Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 19/04/2005
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, en tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de evaluatie van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen betreffende de verkeersveiligheid en de uitvoeringsbesluiten ervan
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Peumans tot mevrouw Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, en tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de evaluatie van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen betreffende de verkeersveiligheid en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, ik vind het eigenlijk vervelend dat ik deze vraag om uitleg opnieuw moet stellen. Ik heb in de pers allerlei artikels over mogelijke en onmogelijke adviezen gelezen. Vooral het middenveld heeft zich op dit vlak zeer actief getoond.
Op 18 januari 2005 heb ik de minister over dit onderwerp geïnterpelleerd. Hierbij heb ik haar visie op de aangekondigde evaluatie op Vlaams niveau van de zogenaamde nieuwe verkeerswet gevraagd. De minister heeft toen verklaard dat het voor haar evident is dat de Vlaamse Regering zich bij het evalueren van de voorstellen tot wijziging van de verkeerswet onder meer op de in het Vlaams Regeerakkoord opgenomen beleidsopties zal baseren. Bij de besprekingen van de beleidsnota Openbare Werken en van de beleidsnota Mobiliteit heeft de minister duidelijk gesteld dat Vlaanderen tijdens de evaluatie een duidelijke stem zou hebben.
We bevinden ons inmiddels drie maanden verder. We kijken vol verwachting uit naar de bijdrage die het Vlaamse Gewest tot de evaluatie zal leveren. Ondanks de pogingen die ik heb ondernomen, heeft de Vlaamse Regering tot vandaag nog geen visie openbaar gemaakt.
Mevrouw de minister, hebt u reeds het advies van de Vlaamse Regering gevraagd? Op 18 januari 2005 hebt u, in uw antwoord op mijn interpellatie, het volgende verklaard: 'De federale minister heeft me bevestigd dat het de bedoeling is dat de gewesten de gelegenheid krijgen om hun visie kenbaar te maken tijdens het interministerieel comité, dat via de gebruikelijke procedure van betrokkenheid zal werken, en dit op korte termijn.'
Heeft het interministerieel comité ondertussen al eens vergaderd? Hier wordt vaak naar dit comité verwezen. Het overleg tussen de gewesten is in de vorige vraag om uitleg ook al aan bod gekomen. Ik weet evenwel niet of het interministerieel comité al heeft vergaderd. Indien niet, kunt u ons dan vertellen wanneer dit zal gebeuren?
In uw antwoord op mijn interpellatie hebt u destijds verklaard dat een aantal ambtenaren van uw administratie deze zaak in de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid opvolgen. Op die manier kan misschien nog een tipje van de sluier worden opgelicht. Welke standpunten hebben die ambtenaren tot nu in de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid ingenomen? Hebben ze al stellingen ingenomen of luisteren ze enkel naar wat er wordt gezegd? We mogen immers niet vergeten dat de nieuwe verkeerswet een belangrijke impact op de Vlaamse verkeerssituatie heeft.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, zoals ik reeds eerder heb verklaard, wordt het Vlaamse Gewest op twee niveaus bij de evaluatie van de verkeerswetgeving betrokken. Het Vlaamse Gewest heeft vertegenwoordigers in de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid. Bovendien is er een procedure van betrokkenheid.
De Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid heeft eind oktober 2004 drie werkgroepen opgericht. Deze werkgroepen moeten de federale verkeerswetgeving evalueren. Het Vlaamse Gewest heeft een vertegenwoordiger naar elk van deze werkgroepen gestuurd. De werkgroepen rapporteren op maandelijkse basis aan de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid. Op basis van de werkzaamheden van de werkgroepen formuleert de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid aanbevelingen tot wijziging van de verkeerswetgeving. De Vlaamse vertegenwoordigers in de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid bezorgen het Vlaamse Gewest de rapporten van de werkgroepen en de verslagen en de aanbevelingen van de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid.
Op het interministerieel comité voor de Verkeersveiligheid van 2 maart 2005 heeft de bevoegde federale minister de stand van zaken in de verschillende werkgroepen toegelicht. Ik verwacht dat hij zijn voorstel tot wijziging van de verkeerswetgeving eind april 2005 aan de federale ministerraad zal voorleggen. Vervolgens zal dit voorstel voor overleg en advies aan de gewesten worden overgemaakt. Noch de Vlaamse administratie, noch ikzelf weten op welke precieze datum de federale minister de Vlaamse Regering officieel om een advies zal vragen.
