Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Vergadering van 03/06/2003
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de toepassing van de taalwetgeving in de faciliteitengemeenten en specifiek het dossier van de muziekacademie in Wezembeek-Oppem
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de toepassing van de taalwetgeving in de faciliteitengemeenten en specifiek het dossier van de muziekacademie in Wezembeek-Oppem.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het dossier van de Franstalige muziekacademie van Wezembeek-Oppem is geen nieuw dossier. Het dossier dateert zelfs niet van deze legislatuur, maar al van veel vroeger. Het is een dossier dat ondertussen al vele jaren aansleept. Dit dossier is mijns inziens een bewijs van onmacht en van een gebrek van politieke moed of wil van de Vlaamse regering om iets aan de onwettelijke toestanden in de Vlaamse Rand te verhelpen.
Onlangs hebt u in antwoord op mijn schriftelijke vraag over het feit dat de muziekacademie van Sint-Pieters-Woluwe nog altijd een Franstalige afdeling in de Vlaamse faciliteitengemeente Wezembeek-Oppem aanhoudt, bevestigd dat dit feitelijk niet kan. Volgens de letter van de wet mag daar enkel kleuter- en lager onderwijs worden georganiseerd, en mag dit dus niet worden uitgebreid tot bijvoorbeeld het kunstonderwijs.
Sommigen zullen dit misschien al vergeten zijn, maar dit was trouwens ook de stelling die de administratie van de Franse Gemeenschap in 1997 verwoord heeft. Zij heeft destijds een brief gestuurd naar het college van Sint-Pieters-Woluwe, waarin verwezen werd naar artikel 7, paragraaf 3, van de wet van 2 augustus 1963, dus van de taalwetgeving. Die brief werd echter achteraf ingetrokken door toenmalig minister Van Cauwenberghe. In het jaar 2000 heeft het Arbitragehof dan de subsidies in de begroting van de Franse Gemeenschap, bestemd voor die muziekacademie, vernietigd. Het lijdt dus geen twijfel dat de Franstalige afdeling wel degelijk onwettelijk is.
In uw antwoord stelde u echter onomwonden dat u vreest dat het opdoeken van die Franstalige afdeling tot gevolg zal hebben dat ook de Nederlandstalige afdeling zal moeten verdwijnen. In dat verband zei u letterlijk : 'Vandaar dat tot op heden de Franstalige afdeling in feite min of meer gedoogd wordt.' Dit is mijns inziens een ernstige bekentenis vanwege een minister die er altijd prat op is gegaan zich in alle dossiers legalistisch opgesteld te hebben. Met die bekentenis geeft u eigenlijk toe dat u de overtreding van een wet van openbare orde gedoogt omwille van een vorm van afdreiging of chantage vanwege het gemeentebestuur van Sint-Pieters-Woluwe, zijnde de organiserende macht.
Dit kan mijns inziens niet. De taalwetgeving is te belangrijk om als een vodje papier te behandelen. De taalwetten worden in Brussel en in een aantal faciliteitengemeenten al te vlot genegeerd door verschillende overheden. Er is bijvoorbeeld het onwettelijke taalhoffelijkheidsakkoord in Brussel ; er is het recente dossier van het taalgebruik bij de oproepingsbrieven voor de federale verkiezingen in de Vlaamse Rand ; er is de zaak van het taalgebruik bij de hulpdiensten, die de minister niet onbekend in de oren zal klinken ; en er is het al lang aanslepende gedoogbeleid ten aanzien van een onwettelijke muziekschool.
Ik geef toe dat u voor een aantal van die dossiers niet alle elementen in handen hebt om tot een oplossing te komen. Maar wat de onwettelijke Franstalige afdeling van die muziekacademie in Wezembeek-Oppem betreft, denk ik dat u wel degelijk maatregelen kunt treffen die een einde maken aan die onwettelijke toestand. De vraag is echter of u daartoe bereid bent, dus of u ertoe bereid bent om u nog langer te laten 'chanteren' door de inrichtende macht, want een ander woord kan ik niet vinden.
