Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 09/12/2004
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, en tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening over het toekomstige Limburgse afvalbeleid
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Daems tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, en tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het toekomstige Limburgse afvalbeleid.
Minister Peeters antwoordt tevens in naam van minister Van Mechelen.
De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik wil graag voortborduren op de schriftelijke vraag van de heer Peumans over dit dossier. Ik wil er een aantal nieuwe ontwikkelingen aan toevoegen en de vraag in een ruimere Vlaamse context stellen.
In 2002 keurde de Vlaamse Regering de oprichting van de NV Lisom, de Limburgse Strategische Ontwikkelingsmaatschappij, goed. De taak van de NV Lisom bestaat erin een proactieve, niet noodzakelijk rendementsgebonden en faciliterende ontwikkelingsrol in een aantal strategische projecten voor Limburg te vervullen.
Een van die projecten is het Limburgs afvalbeleid. De Vlaamse Regering gaf in 2003 aan de NV Lisom de opdracht een studie uit te voeren over verschillende deelaspecten. De resultaten zijn intussen bekend.
Voor de technische kant van de afvalbehandeling werd gekozen voor scheiding en vergisting. De optie watergebonden locatie kreeg de voorkeur, en op dat punt lag Genk-Zuid voor de hand. De ombouw van de bestaande installatie in Houthalen was niet aangewezen. Voor de beheersstructuur van het afvalverwerkingsbeleid werd geopteerd voor een privaatrechtelijke vennootschap waarin op basis van artikel 78 van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking ook de intercommunales zouden kunnen participeren.
Begin 2004 zou een en ander worden opgestart. We zijn intussen eind 2004, en voor zover ik weet is dat nog niet gebeurd. Ondertussen deed een Duitse firma - eveneens bouwheer van de installatie in Geel in opdracht van de intercommunale IOK-Ivarem - een voorstel om de verbrandingsoven in Houthalen uit te breiden met of om te bouwen naar een voorgekoppelde voorbehandelingsinstallatie plus wervelbedoven. Ik heb uit verschillende bronnen vernomen dat dit voorstel de moeite waard is om te onderzoeken.
Ik zou het dossier van de voorbehandelingsinstallatie in Limburg ook in een ruimere beleidscontext willen plaatsen, met name die van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007. Dit plan voorziet in de bouw van 600 000 ton voorbehandelingscapaciteit - scheiden, vergisten, drogen, enzovoort - en de bouw van een wervelbedinstallatie voor de verwerking van de hoogcalorische restfractie. Intussen zijn drie voorbehandelingsinstallaties vergund, namelijk Evergem, Linkeroever en Geel. Jammer genoeg is enkel die van Geel gebouwd en klaar voor exploitatie. De wervelbedinstallatie op Linkeroever is vergund en in aanbouw.
Deze vertragingen brengen zeker de timing en mogelijk ook de doelstellingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen in het gedrang. Met de aankomende nieuwe wetgeving in Duitsland voor het storten van afval wordt dit probleem zo mogelijk nog prangender. Daardoor ontstaat het gevaar dat opnieuw moet worden gezocht naar de meer klassieke vormen van afvalverwerking, zoals het toestaan van extra afwijkingen op het stortverbod, wat een allesbehalve wenselijke optie is, of een terugkeer naar de klassieke roosterovenverbranding.
De studies zijn aan de minister gerapporteerd. Zijn deze studies openbaar? Intussen voorziet de decreetgever sinds het voorjaar 2004 dat brandstoffen uit voorbehandelingsinstallaties van hoogcalorisch restafval in aanmerking komen voor groene stroomcertificaten. Is met dit gegeven rekening gehouden in de afweging van de kosten en de baten?
Wie is gemachtigd beslissingen te nemen over de locatie, techniek en juridische structuur? Zijn deze beslissingen intussen genomen? Is er een afgerond dossier voor de bouw van een voorbehandelingsinstallatie? Werd de omvorming van de verbrandingsoven naar een gecombineerde verwerking via voorbehandeling en wervelbed in de NV Lisomstudie onderzocht? Zo ja, welke resultaten gaf deze combinatie voor kostprijs, milieu en mobiliteit? Zo neen, wordt een dergelijke constructie als eventuele mogelijkheid alsnog onderzocht?
Welke inspanningen zult u doen om de doelstellingen van het uitvoeringsplan inzake voorbehandeling van huishoudelijk en gelijkgesteld bedrijfsafval te halen?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, dames en heren, uiteraard wou ik aanwezig zijn bij de bespreking van dit Limburgs dossier. Ik heb begrepen dat minister Van Mechelen en toenmalig minister Sannen op 10 oktober 2003 een zegebulletin hebben uitgegeven. De afvalverwerking in Genk-Zuid zou starten in 2005. De LRM zou daartoe de opdracht krijgen. Nochtans is afvalverwerking de verantwoordelijkheid van de gemeente, de provincie en de intercommunales.
