Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 12/12/2002
Vraag om uitleg van de heer Eddy Schuermans tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de manier waarop investeringsdossiers worden behandeld in Vlaanderen
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de uitlatingen van federaal vice-premier Vande Lanotte betreffende de behandeling van investeringsdossiers door de Vlaamse administratie
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Schuermans tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de manier waarop investeringsdossiers worden behandeld in Vlaanderen en van de heer Bogaert tot minister Gabriels, over de uitlatingen van federaal vice-premier Vande Lanotte betreffende de behandeling van investeringsdossiers door de Vlaamse administratie.
De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het begint een zeer kwalijke gewoonte te worden dat de leden van de meerderheid afwezig zijn. We moeten ons bezinnen over de vraag of de commissie de volgende maanden nog op deze manier kan voortwerken.
Mijnheer de minister, eind november hebben we een interpellatieverzoek ingediend, die om een voor mij niet zo duidelijke reden is omgezet in een vraag om uitleg. Een aantal media heeft bericht over de moeilijke trip die potentiële investeerders moeten maken in het administratief landschap in Vlaanderen om de nodige vergunningen te krijgen als ze een investering plannen. De statistieken tonen aan dat het aantal investeringen terugloopt. De problemen worden dus nog uitvergroot doordat wordt geklaagd over het moeilijke traject dat moet worden doorlopen.
Deze klacht is niet nieuw. We hebben hetzelfde gezien naar aanleiding van de discussie over de administratieve vereenvoudiging. De huidige regering had als doelstelling om de administratieve rompslomp met een kwart terug te schroeven. Het voorlopige resultaat is niet echt succesvol, noch hoopvol.
Mijnheer de minister, het probleem heeft een nieuwe politieke dimensie gekregen omdat een vice-premier van de federale regering -die in deze materie niet bevoegd is -in november zonder veel schroom voor een groot publiek van werkgevers van VKW Limburg in zeer strenge bewoordingen ten tweede male uw beleid op de korrel heeft genomen. Hij zegt onder andere dat er eindelijk werk moet worden gemaakt van de aanstelling van zogenaamde vergunningscoördinatoren in elke provincie. Zij zouden er moeten voor zorgen dat potentiële investeerders op een snelle en coherente manier vergunningen voor een bedrijf kunnen krijgen.
Minister Vande Lanotte is daar zeer uitgebreid op ingegaan voor een naar verluidt gretig gehoor. Hij stelt dat de wijze waarop u de zaak leidt, niet kan. De Vlaamse regering blijft volgens hem in gebreke. Ze moet er eindelijk voor zorgen dat een systeem van vergunningscoördinatoren wordt opgezet. Hij heeft daar trouwens reeds vroeger de aandacht op gevestigd. In de geschreven pers zegt hij dat de zaak sneller vooruit moet gaan.
Mijnheer de minister, hoe kijkt u aan tegen de uitdaging om investeringsdossiers coherent en snel te behandelen? Bent u gewonnen voor het voorstel van uw federale 'collega' om een systeem van vergunningscoördinatoren per provincie in het leven te roepen?
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het is al de tweede keer dat een federale vice-premier de Vlaamse minister, en dus ook het Vlaams Parlement en het hele establishment, op de vingers tikt. De uitlatingen zijn niet gratuit. Ook het bedrijfsleven en de sociale partners nemen daar akte van. Dat is geen goede zaak, want het omgekeerde zou men ook niet aanvaarden.
Via de media hebben we vernomen dat federaal minister Vande Lanotte vrij scherpe kritiek formuleert aan het adres van minister Gabriels over de te trage en versnipperde aanpak van investeringsdossiers door de Vlaamse administratie. Vlaanderen creëert volgens hem een administratieve rompslomp die potentiële investeerders afschrikt. Dat is een vrij belangrijke uitspraak. Indien een federale vice-premier, die tegelijkertijd ook Vlaming is, stelt dat de rompslomp de investeerders nog altijd afschrikt, dan is dat een politieke en bestuurlijke aantijging die kan tellen. We moeten daar een duidelijk antwoord op geven.
