Plenaire Vergadering van 10/12/2003
Vraag om uitleg van de heer Flor Ory tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de opvolging van het actieplan Limburgs Platform Werkgelegenheid
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Ory tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de opvolging van het actieplan Limburgs Platform Werkgelegenheid.
De heer Ory heeft het woord.
De heer Flor Ory : Mijnheer de minister-president, Ik stel uw persoonlijke aanwezigheid hier op prijs. Bij het actieplan dat voorligt, zijn immers 80 percent van uw ministers betrokken. Het is ook een belangrijk signaal aan de Limburgers en ik dank u hiervoor. Intussen is mijn vraag al een maand oud en zijn er tal van nieuwe gegevens bijgekomen. Tussen 1 oktober en nu, op amper twee maanden tijd, is heel wat gebeurd. Het drama bij Ford heeft Limburg opnieuw wakker geschud. Het is van de mijnsluitingen geleden dat de bedrijfswereld, de vakbonden, de bevolking, de kranten en de briefschrijvers zoveel acties hebben ondernomen en van hun betrokkenheid bij de problematiek hebben getuigd.
Op 18 oktober werd een belangrijke solidariteitsactie georganiseerd, op 25 oktober is een Limburgs Sociaal Forum opgestart. Burgemeesters hebben zich over de grenzen heen verenigd, gemeenteraden hebben moties gesteund en erover gestemd. Vanuit het veld zijn er heel wat reacties gekomen. Op 8 oktober werd in de plenaire vergadering een actualiteitsdebat gehouden. Op 22 oktober heeft de plenaire vergadering een resolutie en een motie van aanbeveling aan de Vlaams regering goedgekeurd.
Nu Limburg heel wat creativiteit aan de dag heeft gelegd, is het goed dat ook de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement hun verantwoordelijkheid opnemen. Dat was de afspraak.
Gelukkig heeft Ford Europa ook een aantal positieve beslissingen genomen. De Mondeotoekomst is enigszins bijgestuurd. Er is wat perspectief op de lange termijn. Ik dank ook de vakbonden. Zij hebben voor de toekomst een sociaal-economisch plan voor Limburg uitgetekend. Dat was belangrijk. Er waren drie elementen die in de discussie meespeelden.
Ten eerste, Ford min, het sociaal begeleidingsplan, Ford plus, de continuering van Ford-Limburg als basis voor de industriële tewerkstelling en Ford in het kwadraat, of de economische ontwikkeling in Limburg in zijn totaliteit. De vakbonden hebben puik werk geleverd door niet aan de sociale onderhandelingen te beginnen alvorens een Ford plus op tafel lag. Dat is tactisch goed gespeeld.
Ten tweede heeft men vorig weekend het begeleidingsplan afgewerkt. Dat is ook prima gepresteerd. In het Limburgse Platform Werkgelegenheid hebben de politiek verantwoordelijken van Limburg, de vakbonden en de werkgevers hun krachten gebundeld en ze hebben hun verantwoordelijkheid opgenomen. Zij hebben u een actieplan overhandigd met negen topprioriteiten. Het Fordincident kan als een acuut probleem worden gezien, nu moeten wij het structurele probleem aanpakken. Limburg heeft nog altijd meer werklozen dan de rest van Vlaanderen. Het parlement moet de rol opnemen van waakhond en nagaan of er wel degelijk beslissingen worden genomen en de uitvoering van de voorstellen, die op tafel liggen, controleren. Philips, dat nog niet zo lang geleden is gesloten, is nog steeds op zoek naar 450 banen voor haar vroegere werknemers.
Er is werk aan de winkel en er is een duidelijk signaal nodig.
Ik maak me wel zorgen over de interkabinettenwerkgroep. U hebt het Limburgse Platform op 2 december ontvangen en het actieplan gekregen. Tegen begin januari zou dat worden geactualiseerd en geconcretiseerd. Op de interkabinettenwerkgroep waren echter slechts drie kabinetten aanwezig : uw eigen kabinet, dat van minister Sannen en dat van minister Keulen. De anderen waren afwezig.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ook het kabinet van minister Landuyt was aanwezig.
De heer Flor Ory : Dan ben ik slecht geïnformeerd. Ik neem daarvan akte van. Het is belangrijk dat het parlement en deze commissie in het bijzonder de zaak blijven opvolgen. Nu alles wat is geluwd en de pers minder kort op de bal speelt, moeten wij de waakhond zijn.