Natuurlijk mogen de leerlingen van de Nederlandstalige afdeling hier niet het slachtoffer van worden. Het komt mij echter voor dat - mits de nodige politieke wil - ook daaraan verholpen kan worden.
Wat de Rand betreft, heb ik soms de indruk dat men daar wat verlegen zit om positieve initiatieven te nemen. Men weet eigenlijk niet goed wat men kan doen. Welnu, de organisatie van Nederlandstalige muzieklessen in de Rand zou een positief initiatief kunnen zijn mocht de noodzaak zich opdringen, dus mocht de academie van Sint-Pieters-Woluwe beslissen om de Nederlandstalige afdeling in Wezembeek-Oppem te sluiten.
Mijnheer de minister, acht u het niet belangrijk dat in dit dossier een principiële houding wordt aangenomen? Wat zouden bij benadering de financiële gevolgen zijn mocht de Vlaamse regering het beheer en de betoelaging van de Nederlandstalige afdeling van de muziekacademie van Wezembeek-Oppem overnemen of in een vervangend initiatief voorzien? Bent u daartoe bereid in het kader van uw beleid voor de Vlaamse Rand?
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is niet de eerste maal dat een dergelijk probleem in deze commissie of in de plenaire vergadering besproken wordt. Ikzelf ben steeds een sterke verdediger geweest van de rechtmatige Vlaamse eisen. Dat is trouwens mijn plicht.
Ik verwijs in dit verband ook naar de met redenen omklede moties met betrekking tot de pedagogische inspectie in het Franstalig onderwijs op Vlaamse bodem, die tot tweemaal toe met een overweldigende meerderheid door de plenaire vergadering werden goedgekeurd. Het ging daarbij echter niet over muziekacademies, maar wel over het kleuter- en lager onderwijs.
Die pedagogische inspectie is mijn stokpaardje en ik zal daar binnenkort op terugkomen, zowel in de commissie voor Onderwijs als in de plenaire vergadering. Het gaat daarbij om een bedrag van circa 275 miljoen Belgische frank (of circa 6,8 miljoen euro) per schooljaar. Voor mij mag dat allemaal veel kosten, op voorwaarde dat de beide gemeenschappen van dit land daarbij op een gelijke wijze worden behandeld. Die pedagogische inspectie is momenteel echter niet wat ze zou moeten zijn, en dit om allerhande redenen. Dat stond duidelijk in die met redenen omklede moties verwoord.
Die muziekacademie in Sint-Pieters-Woluwe met een Nederlandstalige afdeling in Wezembeek- Oppem is een totaal andere zaak. Toch moeten we ook in dat verband het realiteitsbeginsel respecteren en doen respecteren door iedereen die in dit land woont. Ikzelf pleit in ieder geval voor een oplossing die voor beide gemeenschappen bevredigend kan zijn. Er moet een oplossing worden gevonden waarin men zich aan beide kanten van de taalgrens kan vinden.
In Tienen, de stad waar ikzelf woon, hadden we in onze normaalschool een Nederlandstalige en Franstalige afdeling. Door de taalwetgeving van 1963 werd dat echter verboden. Wat toen kon voor Tienen, kon ook voor andere gemeenten en steden. Hier hebben we echter te maken met een verschijnsel waarbij we nogal wat vraagtekens kunnen plaatsen.
Het is niet omdat het hier een faciliteitengemeente betreft, dat dit zomaar mag blijven bestaan en dat we dat moeten gedogen. Ik dacht echter dat het faciliteitenonderwijs specifiek op het kleuter- en lager onderwijs gericht was, met de bedoeling die kleuters en kinderen in onze Vlaamse cultuur en taal te doen integreren. Indien ik me hierin vergis, hoop ik door het antwoord van de minister een juistere kijk op de zaken te krijgen.
De voorzitter : Mijnheer de minister, het gaat hier om een oud zeer. Ik herinner me dat hierover reeds in 1990, het jaar waarin ik in dit parlement aanspoelde, werd geïnterpelleerd. Ik had gedacht dat het in die 13 jaar tot enige rijpheid gekomen zou zijn.
