Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 29/04/2004
Interpellatie van de heer Johan Sauwens tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de Limburgse reconversiemanager en het hefboomrapport voor de Limburgse reconversie
Interpellatie van de heer Mathieu Boutsen tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening,Wetenschappen en Technologische Innovatie, over de prioriteitennota van de Limburgse reconversiemanager
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Sauwens tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de Limburgse reconversiemanager en het hefboomrapport voor de Limburgse reconversie, en van de heer Boutsen tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening,Wetenschappen en Technologische Innovatie, over de prioriteitennota van de Limburgse reconversiemanager. Minister Van Mechelen antwoordt namens de Vlaamse regering.
De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik heb mijn interpellatieverzoek gericht tot de minister-president. Kan de minister-president niet aanwezig zijn? Het gaat immers over een dossier dat tot de verantwoordelijkheid van de hele regering behoort. Bovendien is de minister-president diegene die op persconferenties en in de media naar buiten treedt als de man die de Limburgse belangen in Vlaanderen verdedigt.
De voorzitter : De Vlaamse regering beslist autonoom welke minister antwoordt. Straks zal minister Ceysens vragen beantwoorden die zijn gericht tot minister Van Mechelen. Dat zijn beslissingen van de Vlaamse regering.
De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Het feit dat de vraag zomaar, zonder daar ook maar melding van te maken, wordt doorgeschoven naar minister Van Mechelen, is symptomatisch voor de wijze waarop de Vlaamse regering dit dossier beheert.
Wij maken ons grote zorgen over de wijze waarop de Vlaamse regering het actieplan voor het behoud van Ford en de creatie van nieuwe werkgelegenheid in Limburg aanpakt. We steunen ons daarvoor op twee ervaringen. In april 2003, voor de beslissing van Ford er was, heeft de Vlaamse regering de heer Peter Heller aangetrokken om een nieuw economisch reconversieproject voor de provincie Limburg uit te tekenen. Intussen heeft hij een rapport neergelegd, en dat heeft tot wat heisa geleid. De vraag rees of het wel als een rapport kon worden bestempeld, of het wel wetenschappelijk voldoende was onderbouwd en of er wel een draagvlak voor was. Aan wie is er gerapporteerd? Heeft de raad van bestuur van de LRM het besproken? Heeft de Vlaamse regering het besproken? Zijn er conclusies getrokken? Het rapport is aan de pers meegedeeld. Op een bepaald ogenblik vernamen we dat het rapport niet mocht worden verspreid wegens onenigheid erover in de regering. Het gerucht deed zelfs de ronde dat het contract met de heer Heller zou zijn verbroken. Dat is het eerste element.
Het tweede element gaat over de grond van de zaak. De sociaal-economische situatie van de provincie is vrij zorgwekkend. In vergelijking met de rest van Vlaanderen kampt Limburg met een werkloosheidssurplus van meer dan 5.000 werklozen. Dat surplus groeit nog steeds. We stellen vast dat dit leidt tot groeiende sociale problemen. De OCMW's worden ermee overstelpt. Ik herinner me dat de politiek actieve professor Paul De Grauwe het tewerkstellingsverlies bij Ford banaliseerde. Hij zei dat er nieuwe jobs zouden worden gecreëerd in de diensteneconomie en de economie van de kennis en de creativiteit. Het zijn modewoorden. Wij stellen immers vast dat een aantal mensen die op Ford of in de toeleveringsbedrijven hun job zijn kwijtgespeeld, terechtkomen in schrijnende armoede. Wie ongewild zijn job is kwijtgeraakt, bijvoorbeeld omdat men een aantal dagen ziek is geweest, en ondertussen in een echtscheidingsprocedure is verwikkeld, zit echt aan de grond. Die mensen moeten naar het OCMW. Een aantal mensen zou omwille van deze problemen de afgelopen weken zelfmoord hebben gepleegd.
Er komt geen enkel teken van heropleving van de industrie in de provincie. Besprekingen over het aantrekken van buitenlandse investeringen leiden tot niets. Onze concurrentiepositie verzwakt. Dat heeft te maken met onze hoge loonlasten. De belasting op arbeid is in Vlaanderen 12 percent hoger dan in de ons omringende landen. Nederland, Duitsland en Frankrijk nemen op dat vlak maatregelen, en tegenover die landen lopen we steeds verder achterop. CD&V pleit daarom resoluut voor een klimaat dat buitenlandse investeringen aanmoedigt. In zijn rapport stelt de heer Heller het volgende : 'De sluiting van Philips-Hasselt en het vertrek van de Transit uit Ford-Genk naar de Fordvestiging in Turkije brengt de provincie Limburg terug naar een situatie vergelijkbaar met deze van de jaren tachtig. De wereldwijde recessie is een bijkomende uitdaging voor de economie en de bevolking van Limburg.'
De situatie verslechtert en de crisis is volop aan de gang. Ik had gisteren contact met de federatie van de bouw. Tal van aannemers worden verplicht om hun arbeiders technisch werkloos te maken, zelfs meer dan de wettelijk toegelaten dagen, zodat zij in onderaanneming werk moeten zoeken om hun werknemers aan het werk te kunnen houden.