Mijnheer de minister-president, het actieplan bestaat uit drie delen : tewerkstelling, infrastructuur en financieringstechnieken. Hoe zal de Vlaamse regering het plan invullen? Op welke manier zal elke minister zijn verantwoordelijkheid opnemen? Met welke eisen uit het plan kunt u akkoord gaan en met welke niet? Werd het actieplan al besproken met de voltallige regering? Welke rol heeft de task force in de verdere afhandeling? Dit gaat over bevoegdheden van vier of vijf ministers. Hoe zult u dit coördineren en proberen te komen tot een geïntegreerde aanpak? Welke timing stelt u in het vooruitzicht? Welke budgetten zijn er om het actieplan te realiseren? Zijn er naast de actienota nog ander initiatieven gepland om Limburg extra impulsen te geven? Wat is de rol van de heer Heller? Wanneer krijgen we inzage in zijn rapporten?
Ik eindig met een citaat uit een artikel in Het Belang van Limburg van vandaag waar de resultaten van de Vlaamse ondernemersconferentie worden bekendgemaakt. Ik lees : 'Bij het volledige pakket komt een kostenplaatje van 264 miljoen euro kijken. Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt hamert erop dat de regering geen fantasie verkoopt, daar er concrete bedragen zijn ingeschreven in de begroting 2004'. Ik pleit ervoor dat ook dit actieplan geen fantasie blijft.
De voorzitter : De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de voorzitter, ik neem aan dat we de gedachtewisseling die hierna staat geagendeerd, koppelen aan deze vraag om uitleg.
De heer Flor Ory : Het actieplan is helemaal iets anders dan het sociaal begeleidingsplan. De gedachtewisseling zou specifiek over dat laatste gaan.
Minister-president Bart Somers : Er bestaat enige verwarring in deze commissie. Het Limburgs Platform bestaat uit werkgevers en werknemers en heeft een pakket voorstellen gedaan voor de Vlaamse regering. Daarnaast is er de task force die premier Verhofstadt en ikzelf hebben opgericht om de specifieke situatie van Ford Genk op te volgen.
De heer Flor Ory : Het is de eerste keer dat ik verneem dat de federale regering ook betrokken is bij die task force.
Minister-president Bart Somers : Met alle respect, maar dan leest u de kranten onzorgvuldig.
Mijn kabinetschef, de heer Kerremans, en de kabinetschef van de premier, de heer Gabriels, hebben regelmatig vergaderd met vertegenwoordigers van de verschillende kabinetten om tot een oplossing komen. Een zaak daarin is de tewerkstellings- of werkgelegenheidscel. Die moet de mensen die hun job zullen verliezen, begeleiden om snel een andere baan te vinden. Mijn kabinetschef heeft de leiding gehad over het Vlaamse luik van de task force. Hij kan antwoorden op vragen daarover. Als u echter vragen wilt stellen over de tewerkstellingscel, dan bevindt u zich op het exclusieve domein van minister Landuyt. Ik heb hem vanmorgen nog gebeld en hij stelt voor om nog enkele weken te wachten indien u concrete gegevens wilt. Begin volgend jaar kan hij het hele actieplan van de tewerkstellingscel dat is opgesteld in samenwerking met de VDAB, toelichten. Op de vraag om uitleg van de heer Ory over het platform heb ik wel een uitgebreid antwoord klaar.
De heer Eddy Schuermans : Ik kan me vinden in uw voorstel.
Wat Ford Genk betreft, kunnen we niet spreken van een 'accident'. Het is een symbooldossier van een problematiek die zowel Limburgs, Vlaams als Belgisch is. Er zijn problemen in bepaalde sectoren en bij een bepaald type bedrijven en dat speelt ons parten. De problemen bij Ford Genk zijn in feite een illustratie van de pijnpunten in onze economie. Het stond in de sterren geschreven dat het een probleem zou kunnen zijn om de tewerkstelling in dat type van activiteit op een hoog niveau te houden. Limburg is daarvan trouwens nog meer afhankelijk dan elders.
Het is positief dat er een goed akkoord is gesloten tussen de werkgevers en werknemers. De overheid heeft ook een positieve inbreng gehad door enige soepelheid aan de dag te leggen op het vlak van brugpensioen. De aankondiging van nieuwe modellen is belangrijk voor de toekomst van het bedrijf op halflange termijn. We moeten blijven ijveren voor die toekomst. We konden niet berusten in het feit dat deze activiteit op zeer korte termijn volledig zou verdwijnen. Dat is nu niet het geval en er is nog toekomst voor een aantal arbeidsplaatsen. We zijn echter niet euforisch omdat er toch ook heel wat jobs verloren gaan.
We worden vanuit werkgevers- en werknemershoek met nieuwe vragen geconfronteerd. Ik wil het hebben over de anonieme werklozen, over de anonieme onzekeren op wie deze maatregelen niet van toepassing zijn. Dan heb ik het over de mensen die niet werden gesteund door een mars door Limburg. We hebben daar weliswaar zelf ook aan deelgenomen en stonden daar achter, maar die mensen kunnen geen aanspraak maken op goede afvloeiingsmaatregelen. Ook voor hen is het straks Kerstmis. Zij leven in onzekerheid. Hun bedrijven staan onder druk. We vrezen dat daar nog een aanzienlijk aantal ontslagen zal vallen, zij het niet van de grootteorde van Ford Genk. Die ontslagen zijn anoniemer en worden niet uitvergroot door de media. Het gaat immers over wat wordt beschouwd als een 'beperkt aantal arbeidsplaatsen'. Daaraan moet evenwel ook aandacht worden besteed.