Al die NV's die we oprichten en in leven houden, zijn totaal oncontroleerbaar. De NV Lisom is daar een mooi voorbeeld van, want die geeft studieopdrachten met een snelheid die niet meer bij te houden is. Die opdrachten werden uitgevoerd. Daarop moest een beslissing volgen. Ik ben vanmorgen naar Genk-Zuid geweest en ik zag daar helemaal niets! Uw voorganger, zelf een Limburger, had dat nochtans beloofd.
De heer Daems heeft de hele geschiedenis correct geschetst. Vorige week heeft een partijgenoot van ons daarover geïnterpelleerd in de provincieraad. Ik kan u het antwoord van uw partijgenoot de heer Smeets bezorgen. Het gaat over de maatschappelijke keuzes die we maken. Voogdijminister Van Mechelen heeft op een schriftelijke vraag van mij over de LRM geantwoord dat ik er geen zaken mee had. Hij heeft dat natuurlijk iets beleefder geformuleerd.
Het ophalen van huisvuil is een taak van de gemeente. Volgens mij moeten de afdracht en controle op de verwerking eveneens bij het gemeente- en provinciebestuur berusten. Er werd een nieuwe beheersstructuur voorgesteld waar ik het niet mee eens kan zijn. Iedereen moet hierover in een breed maatschappelijk debat zijn zeg kunnen doen op basis van studies die betaald zijn met gemeenschapsmiddelen. Het gaat niet op dat er vier of vijf bestuurders zijn, keurig politiek verdeeld, tot en met een lid van Groen!. Dat mag even gezegd worden. Er moet openbaarheid van bestuur zijn.
Zelfs als die afvalverwerking in Genk er komt, moet die dan niet worden gecombineerd met de verbrandingsoven in Houthalen?
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een fundamentele vraag. Uw voorgangers hebben op basis van de mooie ladder van Lansink beslissingen genomen. Afvalverbranding kreeg de voorkeur, storten werd uitgesloten. Vlaanderen werd een enclave in afvalland. Intussen werd de deur weer opengezet. In Nederland en Duitsland rijzen de verbrandingsovens met enorme capaciteit uit de grond. Ze kunnen veel goedkoper werken dan wij op dit ogenblik zouden kunnen. Het was de bedoeling dat Limburg inzake afvalverwerking voor zichzelf zou zorgen.
De gemeenten hebben nog altijd de totale beslissingsbevoegdheid. Ze evolueren naar de principiële keuze van één enkele intercommunale. Bij de verwerking stoten we op een knelpunt. De opdracht van NV Lisom was beperkt en laat niet toe dat er opnieuw een onderzoek komt. Het ging enkel en alleen om een voorbehandelingsinstallatie. Als ik me niet vergis, zijn een aantal partners bereid om verder te gaan. Nu moeten we uw beleid afwachten.
Blijft de opdracht voor de NV Lisom en de afvalverwerking in Limburg onveranderd? Of is er ruimte voor andere mogelijkheden van voorbehandeling, al dan niet voor verwerking? Het voorstel van de heer Daems is een mogelijkheid, maar aangezien het om een privé-partner gaat, spreek ik me daar niet over uit.
Mijnheer de minister, het is ongehoord vandaag over de NV Lisom een beslissing aan u voor te leggen. Uw beleidsnota is nog niet bekend, dus ook de concrete opdracht voor de NV Lisom kan de volgende maanden wijzigen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega's, de raad van bestuur van de NV Lisom maakte op 18 juni 2003 volgende resultaten van de studies over aan de vorige Vlaamse Regering: voor de geplande voorbehandelingsinstallatie in Limburg wordt de techniek van scheiden en vergisten gekozen; de nieuwe installatie moet, met het oog op een maximale aan- en afvoer per schip ter ontlasting van het wegvervoer, worden ingeplant op een watergebonden locatie in Genk-Zutendaal; een verbouwing van de afvalverbrandingsinstallatie van RMZ in Houthalen is niet wenselijk; de afvalactiviteiten moeten worden ondergebracht in een privaatrechtelijke vennootschap waarin op basis van artikel 78 van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking ook de intercommunale participeert. De raad van bestuur van de NV Lisom beveelt deze oplossing aan omdat dit toelaat te werken conform de beslissing van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 en de respectieve bevoegdheden van gemeenten en bedrijven inzake de verwerking van afvalstoffen.
Mijnheer Daems, u hebt vermoedelijk vroeger dan ik kennis genomen van de beslissingen van de raad van bestuur van de NV Lisom.
