Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 28/10/2004
Vraag om uitleg van mevrouw Hilde Crevits tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Na tuur, over de gevolgen van het decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Crevits tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Na tuur, over de gevolgen van het decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest.
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, collega's, gemeenten, OCMW's en andere publiekrechtelijke rechtspersonen die actief zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, mogen in principe sinds 1 januari 2004 geen bestrijdingsmiddelen meer gebruiken op openbare domeinen. Uiteraard zijn er uitzonderingen mogelijk, maar om die te bekomen moeten overheden een reductieprogramma opstellen of een afwijking aanvragen op het verbod. Het uitvoeringsbesluit dat bij dit decreet hoort, werd recent in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en werd door de vorige regering goedgekeurd op 14 juli 2004.
De overgrote meerderheid van de gemeenten heeft gekozen voor een stapsgewijze afbouw van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Er zijn natuurlijk ook gemeenten die hebben gekozen om geen bestrijdingsmiddelen meer te gebruiken, mits enkele afwijkingen. Alle gemeenten zullen dus ernstige inspanningen leveren om het gebruik van pesticiden terug te dringen.
Gemeenten hebben veel tijd, energie en geld gestopt in het inperken van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, maar ook in het afhandelen van allerlei administratieve verplichtingen die komen kijken bij het opstellen van reductieprogramma's en afwijkingsaanvragen. De reductieprogramma's moesten worden ingediend tegen 1 juni 2003, terwijl het uitvoeringsbesluit pas recent is gepubliceerd. Dat bevat trouwens nieuwe termijnen en nieuwe manieren om reductieprogramma's op te stellen.
Een evaluatie dringt zich op. Het blijkt immers dat heel wat gemeenten problemen hebben met de oplopende kosten voor de alternatieve bestrijdingstechnieken. Die kosten kwamen in het verleden ter sprake bij het tot stand komen van het decreet en naar aanleiding van een aantal schriftelijke vragen en vragen om uitleg. Ik heb vastgesteld dat de vorige ministers van Leefmilieu als uitgangspunt hadden dat de kosten voor de reductie op termijn zouden dalen. De stijging zou zich dus maar op korte termijn manifesteren.
Mijnheer de minister, ik vraag me af of deze redenering klopt. Bent u bereid, nu het verbod bijna een jaar van kracht is, een evaluatie ervan te laten uitvoeren? Ik denk daarbij niet alleen aan de gemeenten, maar ook aan de NMBS, waar in het verleden een hoog pesticidengebruik is vastgesteld.
Bent u zich bewust van de verhoogde administratieve last, vooral voor de kleinere gemeenten, die de opbouw van een reductieprogramma zoals omschreven in het uitvoeringsbesluit van 14 juli 2004 met zich mee brengt? Is er voldoende personeel op de afdeling Water om de reductieprogramma's te kunnen evalueren? De gemeenten die vorig jaar, dus tegen 1 juni 2003, hun reductieprogramma aan de minister hebben opgestuurd, hebben geen ontvangstmelding gekregen, noch een evaluatie van hun rapport. Er is geen enkele reactie gekomen. Liggen die programma's niet gewoon in de kast?
Is het niet wenselijker, in plaats van de gemeenten op kosten te jagen en administratieve plichten op te leggen, een controle op het terrein te doen om na te gaan of er effectief resultaten worden geboekt bij het beperken van bestrijdingsmiddelen?
Hebt u een idee van de financiële consequenties van het verbod? Werd er door de Vlaamse overheid reeds een beargumenteerde raming gemaakt van de meerkosten van alternatieve onkruidbestrijding? Ik heb hier en daar wel cijfergegevens gezien, maar is er een studie gemaakt van de meerkosten, en naar het voldoende beschikbaar zijn van alternatieve bestrijdingsmiddelen?
Mijnheer de minister, ik meen dat ik recht van spreken heb, als schepen van Leefmilieu in een klein stadje met 20.000 inwoners, dat vorig jaar voor een kleine 50.000 euro investeringen heeft gedaan in alternatieve bestrijdingstechnieken. We stellen vast dat het rendement van de meeste van die technieken bijzonder laag is. Bovendien is er zeer weinig feedback of steun van de overheid bij het zoeken naar technieken om het rendement te verhogen.