Die mensen zijn niet het voorwerp van een task force of andere vormen van begeleiding, op de begeleidingen na die de VDAB en andere instanties kunnen aanbieden. Hun lot wordt vandaag een beetje weggedrongen, ook van werkgeverszijde. Ik hoor van een aantal bedrijfsleiders dat hun KMO's onder druk staan. Ze vechten voor het overleven van hun bedrijf, soms ten koste van arbeidsplaatsen en geven dat ook toe. Willen ze een toekomst, dan zal hen dit een bepaald percentage van hun bestand kosten : dat of niets. Ze vrezen nu met de Ford-norm als referentie te zullen worden geconfronteerd. Wat is ons antwoord op hun vragen? We steunen de regeling voor Ford volkomen, maar er zijn ook de anonieme werklozen en bedreigde werkgevers buiten Ford : de toeleveraars, maar ook het brede KMO-veld in Limburg.
We vinden het goed dat de sociale partners samen met het provinciebestuur, onder leiding van gedeputeerde Vandeput, tot een zeer coherent actieplan zijn gekomen, dat duidelijk breder gaat dan de Ford-problematiek. Dit Limburgs Platform Werkgelegenheid is een goed uitgangspunt, ook in het licht van mijn betoog van daarnet. De hoofdmoot van dit plan is ons echter niet onbekend. Het is bijzonder jammer te moeten constateren dat het slechts door afdankingen bij Ford Genk is dat er aandacht wordt besteed aan deze elementen.
Er is sprake van federale en regionale aspecten : denk bijvoorbeeld aan infrastructuur. Onze regio is een grensregio met bijzonder veel mogelijkheden op het vlak van logistiek. Terzake worden we echter geconfronteerd met grote problemen. De noord-zuidverbinding blijft dode letter. De spoorverbindingen met Brussel verlopen moeizamer dan voor de tweede wereldoorlog. Daar is herhaaldelijk op gewezen. We vinden deze elementen ook terug in het actieplan. Er is het klaverblad in Lummen. Ik heb een eervolle vermelding gekregen, omdat ik dit honderd keer heb aangekaart. Er is letterlijk geen meter vooruitgang in dit dossier, dat we ook terugvinden in het actieplan. Daar komt zelfs geen aanzet toe. Noch in deze, noch in de volgende zittingsperiode zijn er aanwijzingen dat er ook maar iets zal veranderen aan die situatie.
Ik ben een groot voorstander van dit actieplan. Het bevat ook elementen in de sociale sfeer, waarover mevrouw Van Cleuvenbergen veel beter kan spreken dan ikzelf. Het gaat over echte noden waarin Limburg zich onderscheidt van andere regio's. Natuurlijk leven we niet op een eiland. De loonkostenhandicap of de slechte expansiesteunregeling zijn algemene gegevens, die niet alleen Limburg treffen. Toch zijn er nog een aantal specifieke punten waarop we ons, objectief gezien, helaas onderscheiden van andere regio's. Er is bijvoorbeeld de leerachterstand van de Limburgse jongeren in het hoger onderwijs. Aan dit soort elementen moet aandacht worden geschonken. Dit plan kan daartoe een bijdrage leveren. Ik hoop dat de regering bij het einde van de zittingsperiode, na 5 jaar, kan aangeven dat voor de belichte punten van het actieplan, die niet nieuw zijn, er toch de aanzet tot een oplossing is.
De voorzitter : Ik wil een en ander verduidelijken over de werkzaamheden. Naar aanleiding van de lunch met het VEV heeft de commissie op 14 oktober besloten om, in het kader van het volgen van de evolutie van de economische conjunctuur, het dossier van Ford Genk afzonderlijk te behandelen. Dat zou onmiddellijk na de begrotingsbesprekingen gebeuren.
Op basis van die beslissing werd op 25 november een brief gestuurd naar minister Landuyt. De tewerkstellingscel werkte goed, en de commissie wilde daar meer over weten. Na contacten in de Vlaamse regering heeft het kabinet-Landuyt laten weten aan het secretariaat dat de minister-president de verantwoordelijkheid draagt over het dossier-Ford. Aangezien de de tewerkstellingscel niet vertegenwoordigd is, stel ik voor de gedachtewisseling met deze mensen uit te stellen tot eind januari. Minister Landuyt heeft dit ook gevraagd. Op dat ogenblik zullen de cel en de minister hier zijn. Als we het daarmee eens kunnen zijn, dan kunnen we ons vandaag beperken tot deze vraag over het plan en de algemene benadering van de problematiek.