Ik heb ook het regeerakkoord ondertekend -ik heb er dan ook geen enkel probleem mee. Daarin staat dat we overal poorten en loketten zouden inbouwen om de versnippering tegen te gaan. We zitten nu bijna in 2003 en krijgen van een federale vice-premier te horen dat we op het vlak van de investeringen falen. Minister Vande Lanotte zegt eveneens dat hij in elke provincie zal aandringen op het aanstellen van vergunningscoördinatoren. Mijnheer de minister, in hoeverre u daar al mee bezig bent, weet ik niet. Ik vraag me wel af waarom minister Vande Lanotte in dit potje komt roeren. Het gaat om een zaak die tot onze bevoegdheid behoort.
Het feit dat hij nu kritiek levert, is opvallend. Amper enkele maanden geleden is hij ook zwaar uitgevallen tegen het beleid omwille van de administratieve weg die moest worden afgelegd en de traagheid waarmee dossiers werden afgewerkt. We hebben hierover in de commissie interpellaties gehouden.
Minister Vande Lanotte zegt dat de vergunningscoördinatoren ervoor kunnen zorgen dat de investeerders alle nodige vergunningen op een snelle en coherente manier kunnen bekomen. Belangrijk in zijn uitspraak is dat hij een soort resultaatsverbintenis voorstaat : vergunningscoördinatoren zouden de zaak sneller oplossen. Mijnheer de minister, klopt dat? Geldt er een resultaatsverbintenis?
Minister Vande Lanotte heeft zijn uitspraken gedaan in Hasselt. Dat is niet onbelangrijk, want het vormt een belangrijk federaal signaal om in het hol van de leeuw te verklaren dat een bevoegd minister niet koosjer handelt. Zoiets roept bij mij als Vlaams volksvertegenwoordiger een aantal vragen op.
Federaal minister Vande Lanotte pleit er ook voor om op heel korte termijn een aantal proefprojecten met vergunningscoördinatoren op touw te zetten. Volgens hem kan alleen op die manier binnen afzienbare tijd werk worden gemaakt van een coherentere aanpak van de veelheid aan vergunningen en van het afstemmen van de adviezen van de bij de dossiers betrokken diensten. In theorie heeft hij natuurlijk gelijk, want de materie is vrij ingewikkeld en geïnteresseerden moeten aan meerdere loketten aanschuiven. Een coördinator zou inderdaad dossiers op een goede manier kunnen begeleiden waardoor tijd wordt gewonnen en er een coherent beleid ontstaat. Ik vraag me af waarom we voor de periode tussen juni 1999 en nu op de vingers worden getikt omdat we geen coherent beleid zouden hebben gevoerd.
De federale vice-premier is nogal scherp in zijn kritiek. Hij stelt dat de huidige lange duurtijd investeerders afschrikt waardoor ze uitwijken uit Vlaanderen. Via de media heb ik vernomen dat hij zou hebben gezegd dat de investeerders in Vlaanderen van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dat is toch wel krasse taal.
Mijnheer de minister, over de houding van de federale vice-premier moeten vragen worden gesteld in het federale parlement, maar is de kritiek terecht? Is het probleem zo fundamenteel? Loop het echt zo mis? Klopt het dat potentiële investeerders naar Wallonië of het buitenland trekken? Moeten we dringend iets ondernemen? Krijgen we inderdaad een nul op het rekest?
Welk gevolg gaf u een paar maanden geleden aan de door federaal minister Vande Lanotte geuite kritiek over de lethargie van de Vlaamse administratieve overheid? Welk standpunt neemt u nu in ten opzichte van de nieuwe, doch vrij zware kritiek van dezelfde federale minister en van zijn beweringen over traagheid en versnippering bij de afhandeling van de Vlaamse investeringsdossiers?
In hoeverre wordt nu werk gemaakt van de aanstelling van de zogenaamde vergunningscoördinatoren? Wat is hun statuut? Wat is hun standplaats? Wat is hun opdracht? Wat verstaat u onder een coherente aanpak van de veelheid aan vergunningen en onder de onderlinge afstemming van adviezen van de diensten? Wat is momenteel de gemiddelde duurtijd van een doorsnee Vlaams investeringsdossier?