De overheidsinvesteringen dalen. Ik heb op de universiteit nog geleerd dat in een periode van laagconjunctuur investeringen moeten worden aangemoedigd om de economie te ondersteunen en aan te zwengelen. Dat gebeurt niet. Dit jaar is geen enkel bijkomend dossier van riolering vastgelegd. Men koopt liever bossen. Zo wordt er 1,5 miljard euro van het ene ministerie naar het andere overgesluisd voor de aankoop van bossen. Men had veel beter geld vrijgemaakt om de overheidsinvesteringen op het vlak van openbare werken, zoals wegenwerken of fietspaden, op te krikken.
Limburg heeft dankzij het werk van de bestendige deputatie snel ingezien dat er werk moest worden gemaakt van samenwerking om tot een oplossing te komen. Zo werd het Limburgs Platform Werkgelegenheid opgericht. Dat resulteerde in een actieplan. Dat plan werd in november meegedeeld en aan de regering overgemaakt. Dat actieplan heeft geleid tot een aantal prioriteiten. Men verwijst er bijvoorbeeld naar de administratieve vereenvoudiging en naar tal van problemen die zich op dit ogenblik op het vlak van de ruimtelijke ordening voordoen. Men verwijst ook naar economische dossiers. Heel wat dossiers van Limburgse KMO's zijn en blijven immers geblokkeerd. Men pleit voor economische managers om de dossiers, in afwachting van de administratieve vereenvoudiging, te deblokkeren. Vlaanderen is er niet in geslaagd om dit probleem op te lossen.
Er is ook gevraagd om Limburg een rechtmatig aandeel van de reguliere middelen van de Vlaamse overheid toe te kennen. Dat is nu niet het geval. Dat stellen alle sociale partners en de partijen die aan de besprekingen hebben deelgenomen. Dat zijn VKW Limburg, de Limburgse Handelskamer, Unizo, de Boerenbond, de syndicale delegaties ACV en ABVV, de Limburgse Reconversiemaatschappij, de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappij en de steden Hasselt en Genk, die het lokale bestuursniveau vertegenwoordigen.
Er werden een negental prioriteiten in het leven geroepen : de infrastructuurknelpunten, de problematiek van de reconversievennootschappen, de soepelere werking van de LRM, de economische manager, de economische poort Genk, ouderenopvang, sociale huisvesting, onderwijs en de kwijtschelding van de schulden. Het gaat onder meer om een bedrag van 225 miljoen euro aan schulden.
Wat is er intussen met deze prioriteiten gebeurd? Welk statuut heeft het rapport-Heller? Hoe lopen deze twee samen? Hoe zal de Limburgse task force die is opgericht, voorts functioneren? Minister-president Somers zei onlangs in de krant nog : 'De task force is allerminst dood. Wij zullen naast de officiële bijeenkomsten met premier Verhofstadt, federaal minister Vandenbroucke en de Vlaamse ministers Ceysens en Landuyt continu overleg plegen in dit dossier.' Waartoe heeft dit overleg intussen geleid?
Welke specifieke initiatieven werden reeds genomen? Ik citeer Peter Heller : 'De vraag is welke de mogelijkheden zijn voor de specifieke Limburgse structuur om een antwoord te geven op de problemen die zich stellen. Er zijn in het verleden reeds een aantal goede initiatieven ontwikkeld, die in het licht van de huidige situatie verder dienen te worden gezet. Daarnaast zullen een aantal activiteiten opnieuw bekeken dienen te worden, maar ook zal de Vlaamse regering een aantal knopen moeten doorhakken en beslissingen dienen te nemen. Deze noodzakelijke beleidsbeslissingen dienen dan ook zo vlug mogelijk te worden genomen, voor de verkiezingen van het Vlaams Parlement, zo niet dreigen de dringende beleidsbeslissingen verlamd te worden door lange regeringsonderhandelingen.'
Dat is precies het punt waarvoor we staan. De economie sputtert en we hopen allemaal er zo snel mogelijk uit te geraken. Nu moeten we zo veel mogelijk inspanningen leveren ; onze concurrenten doen dat immers ook. Ik denk aan Nederland, Groot-Brittannië en Duitsland als concurrenten voor buitenlandse investeringen en economische initiatieven. Wij mogen geen achterstand oplopen. Op het ogenblik dat de economie zich herpakt, kan men de achterstand niet meer inhalen. Als er niet zeer snel doortastende maatregelen worden genomen, wordt de opgelopen achterstand alleen maar groter.
Mijn vraag is zeer concreet aan de Vlaamse regering in hoofde van de minister-president die het dossier naar zich toe heeft getrokken, maar vandaag wordt vertegenwoordigd door minister Van Mechelen : welke initiatieven heeft de Vlaamse regering genomen die daadwerkelijk de economische achterstand van onze provincie kunnen helpen wegwerken?
De voorzitter : De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Mathieu Boutsen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil eerst nog even het geheugen opfrissen bij wijze van inleiding. Niemand ontkent dat de provincie Limburg sinds de mijnsluitingen een gebied is geworden dat veel aandacht verdient. Door de mijnsluiting gingen er tienduizenden jobs verloren. Er werd een crisismanager aangeduid en hem werden vele miljarden ter beschikking gesteld om de reconversie gestalte te geven. Met de vele miljarden werd vooreerst aandacht geschonken aan de ontslagen mijnwerkers, en terecht. Er zijn uitzonderingen, maar globaal gezien werd hier een aanbod gedaan waarmee de meerderheid zich kon verzoenen.
