Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 27/01/2005
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Bossuyt tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over samenwerking met buitenlandse diensten van milieu-inspectie voor de behandeling van grensoverschrijdende milieuklachten
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de opvolging van de grensoverschrijdende samenwerking inzake de dioxineproblematiek
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Bossuyt tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over samenwerking met buitenlandse diensten van milieu-inspectie voor de behandeling van grensoverschrijdende milieuklachten, en van mevrouw Van den Eynde tot minister Peeters, over de opvolging van de grensoverschrijdende samenwerking inzake de dioxineproblematiek.
Mijnheer Bossuyt, gisteren is mij een opmerking van uw kant ter ore gekomen. Het reglement zegt dat vragen over hetzelfde onderwerp moeten worden samengevoegd. Hierbij wordt uiteraard een rangorde in de tijd gerespecteerd. Uw vraag werd ingediend op 12 december en die van mevrouw Van den Eynde op 12 januari. Er was in de commissie overeengekomen dat er tijdens de drie zittingen over de bespreking van de beleidsnota's geen vragen zouden worden gesteld. Daarom is de behandeling van uw vraag in de tijd opgeschoven en wordt ze nu samen met die van mevrouw Van den Eynde geagendeerd.
De heer Bossuyt heeft het woord.
De heer Gilbert Bossuyt: Mijnheer de voorzitter, ik hoorde gisteren de heer Dewinter de heer Stevaert van plagiaat beschuldigen. Als u de vragen erop naleest die een maand later zijn ingediend, kunnen hier ook conclusies uit worden getrokken.
Mijnheer de minister, de Milieu-inspectie heeft een interne procedure om milieuklachten uit diverse hoeken te behandelen. Dat is een goede zaak. Er is echter een probleem als die klachten een grensoverschrijdende oorsprong hebben. Naar aanleiding van de in Menen vastgestelde verontreiniging van de omgeving met dioxine en dioxineachtige PCB's, is er, na lang aandringen, in 2003 een grensoverschrijdend overleg op gang gekomen tussen de Milieu-inspectie en de Franse collega's van de Direction Régionale de l'Industrie, de la Recherche et de l'Environnement. Dit overleg had betrekking op een gemeenschappelijke controle op een schrootverwerkend bedrijf en het uitwisselen van meetresultaten en informatie inzake elkaars werking.
De dioxineproblematiek sleept in Menen al een aantal jaren aan. De stedelijke overheid beschikt noch over de middelen noch over de bevoegdheden om daar iets aan te doen. In het begin van de legislatuur hebben we een uitnodiging gestuurd aan uw kabinet, niet om u persoonlijk ter plaatse te ontmoeten, maar om het kabinet te betrekken bij deze problematiek omdat het gaat over een administratie die afhangt van de minister en de zeggingskracht van het kabinet kan daarin betekenisvol zijn.
We kregen daarop het antwoord dat het onmogelijk was, wegens beperkingen inzake personeel en tijd, om de vergaderingen van een werkgroep die een plaatselijke problematiek behandelt, bij te wonen.Wij vragen echter niet dat er telkens iemand van uw kabinet of u persoonlijk aanwezig zou zijn. Dat had men toch moeten kunnen inschatten.
Er is gebleken dat dit bedrijf niet volledig verantwoordelijk kan worden gesteld voor de dioxine-uitstoot. Het probleem blijft immers bestaan: ondanks de stillegging van het bedrijf zijn er nog pieken geweest in de dioxine-uitstoot. Men moet de metingen dus voortzetten. Ik wil dus nadrukkelijk een beroep doen op de administratie en op u als opdrachtgevend minister om met de nodige ernst die metingen voort te zetten en alleszins ook die samenwerking met Frankrijk opnieuw te organiseren.
Dit moet ook gebeuren op een ruimere basis en niet alleen gericht op één bedrijf. Nu is men er immers niet zeker van of het bedrijf al dan niet en alleen verantwoordelijk is voor een van de zwartste punten in Vlaanderen qua dioxine. Ik vraag dat u zich ertoe zou verbinden aan uw administratie en de Milieu-inspectie de opdracht te geven een afsprakenkader vast te leggen met de Direction Régionale de l'Industrie, de la Recherche et de l'Environnement, met de bedoeling een oplossing te vinden voor die uitstoot.
Op een bepaald ogenblik heeft men in de weekends ook een niet-identificeerbare neerslag vastgesteld. Er waren geen harde bewijzen voor, maar de vrees bestaat dat er bedrijven zijn die in de weekends bepaalde activiteiten ontplooien die misschien mee de oorzaak zijn van die dioxine uitstoot. De administratie gaf op die opmerking echter het vreemde antwoord dat ze niet in het weekend werkt. Ik weet dat de meeste bedrijven in het weekend stilliggen, maar toch zou ik willen vragen dat dit ook in het weekend wordt bekeken. Het kan immers niet dat we meer dan tien jaar later nog steeds moeten vaststellen dat dit probleem in alle hevigheid blijft woeden.