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het was wellicht beter geweest indien ook de federale vice-premier hier aanwezig was, want dan hadden we een en ander kunnen uitklaren.
We moeten in de eerste plaats een onderscheid maken tussen fictie en realiteit. Ik zal daarom uit de doeken doen wat tot de fictie behoort. Ook ik zou andere diensten verwijten kunnen maken, maar daarmee schieten we niets op.
Het verhaal stoelt nergens op. Het is ontstaan in de maand augustus, toen de vice-premier vooral in Oostende actief was. De hele hetze heeft uitsluitend betrekking op het wetenschapspark in Oostende. Omdat het in het havengebied ligt, kan de betoelaging enkel gebeuren door het departement Openbare Werken. Mijn diensten zijn terughoudend, want voor ons geldt de regel van non bis in idem.
De vice-premier heeft het verhaal in augustus de wereld ingestuurd en het nog eens herhaald tijdens zijn toespraak voor de VKW. Toen hij naar de VKW ging, heeft hij me trouwens opgebeld met de vraag om niet op zijn toespraak te reageren omdat hij opnieuw hetzelfde verhaal zou vertellen. Ik heb hem toen gevraagd of hij naast het wetenschapspark en incubatiecenter te Oostende nog een ander voorbeeld kon geven, maar dat kon hij niet. Alles moet in de juiste context worden geplaatst. We mogen geen verkeerde conclusies trekken uit dit verhaal. Wellicht heeft de augustuszon ervoor gezorgd dat een aantal mensen overhit zijn geraakt.
Ik wil het niet bij dit antwoord laten. Ik som ook enkele elementen op waarmee ik een paar zaken kan rechtzetten. Vooraleer ik over de werking van mijn administraties een toelichting geef, wil ik nogmaals benadrukken dat Vlaanderen het op het vlak van het aantrekken van buitenlandse investeringen helemaal niet slechter doet dan zijn collega-regio´ in het buitenland.
Sinds de boom van 1999-2000 stellen we vast dat buitenlandse investeringen wereldwijd fors zijn gedaald. In de ontwikkelde landen zijn die met 80 percent gedaald. Toch wens ik te benadrukken dat ook vandaag België en zeker Vlaanderen worden gekenmerkt als een van de toplanden voor het aantrekken van buitenlandse investeringen. Zelfs na de zware terugval in 2001, kon de BLEU zijn eerste plaats als aantrekkingspool voor buitenlands kapitaal behouden en zelfs versterken. Dit wordt bewezen door de cijfers die de Unctad jaarlijks over deze materie publiceert.
Uit de performantie-index die door de Unctad wordt opgesteld, blijkt namelijk dat ons aandeel in de wereldwijde investeringsstromen ongeveer 13,8 keer groter is dan het aandeel van ons land in de wereldeconomie, gemeten in termen van het bruto binnenlands product. Op die wijze hebben we een ruime voorsprong op andere investeringspolen zoals Hongkong dat de tweede plaats inneemt, Ierland dat op de vierde plaats staat, en Nederland dat pas zevende staat gerangschikt. In vergelijking met de periode 1988-1990 hebben we onze positie aanzienlijk kunnen verbeteren, aangezien België en Luxemburg toen slechts een performantie-index van 3,9 konden laten optekenen.
Deze evolutie wordt trouwens bevestigd door de cijfers die de Dienst Investeringen Vlaanderen, de DIV, verzamelt over het aantrekken van buitenlandse investeringen. In 2001 konden 199 projecten succesvol worden afgerond. Ze vertegenwoordigen een investeringsbedrag van 2,7 miljard euro en bijna 5.000 jobs. Volgens de stand van zaken op 16 oktober 2002 bedraagt het investeringsbedrag 1,9 miljard euro of 1.200 nieuwe jobs. Ik wens hier ook te benadrukken dat sinds 2002 alleen nog die projecten worden geteld waar de DIV een effectieve meerwaarde in heeft gehad, waardoor het aantal projecten heel wat beperkter is dan wat voor vroegere jaren werd gerapporteerd. Vroeger telde de DIV in de jaarverslagen ook alle persartikelen terzake mee. Bij mijn aantreden heb ik dit onmiddellijk als een absoluut te verwerpen tactiek beschouwd. Uitsluitend de eigen activiteiten en interventies worden nog opgenomen in de jaarverslagen.
