Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 19/04/2005
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het creren van een maatschappelijk draagvlak voor het project ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Meyer tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het creren van een maatschappelijk draagvlak voor het project ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, op 26 januari 2005 heeft de plenaire vergadering met een ruime meerderheid een resolutie betreffende het project ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium goedgekeurd. Deze resolutie draagt de Vlaamse Regering op om bij de verdere uitvoering van het beleid rekening met enkele principes inzake de gemeenschappelijkheid, de integraliteit, de veiligheid, de natuurlijkheid, de toegankelijkheid voor landbouw, het uitvoeringstraject en de besluitvorming te houden. Met betrekking tot de natuurlijkheid en de toegankelijkheid voor landbouw dienen zich evenwel enkele vragen aan.
Wat de natuurlijkheid betreft, vraagt de resolutie de Vlaamse Regering in overleg te treden met de Europese Commissie om na te gaan in hoeverre de gehanteerde methodologie voor de bepaling van de instandhoudingdoelstellingen en de voorstellen voor de invulling van die doelstellingen noodzakelijk, aanvaardbaar en voldoende zijn om te beantwoorden aan de Europese vogel- en habitatrichtlijnen en in dit kader na te gaan in welke mate de natuurprojecten die eventueel niet als absoluut noodzakelijk worden beschouwd later als natuurcompensatieproject voor toekomstige ingrepen mogen worden beschouwd. Dit laatste slaat op het principe van de habitatbanking.
Uit diverse contacten blijkt evenwel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de Europese Commissie de mogelijke voorstellen inzake de instandhoudingdoelstellingen zal beoordelen. De lidstaten moeten zelf beslissen in welke mate deze worden ingevuld en de Europese Commissie beperkt zich tot het behandelen van mogelijke klachten over gebrekkige instandhoudingdoelstellingen.
Daarnaast zou ook het principe van de habitatbanking niet worden aanvaard door de Europese Commissie. Mijnheer de minister, werd reeds overleg gepleegd met de Europese Commissie over de gehanteerde methodologie? Wat heeft dat overleg opgeleverd?
Klopt het dat de Europese Commissie geen advies zal geven over de instandhoudingdoelstellingen? Op welke wijze worden de instandhoudingdoelstellingen onder deze omstandigheden getoetst aan de Europese vogel- en habitatrichtlijnen? Door wie gebeurt dat?
Lijkt het u raadzaam om enkel de wettelijk noodzakelijke natuurcompensatieprojecten uit te voeren, aangezien het principe van habitat-banking blijkbaar niet wordt aanvaard?
Collegas, met betrekking tot landbouw vraagt de resolutie onder andere een actieve betrokkenheid van de landbouw bij de verdere planvorming en bij de uitvoeringsfase. Daarnaast vraagt het Vlaams Parlement onder meer via een landbouweffectenstudie na te gaan welke gebieden met de minste schade door de landbouw kunnen worden aangesneden, om te voldoen aan de natuurinstandhoudings- en veiligheidsdoelstellingen.
Ondanks de uitdrukkelijke vraag van het Vlaams Parlement om meer rekening te houden met het aspect landbouw bij de verdere uitvoering van de ontwikkelingsschets, bestaat op het terrein grote ongerustheid. De landbouwsector heeft op het moment dat ik mijn vraag opstelde of had als ik kijk naar de voorbije dagen nog steeds het gevoel niet betrokken te worden bij de aanduiding van de overstromingsgebieden.
De administratie Waterwegen en Zeekanaal voert een eigengereide koers die geen rekening houdt met de bindende bepalingen van de resolutie. Zo zou AWZ de overstromingsgebieden willen aanduiden zonder overleg met de landbouwsector en zonder rekening te houden met de landbouweffectenstudie, die moet voorafgaan aan een afbakening. Deze werkwijze draagt niet bij tot de verbreding van het draagvlak voor het project ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium.