Een hiermee verbonden probleem is dat bepaalde landbouwbedrijven in een van onze deelgemeenten regelmatig hun melk moeten weggieten. U verwijst in uw antwoord trouwens naar de betrokkenheid van de doelgroep van de landbouw en de administratie bevoegd voor de voedselveiligheid. Dat is een ander probleem, maar ook hiervoor vraag ik uw aandacht.
Het volstaat niet om vast te stellen dat de melk dioxines bevat en de bedrijven in kwestie gedurende een bepaalde periode te verbieden hun melk te gebruiken. Dit is immers niet eenmalig. Het is frequent gebeurd. Het ware goed samen met Frankrijk eens te onderzoeken wat daarvan de oorzaak zou kunnen zijn. Nu moeten we onze bevolking immers meedelen dat ze bijvoorbeeld bepaalde groenten best niet eten of best geen scharreleieren gebruiken.
We weten niet hoelang die toestand zal duren. Dat is heel vervelend voor de mensen. Ik zou als burger ook niet begrijpen dat ik na al die tijd nog altijd niet weet wat de oorzaak hiervan is. Ik wil dus vragen dat men die samenwerking organiseert en uitbreidt, en dat men ook eens metingen verricht in de weekends, dit alles vooral met het oog op het vinden van de oorzaak hiervan.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer Bossuyt, ik vind het onfatsoenlijk dat u me beschuldigt van plagiaat, zeker als we bedenken dat uw kabinet mij destijds nog heeft opgebeld om het antwoord door te sturen aan uw gemeentebestuur. De leden die hier de vorige zittingsperiode ook waren, kunnen bevestigen dat ik deze problematiek tot tweemaal toe heb aangekaart. Voor mij speelt het geen rol wie dit doet: het is belangrijk dat er een oplossing komt.
Mijnheer de minister, we zijn ons ervan bewust dat het leggen van een rechtstreeks verband tussen verhoogde deposities en mogelijke verontreinigingsbronnen een zeer moeilijke opdracht is. Maar wanneer die vervuiling mogelijk van de andere kant van de taal- of landsgrens komt, dan is dat probleem blijkbaar nog moeilijker op te lossen. Tijdens de vorige zittingsperiode, op 28 januari en 10 oktober 2002, heb ik dit probleem aangekaart in dit parlement. De toenmalige minister van Leefmilieu, mevrouw Dua, heeft toen een grensoverschrijdend overleg opgestart en de meetacties van de VMM opgevoerd.
Nu blijkt dat die problemen in die gemeenten inzake grensoverschrijdende vervuiling nog steeds niet opgelost zijn. Zo konden we inderdaad vernemen dat mensen voedsel dat ze telen in de eigen tuinen, niet meer mogen gebruiken.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn algemeen en betreffen dus niet enkel de problematiek van Menen. Toch zou ik eerst willen vragen of u me kunt meedelen wat de laatste ontwikkelingen zijn inzake die grensoverschrijdende samenwerking, onder meer met betrekking tot Menen. Kunt u me meedelen hoe er wordt omgesprongen met de beschikbare gegevens van onderzoeken en studies, en wat men daar verder mee doet?
Tijdens de vorige zittingsperiode werd verwezen naar een studie van de buurgemeente Halluin. Die is nooit in het bezit gekomen van de toenmalige minister van Leefmilieu. Is de dioxine- en PCB-verontreiniging die zich in Menen voordoet een alleenstaand geval, of zijn er ook aanduidingen van grensoverschrijdende verontreiniging in de grensgemeenten? Hoe wilt u dan die grensoverschrijdende milieuverontreiniging in de toekomst voorkomen? Bestaat er een concreet actieplan dat ook bruikbaar is in andere grensgemeenten?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, er wordt gesproken over de problemen die er zijn met Frankrijk. Er is echter ook een buitenlands binnenland, namelijk Wallonië. Daarnaast is er ook nog Nederland.
Straks wordt een vraag gesteld over het vliegtuiglawaai veroorzaakt door Zaventem. Als ik dan zie hoeveel moeite voormalig minister-president Dewael en voormalig minister van Leefmilieu Dua hebben moeten doen om een waarnemer van de Vlaamse administratie te laten betrekken bij een gelijkaardig grensoverschrijdend probleem in Wallonië, dan geeft dat te denken. Dat heeft drie jaar geduurd.
Mijnheer de minister, kunnen er geen procedures worden afgesproken om de melding, informatie en opvolging van wat zich over de taalgrens, in Nederland of in Frankrijk afspeelt, te regelen?
De voorzitter: Mijnheer de minister, dit onderwerp zou het voorwerp kunnen uitmaken van een bespreking van de Europese ministers van Leefmilieu. Het gaat om een structureel probleem waarmee niet alleen wij te maken hebben.
Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik zal antwoorden op de vraag van de heer Peumans als de tweede vraag van de heer Bossuyt aan bod is gekomen. Er bestaat een Europese richtlijn. Er zijn - gelukkig maar - al stappen gezet om dat probleem op te lossen.