Bent u op de hoogte van de gevolgen van de maatregel? U weet wellicht dat veel gemeentelijke politiereglementen voorzien in een verplichting voor de aangelanden om voetpaden en zo te onderhouden. Ook de overheid heeft de verplichting de voetpaden veilig te houden. Als er mos groeit, moet dat zo vlug mogelijk worden verwijderd. We zien nu dat particulieren, als de voetpaden niet meer worden onderhouden door de overheid, zelf met bestrijdingsmiddelen de straat op komen. Vaak gebruiken ze die dan in ongecontroleerde dosissen.
De volgende vraag is misschien nu al moeilijk te beantwoorden. Wordt er na een jaar al een verbetering van de milieukwaliteit vastgesteld? In het decreet was er sprake van financiële stimuli voor gemeenten die informatiecampagnes zouden opzetten ten behoeve van particulieren. Bestaan die financiële stimuli? In de samenwerkingsovereenkomst die al bestond vooraleer het decreet in werking trad, was in stimuli voorzien. Uiteraard hebben niet alle gemeenten die samenwerkingsovereenkomst ondertekend, maar alle gemeenten zijn wel onderhevig aan het decreet houdende het verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Uiteraard wens ik ook te vragen naar uw intenties. Ziet u in de toekomst nog mogelijkheden om de gemeenten te steunen bij het dragen van de meerkost van alternatieve bestrijdingstechnieken en van de gevolgen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten? Bent u bereid na een onderzoek, de evaluatie waarover ik sprak, het decreet en het uitvoeringsbesluit desgevallend bij te sturen?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik sluit me voor een groot stuk aan bij het discours van mevrouw Crevits. Toch wil ik ook een pleidooi houden om het kind niet met het badwater weg te gooien. Vandaag de dag gebeurt er bij de gemeenten zeer veel. De uitzondering is nu veeleer de regel. Slechts weinig gemeenten hebben gekozen voor de radicale nuloptie op korte termijn. De meeste wensen dus gefaseerd te werken aan een afbouw van het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Er wordt ook veel gedaan aan sensibilisatie, wat onder meer wordt gestimuleerd door de samenwerkingsovereenkomst. In Limburg zijn er infoavonden en is er een draaiboek voor het beperken van bestrijdingsmiddelen opgesteld. In Oost- en West-Vlaanderen worden lesgevers opgeleid, enzovoort. Er is dus een hele dynamiek ontstaan. Laten we die versterken. Door VELT en de VVOG, de Vereniging Voor Openbaar Groen, is een soort handboek of draaiboek gemaakt om gemeenten te helpen bij het beleid.
Alternatieve bestrijdingsmiddelen zijn voorhanden, maar ze zijn ook duurder, zeker in de beginfase. Daarom zou ik u willen vragen de focus te verruimen. We moeten ons afvragen op welke manier we er op middellange en lange termijn voor zorgen dat er meer evenwicht komt in de prijs. Dat kan door gemeenten en burgers middelen en steun te geven bij aanpassingen aan het openbaar groen en verhardingen. Dat geldt zeker voor toekomstige inrichtingen van openbaar groen en toekomstige verhardingen. Als we een structurele beperking willen van het gebruik van pesticiden, dan moeten we daaraan werken, en minder inspanningen doen voor verhardingen.
Een tweede aspect waarvan ik de focus zou willen verruimen, is het debat over de meerkosten. Als het gebruik van pesticiden op termijn wordt verminderd, ontstaat een win-winsituatie, want ook de milieulast daalt. Zoals mevrouw Crevits zei, is het vandaag nog te vroeg om te zeggen of de maatregel effectief heeft geleid tot een vermindering van de milieulast. Maar gezien de kosten die jaarlijks worden gemaakt bij de waterzuivering om de pesticiden uit het water te halen, als dat al lukt, en het feit dat drinkwatermaatschappijen jaarlijks 12,5 miljoen euro betalen om pesticiden uit het drinkwater te houden, kunnen we zeker spreken van een win-winsituatie. Dat kunnen we bereiken door de inspanningen van de lokale besturen en de burgers.
Verder heeft het lokaal bestuur een voorbeeldfunctie. Het staat immers dicht bij de burgers. Dat mogen we niet onderschatten. Ook daarmee moet in het debat hierover rekening worden gehouden.
Laat dus het decreet nog even zoals het is. Het is nog iets te vroeg voor een grondige evaluatie. Het tweede actieprogramma is pas dit voorjaar opgestart, en loop tot 2008. Rond die tijd moeten we misschien een evaluatiemoment inbouwen. Intussen moeten we vooral de gemeenten stimuleren om werk te maken van structurele maatregelen en ondersteuning.
De vraag naar het personeel is dan ook pertinent. De gemeenten die hun reductieprogramma's in het voorjaar hebben ingediend, wachten blijkbaar nog steeds op een antwoord. Ze kunnen soms niet verder werken, omdat er een achterstand ontstaat.