In de automotive-sector zal er de komende jaren sprake zijn van een investeringsbedrag van ongeveer 100 miljard frank. Die bedragen liggen reeds vast. Zowel Ford Genk, als Opel Belgium, als Volvo Gent zullen starten met 20 miljard frank aan buitenlandse investeringen. VW is uiteraard in Vorst gevestigd, maar werd ook altijd betrokken in onze rondetafelconferentie over automotive.
Ik verwijs ook naar wat de heer Noels van Petercam zaterdag in De Standaard verklaarde. Hij stelt dat we het faillissement van Philips niet mogen overroepen, omdat 24 percent van de privétewerk stelling in Vlaanderen nog steeds in de industriële productie gebeurt. Dit percentage ligt veel hoger dan het Belgische en dat van de landen die ons omringen. In de VS is de tewerkstelling in de industriële productie teruggevallen met 10,6 percent. Als we die cijfers naar Vlaanderen zouden vertalen, zou het equivalent van 60 Philips-vestigingen moeten verdwijnen.
Natuurlijk hoop ik dat ons niet hetzelfde overkomt, maar ik wil het gebeuren toch even relativeren aan de hand van de wereldeconomie.
Over de essentie van de vraag, namelijk de bewering dat potentiële investeerders van het kastje naar de muur worden verwezen, kan ik alleen maar stellen dat dit juist een van de redenen was voor de start van de ingrijpende oefening over beter bestuurlijk beleid in alle diensten van de Vlaamse administratie. We hebben inderdaad vastgesteld dat er altijd verbeteringen mogelijk zijn en dat de bestaande organisatiestructuur van onze administraties niet altijd maximaal klantvriendelijk is.
Uw vraag sterkt mij in mijn overtuiging dat we door enerzijds de creatie van Huizen van de Vlaamse Economie waar we heel wat Vlaamse diensten samenvoegen, en anderzijds de uitbouw van een FIT netwerk in het buitenland, een betere en snellere dienstverlening kunnen garanderen aan Vlaamse maar ook aan buitenlandse potentiële investeerders.
In essentie zijn de taken van het Huis van de Vlaamse Economie de volgende : promotie en netwerkvorming ; eerstelijnsadvies en doorverwijsfunctie, waarbij de potentiële ondernemer geholpen wordt bij het traceren van de juiste dienst op provinciaal, Vlaams, federaal en -indien nodig -Europees niveau ; account management, waarbij de betrokken ambtenaar instaat voor de follow-up van een dossier. Het spreekt voor zich dat deze front-officefunctie in eerste instantie wordt gerealiseerd voor de diensten van het beleidsdomein EWT.
Het Vlaams huis wordt evenwel geconcipieerd als een open platform zodat ook protocollen kunnen worden gesloten met andere beleidsdomeinen, zoals milieu, ruimtelijke ordening en innovatie. In dit geval kan ook het account management door ambtenaren van het Huis van de Vlaamse Economie worden gerealiseerd. We voeren bovendien onderhandelingen met de federale overheid om Delcredere, Finexpo en andere diensten hierbij te betrekken. De discussie moet nog worden afgerond. Het is in elk geval onze ambitie om ze tot een goed eind te brengen.
Zoals u weet, werd verleden vrijdag het principe van de Huizen van de Vlaamse Economie door de Vlaamse regering goedgekeurd. Deze beslissing is trouwens een bevestiging van wat hierover tijdens het kerntakendebat tussen steden en gemeenten, provincies en de Vlaamse overheid werd afgesproken.
