worden enkel groenestroomcertificaten uitgereikt voor elektriciteit die uit biomassa wordt opgewekt, en warmtekrachtcertificaten voor ovens op aardgas. Warmtekrachtkoppeling op basis van biomassa krijgt voorlopig geen enkele steun, als ik de notas van de OVAM goed heb gelezen.
Mijnheer de minister, kunt u bijkomende maatregelen nemen om het energierendement van biomassa uit huishoudelijk en industrieel afval op te voeren? Volgens de OVAM-studies kan dat. In welke mate worden investeringen in hoogrendementsinstallaties momenteel gestimuleerd? Kunt u bijkomende of nieuwe initiatieven nemen om investeringen in dergelijke installaties te stimuleren? Kunnen bijvoorbeeld groenestroomcertificaten of WKK-certificaten verleend worden voor het extra rendement uit de warmte van deze installaties?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben over deze zaken ook al in de Commissie voor Leefmilieu gedebatteerd.
Mijnheer Decaluwe, u houdt een sterk pleidooi voor het aanmoedigen van alternatieve voorbehandelingsinstallaties. Ik kan dat enkel maar ondersteunen.
De combinatie van de voorbehandeling, die het restafval verder bewerkt, met een hoogcalorische verwerking in een installatie zoals vandaag in Oost-Vlaanderen wordt gebouwd, kan het energetisch rendement enorm opdrijven.
Binnenkort zal in Duitsland geen huishoudelijk afval meer worden gestort. Ook in het kader van ons zelfvoorzieningsprincipe is het nuttig en belangrijk dat we de installaties maximaal kansen geven.
Ik wil nogmaals mijn pleidooi herhalen om in het kader van de heffingen een positief discriminatiebeleid te voeren voor installaties die afval voorbehandelen en daarna naar een hoogcalorische verwerking sturen. Dat is trouwens vorig jaar door de regering afgesproken, maar het komt jammer genoeg niet aan bod in het recentste verzameldecreet inzake leefmilieu.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, de heer Daems pleit voor meer voorbehandelingsinstallaties. Ik wil er echter op wijzen dat ook hier de intercommunales en de gemeenten een grote rol zullen moeten spelen. Diverse initiatieven die de vorige jaren zijn opgestart hebben het niet gehaald. Alle niveaus zullen moeten worden gesensibiliseerd om tot resultaten te komen. Dan gaat het niet alleen over werken met heffingen. We moeten ook letten op de veranderende context. Het storten zal worden beperkt, ook in Duitsland. Er zijn dus nog meer en andere middelen nodig.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik heb al het genoegen gehad over dit onderwerp van gedachten te wisselen met de twee leden die lid zijn van de Commissie voor Leefmilieu. Ik ken dus het standpunt van de heer Daems over die heffingen.
Ik ga in op de eerste vraag. Voor WKK-installaties die werken op biomassa, zal ik binnenkort een voorstel voorleggen aan de Vlaamse Regering om de referentierendementen op onderbouwde wijze aan te passen, zoals al werd vermeld in mijn beleidsnota Energie. Om technische redenen kampen deze installaties met problemen om de voorwaarde van een primaire energiebesparing van 5 percent ten opzichte van de gescheiden opwekking te behalen. Op deze wijze zullen ook dergelijke performante installaties in aanmerking kunnen komen voor de toekenning van WKK-certificaten.
Dan was er de vraag in welke mate investeringen in dergelijke hoogrendementsinstallaties momenteel worden gestimuleerd. Het regeerakkoord bepaalde de stimulering van investeringen in hernieuwbare energie en in energie-efficintie. De Vlaamse Regering keurde op 1 oktober 2004 dan ook het besluit tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen goed. Een van de steunmaatregelen in dit kader is de mogelijkheid tot steun voor afvalverbranding met energierecuperatie. Volgens Vlarem II moeten biomassa-installaties vanaf 50 megawatt verplicht voorzien zijn van een WKK-installatie, tenzij wordt aangetoond dat dit economisch of technisch niet haalbaar is. Bij de acties van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke afvalstoffen 2003- 2007 is opgenomen dat de bestaande en eventuele nieuwe huisvuilverbrandingsinstallaties een haalbaarheidsstudie met BBT-invalshoek uitvoeren om het energetische rendement te optimaliseren. Er is eveneens de regeling waarbij in een fiscale aftrek voorzien is voor energiebesparende investeringen of investeringen voor de productie van hernieuwbare energie. Tevens kan het toekennen van groenestroomcertificaten een extra stimulans zijn om het elektrische rendement te verhogen.
Dan is er de vraag naar nieuwe of bijkomende initiatieven. Afvalverbrandingsinstallaties halen een elektrisch rendement van 14 percent als we het hebben over de oude tot 20 percent als het gaat over de nieuwe. Dit rendement kan worden verhoogd door ook de restwarmte te benutten. Dan hebben we het over warmtekrachtkoppeling. Aangezien warmte, in tegenstelling tot elektriciteit, niet over lange afstanden kan worden vervoerd, moet er in de onmiddellijke omgeving een belangrijke warmtevraag zijn. Van de elf bestaande verbrandingsinstallaties zijn er acht uitgerust met energierecuperatie voor elektriciteitsproductie, waarvan twee ook WKK toepassen. De theoretische mogelijkheid waardoor het rendement van de zes installaties zonder warmterecuperatie kan worden verhoogd, is de vestiging van grote warmteverbruikers in de nabije omgeving. Er zijn dan nog drie verbrandingsinstallaties die geen elektriciteit produceren, en ook slechts beperkt warmte recupereren. Een daarvan sluit eind 2005. De twee andere zijn ook oudere installaties. Het gaat daarbij over 7 percent van de Vlaamse afvalenergie- inhoud. Naast de resterende operationele leeftijd van deze installaties rijst hier hetzelfde probleem van de beschikbaarheid van de lokale warmtevraag.
Dan was er de vraag of bijvoorbeeld groenestroomcertificaten of WKK-certificaten kunnen worden verleend voor het extra rendement uit de warmte van deze installaties. Zoals vermeld is het centrale element het fysisch kunnen benutten van de gegenereerde warmte. In Vlaanderen is er tot nu toe voor gekozen om groene warmte te ondersteunen via het instrument van de ecologiesteun en via het systeem van de WKK-certificaten, dat sinds 1 januari 2005 in werking is getreden. Warmtekrachtcertificaten worden toegekend voor de energiebesparing die wordt gerealiseerd door warmtekrachtkoppeling.
Momenteel is het belangrijk dat we de al bestaande certificatensystemen in Vlaanderen operationeel houden, met de nodige rechtszekerheid.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.