Franstalige of federale initiatieven worden vaak gespreid over Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik verwijs in dit verband bijvoorbeeld naar de nog steeds bestaande jeugdinstelling in Wezembeek-Oppem van de Franstalige Gemeenschap. Die is historisch gegroeid en kan niet zomaar van vandaag op morgen ongedaan worden gemaakt.
Mijns inziens zijn er op dit ogenblik twee problemen. Een eerste probleem betreft het personeel en de betaling van dat personeel. Op een bepaald ogenblik werd gesteld dat de Franstalige Gemeenschap niet langer kon opdraaien voor het loon van de Franstalige leerkrachten die in die muziekacademie onderwijs verstrekten. Op dat ogenblik heeft de gemeente - indien ik me niet vergis - dat te haren laste genomen. Zo werd dat probleem opgelost.
Een tweede probleem is veel ernstiger voor de Vlaamse afdeling en betreft de gebouwen. In muziekacademies wordt immers meestal na de schooluren onderwijs verstrekt. Om dergelijk onderwijs te kunnen organiseren, heeft men enerzijds personeel en anderzijds locaties nodig. Dikwijls wordt dergelijk onderwijs in gebouwen van de gemeente verstrekt. Voor Wezembeek-Oppem rijst daarbij een groot probleem. Immers, de gemeente zou kunnen stellen - en dat is een vaak gebruikte tactiek van de Franstaligen in de faciliteitengemeenten - dat de twee gemeenschappen op gelijke wijze behandeld moeten worden. Dat is het argument dat daar steeds gebruikt wordt.
Mijnheer de minister, u bent ook bevoegd voor cultuur en binnenlandse aangelegenheden. U weet dus dat er fricties kunnen bestaan tussen enerzijds muziekacademies in Vlaams-Brabant die enkel op het gebied van Vlaams-Brabant actief zijn en anderzijds academies die de gewestelijke grenzen overschrijden. Moeten we niet over de mogelijkheid beschikken om de Nederlandstalige afdeling van deze muziekacademie vast te knopen aan een andere academie die enkel op Vlaams grondgebied werkzaam is, zodanig dat dit probleem opgelost kan worden? Ik geef echter onmiddellijk toe dat daarbij een groot probleem met betrekking tot de gebouwen rijst.
Voor het personeel is een oplossing gemakkelijker te vinden omdat daar duidelijke lijnen getrokken kunnen worden. Maar voor de voorzieningen om die leerlingen op een woensdagnamiddag, een vrijdagavond of een zaterdagvoormiddag te kunnen opvangen, blijven we met een groot probleem zitten. In mijn eigen gemeente, Lennik, maakt de muziekacademie tijdelijk gebruik van de gemeentelijke infrastructuur. Dit zal een jaar duren en is toe te schrijven aan renovatiewerkzaamheden in een bepaald gebouw.
Indien het probleem opgelost kon worden door in Wezembeek-Oppem te voorzien in een locatie waar tegelijkertijd aan vier of vijf verschillende klassen onderwijs verstrekt zou kunnen worden, ongeacht of het daarbij om individueel dan wel om globaal notenleeronderricht gaat, zouden we reeds een grote stap in de goede richting zetten. We zouden eens goed moeten nadenken of dit niet mogelijk zou kunnen zijn teneinde een oplossing te vinden voor dat oud zeer, en dit in het belang van iedereen.
Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats wens ik mijn appreciatie te verwoorden voor alle collega's die dit probleem op een correcte wijze hebben aangekaart en geanalyseerd. Ook de heer Van Nieuwenhuysen heeft zonder misbruik van woorden of tonaliteit de toestand heel correct geschetst. Tegelijkertijd heeft hij in zijn interpellatie reeds een deel van het probleem aangekaart door zijn vraag om een oplossing niet ten koste te laten gaan van de Nederlandstaligen. Daarmee legt hij de vinger op het essentiële probleem.