Een task force heeft de opdracht gekregen om in 2003 met de feitelijke pooling van overheidsdiensten te beginnen en tegelijkertijd het wettelijk kader uit te werken zodat in 2004 ook juridisch van een Huis van de Vlaamse Economie kan worden gesproken. Feitelijk gaat het om een bevestiging van het werk dat de heer Callens reeds sinds oktober realiseert.
De suggestie van federaal minister Vande Lanotte om te werken met vergunningscoördinatoren lijkt mij dan ook veeleer een semantische discussie. In tegenstelling tot de vergunningscoördinatoren spreken wij van account managers, die de ondernemingen bijstaan gedurende het hele proces dat bedrijven moeten doorlopen. Samen met hem ben ik er inderdaad van overtuigd dat bedrijven recht hebben op een eenduidig aanspreekpunt binnen de administratie.
Het ene dossier in Oostende heeft voor verwarring gezorgd, omdat het in een havengebied ligt en normaal gezien de dienst voor Openbare Werken voor de subsidie moet zorgen. Onze ambtenaren hebben zich terughoudend opgesteld omdat ook hier de regel van non bis in idem speelt.
Toch wil ik benadrukken dat we ook reeds vandaag voor grote dossiers deze werkwijze hebben gehanteerd. Zo werd er voor de automotive dossiers voor Ford, Volvo en Opel en enkele chemiedossiers, zoals bijvoorbeeld voor BP Geel, een liaisonambtenaar aangeduid die de bedrijven bijstaat bij het operationaliseren van hun investeringsdossier. Ongeacht het bevoegdheidsniveau volgt deze persoon het hele dossier vanaf het begin. Er is met andere woorden maar één loket.
Men mag overigens de schuld niet te veel in de schoenen van de overheid schuiven. Ik ben er namelijk van overtuigd dat mijn ambtenaren recent heel wat hebben gepresteerd. Ze verdienen veeleer een pluim in plaats van te worden beschuldigd van lethargie. De discussie wordt het best op basis van cijfers gevoerd. Zo is bijvoorbeeld de stock aan expansiedossiers voor de kleine ondernemingen eind november gekrompen tot 767 en voor middelgrote ondernemingen tot 118. Daarmee hebben we ruimschoots de vooropgestelde doelstellingen van 1.000 en 125 gehaald. Ik wil u eraan herinneren dat de stockcijfers bij het begin van de legislatuur nog respectievelijk 4.000 en 500 dossiers bedroegen.
Uit een enquête bij de Vlaamse kamers van handel en nijverheid blijkt trouwens dat de contacten met de Vlaamse administratie voor Economie en het bedrijfsleven erg vlot verlopen. Problemen zijn er daarentegen wel bij het verkrijgen van bouw- en milieuvergunningen. Qua service blijken ondernemers nogal wat vraagtekens te hebben bij de werking van het federale ministerie van Financiën.
Bij de vernieuwing van het economisch ondersteuningsbeleid werd ook maximaal rekening gehouden met de klantvriendelijkheid en snelle doorlooptijd van de dossiers. Alle nieuwe maatregelen kunnen dan maximaal via internet worden aangevraagd en door de bedrijven zelf opgevolgd. Wij zijn daarmee gestart met de opleidingscheques. In februari van 2003 volgen de adviescheques en later dat jaar de vernieuwde investeringssteun en ecologiesteun.
In de mate van hun beschikbaarheid zal de administratie Economie gebruikmaken van bestaande elektronische data om de aanvragen te screenen op hun aanvaardbaarheid. De ondernemingen worden daardoor minder bevraagd, de formaliteiten worden tot een minimum herleid en de behandelingsduur wordt drastisch ingekort.
De Vlaamse overheid heeft de doorlooptijd van adviesprocedures niet altijd in de hand. Indien beroepen worden ingesteld bij bijvoorbeeld de Raad van State, is het ook voor account-managers onmogelijk om op te treden.