Mijnheer de minister, de voorbije tien dagen is er blijkbaar enige evolutie. Ik veronderstel dat de aangekondigde interpellatie en de brieven die zijn verstuurd een bijdrage hebben geleverd tot deze, vooralsnog op gang komende, kentering. We hopen dat de kentering zich zal doorzetten.
Mijnheer de minister, welke procedure zal worden gevolgd om te komen tot een maatschappelijk gedragen afbakening van de overstromingsgebieden? Wat is de huidige werkwijze van de administratie Waterwegen en Zeekanaal? Is die aan u voorgelegd?
Zijn de landbouweffectenrapporten reeds opgemaakt en goedgekeurd? Op welke wijze wordt rekening gehouden met deze landbouweffectenstudies, zoals gevraagd door het Vlaams Parlement?
Mijnheer de minister, hoe wilt u werken aan een groter draagvlak voor de moeilijke beslissingen die moeten worden genomen tegenover landbouwers en medegebruikers van het platteland? Hoe verloopt de communicatie en het overleg met de landbouwsector en de medegebruikers van het platteland in de recreatieve sector, voor het aanduiden van overstromingsgebieden?
Mijnheer de minister, ik wil er nog een bijkomende vraag aan toevoegen in verband met het flankerende beleid. Houdt u hiermee rekening in de meerjarenbegroting? Ik denk dat het van groot belang is dat de nodige voorzieningen worden getroffen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, wat de heer De Meyer zegt, gaat weer over de beroemde administratie AWZ. De administratie is niet gewend om met de burger te communiceren. Dat is geen verwijt, dat is gewoon een vaststelling.
Mijnheer de minister, ik denk dat u hun kunt leren met de bevolking om te gaan zoals de administratie Wegen en Verkeer nu doet. Door de mobiliteitsconvenants is AWV verplicht te overleggen.
Vroeger kwam een ingenieur zeggen hoe iets werd uitgevoerd.
Ik denk dat AWZ een cultuurachterstand heeft van 10 tot 15 jaar. Ook op het grondgebied van mijn gemeente stel ik dat vast. Deze mensen hebben dat nooit geleerd. Waar zouden ze het geleerd hebben? Dat is niet als verwijt bedoeld, maar het is een bezorgdheid. Zeker om met landbouwers te communiceren, moet men flink geoefend zijn.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer De Meyer, u stelt de vraag over het flankerende beleid aan mij. Er is natuurlijk ook nog de minister van Landbouw. Ik ga ervan uit dat er een flankerend beleid komt, maar dat kost geld. We moeten dus bekijken op welk budget dat zal worden gemputeerd. Mijnheer De Meyer, ik vermoed dat dat niet de eerste zorg is van u of van de landbouwsector. U wilt dat er een flankerend beleid, met de nodige middelen en maatregelen, komt. Ik zal hierover verder overleg plegen met de minister van Landbouw in het kader van de besprekingen van de meerjarenbegroting.
Mijnheer Peumans, iedereen kan verbeteren. Ook vanuit de administratie is communicatie met de burger en de bedrijven belangrijk. Gezien het delicate karakter van dit manoeuvre, is communicatie van essentieel belang. Ik heb in mijn nieuwe job al wat meegemaakt inzake miscommunicatie, slechte communicatie en heel goede communicatie. Ik denk dat we de administratie verder moeten stimuleren in goede communicatie.
Mijnheer De Meyer, er is al overleg gepleegd met de Europese Commissie. Er was informeel overleg met ambtenaren van de Europese Commissie over de ontwikkelingsschets 2010, in het bijzonder over de vogel- en habitattoets. In die gesprekken is vooral ingegaan op het bijzondere karakter van de ontwikkelingsschets, en op de samenhang die daarin is aangebracht tussen de maatregelen voor verruiming, natuur en veiligheid.
De onderwerpen instandhoudingdoelstellingen en habitat-banking zijn zijdelings aan bod gekomen tijdens het informele overleg. Over de instandhoudingdoelstellingen is informatie verstrekt over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding. Over habitat-banking is gezegd dat het geen vrijgeleide mag zijn voor andere ingrepen. Het doel van sustainable development moet centraal blijven staan.