De Vlaamse inbreng in de evaluatie van de nieuwe verkeerswetgeving heeft zich voorlopig op een actieve opvolging van de besprekingen in de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid en in zijn werkgroepen door de vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest toegespitst. Deze werkwijze biedt de Vlaamse vertegenwoordigers de gelegenheid om de nodige constructieve voorstellen te formuleren. Het lijkt me niet haalbaar of aangewezen om - terwijl deze discussies over specifieke onderdelen lopen - al een concreet standpunt over een mogelijke aanpassing van de wetgeving naar voren te brengen. Het Vlaams Regeerakkoord bevat evenwel een aantal aanzetten die tot een verbetering van de verkeersveiligheid moeten leiden. Voor de Vlaamse ambtenaren in de werkgroepen van de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid vormen deze aanzetten een leidraad.
De werkgroepen rapporteren maandelijks aan de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid. Sinds de oprichting van de werkgroepen heeft de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid vergaderd op 28 oktober 2004, op 2 december 2004, op 4 februari 2005, op 28 februari 2005 en op 25 maart 2005. De eerstvolgende vergadering zal op 25 april 2005 plaatsvinden. Eind april 2005 zal de bevoegde federale minister zijn voorstel tot wijziging van de verkeerswetgeving aan de federale ministerraad voorleggen. Vervolgens zal dit voorstel voor overleg en advies aan de gewesten worden voorgelegd. Op dat ogenblik zal de Vlaamse Regering formeel een standpunt innemen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Blijkbaar wonen de ambtenaren die vergaderingen enkel bij. Ze luisteren naar wat er wordt gezegd en vervolgens gaan ze weer naar huis. Ik vind dat ze een referentiekader moeten krijgen. We mogen ons hierbij niet tot het Vlaams regeerakkoord beperken. Ik vind het Vlaams regeerakkoord op dit vlak immers iets te abstract. De Vlaamse Regering moet een aantal stellingen ontwikkelen die in de evaluatie worden opgenomen. Volgens de minister gaat het hier om een actieve opvolging. De Vlaamse ambtenaren participeren aan verschillende werkgroepen. Vervolgens moet de ministerraad een beslissing nemen en begint de officiële procedure.
In het Vlaams regeerakkoord wordt voor een regionalisering van de volledige verkeerswetgeving gepleit. Heeft het Interministerieel Comité voor de Verkeersveiligheid sinds de aanvang van de huidige regionale legislatuur eigenlijk al eens vergaderd?
Minister Kathleen Van Brempt: Dat comité heeft al eenmaal vergaderd.
De heer Jan Peumans: Stond dit onderwerp op de agenda?
Minister Kathleen Van Brempt: Tijdens die vergadering is een stand van zaken meegedeeld. Er is toen geen fundamentele discussie gevoerd.
De heer Jan Peumans: De inhoudelijke elementen zijn toen niet aan de orde gesteld. Is er eigenlijk overleg tussen de bevoegde Vlaamse, Waalse en Brusselse ministers?
Minister Kathleen Van Brempt: Over dit onderwerp heeft nog geen overleg plaatsgevonden. De ambtenaren hanteren in feite een tweeledig referentiekader. Ze baseren zich op het Vlaams regeerakkoord en op het beleid dat de Vlaamse Regering heeft ontwikkeld en blijft ontwikkelen.
Onze ambtenaren beschikken over een ruime knowhow. Ze hebben een grote impact op de verkeerswetgeving. Mijns inziens, beschikken ze momenteel over een voldoende uitgebouwd referentiekader. Ik wil pas een formeel standpunt innemen op het ogenblik dat me om een dergelijk standpunt wordt gevraagd. De betrokken ambtenaren en ikzelf ervaren het momenteel gehanteerde referentiekader niet als problematisch. Ik zie op dit vlak geen probleem. Ik ben ervan overtuigd dat onze ambtenaren een actieve inbreng in de hele discussie hebben. Indien deze actieve inbreng niet in effectieve wetgeving zou resulteren, zouden we met een probleem zitten. Dit zal blijken uit het formele standpunt dat de Vlaamse Regering op dat ogenblik zal innemen.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, zal het op dat ogenblik nog wel mogelijk zijn om de klok terug te draaien? Op dat ogenblik zullen de zaken al zo ver zijn gevorderd dat de Vlaamse Regering waarschijnlijk geen grote invloed meer zal kunnen uitoefenen. Dat is de kern van mijn bezorgdheid.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer Peumans, ik heb alle begrip voor uw bezorgdheid. U gaat ervan uit dat onze ambtenaren momenteel niet voldoende worden gestuurd of niet over een voldoende uitgebouwd referentiekader beschikken. Ik ervaar dat vandaag niet als een probleem, integendeel. Het zijn mensen met een uitgebreide expertise inzake het effect van de verkeerswetgeving op de Vlaamse wegen. Ze zitten er niet enkel om te luisteren, ze nemen actief deel aan de werkgroep.
De voorzitter: Het incident is gesloten.