Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 09/11/2004
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de Vlaamse zorgverzekering in Brussel
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Roex tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de Vlaamse zorgverzekering in Brussel.
Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, we lazen in bijna alle kranten: 'Minister Vervotte wil de 206.000 mensen die hun bijdrage voor de zorgverzekering niet of te laat betaalden, alsnog de kans geven om zich aan te sluiten zonder dat ze een lange wachttijd moeten doorlopen'. U kondigt daarbij een driedubbele maatregel aan: een regularisatieperiode, een intensieve campagne bij het kansarme doelpubliek en het optrekken van de maandelijkse uitkering van 90 euro voor thuiszorg tot 125 euro.
U zult ten eerste een regularisatieperiode instellen voor mensen die hun bijdrage niet of laattijdig betaalden. Inwoners van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zijn er echter niet toe verplicht zich aan te sluiten bij de Vlaamse zorgverzekering. Als ze ervoor kiezen om zich niet aan te sluiten en ze willen later toch aanspraak maken op de Vlaamse zorgverzekering, dan geldt er een dubbele sanctie in Brussel en slechts één sanctie in Vlaanderen. Enerzijds is er in Brussel een wachttijd gekoppeld aan de aansluitingsperiode - die varieert van momenteel 3 jaar, tot 5 jaar in 2005 en daarna 10 jaar -, anderzijds geldt dezelfde sanctie als voor Vlamingen en wordt het recht met 4 maanden opgeschort voor elk jaar dat men niet aangesloten was, te rekenen vanaf het tijdstip dat het voor de persoon mogelijk was om zich aan te sluiten.
U stelt ten tweede dat kansarme mensen sterk vertegenwoordigd zijn in de groep van niet- of laattijdige betalers. U wilt een overleg opzetten met de armoedeverenigingen om specifiek deze mensen toegang te verschaffen bij de regularisatie. Aangezien het in Brussel gaat om een vrijwillige aansluiting, ga ik ervan uit dat deze groepen in Brussel nog in grotere mate ondervertegenwoordigd zijn dan in Vlaanderen.
Ten derde wilt u het bedrag van de maandelijkse uitkering van 90 euro voor thuiszorg optrekken tot 125 euro, het bedrag dat in het kader van de zorgverzekering wordt uitgekeerd aan de zorgbehoevende ouderen in een rusthuis. U weet dat er nog steeds een discriminatie bestaat op het vlak van de terugbetaling van mantelzorg tussen Vlamingen binnen en buiten de hoofdstad.
Uw drie verklaringen, samen met de vaststellingen in Brussel, leiden tot mijn vragen. Krijgen de Brusselaars ook de kans om zich nog zonder sanctie aan te sluiten bij de zorgverzekering? Geldt deze regularisatie enkel voor de Vlaamse sanctie, of wordt in Brussel de dubbele sanctie opgeheven tijdens de regularisatieperiode? Zijn de Brusselse armoedeverenigingen betrokken bij het overleg met betrekking tot de regularisatieperiode en hebt u daarvoor contact opgenomen met staatssecretaris Grouwels uit het VGC-college? Wordt het optrekken van de maandelijkse uitkering voor thuis- en mantelzorg ook toepasbaar gemaakt in Brussel? Wordt de bestaande discriminatie weggewerkt?
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik verwachtte dat we dit thema zouden bespreken naar aanleiding van de beleidsnota van de minister, maar het is een goed idee van mevrouw Roex om nu alvast vooruit te lopen op dat belangrijke debat over de zorgverzekering, en meer bepaald over de problematiek ter zake van de Brusselaars. De aansluiting van inwoners van Vlaanderen gebeurt ambtshalve, al kan het wel gebeuren dat een Vlaming niet betaalt, terwijl in Brussel de aansluiting vrijwillig gebeurt, en de enige manier om zich aan te sluiten een betaling is.
Mevrouw Roex heeft twee punten nog niet aangeraakt. Een eerste punt betreft de belangrijke groep van Brusselaars die zich in de eerste fase wel degelijk hebben aangesloten, en dus betaald hebben, maar dat na verloop van tijd niet meer deden. Ik kom straks terug op de redenen die ze daarvoor kunnen hebben. Het is een categorie die we in onze bespreking als interessant moeten beschouwen.