Vervolgens stelde men vast dat er nog menige miljarden overbleven om aan reconversie te doen. Dit parcours, met menige hindernissen, werd niet meer zo enthousiast beoordeeld. Wij kenden de onvoorzichtige, zeg maar frauduleuze bestedingen. Er werden miljarden besteed aan studies waaruit geen resultaten voortkwamen. Zelfs de rechtbanken moesten zich een klare kijk proberen te vormen om tot rechtspraak te komen.
In een volgende fase werd de LRM opgericht. Zij kreeg de opdracht om het reconversiehoofdstuk in Limburg te voltooien. Er werd een bekwaam team gevormd en er kwamen resultaten. We moesten regelmatig vaststellen dat de LRM-gelden sneller aangroeiden door het inboeken van intresten dan dat ze aangesproken werden voor investeringen. De economische achterstand in de provincie werd verholpen, in hoofdzaak door de economische groei die wereldwijd aanwezig was en waarvoor geen extra middelen werden aangesproken.
Sinds enkele jaren heeft het 'dipje' in de economie zich ontwikkeld tot een werkelijke economische crisis. Bedrijfssluitingen in Limburg werden dagelijkse kost. De werkloosheid steeg inmiddels tot ongekende hoogten. Vanuit de LRM keek men toe en zag men niet hoe op een relevante manier soelaas kon worden geboden. Gewezen minister-president Dewael besliste dan maar om een signaal te geven aan de LRM. Hij stelde vast dat er in Limburg een gerenommeerd iemand aanwezig was om het probleem aan te pakken. Niet alleen werden hierdoor de mensen van de LRM deels gedesavoueerd. Er werd zelfs iemand aangesteld die inderdaad over veel competentie beschikte in een bepaalde sector van de economie. Hem werd gevraagd een studie uit te voeren om te weten te komen wat er nu eigenlijk in Limburg kon gebeuren om uit de economische crisis te raken. De heer Heller zou een nota moeten ontwikkelen die een advies zou kunnen zijn voor de LRM.
Wij hebben enkele maanden geleden inzage gekregen in deze nota. Na lezing ervan kwamen we tot de volgende besluiten. Het is een zeer vage studie die ons inziens een collage is van reeds verschenen teksten. De studie wijst de overheid erop dat de verantwoordelijkheid bij haar ligt. Ze geeft een opsomming van de problemen die zich in Limburg voordoen, alsof we ze nog niet kenden. De studie 'onthult' dat volgende sectoren aandacht verdienen : bouw, logistiek, voedingsindustrie, fruit, toerisme, automobiel. Nogal logisch voor mijn part, het zijn zowat de enige sectoren die in Limburg aanwezig zijn. Het tegendeel beweren zou misdadig zijn.
Voorts geeft de heer Heller een opsomming van enkele projecten die reeds in uitwerking zijn en waarvoor de industrie al het studiewerk heeft geleverd. Tot slot vinden we enkele bladzijden tabellen om een intellectuele look te garanderen.
Zijn conclusie luidt dat alle actoren op het terrein moeten zorgen voor een nieuwe mentaliteit en een globale aanpak en dat dit moet gebeuren met de bestaande organisaties die allen hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Dit is wel heel breed gekaderd, me dunkt.
Mijnheer de minister, ik heb enkele vragen over dit rapport te stellen. Is het juist dat de heer Heller door gewezen minister-president Dewael werd verzocht om een studie te maken? Was dit een regeringsbeslissing of een individueel initiatief?
Op basis van welke competenties werd de heer Heller hierom verzocht? Werden er bepaalde verwachtingen geformuleerd in het contract?
Is volgens U de nota een document waarmee de LRM in de mogelijkheid is om beter te functioneren? Is de LRM betrokken geweest als partner bij het opmaken van de studie? Heeft de LRM loyaal meegewerkt aan deze studie?
Werd de prijs van het rapport op voorhand afgesproken? Kunnen wij inzage hebben in het contract?
De voorzitter : De heer Kindermans heeft het woord.
De heer Gerald Kindermans : Mijnheer de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de heer Sauwens voor wat betreft het actieplan voor Limburg. Mijnheer de minister, in de maand januari heb ik u vragen gesteld en heb ik zelfs een voorstel van decreet ingediend in verband met een logistieke poort voor Genk. Er zijn in het Structuurplan Vlaanderen slechts vier logistieke poorten erkend, namelijk Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Zaventem. Limburg bleef ervan verstoken.
Het actieplan is opgesteld met medewerking van alle politieke partijen die in de bestendige deputatie zitten, namelijk de drie grote politieke families. Er bestaat daarover in Limburg een grote consensus. Ook de sociale partners hebben dit consequent ondersteund. In Limburg zegt men voortdurend met zoveel woorden dat men achter het actieplan staat. Wanneer dan in het Vlaams Parlement een voorstel van decreet wordt ingediend dat volledig op de lijn van het actieplan zit - ik heb de teksten uitgeschreven - stel ik vast dat de politieke meerderheid in het Vlaams Parlement er niet achter staat.