De eerste reactie van de vertegenwoordigers op de gevolgde aanpak voor de ontwikkelingsschets, was instemmend. Gezien het informele karakter van het overleg kunnen daaraan uiteraard geen rechten worden ontleend. Omdat de vogel- en habitattoets is uitgevoerd op strategisch niveau, zal deze formeel op projectniveau moeten worden herhaald. Dat is ook zo aan de Europese Commissie medegedeeld, en zij heeft bevestigd dat dat ook moet.
De vaststelling van de instandhoudingdoelstellingen is een eigen verantwoordelijkheid en verplichting van de lidstaten. Zij zijn het ook die deze zullen toetsen aan de richtlijnen en in het bijzonder aan de aanmeldings- en aanwijzingsbesluiten voor de betrokken gebieden. De lidstaten zullen dat op hun eigen wijze kunnen doen. In Vlaanderen is voor de Europese Commissie de afdeling Natuur van Aminal de competent authority. In Nederland is dat het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
De Europese Commissie zal zich daarmee niet bezighouden, tenzij er klachten komen dat de lidstaten hun werk op het punt van de richtlijnen niet goed doen. De competent authority keurt de instandhoudingdoelstellingen goed en meldt dat op dat moment ook aan de Europese Commissie, met de nodige motivatie. Eventuele klachten worden hieraan getoetst en zullen, als de lidstaat zijn werk goed heeft gedaan en daar gaan we van uit , zonder gevolg worden geklasseerd.
Inzake habitat-banking is afgesproken dat de bevoegde autoriteiten in Vlaanderen en Nederland de toepassing van deze methodiek voor reservering van toekomstige compensaties gezamenlijk bepleiten bij de Europese Commissie.
Het enkel uitvoeren van wettelijk noodzakelijke natuurcompensatieprojecten is in de ontwikkelingsschets niet aan de orde. In de ontwikkelingsschets zijn geen compensatiemaatregelen opgenomen. Die zijn voor de verdieping van de Schelde vooralsnog niet aan de orde. De natuurmaatregelen in de ontwikkelingsschets betreffen autonome maatregelen die noodzakelijk zijn om de natuur van het estuarium in een gunstige staat van instandhouding te brengen, in de zin van de vogel- en habitatrichtlijn, en om een eerste stap tot 2010 te zetten in het herstel van de natuurlijke omgeving van het estuarium, volgens het streefbeeld van de langetermijnvisie. Men gaat hierbij uit van het voorzorgsprincipe.
Door de Scheldeverdieping zal er een beperkte invloed zijn op het functioneren van het Schelde-ecosysteem. Door een hele reeks maatregelen te nemen ten voordele van een beter functioneren van dat ecosysteem, zoals omschreven in de nota van de Vlaamse Regering van 17 december 2004, zorgen we ervoor dat de duurzaamheid en de robuustheid van de Schelde niet in gevaar komen. Vandaar dat de hele discussie over het al dan niet aanvaarden van habitat-banking door de Europese Commissie in deze fase van de geplande werken niet terzake doet.
Mijnheer De Meyer, het is mij trouwens niet bekend dat het principe van habitat-banking niet zou worden aanvaard door de Europese Commissie. Uiteraard moet worden voorkomen dat het wordt misbruikt en dat het een vrijgeleide wordt voor allerlei ingrepen die ten koste gaan van de duurzame ontwikkeling van de natuurlijkheid van het estuarium.
De grote lijnen van de gehanteerde werkwijze om overstromingsgebieden en/of natuurgebieden af te bakenen, zijn opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2004.
Met betrekking tot landbouw is door de administratie Waterwegen en Zeekanaal NV, afdeling Zeeschelde, aan de Vlaamse Landmaatschappij gevraagd een landbouweffectenstudie uit te voeren van alle gebieden die in aanmerking komen en waar nog keuzemogelijkheden zijn.