De vraagsteller zal zich herinneren dat ik in het antwoord op zijn schriftelijke vraag had beloofd om deze problematiek aan te kaarten bij mijn collega bevoegd voor onderwijs. Er is ondertussen een eerste contact geweest en daaruit kwamen de volgende vaststellingen.
De Nederlandstalige afdeling in Wezembeek-Oppem is een filiaal van de Vlaamse gemeentelijke muziekacademie in Sint-Pieters-Woluwe. Het is een relatief kleine afdeling waar op dit ogenblik zo'n 80 leerlingen les volgen.
De Vlaamse regering kan - zoals de vraagsteller in zijn interpellatie suggereerde - niet zelf optreden als inrichtende macht van een onderwijsinstelling. In het muziekonderwijs wordt op dit moment 88 percent van de academies beheerd door de gemeentelijke overheden, 10 percent door het gemeenschapsonderwijs en 2 percent door het vrij onderwijs. U ziet dus onmiddellijk waar het probleem gesitueerd is.
In dit concrete geval zou het gemeenschapsonderwijs eventueel het filiaal in Wezembeek-Oppem kunnen overnemen, maar dan rijst de vraag of deze overheveling kan verkregen worden van het gemeentebestuur van Sint-Pieters-Woluwe én van het gemeentebestuur van Wezembeek-Oppem. Bovendien moet ook de bereidheid van het gemeenschapsonderwijs zelf nog onderzocht worden. Dit is dan de verantwoordelijkheid van minister Vanderpoorten.
Ik kan me voorstellen dat het opnemen van verantwoordelijkheid in dit individuele dossier best mogelijk is, maar ik hoef u niet uit te leggen dat, wanneer dit initiatief tot opname in het gemeenschapsonderwijs in Wezembeek-Oppem wordt genomen, ook die andere 88 percent de vraag zouden kunnen stellen om in het gemeenschapsonderwijs opgenomen te worden, met alle financiële gevolgen die daaraan gekoppeld zijn. Discriminatie is immers uit den boze.
Een bijkomend probleem is dat het gemeenschapsonderwijs in Wezembeek-Oppem niet aanwezig is, noch met een basisschool, noch met een secundaire school. Er moeten dus, zoals door de voorzitter aangehaald, geschikte leslocaties gezocht en gehuurd worden, wat in deze regio absoluut geen eenvoudige zaak is, maar waarschijnlijk wel haalbaar. Uiteraard zijn er naast de huurkosten ook nog de organisatiekosten van het muziekonderwijs zelf, die voor een relatief kleine afdeling als het filiaal in Wezembeek-Oppem niet onoverkomelijk lijken. Indien de Nederlandstalige afdeling volledig zou worden opgedoekt, dan kan een andere inrichtende macht theoretisch een nieuwe programmatieaanvraag tot oprichting van een filiaal indienen. Zowel bij de overheveling als bij de heroprichting van het filiaal kan men zich alleszins bedenkingen maken bij de wil tot samenwerking vanuit de lokale overheid, een samenwerking die cruciaal is voor de levensvatbaarheid van het filiaal.
Zoals u kunt merken, is er geen pasklare oplossing voor dit concreet probleem. Dit wil echter niet zeggen dat ik niet verder wil werken aan een geschikte oplossing. De komende weken zal ik - in samenspraak met Onderwijs - verder zoeken naar de best mogelijke manier van handelen, zodat er een einde kan worden gesteld aan de onwettelijkheid van de Franstalige afdeling, maar er tegelijkertijd een oplossing komt voor de leerlingen bij het eventueel opdoeken van de Nederlandstalige afdeling.
Mijnheer Van Nieuwenhuysen, bij wijze van conclusie kan ik stellen dat uw basisinvalshoek en uw redenering correct zijn. Er moet een oplossing worden gevonden, maar een pasklare oplossing is er nu nog niet. Ik moet daarover eerst nog praten met mijn collega bevoegd voor onderwijs. Dit zal binnenkort gebeuren.
Terecht vraagt u niet dat de school gesloten zou worden, want dat zou de beide afdelingen treffen. Dat is trouwens het probleem waarmee ik geconfronteerd word.