Zo kom ik bij een algemeen pijnpunt : in welke mate is de Vlaming nog bereid om economische activiteit in zijn achtertuin toe te laten? Het Nimby-syndroom is de jongste tijd alomtegenwoordig. Ik hoef maar te verwijzen naar de inkleuring van industrieterreinen en de commotie die hieromtrent vaak ontstaat. Ook hier heeft een overheid weinig verweer tegen. En het is juist dat dit pijnpunt veel minder sterk speelt bij onze Waalse collega´, die in vergelijking met ons over heel wat meer ruimte om te ondernemen beschikken.
Samengevat denk ik dat het een illusie is ervan uit te gaan dat met de creatie van vergunningscoördinatoren, of in mijn terminologie accountmanagers, het probleem volledig is opgelost. Een kritische zelfanalyse lijkt me op zijn plaats, net als een permanente bijsturing.
De voorzitter : De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de minister, u verwees naar het artikel van de heer Noels in De Standaard. U citeert nogal selectief, want volgens mij was het geen al te positief artikel, zeker niet toen het over het ondernemingsklimaat in onze regio ging.
Hij is ingegaan op de Stevaert-fobie, want de optie 'alles is gratis' wordt in ondernemerskringen niet altijd als de juiste beschouwd. Hij heeft er ook op gewezen dat we niet alleen te maken hebben met het delokaliseren van aspecten van massaproductie, maar dat er ook een toenemend probleem bestaat om aantrekkelijk te blijven op het vlak van intellectuele arbeid door hooggeschoolden. Het artikel zou zeker de aanleiding kunnen vormen van een aantrekkelijk gesprek, maar dat is vandaag niet aan de orde.
Mijnheer de minister, de directe aanleiding voor deze vraag was inderdaad de opmerking van de federale vice-premier over investeerders die van het kastje naar de muur worden gestuurd. Het is uw volste recht om afstand te nemen van zijn uitspraak omdat uw administratie geen schuld treft. Voor een onderneming maakt het geen verschil uit of de hinder of vertraging werd opgelopen omwille van uw administratie of van een andere. Voor een investeerder is de administratie immers één en ondeelbaar.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Schuermans, het onderwerp van de vraag om uitleg waren de uitlatingen van de vice-premier, en hij had het specifiek over de administratie Economie.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de vice-premier de zaak wat breder zag en dat hij het had over het investeringsklimaat en de behandeling van de administratie van dit type dossiers in het algemeen.
Het lijkt me vooral van belang dat de overheid zowel verticaal als horizontaal een coherent en samenhangend beleid voert. Een aantal zaken loopt niet zo vlot. Misschien moeten we wat tijd uittrekken om te zoeken naar andere voorbeelden dan het wetenschapspark in het havengebied van Oostende. Ik weet niet of het een alleenstaand geval is.
Het was zeker niet mijn bedoeling om de ambtenaren van het departement Economie terecht te wijzen. De expansiesteun zal in de toekomst wellicht een veel kleiner probleem vormen, want het aantal dossiers zal slinken.
Misschien schuift u de suggestie over de vergunningscoördinatoren te makkelijk aan de kant. Ik weet niet of het idee zomaar kan worden gelijkgesteld met de opdracht van de accountmanagers. Ik meende dat de vergunningscoördinatoren een minder strikte opdracht zouden krijgen en dat hun opdracht de grenzen van het departement Economie zou overstijgen.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is belangrijk dat in deze commissie een en ander werd verduidelijkt en dat we nu weten uit welke hoek de wind kwam. De zaak werd immers breed uitgesmeerd in de media en er zouden andere betekenissen aan kunnen worden verbonden. We weten nu echter dat het een zaak is van politieke frustratie die is geworteld in West-Vlaanderen, en die situatie werd uitvergroot.
Mijnheer de minister, u zegt dat het beleid voor een verbetering heeft gezorgd. De cijfers tonen dat ook aan. Daarnaast goochelt u met account managers, liaison officers, verbindingsmensen. Het zou goed zijn duidelijkheid te scheppen over wie wat waar doet. Gaat het om ambtenaren? Worden ze via u aangetrokken? Daarover bestaat onduidelijkheid.