Deze landbouweffectenstudie is, samen met het overleg met de landbouworganisaties, mede bepalend voor de uiteindelijke keuzes. Mijnheer De Meyer, we hebben dus al inspanningen gedaan. Op elke vraag die hier wordt gesteld, wordt door de administratie zoveel mogelijk ingespeeld, om de vraag zonder voorwerp te maken. Vragen hebben dus bijkomende effecten voor het preventief oplossen van een en ander.
Voor alle duidelijkheid: het gebeurt dus in overleg met de landbouworganisaties. Voor de landbouw prioritaire gebieden worden op deze manier zoveel mogelijk buiten het plan gehouden. Indien er toch een overstromingsgebied op die locatie noodzakelijk is, gebeurt dat op een wijze waardoor de impact wordt geminimaliseerd.
Door middel van een landbouweffectenrapport, dat eveneens door de VLM wordt uitgevoerd, zal vervolgens onderbouwing worden geleverd voor de flankerende maatregelen. Gezien de delicate operatie, moeten we op basis van de studie alles doen om de impact op de landbouw zo minimaal mogelijk te houden. Als het toch moet gebeuren, zal het met duidelijke flankerende maatregelen gebeuren.
Het LER zal volledig klaar zijn en als ondersteunend document dienen bij de beslissingen van 1 juli 2005 zoals ook in de ontwikkelingsschets 2010 staat over de actualisatie van het Sigmaplan. Deze studie is, samen met het overleg met de landbouworganisaties, bepalend voor de uiteindelijke keuzes. Op die manier wordt ernaar gestreefd een meest wenselijk alternatief te definiren.
Na de beslissing van de Vlaamse Regering zullen landbouweffectenrapporten op projectniveau worden opgesteld.
De laatste vraag betrof het draagvlak. Bij het doorlopen van het traject voor het bepalen van het meest wenselijke alternatief moet en zal er permanent gecommuniceerd worden met de Vlaamse administraties, die nog heel wat verbeteringen kunnen aanbrengen, en met de belangengroeperingen. Tijdens het verdere beslissingsproces, waarin er RUPs, project-MERs en dergelijke worden opgesteld, zullen alle lokale partijen nog geconsulteerd worden. Ik zal er als minister zelf op toezien dat de communicatie en informatie goed verlopen. Mocht dat niet het geval zijn, dan zult u me zeker opnieuw interpelleren om me op de vingers te tikken. Quod non, hoop ik.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord, en voor uw engagement. We kunnen er alleen maar op aandringen dat het intussen begonnen overleg met de nodige intensiteit zal worden voortgezet. Onze zorg is immers dat we voor dit belangrijke project het nodige maatschappelijke draagvlak moeten creren. Ik zal de schriftelijke neerslag van uw antwoord nog verder bestuderen, want dit zal waarschijnlijk niet de laatste vraag hierover geweest zijn. De komende maanden zullen we er wellicht nog opnieuw over debatteren.
Voor wat betreft het flankerende beleid, is voor de betrokkenen de vraag waarvandaan de financile middelen moeten komen, minder belangrijk. Essentieel is dat ze voorhanden zijn.
U vroeg zich af waarom deze vraag aan u wordt gesteld, en niet aan de minister-president of de minister voor Landbouw, maar ook de VLM is bij deze zaak betrokken, en die ressorteert onder de minister voor Leefmilieu. Bovendien werden we tijdens de hoorzittingen geconfronteerd met fabelachtige cijfers, zoals het bedrag van 20 miljard voor de projecten met betrekking tot de natuurlijkheid. Ik meen dat, als we deze sommen horen, we dan ook mogen verwachten dat er middelen zullen zijn voor de compensaties.
Ik pleit dus voor een heel grote betrokkenheid van de gemeentebesturen. Over de technische aspecten van de keuze van de gebieden kunnen polders en wateringen zinvolle suggesties doen. We moeten er zeker voor zorgen dat de gebruikers, enerzijds de land- en tuinbouwsector en anderzijds de recreanten, betrokken worden in het besluitvormingsproces in de diverse gemeenten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.