Twee weken later verscheen in het Belang van Limburg een interview met minister Keulen die twaalf cruciale punten aanhaalde om Limburg er bovenop te helpen. Mijn klomp brak toen ik las dat een van die punten uitgerekend de logistieke poort was waarvan dringend werk moest worden gemaakt. Nochtans had zijn fractie en de andere leden van de meerderheid dit in het Vlaams Parlement weggestemd. Dit is hypocrisie van de bovenste plank. Mijnheer de minister, hoe rijmt u het verschil tussen woord en daad?
Er zijn dan ook nog de streekplatforms, zoals de GOM's en POM's. Tijdens deze legislatuur maakten we drie verschillende bevoegde ministers mee. U was beloftevol begonnen, maar mocht uw werk niet afmaken. U bent dan opgevolgd door voormalig minister Gabriels die van pure ellende van de zaak is gehaald. Tot slot is het dossier bij minister Ceysens beland. Ik stel met andere woorden vast dat er geen streekbeleid is gevoerd op economisch vlak. De streekplatforms zijn al die tijd in het ongewisse gebleven. In Zuid-Limburg is dat des te meer merkbaar door de zware economische crisis die er heerst en de werkloosheid die er zeer snel groeit.
Ik sluit me dan ook volmondig aan bij de vragen van de heer Sauwens.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het rapport-Heller is ook een lijvig hoofdstuk aan de bouw gewijd. Ik volg de commissie voor Huisvesting en weet dat bouwen goed is voor heel veel sectoren. Ik wil de link naar de zorgsector leggen. Elke regio heeft zijn eigenheid, ook Limburg en ik vraag specifieke aandacht voor de problematiek van de rustoorden als gevolg van de snelle veroudering van de bevolking in de provincie. Een van de speerpunten in het rapport is te investeren in de bouw en dat wordt opgenomen in het actieplan. Kunt u zeggen wat de investeringen in rustoorden zullen zijn?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik heb het genoegen om al sinds 1997 deel te mogen uitmaken van het Vlaams Parlement. Ik weet dus hoe een interpellatie werkt. Nochtans heb ik op dat vlak vandaag wat nieuws ontdekt. Ik zal eerst antwoorden op de vragen die gesteld waren in de schriftelijke versie van de interpellatie. Ik zal dan in de mate van het mogelijke iets zeggen over datgene waarover ik denk met kennis van zaken te kunnen spreken.
Mijnheer Sauwens, ik weet niet of u deze week de bespreking hebt bijgewoond van de begrotingscontrole. We hebben daar ook de kans gekregen om de algemene economische context toe te lichten. Tijdens deze regeerperiode zijn we geconfronteerd met een economische groei van gemiddeld 1,64 percent. Tijdens de vorige legislatuur bedroeg de groei 2,56 percent. Daarmee wil ik aantonen dat ook Vlaanderen geconfronteerd is met een economische crisis. Uit internationale rapporten blijkt dat, als België het beter doet, dat voornamelijk te danken is aan de puike prestaties van Vlaanderen.
We zijn op een punt gekomen waarbij bijna alle conjunctuuranalisten voorspellen dat de economische groei van 2 percent moet worden bijgesteld tot 2,5 percent. Als de economie opnieuw aantrekt, kunnen we misschien zelfs naar 3 percent gaan. Laten we dan ook verheugd zijn. Dit resultaat is niet alleen te danken aan regeringen of parlementen, maar ook aan heel veel andere actoren. Laten we er alles aan doen om van 2004 opnieuw een succesjaar te maken en aan te sluiten bij de internationale conjunctuuropleving.
Ik verwijs naar de omstandigheden binnen dewelke de opdracht werd gegeven door de heer Dewael in overleg met mij. We hebben de voorbije jaren dikwijls gesproken met de heer Heller over de toekomst van Limburg en de Fordfabriek, wat een beetje zijn 'baby' is. Hij heeft het hart op de goede plaats en heeft steeds gevochten voor de uitbouw van de fabriek. Na 11 september 2001 werden we geconfronteerd met de afkalving van de economie. Er werd aangekondigd dat de economie zou aantrekken in 2002, wat niet het geval was. Het ging van kwaad naar erger. De economische groei lag gedurende 2 jaar lager dan 1 percent.
In 2003 gingen we na waarop we ons konden focussen en waar we onze troeven konden inzetten, vandaar de idee om Peter Heller aan te trekken. We moeten het resultaat van zijn opdracht natuurlijk niet vergelijken met de opdrachten van een studie- of consultingbureau als Ernst & Young of andere.
De bedoeling was om iemand op het veld te sturen die in Limburg een bepaald aanzien geniet en genoot. Hij zou een soort van informatieopdracht vervullen, wat ook vaak gebeurt bij de totstandkoming van een regering. Dat was de eerste fase van het contract van Peter Heller. Hij moest contacten leggen en zo veel mogelijk informatie vergaren.
De opdracht van Peter Heller bestond erin een plan op te stellen voor de economische ontwikkeling van de provincie Limburg. Daarbij moest men oog hebben voor nieuwe technologische ontwikkelingen. Een van de pijnpunten die we ontdekten in Limburg, was immers de heel moeilijk aansluiting van Limburg bij de nieuwe technologische ontwikkelingen. Er ontbrak een voedingsbodem voor een soort van relance.