Ten slotte nog een concrete suggestie, van iets waar sommige gemeenten als voorlopers mee bezig zijn, maar dat best algemeen toepasbaar is. Het gaat om het ter beschikking stellen van standaardbestekken voor openbare werken. Er zijn er goede: laten we die zo breed mogelijk verspreiden, zodat er werk van kan worden gemaakt. De Vlaamse overheid kan daar ook een rol bij spelen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega's, in 2005 zal de voortgang van het decreet worden geëvalueerd. De afdeling Water beschikt dan ook over de gebruikscijfers van 2002 tot 2004, zodat de evolutie en de milieu-impact van het pesticidengebruik berekend kunnen worden met 2002 als referentiejaar. Op basis van deze gegevens, die ik uiteraard ook ter beschikking zal stellen, zal ik nagaan of er aan het decreet moet worden gesleuteld.
Vanaf 2005 wordt de administratieve last beperkt tot een jaarlijkse rapportering. Daarbij ligt de nadruk vooral op wijzigingen aan de lopende acties. Voor de gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaamse Gewest hebben ondertekend, kan deze rapportering bovendien worden gecombineerd en gebeuren via een milieujaarprogramma.
De grootste administratieve last is voor de meeste gemeenten trouwens reeds afgerond. 292 gemeenten hebben een eerste actieprogramma ingediend. 227 gemeenten hebben al een tweede actieprogramma ingediend.
Wie de voorbereidende stukken heeft gelezen, weet dat bij de goedkeuring van het besluit van 14 juli 2004 een poging is ondernomen om de financiële consequenties te ramen. Een overschakeling op het niet-chemisch beheer van verharde oppervlakten zou drie- tot zesmaal meer kunnen kosten. De gemeenten moeten natuurlijk met deze meerkost rekening houden. Enkele gemeenten hebben me reeds gevraagd om hen in hun personeels- en werkingskosten te ondersteunen. Hoewel veel van de motivatie en van de vindingrijkheid van de gemeenten afhangt, blijft er voor de gemeenten steeds een bepaalde kostenstijging. Wat nieuwe voorstellen betreft, moet ik steeds rekening houden met de effectieve financiële gevolgen voor de gemeenten.
Over de milieu-effecten kan ik me op dit ogenblik moeilijk uitspreken. Op middellange termijn moeten deze effecten zichtbaar worden. Mijns inziens, moeten we de ingezette trend blijven volgen. De kwaliteit van het oppervlaktewater zal het rendement van deze maatregelen sneller weerspiegelen dan de kwaliteit van het grondwater.
De bevolking is in het verleden te weinig gesensibiliseerd. Dit heeft tot een onverantwoord gebruik van pesticiden geleid. Hier moeten we zeker de nodige aandacht aan besteden.
De bestrijdingsmiddelen maken deel uit van de cluster vaste stoffen. In het samenwerkingsakkoord met de gemeenten is hiervoor in beperkte middelen voorzien. De gemeenten die deze overeenkomst tekenen, kunnen hier uiteraard aanspraak op maken.
Op basis van de informatie die door de ingediende reductieplannen beschikbaar wordt gesteld, moet Aminal met alle gemeenten over efficiënte technieken communiceren. Het is hierbij steeds de bedoeling de kostprijs te minimaliseren. De beschikbare technieken zullen tevens worden gedemonstreerd tijdens de specifieke bijeenkomsten die per provincie zullen worden georganiseerd.
De voorzitter: Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de minister, ik vind het een goede zaak dat u de administratieve verplichtingen van de gemeenten wilt verminderen. In 2004 zijn de gemeenten geconfronteerd met nieuwe DuLo-waterplannen, met nieuwe milieubeleidsovereenkomsten, met nieuwe milieujaarprogramma's en met pesticidenreductieplannen. De ruimte om op het terrein een effectief milieubeleid op poten te zetten, is in de loop van dit jaar dan ook bijzonder klein geworden. Ik hoop dat u het decreet in alle eer en geweten zult evalueren en dat u een inspanning zult leveren om de administratieve verplichtingen tot een absoluut minimum te herleiden.
Minister Kris Peeters: Mevrouw Crevits, u hebt gelijk. De gemeenten moeten steeds meer rapporten formuleren en dergelijke. We moeten nagaan hoe we deze administratieve last kunnen verminderen en de gemeenten de kans kunnen geven om zich met de essentie van de zaak bezig te houden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.