Een andere situatie waarop ik de aandacht wil vestigen is die van de verhuizers. Wie van het Waalse Gewest verhuist naar het Vlaamse Gewest, hoeft geen wachttijd te doorlopen. Terecht wordt ervan uitgegaan dat hij zich voorheen niet kon aansluiten, en vanaf de verhuis tot aansluiting verplicht is. Hij is dan ook onmiddellijk volop gerechtigd te genieten van de verzekering. Dat geldt echter niet voor wie van Brussel naar het Vlaamse Gewest verhuist, en om welke reden dan ook nog niet besloten had zich aan te sluiten. Die persoon kan beter het advies worden gegeven zich, voor zijn verhuis naar Vlaanderen, voor een weekendje in Waver te domiciliëren, want dan is er ook voor hem geen wachttijd. Dit is een anomalie die onze aandacht verdient.
De eerstgenoemde categorie van mensen die zich hebben aangesloten maar daarna niet verder hebben betaald, is de moeite waard. Aansluiten is een zaak, ervan kunnen genieten een andere. Mevrouw Roex heeft er terecht de nadruk op gelegd dat als u een maatregel zou nemen om de problematiek van de aansluiting van Brusselaars volledig op te helderen, er nog altijd in feite en in rechte een verschil in behandeling zou blijven bestaan tussen wie in het Brusselse Gewest woont en wie in het Vlaamse Gewest woont. Het voorbeeld van de mantelzorg is gegeven.
Mevrouw de minister, u hebt in uw beleidsnota tot mijn genoegen geschreven dat u wenst na te gaan of de verplichting om gebruik te maken van professionele zorgen om te kunnen genieten van de tegemoetkoming voor thuiszorg en mantelzorg, eventueel kan wegvallen voor de Brusselaars. Om te kunnen genieten van de tegemoetkoming voor mantelzorg, moet de aanvrager tegelijkertijd ook professionele zorg vragen. Ik vind dit een bijzonder goed idee, en ik wens u ook reeds bij voorbaat te vragen of u voldoende gemotiveerd aan de bespreking zult beginnen om inderdaad de problematiek van de Brusselaars aan te pakken, niet alleen op het vlak van de aansluiting, maar ook op het vlak van de voordelen.
Als we niet opletten, komen we immers in een vreemde situatie terecht. Ik illustreer dat met een anekdote. In het Brusselse Gewest heeft een OCMW-voorzitter de eerste steen gelegd van een rusthuis. In zijn inaugurele rede zei hij met fierheid nu reeds tot zijn groot genoegen te kunnen aankondigen dat het rusthuis in geen geval de erkenning door de Vlaamse Gemeenschap zou vragen. Dat schijnt te worden beschouwd als een verdienste, een soort oorlogstrofee. Er wordt echter vergeten dat de sancties daarvoor niet de OCMW-voorzitter treffen, maar de Vlaamse inwoners van de gemeente of van andere gemeenten die ervoor kiezen hun oude dag te slijten in dat rusthuis. Die mensen hebben zich desgevallend wel aangesloten, maar moeten daarna vaststellen dat ze er geen voordeel uit kunnen halen.
Zo lijkt de zorgverzekering in Brussel op een ouderschapsverzekering in een klooster. Mensen kunnen zich wel aansluiten, maar ze hebben geen enkele zekerheid dat ze daar ook baat bij zullen hebben.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, net zoals de heer Vanackere zat ik eigenlijk te wachten op de beleidsnota om dit probleem te berde te brengen, maar het kan nu uiteraard ook. Ook ik wil het specifiek over Brussel hebben.
Mevrouw de minister, we hebben hier te maken met nogal veel discriminaties. U hebt het alleen over regularisaties in Vlaanderen, en dan specifiek voor kansarmen. Ik zou echter verder willen gaan. In Brussel is er immers over het algemeen veel te weinig informatie gegeven voor de hele bevolking. Dat hangt waarschijnlijk samen met het feit dat er geen verplichting tot aansluiting is.
Het had veel beter gekund. In Brussel zijn er nog te veel Vlamingen die zelfs niet op de hoogte zijn van het bestaan van de zorgverzekering. Een uitbreiding van die regularisatiemogelijkheid tot de Brusselse Vlamingen dringt zich dan ook op.
Anderzijds blijven ook de discriminatie op het vlak van de mantelzorg en de discriminatie als gevolg van de dubbele sanctie bestaan. Mevrouw de minister, is dit geen gelegenheid om de zaak opnieuw te bekijken en even tijd te nemen voor overleg? U kunt maar beter niet overhaast te werk gaan, en eens overleg plegen met minister Grouwels, die destijds al bij de bespreking in het Vlaams Parlement een en ander naar voren bracht om, zeker voor Brussel, de discriminaties uit de wereld te helpen. U zou zich hierbij niet moeten beperken tot bepaalde doelgroepen, zoals kansarmen, maar opnieuw een campagne op touw moeten zetten voor de Brusselse Vlamingen.