Iedereen in Vlaanderen is het erover eens dat Limburg een ongelofelijke geografische locatie heeft binnen West-Europa en vooral - vanaf 1 mei - binnen het nieuwe Europa. De as tussen onze zeehavens is uniek en biedt kwalitatief enorm veel potentialiteiten.
Ik was een beetje verrast toen de heer Kindermans verwees naar het amendement dat werd ingediend bij de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dit omwille van procedurele redenen. Op het einde van heel de herzieningsprocedure van het RSV dat decretaal is verankerd in het decreet van 18 mei 1999, wilde men een amendement toevoegen dat het structuurplan gedeeltelijk wijzigde. Dat kon niet omwille van juridisch-procedurele redenen.
Het spreekt voor zich dat Limburg een logistieke poort is. Ik ben daar een believer van. De Romeinen wisten destijds ook al waarom ze een heirbaan door Tongeren moesten trekken. Er is dus niets nieuws onder de zon.
Vorige vrijdag heeft de Vlaamse regering een heel belangrijke beslissing genomen. De bedoeling is om bijkomende industriegronden in Limburg aan te wijzen. Als we in Limburg Europese distributiecentra of EDC's willen aantrekken van het formaat van Nike, is dat wegens de ideale ligging. Er is het economisch netwerk van het Albertkanaal en de autosnelweg, en de bijna fysische aansluiting op Antwerpen.
Ik heb het dan over de gronden die de LRM in portefeuille heeft. We hebben in deze commissie eens een volledige opsomming gemaakt van alle gronden die de LRM in portefeuille heeft en die zouden kunnen worden ontwikkeld. Het gaat over honderden hectare. Met de beslissing van vorige vrijdag hebben we daar op korte termijn nog 236 hectare aan toegevoegd. Er zijn ook nog de zoekzones rond Ham. De potentialiteit van het terrein aan het Albertkanaal in Ham is heel belangrijk. We moeten er dan ook voor zorgen dat we dit soort terreinen beschikbaar kunnen stellen en er werkgelegenheid kunnen creëren.
Wat de opdracht van Peter Heller betreft, daar was niets mystieks aan. Hij moest op het terrein gaan praten met alle actoren en proberen een soort consensus te bereiken. Het contract dat we met Peter Heller hebben afgesloten, bevat een confidentialiteitsclausule. Ik stel echter voor om het contract te deponeren bij de voorzitter van het Vlaams Parlement, de heer De Batselier.
De opdracht van Peter Heller bestond uit drie fases. De eerste fase was het verzamelen van informatie en ideeën. Ik denk dat Peter Heller met zowat iedereen in Limburg is gaan praten. Ik heb daarover de nodige feedback gekregen. In de tweede fase moest een soort van evaluatie worden gemaakt. Daarbij moesten de verschillende mogelijke projecten worden gerangschikt volgens haalbaarheid. De derde fase was dan de implementatie daarvan.
Het rapport van Peter Heller ligt momenteel voor bij de raad van bestuur van de LRM. Het contract was dan ook afgesloten met de LRM en niet met de Vlaamse regering. Het was wel geïnitieerd op vraag van de Vlaamse regering. Het behoort trouwens tot mijn bevoegdheid om dergelijke initiatieven te nemen. Het rapport van Peter Heller bevat onder meer een aantal algemene bedenkingen waarop ik straks nog zal terugkomen.
De eerste twee fases van de opdracht van Peter Heller zijn dus afgerond. De eerste fase bestond uit een omschrijving van een stappenplan. In de tweede fase moesten de mogelijke potentialiteiten worden aangeduid. Daarbij werd nagegaan of bijvoorbeeld CO2-stockering in het kader van de Kyotonormen ooit interessant zal worden. Dat zal afhangen van de kostprijs van de emissierechten, die vandaag niet vastligt. De derde fase was de implementatiefase.
Tussen de tweede en de derde fase is de commotie ontstaan waarvan u zelf beter op de hoogte bent dan ik. Tot op vandaag weet ik nog steeds niet om welk reden dat is gebeurd. Ik heb dan ook beslist de zaak even te laten bezinken. Eerst moeten de neuzen opnieuw in dezelfde richting wijzen.
Peter Heller zegt in hoofdstuk 1 over de belemmeringen : 'De bijkomende factor die niet enkel voor Limburg geldt, is het denken, handelen in zuilen, sectoren en organisaties. In vergelijking met de ons omringende landen is deze handelswijze zeer versnipperd en contraproductief. Een wijziging van mentaliteit en bedrijfscultuur zal zeker bijdragen tot een beter economisch klimaat. Ik denk hier bijvoorbeeld aan een betere samenwerking tussen de Kamer van Koophandel, Unizo,VKW.'
Hij bedoelde iedereen die op het terrein actief was. Ik heb met een aantal van deze mensen een individueel gesprek gevoerd en hen gestimuleerd om voor de fase van de implementatie samen op het terrein te gaan.
