Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 17/03/2005
Vraag om uitleg van de heer Wim Van Dijck tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de problemen bij de NV Aquafin
De voorzitter: De vragen om uitleg die vandaag worden behandeld, sluiten aan bij de gedachtewisseling en de hoorzitting van vandaag over de gemeentelijke en bovengemeentelijke waterzuivering.
Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de problemen bij de NV Aquafin.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck: Mijnheer de minister, u hebt daarnet in de gedachtewisseling de drie aspecten van mijn vraag behandeld en hebt heel wat licht laten schijnen over de duisternis die er heerste. Op een aantal vragen kan u nog geen antwoord geven, bijvoorbeeld over de zaak van de mededinging, omdat de Europese Commissie nog formeel een aantal antwoorden moet verstrekken. Ik wilde nog enkel de vragen stellen waarop nog geen eenduidig antwoord is gegeven.
De BTW-affaire is een erfenis uit het verleden die uit twee delen bestaat. Eerst is er de claim van de periode voor 2001, die naar ik meen het voorwerp uitmaakt van een juridische procedure en die ons mogelijk verschrikkelijk veel geld kan kosten. Wat is daar precies de stand van zaken, wetende dat er mogelijk 210 miljoen euro, zonder nalatigheidsintresten, boven ons hoofd hangt? De tweede component is de periode tussen eind 2001 en begin van dit jaar, wanneer de BTW-kwestie volledig is uitgeklaard. Ik meen begrepen te hebben dat Aquafin leningen aanging om het verschil tussen de 6 en de 21 percent te financieren. Moet de Vlaamse overheid uiteindelijk die 15 percent bijpassen, of is dat al gebeurd?
Wat betreft de ingebrekestelling door Europa: moeten we de institutionele participanten uitkopen? Waarschijnlijk wel, maar ik meen dat de Europese Commissie dat nog officieel moet laten weten. De nieuwe structuur, zoals die is opgezet in het programmadecreet, wordt nu ook onderzocht door de Europese Commissie. Aquafin zit voor wat betreft de decretale opdracht eigenlijk nog in een monopoliepositie. Zou Europa hier geen probleem mee kunnen hebben?
In verband met de uitkoop van de aandeelhouders zijn in de pers al bedragen genoemd. Die aandeelhouders hebben natuurlijk recht op hun dividenden. Naar ik meen, liep de overeenkomst voor een dertigtal jaar, en zijn er nu nog zestien te gaan. In de pers werd gesproken van een geactualiseerde waarde van die dividenden van 105 tot 125 miljoen. U wilde tijdens de gedachtewisseling niet vooruitlopen op de waarde, maar we moeten toch een idee hebben van de orde van grootte van wat er misschien zal moeten worden betaald.
U hebt aangehaald dat de aandeelhouders risicos lopen wat betreft hun inhaligheid ten opzichte van de Europese procedure. Kan die procedure leiden tot hoge boetes voor de aandeelhouders?
U wilde nog niet vooruitlopen op de uiteindelijke structuur, maar in de teksten waarover ik beschik, is de term alternatieve PPS al gevallen. Hoe zal die er uiteindelijk uitzien? Misschien kan u er al op antwoorden, misschien helemaal nog niet.
Er is vervolgens de vraag van de drinkwatermaatschappijen om als eerste of in een soort van voorkoopregeling de vrijgekomen aandelen te kunnen kopen. Kan de overheid op die vraag ingaan?
Wat betreft de beheersovereenkomst heb ik nog een laatste vraag: moeten de schulden van Aquafin al dan niet worden opgenomen in de overheidsschuld? Ik meen begrepen te hebben van niet, maar het was me niet helemaal duidelijk.
De heer Patrick Lachaert: Europa heeft nu met twee zaken een probleem. De discussie met Europa is geopend op het ogenblik van de oprichting van Aquafin wanneer de VLD een klacht heeft neergelegd bij Europa over de monopoliesituatie. Europa heeft toen gezegd er geen probleem mee te hebben. De houding van Europa is inmiddels gewijzigd. Er zijn nu twee problemen, namelijk of de decretale opdracht een monopolie vormt en over het aandeelhouderschap. Deze twee problemen zullen we samen moeten uitklaren.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer de minister, het klopt dat de BTW-erfenis uit twee delen bestaat. Sinds september 2001 betaalt het Vlaamse Gewest nog steeds 6 percent BTW op de facturen van Aquafin. De overige 15 percent leent Aquafin. De periode vanaf 1996 tot september 2001 gaat over 270 tot 280 miljoen euro. De federale staatssecretaris voor het bestrijden van grote fraude heeft daar plots een probleem van gemaakt. Minister Van Mechelen heeft daar destijds zwaar tegen geprotesteerd en hierover is, volkomen terecht, een rechtszaak hangende. Deze zaak is verschillende malen besproken in het Overlegcomit. Het gaat over een enorm bedrag waarover de rechtbank binnenkort een uitspraak zal doen. De Vlaamse Regering heeft er in die tijd goed aan gedaan te protesteren want het is onbegrijpelijk dat de overeenkomst tussen de BTW-administratie en het Vlaamse Gewest over die 6 percent BTW op een bepaald ogenblik in twijfel wordt getrokken. Ik heb hier geen begrip voor en hoop dat we ons gelijk kunnen halen bij de rechtbank.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, er bestaat inderdaad een betwisting tussen de Belgische Staat enerzijds en het Vlaamse Gewest en Aquafin over de aangehaalde periodes. Voor de periode van 1 september 1996 tot 30 september 2001 factureerde Aquafin aan 6 percent BTW. De BTW-administratie eiste op een bepaald ogenblik dat 21 percent BTW moest worden betaald en heeft een navordering gedaan voor een bedrag van 189 miljoen euro. Inclusief intresten en kosten bedraagt deze vordering per einde 2004 278.169.047 euro. Tijdens vorige legislatuur heeft minister Van Mechelen hiertegen een rechtszaak aangespannen. De eerste rechtsdag, dat betekent de inleiding, aangaande deze betwisting, werd bepaald op 1 juni 2005.