Er is indertijd heel wat water naar de zee gevloeid vooraleer de zorgverzekering tot stand kwam. Er is bijzonder veel tijd gestoken in discussies in het Vlaams Parlement, maar toch blijven er nog zware problemen bestaan voor Brussel. Ik hoop dat u daar veel aandacht voor zult hebben.
De voorzitter: De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik stel vast dat de voorzitter en ik de enigen hier zijn die de oprichting van de zorgverzekering van bij het begin hebben meegemaakt. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
In 1999 is die zorgverzekering ons een beetje opgedrongen, ons door de strot geramd als het ware. Mijnheer de voorzitter, u hebt destijds nog als minister de opdracht gegeven aan de werkgroep onafhankelijkheidsverzekering onder het voorzitterschap van professor Deleeck een haalbaarheids- en wenselijkheidsstudie uit te voeren naar zo'n zorgverzekering. De conclusie van de werkgroep was toen dat we dat eigenlijk niet nodig hadden, en dat er meer valabele alternatieven waren om ervoor te zorgen dat zorgbehoevenden goed verzorgd zouden worden. Zo'n administratief log en financieel zwaarwichtig organisme was daar niet voor nodig.
We bevonden ons toen echter in een electorale periode, en hoewel het enthousiasme bij veel parlementsleden en partijen in het Vlaams Parlement niet erg groot was, was het politiek onmogelijk om het niet goed te keuren. We zouden immers niet de tijd hebben gehad aan onze kiezers uit te leggen waarom we er niet voor waren.
De volgende minister, die hier toevallig ook aanwezig is - het lijkt hier wel een zorgverzekeringsreünie - heeft deze zorgverzekering ook al met weinig enthousiasme tegen heug en meug verder uitgebouwd. Ze had de ondankbare taak het allemaal in praktijk te brengen. We hebben toen dagenlang tot 's avonds laat over de zorgverzekering gediscussieerd en nagedacht met de bedoeling het systeem operationeel te maken zonder ons in een financieel avontuur te storten.
We wisten al in het begin van 1999, toen het eerste voorstel werd gedaan, dat Brussel een probleem zou geven. Toen we het decreet in 2000 of 2001 wijzigden, werd grondig nagedacht over een middel om het systeem in Brussel operationeel te maken zodanig dat de Brusselaars niet zouden wachten met aansluiten tot het moment dat ze zorgbehoevend zouden zijn en het systeem nodig zouden hebben. De juristen en specialisten verzekerden ons toen dat daar een dubbele sanctie voor nodig was.
In Vlaanderen leek het eenvoudig, want de mensen zijn ambtshalve aangesloten, en zijn verplicht om te betalen. Als ze niet betalen, zo verzekerde de minister ons, dan wordt een deurwaarder gestuurd. Het decreet voorziet ook in gevangenisstraffen van 8 dagen tot 3 maanden voor mensen die hun premie niet betalen. Er is ook voorzien in uitzonderingen en regularisatiemogelijkheden.
Met nu nog eens een soort amnestie in te voeren, maken we ons belachelijk. De 206.000 mensen die nog niet betaald hebben, hebben al verschillende malen een aanmaning gekregen dat ze ambtshalve aangesloten zijn en hun premie moeten betalen. Met amnestie maken we onszelf compleet ongeloofwaardig.
Brussel is echter een andere kwestie. Ik heb van in het begin aan de minister gevraagd of hier wel goed over gecommuniceerd werd, en of de Brusselaars wel op de hoogte waren van de mogelijkheden en van de bepaling dat ze er van in het begin bij moesten zijn. Mevrouw de minister, als u nu toegeeft dat er verkeerd of slecht over is gecommuniceerd met de Brusselaars, dan is een regularisatie op zijn plaats, maar als u vindt dat er goed gecommuniceerd is, dan moeten we ons ook niet belachelijk maken.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega's, ondanks alle bedenkingen en beschouwingen, en ondanks de beperkingen van het systeem, mogen we in Vlaanderen fier zijn dat er zoiets bestaat als de zorgverzekering. Toch moeten er nog verfijningen worden doorgevoerd, en moeten er discriminaties worden weggewerkt. Dat heb ik dan ook opgenomen in de beleidsnota, en we zullen er dus zeker nog over spreken.