Uw vierde vraag betrof de vergoeding. Het contract is afgesloten tussen de LRM en de consultingvennootschap van de heer Heller. Ik neem me voor een kopie van het contract neer te leggen bij de voorzitter van het Vlaams Parlement, die met zijn wijsheid ongetwijfeld de juiste beslissing zal nemen.
Het rapport-Heller was opgesteld voor de raad van bestuur van de LRM. Er is geen communicatie over geweest, maar het rapport staat wel integraal op de website. Op die manier is het bij iedereen terechtgekomen. Mijn vraag aan de voorzitter en aan de gedelegeerd bestuurder was om het rapport te bekijken en er kritiek op te leveren. Er staan heel wat ideeën en cijfers in het rapport. Het is zeker geen zaligmakende waarheid, maar er wordt een richting aangegeven waarin men zich kan begeven om problemen aan te pakken en investeringen te doen. Er wordt zelfs een bedrag tussen 200 en 300 miljoen euro naar voren geschoven. Er wordt over rechtstreekse en duurzame tewerkstelling gesproken. Men heeft ook de indirecte tewerkstelling via koopkracht onderzocht. Men kwam uiteindelijk tot een cijfer van 2.000 tot 3.500 potentiële arbeidskrachten, die de teloorgang bij de multinationals zouden kunnen goedmaken. Limburg is immers voor een stuk afhankelijk van een tiental internationale ondernemingen. Daarmee is Limburg ook afhankelijk van de internationale conjunctuur.
Ik was nauw betrokken bij de redding van Opel-Antwerpen en heb met het management van de onderneming gesproken. Ook bij Ford is dat gebeurd. Er wordt op een veel hoger niveau over saneringen en schrapping van bijvoorbeeld 10.000 werkplaatsen beslist. Wij hebben om die reden een initiatief ontwikkeld, Flanders Drive, dat stilaan op snelheid komt. Ik pleeg op dit ogenblik overleg met mijn Nederlandse en Duitse collega om de gelijkaardige initiatieven in hun land samen te bundelen. Dat is de enige juiste manier van werken.
Magische hefbomen om op korte termijn de stijgende werkloosheid te counteren heb ik zomaar niet voorhanden. De LRM probeert zich te ontwikkelen. Er zijn in deze commissie heldhaftige discussies gevoerd. De LRM zou te veel als bank optreden en te weinig als investeringsmaatschappij. Zelf heb ik altijd geijverd voor meer investeringen. Zeer recent zijn nieuwe projectvoorstellen gelanceerd voor steun aan nieuwe ondernemingen en startende KMO's. Zij moeten ook hun nek durven uitsteken voor groeikapitaaldossiers. In het verleden is wel van alles misgelopen en dat heeft hen tot voorzichtigheid aangezet. Toen ik de LRM overnam, was het bijna een bancaire staatsinstelling geworden. Wij hebben getracht de deuren naar investeringen open te gooien.
Men tracht de dossiers goed af te wegen en niet over één nacht ijs te gaan, maar er moet zeker koudwatervrees worden overwonnen. Er moet professioneler en proactief te werk worden gegaan en men moet minder de rol van een klassieke financieringsinstelling spelen. Men moet trachten projecten te stimuleren, ook op het vlak van de ontwikkeling van potentiële bedrijventerreinen. Ik heb daarover met bedrijven kunnen praten. Dikwijls wordt het probleem van opleiding en vorming van bijvoorbeeld chauffeurs aan de orde gesteld. Zo kan men in het Antwerps Havenbedrijf een DAK-diploma behalen, of dok-autovoerder-kraanman. Zo'n opleiding zou in Limburg tot stand moeten komen voor de transportsector, als men tenminste een logistiek centrum wil worden.
Intussen is de koek verdeeld tussen de LRM-projecten en de Lisom-projecten. Wij hebben in de commissie de Lisom-projecten toegelicht. Ik verwacht dat deze projecten nu stilaan vorm zullen krijgen.
De standstill is dus voorbij. Ik heb nog een schrijven aan LRM gericht met de melding dat er een stappenplan over de concretisering van de prioriteiten komt. Ik heb met de mensen van VKW en van de Kamer gepraat. Er werd maar één beslissing niet genomen, namelijk de vraag naar terugbetaling van de leiding. Dat overschrijdt ietwat de mogelijkheden van deze legislatuur, die nu op haar einde loopt. Er zijn immers aan de terugbetaling financiële voorwaarden gekoppeld.
Ik wil tot een systeem komen waarbij eenieder een aantal projecten hoog in het vaandel voert. De krachten moeten worden verdeeld en er moet een implementatiemanager worden aangeduid. Op 15 april kwam er een antwoord van de voorzitter van de LRM, de heer Vautmans. Hij was akkoord om per project een opvolgingsverantwoordelijke aan te stellen. Dat kan ook een instelling zijn of de provincie. Deze werkwijze werd toegelicht aan de raad van bestuur op 8 april 2004. Hij zou alles nog eens met mijn kabinet bespreken om zeker op dezelfde golflengte te zitten. Er komt een ontwerp van overeenkomst tussen de LRM en de projectmanager.
De heer Johan Sauwens : Dat zijn de projecten rond CO2-stockering, de fruitsector, de spin-offs, Building World, Busdistributiecentrum Limburg, de economische en industriële vliegactiviteiten Brustem. Het zijn projecten waarover de heer Heller in zijn rapport spreekt. De LRM zal verantwoordelijke instanties aanduiden, die aan de projecten de nodige vaart moeten geven.