De heer Ory heeft het woord.
De heer Flor Ory : Mijnheer de voorzitter, we mogen het probleem niet herleiden tot een tewerkstellingsprobleem. Dit heeft ook te maken met initiatieven inzake huisvesting, welzijnszorg, openbare werken, enzovoort. Ik vind het enorm belangrijk dat de minister-president zich als coach ook inzake deze thematiek engageert. Dit mag niet worden gemarginaliseerd tot de verantwoordelijkheid van minister Landuyt. Het gaat duidelijk over ieders verantwoordelijkheid.
De voorzitter : Het was niet mijn bedoeling dit te herleiden. Toen plots bleek dat die cel goed werkte, wilden we graag weten hoe die cel de zaken zou aanpakken indien er sprake zou zijn van andere rampen. Daarom wilden we specifiek een gedachtewisseling hebben met de tewerkstellingscel uit die task force. Vandaag behandelen we dus de algemene situatie in Limburg, en eind januari de werkgelegenheid, met minister Landuyt.
De heer Flor Ory : Binnen twee maanden zal ik dan ook de minister-president ondervragen over de vooruitgang inzake huisvesting en dergelijke.
De voorzitter : Dat is uw parlementair recht.
De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Mathieu Boutsen : Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de woorden van mijn Limburgse collega's. Ons inziens is er een mooie en noodzakelijke wending gekomen in de problematiek. Toch heb ik nog enkele vragen.
Mijnheer de minister-president, tijdens de crisis van Ford Genk de afgelopen maanden, en zelfs toen al was vastgesteld dat het kalf verdronken was, hoorden we van uw voorganger, die kandidaat was in Limburg, dat er toch nog 100 miljoen euro opzij was gezet om Ford vooruit te helpen. Ford had echter een beslissing genomen, dus kwam het niet meer in aanmerking voor deze som van 4 miljard frank, hoewel er een akkoord was met een ander bekend Limburgs politicus en voorman. Dat was niet echt moedig. Het was ook niet nodig om naderhand te komen zeggen dat men eigenlijk nog een som veil had. Wat zal er nu gebeuren met die som? Toen was dat bedrag ook niet ingeschreven in een bepaald plan. Het werd naar voren gebracht als een injectie om toch maar investeringen naar Limburg te kunnen lokken. Er wordt hier gesproken van een herstelplan voor de Limburgse economie. Ik wil weten of men dit ernstig meent.
We spreken hier over een herstelplan voor de Limburgse economie. In welke mate is dat ernstig en waar haalt men de middelen vandaag om dat plan te ondersteunen? In hoeverre is de mogelijkheid onderzocht om de LRM-middelen een deugdelijke bestemming te geven in dit project?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik sluit me aan bij de collega's uit Limburg. Ik woon aan de rand van Limburg. Het Hageland is de poort van Limburg, volgens sommigen de achterdeur van Vlaams-Brabant.
De steunmaatregelen worden afgelijnd met provinciegrenzen, hoewel de economische situatie niet ophoudt aan een provinciegrens. Een provincie of een sociaal-economische regio houdt weinig rekening met administratieve grenzen. Eergisteren hebben de professoren Cabus en Van Haverbeke in onze fractie een uiteenzetting gegeven over hun strategisch plan ruimtelijke economie. Aan de hand van studies hebben ze aangetoond dat het Hageland een regio is met exact dezelfde sociaal-economische kenmerken als de provincie Limburg. Het Hageland is in het verleden al erkend geweest als Europese steunregio 5b. Het Hageland heeft toen steunmaatregelen ontvangen, maar die zijn intussen afgebouwd.
Het effect van Limburg speelt dus wel duidelijk in de randgebieden die dezelfde economische kenmerken vertonen. Zo heeft Euroshoe, dat jarenlang nagenoeg de enige industrie was in Diest, beslist te verhuizen naar Beringen. Dat is slechts 15 kilometer verder, maar voor Diest betekent het een enorme aderlating. Het leegzuigeffect van Limburg op de randregio's bestaat dus wel degelijk. Er zijn nog heel wat bedrijven die de regio hebben verlaten om zich wat verder, in Limburg, te gaan vestigen.