De voorzitter :De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de minister, ik begrijp het dilemma waarmee u geconfronteerd wordt.
De voorzitter had het daarnet over de lonen van het onderwijzend personeel. De personeelsuitgaven zouden echter niet langer door de Franse Gemeenschap betaald mogen worden, want in het jaar 2000 is in dat verband een vernietiging uitgesproken door het Arbitragehof. De gemeente heeft die personeelskosten toen inderdaad overgenomen, maar er werd toen een schorsing uitgesproken door de gouverneur van Vlaams Brabant. De gemeente Wezembeek-Oppem zou dus de kosten van de leerkrachten niet meer mogen betalen, waardoor ik ervan uitga dat de personeelskosten van die Nederlandstalige afdeling gedragen worden door het gemeentebestuur van Sint-Pieters-Woluwe. Dit is de enige uitweg die er nog is, althans als men rekening houdt met de uitspraken die tot op heden gedaan zijn.
Nu vraag ik me af of een Brussels gemeentebestuur zoiets wettelijk kan doen. Mijns inziens is dat niet het geval. Daarom zou ik ervoor pleiten dat dit eens grondig wordt nagekeken en dat eventueel de nodige juridische stappen worden ondernomen om te beletten dat het gemeentebestuur van Sint-Pieters-Woluwe nog eigenlijk onwettelijke zaken doet, zoals volgens mij in dit dossier het geval is.
U zegt terecht dat het vooral de gemeenten zijn die muziekonderwijs inrichten, namelijk 88 percent.U hebt er weinig hoop op dat die overblijvende 12 percent de Nederlandstalige afdeling over zouden laten nemen door het gemeenschaps- of door het vrij onderwijs, maar echt uitsluiten doet u dat niet.
Mijn vraag was evenwel of de VZW De Rand niet aangesproken kan worden om daar als inrichtende macht te fungeren. Dit past mijns inziens perfect in de doelstellingen van die VZW, zeker wanneer gemeentebesturen tekortschieten, en dit ten nadele van de Nederlandstalige inwoners van de Vlaamse Rand. Die VZW heeft dit reeds op andere vlakken gedaan, en zich aldus in de plaats gesteld van de gemeentebesturen. Dit zou mijns inziens ook in dit specifieke dossier kunnen gebeuren.
Verder is er ook nog het probleem van de locatie. U hebt zelf aangegeven dat de Nederlandstalige afdeling vrij klein is. Zou men die locatie niet kunnen vinden in gemeenschapscentrum De Kam?
Mijnheer de minister, ik ben in ieder geval verheugd over uw voornemen deze zaak zo spoedig mogelijk uit te klaren en daartoe de mogelijkheden te onderzoeken in overleg met minister Vanderpoorten. Toch wens ik een motie in te dienen om de minister in dat initiatief te steunen. Ik hoop dat ik daarbij de steun zal krijgen van het Vlaams Parlement.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt mijn argumenten niet tegengesproken. Ik ga er dan ook van uit dat mijn visie juist is Voor alle duidelijkheid, sinds de taalwetgeving van 1963 werd de Franstalige afdeling van de normaalschool in Tienen overgeheveld naar Geldenaken. Een ander voorbeeld is dat van het technisch instituut Victor Baudouin in Tienen dat ook een Franstalige afdeling had. Tienen heeft als gevolg van de taalwetgeving die afdeling gesloten.
Wetten moeten worden nageleefd, en dat overal in ons land. Er heeft in Tienen gedurende een aantal jaren wel een Franse privé-school bestaan, maar dat is iets helemaal anders. Als een school gemeenschapsgeld krijgt, dan kan zoiets niet. Ongezonde situaties in het faciliteitenonderwijs moeten worden uitgeklaard. Ik zeg er wel duidelijk bij dat wat geldt voor de ene kant van de taalgrens, ook aan de andere kant moet gelden. Ik dring erop aan dat er oplossingen worden gezocht waarin beide gemeenschappen zich kunnen vinden.