De heer Dirk Van Mechelen : Ik citeer uit de brief. Het voorstel van het stappenplan per project voorziet in twee fasen.
De eerste fase is het beschrijven van de huidige situatie van het project en het ontleden van de eventuele knelpunten. De marktsituatie is de opportuniteit. Moeten we wachten of versnellen? Er moet een conclusie komen over de haalbaarheid van het project. Is er een haalbare afweging tussen de kosten en het resultaat? Ook is de timing van de fases naar voren geschoven.
Dan komt een fase twee met het opstellen van een actieplan tot realisatie van het project, namelijk een concreet implementatieplan. Wie zal dat financieren? Worden het PPS-constructies? Zal daarvoor worden geleend? Alle financieringsvormen zijn denkbaar.
Tot slot is er het coördineren en het begeleiden van het project. In de brief stelt men : 'Tussen fase 1 en 2 stellen we voor om, liefst in samenspraak, een evaluatie te maken van het neergelegde rapport'. Ik heb ook duidelijk laten horen dat dit moet gebeuren los van ministers die komen en gaan. Nu moet de LRM de bestendiging van dit project doen en op basis daarvan zorgen dat het doorloopt.
Geachte collega's, het voornaamste is dat in Limburg iedereen bereid is aan één zeel te trekken, dat men de projecten verdeelt over degenen die de competentie en de kennis hebben, dat men managers aanwijst, dat men op korte termijn definieert wat kan en wat niet en dat men vooral niet meer tijd verliest dan nodig om tot de implementatie te komen. Als ik het met één ding in uw interpellatie volledig eens ben, mijnheer Sauwens, is het dat we ook in Limburg het gevecht tegen de werkloosheid moeten aangaan, maar daar zijn zoveel kleine initiatieven voor mogelijk. Ik heb zelf de LRM eraan moeten herinneren te gaan praten met de heer Bruyninckx, de directeur-generaal van het Havenbedrijf Antwerpen om te horen hoe zij de ontwikkeling zien. Ik krijg van het Havenbedrijf Antwerpen volledige trafiekschema's.
Ik heb altijd gezegd dat, als het Deurganckdok in de zomer van 2005 op snelheid komt, we moeten vermijden dat we containers massaal gaan lossen en doorvoeren door Vlaanderen. De kunst zal zijn om containers te lossen en daarmee een toegevoegde waarde in Vlaanderen te scheppen. Daarvoor is volgens mij de as van het economisch netwerk Albertkanaal substantieel. Dat betekent een ongelooflijke opportuniteit. We zullen ten aanzien van de landbouw enkele opofferingen moeten doen. Ik probeer iedereen ervan te overtuigen dat we niet de discussie moeten voeren over twee eenheden grootvee per hectare, maar wel over een bedrijf waar duizenden mensen kunnen werken. Nike is een perfect voorbeeld. Dat de technologie die is ontwikkeld in Nike-Laakdal op dit ogenblik in Amerika wordt herbouwd, wil zeggen dat het bijna een exportproduct is geworden. Die richting moeten we uitgaan, los van wie regeringsverantwoordelijkheid draagt.
We stoppen nu met het plan-Heller, voor mij is dat opgedoekt. Bij de opening van Flanders' Drive heb ik dat gezegd. Het gaat nu over een plan tot het verstevigen van het economisch weefsel van de provincie Limburg en dat is geen plan van de gouverneur of van om het even wie. Het gaat erom dat men iets doet, dat is de boodschap. Er zijn geld en structuren beschikbaar. Alleen moeten we de puzzel in elkaar doen passen en moeten we de samenwerking op het terrein concretiseren om tot resultaten te komen.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog enkele vragen. Is de overeenkomst met de heer Heller nu afgelopen?
Minister Dirk Van Mechelen : De heer Heller had een overeenkomst getekend in drie fasen. Fase twee was afgelopen, namelijk het neerleggen van het plan. Dan komt de implementatiefase. Er is duidelijk gesteld dat de heer Heller ook in deze fase zal worden betrokken indien men hem vragen stelt. Hij is bereid erop in te gaan, alleen moet de sfeer zodanig zijn dat we in vertrouwen met elkaar kunnen samenwerken.
De heer Johan Sauwens :Wordt er teruggekoppeld naar het platform?
Minister Dirk Van Mechelen : Ik heb ertoe opgeroepen om dit intern in Limburg verder te doen. Het is niet aan mij als minister dat te coördineren. Van mij mag het de gouverneur of de provincie zijn, maar het belangrijkste is dat de leden van het platform dit samen doen.
De heer Johan Sauwens : Ze hebben samen negen prioriteiten bepaald. Die zijn van een andere orde dan de initiatieven van de heer Heller die meer in de industriële sfeer liggen. Het platform heeft gepleit voor een aantal speerpuntmaatregelen die moeten worden genomen, onder meer zorg, infrastructuurknelpunten en administratieve deblokkering van een aantal dossiers.