De door mij geplande regularisatiemogelijkheid betreft de sanctie, bij het niet, niet tijdig of onvolledig betalen van de jaarlijkse ledenbijdrage. Zoals hier voldoende is geschetst, gaat het om een sanctie van vier maanden schorsing voor elk jaar waarvan de bijdrage niet is betaald, en om de mogelijkheden van geldboetes of zelfs gevangenisstraf.
Ik zal voorstellen dat de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op dezelfde wijze kunnen regulariseren als de inwoners van het Vlaamse Gewest, en zodoende de schorsing van vier maanden per jaar kunnen vermijden. De regularisatiemogelijkheid heeft echter geen betrekking op de periode van nu drie jaar en vanaf 2005 vijf jaar, waarin de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest onafgebroken aangesloten moeten zijn bij de Vlaamse zorgverzekering alvorens ze een eerste aanvraag tot tenlasteneming kunnen indienen.
Deze maatregel vindt een argumentatie in het facultatieve karakter van de zorgverzekering voor de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het lijkt mij niet opportuun dat de maatregel wegvalt. Dit zou betekenen dat inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zonder problemen zouden kunnen aansluiten op het ogenblik van zorgbehoevendheid, terwijl inwoners van het Vlaamse Gewest verplicht gedurende jaren een bijdrage betalen om het systeem mee te financieren. Voor een inwoner van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die zich regulariseert, zal de periode van onafgebroken aansluiting aanvangen op de datum waarop de eerste ledenbijdrage werd betaald.
De intentie om armoedeverenigingen, ziekenfondsen, OCMW's en andere organisaties in het overleg te betrekken, heeft niet alleen te maken met de regularisatie, maar eerder met de vaststelling dat veel personen die recht hebben op de zorgverzekering dat recht in de praktijk niet uitputten. Sommigen dienen nooit een aanvraag in tot erkenning als zorgbehoevende in het kader van de Vlaamse zorgverzekering. Het spreekt voor zich dat ik dit dossier zal bespreken met staatssecretaris Grouwels. We zullen de verfijning van de zorgverzekering zo efficiënt mogelijk laten verlopen.
Tot slot wil ik ingaan op het wegwerken van de bestaande discriminatie met betrekking tot de mantelzorg. De verhoging van 90 tot 125 euro zal ten vroegste ingaan in 2006 en geldt voor alle personen die erkend zijn als zorgbehoevende in de Vlaamse zorgverzekering vanuit de zorgvorm 'thuiszorg en mantelzorg'. Zoals u kunt lezen in mijn beleidsnota is het mijn uitdrukkelijke bedoeling om discriminaties zo veel mogelijk weg te werken, ook voor de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik wil er echter op wijzen dat het corrigeren van discriminaties niet enkel een principiële keuze betreft, maar ook gevolgen heeft op financieel vlak. Daarom streef ik naar een planmatige en gefaseerde aanpak, zonder de draagkracht van het systeem te overbelasten.
Wat de discriminatie in het kader van mantel- en thuiszorg betreft, worden de volgende maanden de modaliteiten en mogelijkheden tot wegwerken van de huidige discriminaties onderzocht. Wanneer ook in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de mantelzorg op een gemakkelijkere wijze in aanmerking komt voor een tenlasteneming door de Vlaamse zorgverzekering, wordt een bijzonder belangrijke discriminatie weggewerkt. Hierdoor zal de zorgverzekering voor de Brusselse Vlamingen in ruime mate aantrekkelijker worden, zeker als we refereren aan het huidige veeleer beperkte aanbod van professionele zorg. Ik zal er wel over blijven waken dat de maatregel die op termijn de bewijsvoering aan de hand van facturen zal laten vallen, geen extra toestroom van Franstalige Brusselaars in de Vlaamse zorgverzekering teweegbrengt.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Mevrouw de minister, ik ben blij dat u mijn standpunt bijtreedt en dat Brusselaars ook een kans moeten krijgen om zich te laten regulariseren voor de zorgverzekering. Ik blijf zoals de heer Vanackere wel met de vraag zitten of personen die zich aanvankelijk hebben aangesloten en later niet meer betaalden, geconfronteerd worden met de wachttijd van drie jaar.
Er zijn een heleboel mensen die de informatie niet hebben gekregen door de institutionele moeilijkheden in Brussel. Ze moeten nu wel de wachttijd doorlopen omdat ze niet op de hoogte waren van het nut van de zorgverzekering.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mensen die zich al eens aansloten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar dan een tijdje niet meer betaalden, zullen zich ook kunnen regulariseren, waardoor ze de wachttijd niet zullen moeten doorlopen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.