De voorzitter : Mijnheer de minister, er zijn hier twee problemen. Ten eerste is er de vraag wie het Franstalig personeel betaalt van de muziekacademie in Wezembeek-Oppem. Ofwel gebeurt dat door Sint Pieters-Woluwe, en dan mag dat niet omdat het buiten de gemeenschap valt ; ofwel is het Wezembeek-Oppem zelf, en dat vormt dan ook een probleem omdat de gemeente dan een duidelijk onderscheid maakt tussen de eigen inwoners. Dat moet worden uitgezocht.
Ten tweede is een privé-initiatief aangewezen om dit op te lossen. Ik verwijs ook naar De Kam voor wat betreft de lokalen. Ik weet dat dit niet eenvoudig is, maar het gaat maar om tachtig leerlingen en dat is nog beheersbaar. Ik vraag u of u daarover met de minister van Onderwijs wilt overleggen. De suggestie van de VZW De Rand gaat misschien te ver, maar alle mogelijkheden moeten worden onderzocht.
Mevrouw Grouwels heeft het woord.
Mevrouw Brigitte Grouwels : Mijnheer de voorzitter, ik verontschuldig me dat ik te laat ben aangekomen. Zo heb ik de essentie van het debat gemist. Ik zou in het geheel van oplossingen dat men nastreeft absoluut willen vragen de Nederlandstalige muziekschool van Sint-Pieters-Woluwe, die nu samenhangt met de afdeling van Wezembeek-Oppem, te vrijwaren. Ze is nu gemeentelijk ondersteund. Sint-Pieters-Woluwe is een van de meest Franstalige gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar ze doet iets voor de Vlamingen die er wonen. Er is een kleine, maar degelijke muziekschool met een goede reputatie. Deze kan enkel overleven in het kader van de normen aan Vlaamse zijde door die samenwerking met Wezembeek-Oppem. In het zoeken naar een oplossing voor het probleem dat hier terecht wordt gesteld, zou ik erop willen aandringen dat dit Nederlandstalig muziekonderwijs niet verloren gaat.
De voorzitter : Het probleem is niet het Nederlandstalige deel van Sint-Pieters-Woluwe en Wezembeek-Oppem, maar de Franstaligen die in Wezembeek-Oppem zitten. Dit probleem oplossen, vergt een chirurgische ingreep, want men moet het wegsnijden.
Mevrouw Brigitte Grouwels :We hebben al dikwijls betreurd dat er geen gemeenschapsonderwijs of een instelling was die dat gemeentelijk initiatief kon overnemen om het te vrijwaren voor de toekomst.
De voorzitter : Ook in Sint-Pieters-Woluwe?
Mevrouw Brigitte Grouwels : Ja, daar is men niet tegen, want men zoekt naar zekerheid voor de toekomst. Het grote gevaar bestaat dat de gemeente Sint-Pieters-Woluwe zal zeggen dat, als dit niet meer voor de Franstaligen kan, ook het Nederlandstalige initiatief zal sneuvelen. Laten we ervoor zorgen dat het Nederlandstalig initiatief dat nog bestaat en dat zeer gewaardeerd wordt, niet teloorgaat in het zoeken naar een correcte oplossing.
Minister Paul Van Grembergen : Een van de basisgegevens van de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen is dat elke oplossing in ieder geval tot gevolg moet hebben dat het Nederlandstalig muziekonderwijs kan blijven bestaan. Hier zitten we met een probleem. Ik zal met minister Vanderpoorten praten in het kader van het gemeenschapsonderwijs, zodat zowel voor Sint-Pieters-Woluwe als voor Wezembeek-Oppem een oplossing kan worden aangereikt. Een operatie die alleen slaat op Wezembeek-Oppem zou tot gevolg kunnen hebben dat we de Vlaamse muziekacademie in Sint-Pieters-Woluwe de strot zullen doorsnijden. Dat is noch de bedoeling van de interpellant, noch van degenen die zich hebben aangesloten, noch van mijzelf. Dat vraagt enige subtiliteit en enig overleg.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen en door mevrouw Grouwels werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.