Het spreekt voor zich dat men aan specifieke situaties specifieke maatregelen moet koppelen. Het probleem kan echter niet worden afgebakend met provinciegrenzen. Het mag niet de bedoeling zijn dat men een regio als Limburg economische impulsen wil geven ten nadele van andere regio's. Dat zal immers een effect van communicerende vaten hebben en de sociaal-economische situatie in Vlaanderen absoluut niet verbeteren. Uiterste voorzichtigheid is dus geboden met dergelijke maatregelen. We hebben het daar al over gehad naar aanleiding van het Limburgs Reconversiefonds, waarbij er ook wat kritiek was van de andere regio's. Als men een draagvlak wil behouden voor de maatregelen ten voordele van de provincie Limburg, dan moet men ook aandacht hebben voor de randgebieden die worden geconfronteerd met het leegzuigeffect vanuit Limburg.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Er moet inderdaad een draagvlak zijn in Vlaanderen voor de problemen van die regio's die met problemen worden geconfronteerd. Wie een actieplan opstelt, moet daarbij uitgaan van objectieve parameters om na te gaan waar de basis ligt voor zo'n plan.
Het Actieplan voor het behoud van Ford en creatie van nieuwe werkgelegenheid in Limburg, zo heet het actieplan dat de minister-president heeft ontvangen in Limburg. Het actieplan voor het behoud van Ford is voorlopig grotendeels gerealiseerd door Limburgers zelf. Dat betekent natuurlijk niet dat we het alleen zullen blijven aankunnen.
Ik wil het vooral hebben over de creatie van nieuwe werkgelegenheid in Limburg. Ik heb het dan niet alleen over zij die nu werkzoekend zijn maar ook over de jobs die nog verloren zullen gaan zoals bij Ford Genk en in de randbedrijven. Wanneer we de cijfers van de werkloosheid in Limburg vergelijken met die in Vlaanderen, dan stellen we vast dat die in Limburg nog altijd hoger liggen ondanks alle pogingen van de voorbije jaren. Daarnaast stellen we ook vast dat de werkloosheid bij vrouwen enorm hoog ligt in Limburg.
Limburg is een specifieke regio, geen probleemregio. Limburg is ook een regio die erg samenhangt. Dat is gebleken naar aanleiding van het drama bij Ford Genk. Een hele provincie scharen achter één actieplan, met oplossingen waarbij er aandacht is voor alle regio's, dat is de kracht van het Limburggevoel dat wij hebben.
Ik leg even de link met de welzijnssector. Mijns inziens is de welzijnssector ook een economische sector. In dat circuit is immers een groot aantal mensen werkzaam. Wat de ontwikkelingen binnen deze sector betreft, kennen we een achterstand inzake uitbouw ten opzichte van de rest van Vlaanderen. Ik heb het dan zowel over ouderenzorg als over kinderopvang of andere. De link met de hoge werkloosheid van vrouwen is hier duidelijk. Vele vrouwen kiezen ervoor om in die sector te gaan werken. Als die sector een grote achterstand kent, dan is het normaal dat het vooral over vrouwen gaat.
Mijnheer de minister-president, in de nota die u hebt ontvangen, staat dat Limburg op korte termijn driehonderd dringende opvangplaatsen voor ouderen nodig heeft als gevolg van de veroudering. Ik heb bij een bouwbedrijf nagevraagd wat dat op korte termijn zou betekenen voor de tewerkstelling bij de bouwsector. De kostprijs voor de bouw van een rusthuis voor honderd ouderen bedraagt 250 miljoen Belgische frank. Voor een bouwbedrijf betekent dit concreet dat het gedurende 3 tot 4 jaar ongeveer twintig personen kan tewerkstellen. Wanneer de welzijnssector incentives krijgt, dan is dat ook in het voordeel van de bouwsector. Eens een bedrijf aan het werk is, zal het ook bijkomend personeel moeten aannemen, vooral wanneer het gaat om nieuwe initiatieven. De bestaande initiatieven werken immers vaak met meer personeel dan waarvoor ze worden gesubsidieerd, omwille van de werkdruk.
Ik wil het ook nog even hebben over de regeldruk bij bedrijven. Wanneer men het in de inleiding van het actieplan Limburg heeft over algemene maatregelen, dan denkt men waarschijnlijk alleen aan economische bedrijven. Ik wil daar echter ook de bedrijven die in de zorgsector werken, bij opnemen. Ook zij worden overstelpt door die regeldruk. Ze hebben het enorm moeilijk om een VIPA-subsidiedossier klaar te krijgen in de hoop dat hun bouwtoelage intussen niet is vervallen.
Mijnheer de minister, in alle studies wordt bewezen dat er bijkomende bedden nodig zijn in de rust- en verzorgingstehuizen. Dit wordt gefinancierd door het RIZIV. Dus als het project loopt, is dit geen grote uitgave. Het grote probleem is dat men niet zomaar RVT-bedden kan krijgen. Eerst moet men gewone rustoordbedden hebben, die dan omgezet worden naar RVT-bedden. Dit is een omweg.