De studierapporten ten behoeve van de NV Lisom werden niet openbaar gemaakt. Ik heb die ook niet. Er wordt mij gezegd dat beleidsvoorbereidende studies niet publiek worden gemaakt, omdat ze moeten dienen voor een advies aan de LRM, en de LRM, op basis van dat advies, een beslissing zal nemen. In de raad van bestuur hebben een aantal mensen zitting die de studie wel hebben bekeken ter voorbereiding van een besluit.
In de studie, die werd afgerond op 18 juni 2003, werd geen rekening gehouden met de huidige regeling met betrekking tot groenestroomcertificaten, omdat deze pas in 2004 in werking is getreden.
De heer Peumans heeft al verwezen naar de beslissing van de vorige Vlaamse Regering van 10 oktober 2003. Overeenkomstig deze beslissing zullen de beslissingen met betrekking tot de locatie, de techniek en de juridische structuur worden genomen door de door de LRM, de Nutsbedrijven Houdstermaatschappij, het intergemeentelijk samenwerkingsverband - een fusie van de drie intercommunales - en de geselecteerde privé-partner op te richten nieuwe vennootschap.
De selectieprocedure van een privé-partner loopt momenteel en zal worden afgerond met de keuze van een partner na onderhandelingen. Het aanvragen van bouw- en milieuvergunningen kan van start gaan zodra de privé-partner is geselecteerd, en er keuzes werden gemaakt over de te bouwen installaties. Een afgewerkt dossier voor de bouw van een voorbehandelingsinstallatie is er om die reden nog niet.
De door de NV Lisom uitgevoerde studie van 18 juni 2003 concludeert dat een verbouwing van de afvaloven in Houthalen in functie van de verwerking van de Limburgse hoogcalorische restfractie, niet aanbevelenswaardig is omwille van de hoge exploitatiekosten.
Collega's, een beleidsnota handelt over de hele legislatuur, maar daarna volgt nog een beleidsbrief. Ik krijg de reactie dat mijn beleidsnota niet concreet genoeg is. Ik heb de beleidsnota's van mijn voorgangers gelezen, en vind dat mijn nota concreter is dan de nota's uit het verleden. Er zullen elk jaar natuurlijk ook beleidsbrieven komen. Daarin zullen een aantal zaken concreet worden ingevuld.
Mijnheer de voorzitter, toen ik nog niet mijn huidige functie bekleedde, zeiden ministers dat ik niet mocht vragen naar de intenties. Mijnheer Peumans, ik heb er tot nu toe geen gebruik van gemaakt, maar ik blijf het een mooi antwoord vinden.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik stel voor, tenzij u erop aandringt, dat we hier dieper op ingaan bij de bespreking van de beleidsnota.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals de heer Van Baelen heeft gezegd, is de beleidsnota zeer onduidelijk en vaag.
Mijnheer de minister, ik kijk uiteraard uit naar de beleidsbrief, maar het is toch vrij eenvoudig te antwoorden op de vraag of u van plan bent de doelstellingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen uit te voeren binnen de voorgestelde timing. Deze onduidelijkheid is een van de redenen voor de onzekerheid en onduidelijkheid in Limburg. Het is onduidelijk welke richting u uit wilt met het afvalverwerkingsbeleid in Limburg.
Mijnheer de voorzitter, ik wil graag een antwoord op deze vragen, want volgende week bespreken we de beleidsnota die - denk ik - geen antwoord zal bieden op deze vragen.
Ik vind het erg dat u als minister van Leefmilieu niet beschikt over de studies. Dit zijn toch de bouwstenen om uw afvalverwerkingsbeleid op te baseren. Het is normaal dat de politiek verantwoordelijke voor het leefmilieubeleid en de LRM de beschikking krijgt over die studies.
De studies hebben aangetoond dat voor de RMZ de ombouw, de uitbreiding en de bouw van een voorbehandeling niet aanbevelingswaardig zijn omwille van de hoge exploitatiekosten. Ik hoor nu van verschillende mensen in Limburg dat hier ernstige antwoorden op worden geformuleerd. Ook de groenestroomcertificaten werpen een ander licht op de totale kosten en baten. Mijnheer de minister, ik wil vragen deze optie toch nog eens ernstig te bekijken en na te gaan of dit een toekomstige optie kan zijn voor Limburg.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik zal tijdens de bespreking van de beleidsnota antwoorden op alle vragen.
Mijnheer Daems, ik heb bij de machtsoverdracht het kabinet van mijn voorganger gekregen. Ik heb een aantal beperkte dossiers gekregen, maar deze studie zat er niet bij.
Ik ben me ervan bewust dat dit een ernstig dossier is. Ik wil met mijn beleid een aantal in Limburg gerezen vragen beantwoorden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.