Mijnheer Bossuyt, mevrouw Van den Eynde, er is inderdaad sinds enige tijd sprake van een dioxineverontreiniging in Menen, die voor een groot deel kon worden toegeschreven aan de uitstoot van de oude afvalverbrandingsinstallatie in het Franse Halluin. (Opmerkingen van de heer Gilbert Bossuyt)
Deze installatie is al meerdere jaren stilgelegd en vervangen door een nieuwe oven. Het gaat hier dus om historische verontreiniging. Voor de dioxine- en PCB-verontreiniging die zich voordeed na de sluiting van de afvalverbrandingsinstallatie, wordt gewezen op de activiteiten van het lokale schrootverwerkend bedrijf Galloo NV-Galloo France SA, waarvan het gemeenschappelijke bedrijfsterrein gelegen is op de Belgisch-Franse grens.
Het klopt dat de afdeling Milieu-inspectie in dit verband contact heeft opgenomen met haar Franse tegenhangers, DRIRE Nord-Pas de Calais. In het voorjaar van 2003 vond een eerste informeel overleg plaats. In juli 2003 hebben de afdeling Milieu-inspectie en de inspectiediensten van de Drire vergaderd over deze problematiek in Rijsel. In oktober 2003 hebben inspecteurs van beide diensten een gemeenschappelijk inspectiebezoek aan de voornoemde bedrijven gebracht om de problematiek ter plaatse te bekijken en de bedrijfsleiding te vragen de noodzakelijke maatregelen te nemen. Naar aanleiding van deze interventie werden in het vergunningsbesluit, dat in de loop van 2003 werd afgeleverd voor Galloo France SA, specifieke bepalingen opgenomen met het oog op de beperking van de PCB-uitstoot. Het saneringsplan is momenteel in uitvoering. Er wordt ook samengewerkt op het vlak van controle.
Ik sta achter de vraag om te zorgen voor een nog intensere samenwerking, die uiteindelijk ook moet uitmonden in afspraken. In onze beleidsnota hebben we immers gesteld dat een goed handhavingsbeleid niet mogelijk is zonder samenwerking tussen de verschillende betrokken organisaties. Ik heb dan ook gewezen op de noodzaak om te zorgen voor meer afstemming en samenwerking tussen de verschillende actoren - de federale en Vlaamse inspectiediensten, politiediensten, parketten - die betrokken zijn bij het toezicht op en de handhaving van de milieuregelgeving. Het is duidelijk dat handhavingsinstanties van over de grens eveneens moeten worden beschouwd als actoren met wie resultaatgerichte samenwerking moet worden bekomen. Ik zal mijn diensten dan ook opdracht geven om de bestaande samenwerkingsverbanden te behouden en te intensifiëren. Waar het nodig is, moet dit uitmonden in afspraken.
De PCB- en dioxineverontreiniging in Menen is zeker geen alleenstaand geval. Recente metingen door de afdeling Milieu-inspectie op de bedrijven en door de Vlaamse Milieumaatschappij van de luchtkwaliteit in de omgeving bij schrootverwerkende bedrijven hebben duidelijk aangetoond dat bij al deze bedrijven een gelijkaardige verontreiniging voorkomt. Naar analogie van Galloo NV te Menen heeft de afdeling Milieu-inspectie deze bedrijven dan ook aangemaand om een saneringsplan te starten om de vastgestelde verontreiniging tegen te gaan. Op de andere plaatsen doet dit probleem zich niet voor in een grensoverschrijdende context.
Wat uw vraag betreft om de bedrijven ook in het weekend te controleren, zal ik de nodige instructies geven.
Mevrouw Van den Eynde, ik denk dat het antwoord op uw vraag grotendeels overeenstemt met het antwoord op de vraag van de heer Bossuyt. Indien een aantal elementen niet zouden zijn beantwoord, dan wil ik daar graag op ingaan.
De voorzitter: De heer Bossuyt heeft het woord.
De heer Gilbert Bossuyt: Mijnheer de minister, de maatregelen die zijn genomen voor schrootverwerkende bedrijven, zijn heel goed. Wanneer het zwarte punt echter even hevig blijft na deze maatregelen en zelfs in een periode van non-activiteit, dan moeten alle middelen worden ingezet om daar iets aan te doen. Aangezien het hier gaat over zaken die de bevolking rechtstreeks treffen, is het belangrijk om aan te kunnen tonen dat er effectief vooruitgang wordt geboekt. Zo hebben we in het verleden de nodige inspanningen gedaan om Menen te betrekken bij het kankeronderzoek. Er zijn tot op vandaag geen cijfers die een link aantonen. Het is echter wel van belang dat de onrust wordt weggenomen.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de minister, er zijn twee belangrijke conclusies. Ten eerste moet het milieuhandhavingsdecreet er dringend komen. Ten tweede moet er dringend overleg komen met de andere betrokken overheden. Ik hoop dat dat snel gebeurt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.