Uit de jaarcijfers van het VIPA blijkt dat er in Limburg te weinig investeerders zijn voor de bouw van gewone rustoorden. Niemand doet dit, omdat het economisch niet rendabel is. De middelen die de OCMW's moeten bijleggen om iemand in een rustoord te laten verblijven, zijn zo hoog dat er te weinig mensen gevonden worden om initiatieven te nemen in deze sector. Daardoor kan ook de tweede sector niet op gang worden getrokken.
Mijnheer de minister-president, ik zou willen dat u dit zelf opvolgt, ook voor de welzijnssector in Limburg. Ik denk dat er voor de toekomst het meest garanties zijn als de zaak ook economisch wordt bekeken, en niet enkel vanuit de 'zachte sector'.
In de begroting 2004 zijn de middelen voor investeringen in rustoorden en ziekenhuizen met 25 percent gedaald. Hoe kan dan het actieplan voor nieuwe werkgelegenheid in Limburg uitgevoerd worden voor de zorgsector?
De voorzitter : Limburg is een rode draad in deze commissie. Als het over de kust gaat, zijn de parlementsleden van de kust aanwezig, als het over Limburg gaat, zijn het de Limburgse parlementsleden. Dit siert hen. Ik heb zelden een masterplan voor Oost-Vlaanderen zien voorleggen.
Ook de LRM-gelden zijn van belang. Vanaf 1999 is constant naar de LRM-gelden verwezen. Deze regering heeft de spaarpot geopend. De leden van de raad van beheer van de LRM zijn geen bankiers die hun intresten tellen. Er wordt gewerkt met een enveloppesysteem. Zullen de LRM-gelden volop gebruikt worden om Limburg economisch te ondersteunen?
Minister-president Somers heeft het woord.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer de voorzitter, collega's, het is een omvangrijke, complexe materie. Het is niet eenvoudig om een volledig antwoord te geven. Ik zal proberen om zo systematisch mogelijk een aantal elementen van het antwoord - die een licht werpen op de procedure en de aanpak - te geven.
De uitdaging waar Limburg voor staat, is accuraat beschreven door de heer Schuermans. In Limburg wordt het economisch draagvlak, meer dan elders, geschraagd door een aantal grote industriële actoren. Dit maakt de provincie kwetsbaar.
Daarnaast is er de historische kwetsbaarheid. Volgens de werkloosheidsgraad en andere indicatoren is Limburg - ondanks alle inspanningen van opeenvolgende regeringen - nog steeds de provincie die bijzondere aandacht vraagt.
Het antwoord op deze vaststelling is in de eerste plaats algemeen : er wordt een algemeen Vlaams beleid gevoerd. Ik verwijs naar de federale tewerkstellingsconferentie en de Vlaamse ondernemingsconferentie. De eerste aanpak is het algemeen beleid, dat zorgt voor een economisch vriendelijk klimaat, met meer kansen voor bedrijven en ondernemerschap. Dit kan, ook in Limburg, bijdragen tot het versterken van het economisch weefsel.
Een voorbeeld : als we erin slagen een beleid vorm te geven waardoor meer mensen met een eigen onderneming starten, kunnen we hopen dat dit ook in Limburg gebeurt, en dat het bijdraagt tot de versterking van de KMO's.
Daarnaast werd het Limburgs Platform Werkgelegenheid opgericht. Bovenop het algemene Vlaams beleid is er specifieke aandacht nodig voor Limburg.
Werkgevers, werknemers, politieke verantwoordelijken - enkele burgemeesters hebben zich uitdrukkelijk geëngageerd en ook de bestendige deputatie heeft zijn verantwoordelijkheid genomen - en de Kamer van Koophandel hebben de handen in elkaar geslagen om een actieplan te maken en een voorstel te doen aan de Vlaamse regering.
Het actieplan somt de prioriteiten op van wat er in Limburg extra zou moeten gebeuren. Het is een heldere, soms omvangrijke, samenvatting die een breed spectrum van problemen aankaart. Het gaat over problemen met infrastructuur, zorg, ruimtelijke ordening - de vraag om aan Limburg de functie van economische poort toe te kennen -, sociale huisvesting, de reconversievennootschappen en de rol van de RLM als stimulator voor het Limburgs ondernemerschap.
Op 2 december heeft een vergadering plaatsgevonden. De Vlaamse regering was vertegenwoordigd door de ministers Sannen, Keulen en Landuyt en ikzelf. We hebben kennis genomen van de voorstellen van het platform en zijn het engagement aangegaan om eind januari een concreet antwoord te geven. Het is beter om een bescheiden, maar concreet antwoord te geven, dan een algemeen, nietszeggend antwoord. We willen voor alle aspecten van het actieplan een concreet antwoord formuleren.