Anderzijds zijn er initiatieven opgenomen die meer in de sfeer zitten van het onmiddellijk versterken van de industrie. Dat zit in de werkopdrachten van de LRM. Het is niet helemaal hetzelfde. In die zin denk ik aan een coördinatie eventueel door de gouverneur, maar dan moet u de mensen van de LRM de vrijheid geven om eraan deel te nemen met open boeken.
Minister Dirk Van Mechelen : Dat is bij deze toegezegd. U hebt het over projecten in mobiliteit. De noord-zuidverbinding is bijna een Antwerpse situatie. Men heeft ons tien jaar lang alle investeringen in mobiliteit en infrastructuur onthouden omdat er geen consensus werd gevonden. Wij zijn tot die consensus gekomen onder impuls van de gouverneur van Antwerpen. Dat heeft geleid tot oprichting van de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel, tot PPS constructies en tot het feit dat we bezig zijn met het MER voor de Oosterweelverbinding. Het heeft er vervolgens toe geleid dat die projecten in uitvoering zijn.
Ik heb ook tegen de mensen van de LRM en de provincie gezegd, dat dit ook in Limburg moet gebeuren. Neem de zaak in handen en geef Brussel niet de kans te zeggen dat men het niet doet omdat er geen consensus is. Het Antwerps model dat ons jaren parten heeft gespeeld, speelt nu Limburg parten met betrekking tot de mobiliteit.
De heer Johan Sauwens :We hopen dat de eerste voorzichtige tekenen van de economische heropleving zich doorzetten, maar u bent zeer optimistisch. Men zegt dat in het eerste kwartaal de groei 0,6 percent bedraagt, dat is iets minder dan het laatste kwartaal van 2003, maar goed. Wat wel vaststaat is dat de economie onvoldoende aantrekt om de werkloosheid terug te dringen. We zullen in onze provincie nog zeker heel 2004 en 2005 worden geconfronteerd met stijgende werkloosheidscijfers.Dat is een bekommernis. Ik hoop dat de volledige Vlaamse regering meer dan de voorbije jaren proactief maatregelen durft nemen en vooropstellen, die ze zelf in handen heeft. Een van de elementen is onder meer de klacht van de bouwsector over de overheidsinvesteringen. U hebt daar niet op geantwoord. Dat heeft de regering wel zelf in handen.
Minister Dirk Van Mechelen : Ik wil het verhaal van het financieringsfonds en andere toestanden niet herhalen. Ik geef een voorbeeld, namelijk de dubbele inspanning die we doen ten aanzien van de Rio-dossiers, wat leidt tot heel wat werkgelegenheid in de wegenbouw die absoluut noodzakelijk is. Ik heb daarover vorige week nog met minister Tavernier vergaderd om na te gaan in welke mate we versneld deze middelen kunnen vrijgeven. U weet dat de uitgaven en de ontvangsten op elkaar moeten afgestemd zijn en blijven. Ik had liever de bossen van de Merode op het einde van het jaar gekocht en de andere nu, maar de omstandigheden zijn wat ze zijn.U weet wat ik daarvan denk. Ik geloof dat het een belangrijk project is omdat het nogal wat ontwikkelingsmogelijkheden heeft, maar in timing had ik het liever anders gezien.
De voorzitter : De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Mathieu Boutsen : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U bent zeer hoopvol voor wat Limburg betreft. Ik vind het spijtig dat ik heb moeten horen dat het een persoonlijk initiatief van toenmalig minister-president Dewael was om de heer Heller in huis te halen. Ik denk dat er beter te vinden was. Als ik uw uitleg hoor,mijnheer de minister, dan denk ik dat het lot volledig in handen van de Limburgers ligt. U zegt inderdaad dat het een schitterende locatie is, en dat moeten we beamen. U zegt ook dat we het geld en de mensen hebben. Dat wisten we eigenlijk allemaal al voordat het rapport werd besteld. Blijkbaar had u te weinig vertrouwen in al deze factoren en hebt u toch een rapport besteld waarvan we niet weten hoeveel het heeft gekost. Mijns inziens was dat rapport niet nodig geweest. Het is enkel een inventaris van de bestaande toestand.
Minister Dirk Van Mechelen : Ik wil daarover een stoute opmerking maken. Ik zal de prijs overmaken aan de voorzitter van de commissie, maar ik heb al andere rapporten gezien in mijn carrière. Het heeft in elk geval één verdienste : het heeft het debat op gang gebracht en tot bezinning geleid. We zullen de problemen in Vlaanderen samen moeten oplossen, netwerken moeten vormen en elkaar moeten versterken. Als ik in Limburg moet uitleggen wat de opdracht is van het Instituut voor de Logistiek, dan klopt er iets niet. Ik heb tijdens mijn ontmoeting met minister Brinkhorst gesproken over de as Eindhoven-Leuven. Ik moet u niet uitleggen waar die door loopt! Daar liggen kansen en die moeten we grijpen. Ik pleit voor optimisme.
De heer Mathieu Boutsen : Ik ben blij dat u Houthalen al weet liggen. U kunt misschien de noord-zuidverbinding een duwtje in de rug geven. Ik vind uw antwoord heel optimistisch en het stelt me dan ook tevreden.
De heer Johan Sauwens : We zullen een met redenen omklede indienen.
De heer Mathieu Boutsen : Wij ook.