Voor de tweede periode, namelijk van 1 oktober 2001 tot 31 december 2004 heeft Aquafin gefactureerd aan 21 percent maar heeft het Vlaamse Gewest aan 6 percent gebudgetteerd, waardoor een betalingsachterstand gegenereerd werd. Het tekort wordt door Aquafin gefinancierd. Aquafin stelt een tegenvordering in voor het verschil tussen 6 en 21 percent, 15 percent dus, die door de BTW-administratie moet worden terugbetaald in geval van een uitspraak in het voordeel van het Vlaamse Gewest. Het bedrag aan tegenvorderingen van Aquafin over het BTW-verschil, met inbegrip van de wettelijke interesten, bedraagt per einde 2004 167.872.618 euro.
Het Vlaamse Gewest heeft er zich ten aanzien van de NV Aquafin toe verbonden deze bedragen aan Aquafin te vergoeden, conform de overeenkomst van 26 april 2002, in de mate dat deze bedragen definitief verschuldigd blijken ingevolge een rechterlijke uitspraak. Dit gebeurt op voorwaarde dat Aquafin de belangen van het Vlaamse Gewest als goede huisvader behartigt, en het teveel aan BTW terugvordert aan wettelijke interesten, in het voordeel van het Vlaamse Gewest.
Er is al heel veel gezegd en geschreven over het gewekte vertrouwen en de gemaakte afspraken. Alles is maar definitief als er een uitspraak is van de rechtbank. Het is de vraag of daarna al dan niet in beroep wordt gegaan, dus het zal niet voor morgen zijn.
Mijnheer Van Dijck, ik ga ervan uit dat ik grotendeels heb geantwoord op uw tweede vraag, en ook de voorzitter heeft een uiteenzetting gehouden over de monopoliepositie.
De Europese Commissie moet duidelijkheid scheppen over het arrest inzake de Duitse stad Halle. Ik ben heel voorzichtig over de manier waarop we de volgende maanden een en ander zullen realiseren. Het is evident dat er geld mee is gemoeid. Het is belangrijk te onderstrepen dat het binnen bepaalde proporties kan en ook zal blijven. Ik heb al verwezen naar de staatssteun, maar ook andere elementen kunnen hier worden aangewend om de tegenpartij tot redelijkheid te brengen.
De Europese Commissie heeft geen klacht ingediend tegen de monopoliepositie van Aquafin op zich, maar tegen het niet respecteren van de procedure in het kader van de overheidsopdrachten bij de toewijzing van de opdrachten aan de NV Aquafin. Het is voor de Commissie geen probleem dat Aquafin een monopolie heeft.
Initieel was er een akkoord met de Commissie om het probleem op te lossen door de zogenaamde inhouse- constructie. Als het Vlaamse Gewest alle aandelen in handen heeft, is geen mededingingsprocedure nodig. Initieel werd gezegd dat het uitkopen van de priv aandeelhouder voldoende kon zijn. Door het Stadt Halle-arrest is dat versterkt, waardoor een in-house-constructie enkel mogelijk is als de overheid voor 100 percent aandeelhouder is.
De Europese Commissie bevestigt dat standpunt, maar wil ook een algemene argumentatie over de reorganisatie van de watersector, zodat zij haar fiat kan geven over het geheel en niet enkel over de initile klacht over de overheidsopdrachten.
De uitkoop van de aandeelhouders zal niet ESR-matig worden aangerekend. Het zal dus niet worden toegevoegd aan de schuld van de overheid, omdat het gaat om een kapitaalparticipatie en deze participatie via de Vlaamse Milieuholding kan worden beleend. Het zal dus niet direct de begroting van het Vlaamse Gewest bezwaren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.