Er is geen task force opgericht. Het is een interkabinettenwerkgroep die de zaak opvolgt. Deze werkgroep wordt door mijn kabinet geleid en aangestuurd. Alle kabinetten hebben de opdracht gekregen om het nodige basismateriaal te verzamelen. De werkgroep heeft gisteren de eerste keer vergaderd en zal op 9 januari opnieuw vergaderen om een concrete stand van zaken te geven voor de verschillende dossiers.
De ambitie van de regering kadert binnen de mogelijkheden van een regering die op zes maanden van verkiezingen staat, en dat niet wil negeren. Het zou gemakkelijk zijn om verregaande engagementen aan te gaan. Die zouden dan door de oppositie en de meerderheid omschreven worden als 'morgen zal men gratis scheren', want de huidige regering draagt geen verantwoordelijkheid.
Ik wil me houden aan de beperkte tijd die me gegeven is. We gaan een ding niet doen en twee dingen wel. We zullen geen zware, nieuwe beleidsengagementen aangaan, die de huidige legislatuur overstijgen. Als we dat doen, nemen we de burger en het parlement niet ernstig.
Voor de verschillende lopende dossiers, bijvoorbeeld op het vlak van infrastructuur, huisvesting en de rol van de LRM, willen we bekijken hoe we zaken kunnen versnellen en prioritair maken. We willen aan het platform en aan het parlement toelichten welke concrete dossiers versneld zullen worden uitgevoerd en hoe we de bestaande budgetten kunnen heroriënteren. Bijvoorbeeld voor de sociale huisvesting kunnen we bekijken of er budgetten zijn om extra inspanningen te doen voor specifieke noden in Limburg.
Daarnaast willen we beleidsvoorbereidend werk doen. De economische poort kan niet meer tijdens deze legislatuur voleindigd worden. Het gaat hier om een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. We kunnen wel beleidsvoorbereidend werk verrichten, dat nuttig is voor de volgende ploeg. Ervan uitgaand dat er een zeer breed draagvlak aanwezig is in Limburg.
De discussie over de noord-zuidverbinding duurt al heel lang. Ik heb dat als niet-Limburger van op een afstand gevolgd. Doorheen de jaren is naar een consensus toegewerkt, maar de noord-zuidverbinding kan daarmee nog niet worden afgewerkt. Zelfs CD&V zou het bewonderen mochten wij ze op slag kunnen realiseren. Er is nog heel wat zinvol werk te verrichten. Dat is ook de vraag van het platform. Zij verwachten niet dat de regering alles waarmaakt, maar binnen de budgetten moeten prioriteiten worden gesteld en moet het nodige beleidsvoorbereidende werk worden verricht om in de toekomst tot volwaardige beslissingen te komen. Dat antwoord wordt nu binnen de kabinetten uitgewerkt en zal aan het parlement en aan het platform tegen het einde van de maand januari worden aangeboden. Dat is onze houding ten aanzien van het degelijke document dat wij vanuit Limburg hebben gekregen. Het is belangrijk dat het gedragen wordt door zowel de overheid, de vakbonden als de werkgevers. Tegen eind januari zal duidelijk blijken wat binnen het resterende tijdsbestek nog wordt gedaan. Op elk onderdeel zal zeer concreet worden geantwoord. Dat is eerlijk en correct op zes maanden van de verkiezingen.
Het tweede punt betreft de taskforce Ford. Binnen de marges van de Vlaamse regering is, samen met de federale regering, een taskforce opgericht. Er zijn vele vergaderingen geweest, namelijk op 8 oktober met de vakbondsdelegatie, op 9 oktober met de directieleden van Ford Europa, op 22 oktober met de vakbonden, en nogmaals met de Ford-vertegenwoordigers, op 12 en 19 november met de Ford-vertegenwoordigers en ook op 2 december. Wij hebben tijdens de besprekingen aandachtig geluisterd naar zowel de vakbondsorganisaties als de directieleden van Ford. Het bedrag van 4 miljard frank is daarbij niet naar voren gebracht, ook niet door de werkgevers. Mijn kabinetschef heeft de besprekingen aan Vlaamse kant gecoördineerd. Er is een beleidskader uitgewerkt dat beantwoordt aan de verzuchtingen van Ford Europa om nieuwe investeringen in Genk mogelijk te maken. Dat kader is op 12 november meegedeeld. De steun van de Vlaamse en de federale regering is zeker mee de aanleiding geweest om de raad van bestuur van Ford Genk op 13 november ertoe aan te zetten een gunstige beslissing te nemen zodat in de toekomst, naast de Mondeo, ook twee andere nieuwe modellen hier worden geassembleerd.
Ik wil bescheiden zijn en stellen dat het succes niet alleen omwille van de verantwoorde houding van de regering is geboekt, maar zeker ook door het verantwoordelijk optreden van de vakorganisaties. Zowel de lokale als de Europese directieleden van Ford Genk hebben zich eveneens ingezet voor het behoud van de tewerkstelling in Limburg, zij het dan in het kader van een bedrijfseconomische logica, die toch verschilt van een politieke logica, een vakbondslogica of een algemeen Vlaamse logica, en dikwijls botst en prikkelt.
De vakbondsorganisaties hebben puik werk verricht in zeer moeilijke omstandigheden en een evenwicht gevonden in het kanaliseren van een ongenoegen en het zich constructief opstellen om jobs voor de toekomst te redden. De regering heeft gedaan wat zij moest doen. Dit dossier, dat op bepaald ogenblik hopeloos leek, is tot een goed einde gebracht.
De overheid heeft ten aanzien van de automobielindustrie ten volle haar verantwoordelijkheid opgenomen. De autoassemblage heeft kunnen rekenen op heel wat overheidssteun en incentives vanuit Vlaanderen. Zowel in Gent als in Antwerpen zijn er extra miljardeninvesteringen bijgekomen. Bij Volvo Gent wordt volgende week de duizendste nieuwe werknemer in dienst genomen. De Vlaamse regering heeft hier ruimte en kansen gecreëerd.
Bij de genomen maatregelen, zit ook de tewerkstellingscel. Zij heeft tot taak om samen met de VDAB trajecten uit te werken en begeleiding uit te bouwen voor de mensen die hun job verliezen. Wij blijven hoe dan ook met een banenverlies zitten. Ford Genk is dikwijls in beeld gekomen. Ook bij de toeleveringsbedrijven zijn er mensen die hun job zijn kwijtgeraakt. Zij vragen ook om steun. Wij moeten deze bekommernis meenemen. Een antwoord moet worden geboden vanuit een algemene strategie. De ondernemingsconferentie moet kansen op tewerkstelling creëren. Verder doet het Limburgs platform dit door in te spelen op specifieke verzuchtingen op vlak van infrastructuur, door het mobiliseren van LRM-gelden.
Wat de rol van de heer Heller betreft, kan ik u meedelen dat hij vroeger een verantwoordelijke functie had bij Ford, en nu consultant bij de LRM is.
Over de Ford-taskforce is nooit veelvuldig of breedvoerig gecommuniceerd. Het is een dossier dat zoveel mogelijk met de nodige sereniteit moet worden afgewerkt om resultaat te boeken. De afwikkeling zal ook discreet gebeuren. Eventuele vragen daaromtrent zal ik echter met welwillendheid beantwoorden.
Aan de heer Landuyt is het dossier over de tewerkstellingscel overgemaakt en hij zal dan ook de volgende week alle verdere concrete informatie bezorgen over de methodologie die wij bij de sluiting hebben gebruikt. Het is dezelfde als degene die in het verleden bij andere sluitingen is gebruikt. Het is eveneens zinvol om te horen hoe de VDAB problemen bij jobverlies aanpakt.
Ik hoop hiermee een kader te hebben geschetst. Antwoorden op het platform komen er dus einde januari. Wat Ford aangaat, kan ik verwijzen naar de successen die voor de toekomst zijn gerealiseerd. De tewerkstellingscel komt concreet in de loop van januari aan bod en voor de algemene problemen verwijs ik naar de ondernemingsconferentie en de resultaten die daar op tafel liggen.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Weet u iets over de daling van de VIPA-middelen?
Minister-president Bart Somers : Binnen de totaliteit van de VIPA-middelen wordt Limburg achteruitgesteld. Tijdens het komende jaar moeten we proberen de middelen te heroriënteren. Het probleem is echter dat de begroting is goedgekeurd en dat we daarbinnen moeten schuiven. Het kabinet van minister Byttebier onderzoekt nu of er een herschikking kan gebeuren, gericht op Limburg.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de minister-president, ik hoop dat u mijn opmerkingen over de randgebieden ter harte neemt. U mag ze niet onderschatten.
De heer Ory heeft het woord.
De heer Flor Ory : Het stemt me tevreden dat de minister-president zich ertoe engageert om tegen eind januari een schriftelijk antwoord te formuleren per departement. Ik blijf echter bekommerd over de coördinatie met het federale niveau. De minister-president blijft vaag en zegt de Vlaamse kant te coördineren. Maar wie coördineert het geheel? Ik kreeg daarover graag nog wat meer duidelijkheid. De minister-president maakt zich ook gemakkelijk af van de vraag over de heer Heller. In wiens opdracht werkt hij? Ik had begrepen dat de heer Heller was aangezocht door voormalig minister-president Dewael. Nu wordt gezegd dat de provincie Limburg hem heeft geëngageerd. Ik kreeg daar tegen eind januari eveneens graag meer duidelijkheid over.
De voorzitter : Er is in deze commissie al een vraag om uitleg gesteld over de heer Heller. U kunt dat verslag er misschien eens op nalezen.
Het incident is gesloten.