De oprichting van de Vlaamse Huizen van de Onderneming zijn pas gepland in 2003. Het eerste staat op stapel. Hopelijk staan we eind 2003 een eind verder. De poorten zijn er nog niet.
Mijnheer de minister, u hebt toegegeven dat ook nu nog een probleem bestaat van coördinatie en van coherentie inzake investeringsdossiers. Het zou beter zijn een duidelijk en transparant systeem op te zetten. Ik weet niet wat een account manager is, wie hem aanstelt, wie hem honoreert, aan wie hij rapporteert. Ik heb dezelfde problemen met de liaison officers. Wat is hun opdracht? Gaat het om ambtenaren? Hoe zit het systeem in elkaar?
Net zoals minister Vande Lanotte zegt u dat die personen de mensen zijn die het probleem op termijn moeten oplossen. Zij zouden de duurtijd verkorten en de versnippering tegengaan.
Mijnheer de minister, ik zou daar graag meer duidelijkheid over hebben. Wat zullen die mensen doen? Wie honoreert ze? Wat is hun statuut? Aan wie zijn ze verantwoording verschuldigd? In welke mate kan het parlement daar enig zicht op krijgen?
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Schuermans, ik heb het artikel van de heer Noels geciteerd in functie van de industriële tewerkstelling en de verhouding tussen Vlaanderen en bijvoorbeeld de VS. Dat is relevant.
Een jaar geleden zijn we begonnen met de ronde-tafelconferentie van de automotive sector. Er gingen toen ook een aantal kritische stemmen op of het nog zin had om in zo'n sector te investeren. Nu staat in het artikel dat het goed is dat de Vlaamse regering de automotive sector beleidsmatig heeft aangepakt. Dit is een goede zaak voor ons economisch weefsel, niet alleen op technologisch, maar ook op organisatorisch vlak.
Ik wil de cijfers even aanhalen omdat die een goed beeld geven. Bij het aantreden van deze Vlaamse regering lagen 4.000 dossiers expansiesteun voor kleine ondernemingen en 500 voor middelgrote ondernemingen te wachten op behandeling. Nu zijn er dat 767 voor KO's en 118 voor MGO's. Mijn ambitie is om de wachttijd binnen een minimum van tijd weg te werken. Die cijfers tellen. De dossiers worden behandeld door ambtenaren, maar we kunnen hen niets verwijten.
Mijnheer Bogaert, het is de bedoeling dat er in die Huizen van de Vlaamse Economie één ambtenaar de centrale functie vervult en dat die het dossier van begin tot het einde begeleidt. We hebben niet gewacht tot dit systeem in werking treedt. In de tussenfase hebben we iemand aangeduid die de eenloketfunctie vervult en het dossier vanaf het begin tot het einde begeleidt. Hoe die heet, is minder belangrijk.
De heer André-Emiel Bogaert : Zijn het ambtenaren?
Minister Jaak Gabriels : Ja, dat zijn ambtenaren. In de toekomst zal het ook door een ambtenaar gebeuren. In het Huis van de Vlaamse Economie zal in eerste instantie een decentralisatie komen van de diensten van de overheid en zullen er ambtenaren tewerkgesteld zijn. Op termijn mag voor mijn part een deel van de taken door de privé-sector worden ingevuld. Ik heb daar geen bezwaar tegen.
Momenteel was het nog te moeilijk om voor de privé-sector een juiste plaats te vinden. Sommige organisaties willen een breed spectrum bestrijken. Ik ontken niet dat ze dat recht hebben, maar dat maakt het wel moeilijk om de taken af te bakenen. We hebben wel wat tijd verloren om tot een overeenkomst te proberen komen, maar het is niet gelukt. Daarom starten we nu op deze manier.
Met de huizen van de economie integreren we regionale organismen -zoals de GOM's -opnieuw in één centraal gegeven op provinciaal niveau. Dat draagt vijftig jaar geschiedenis met zich mee. Zoiets is niet evident. Ook de andere instrumenten zijn volledig gemoderniseerd. Ik geef het voorbeeld van de opleidingscheques die veel succes kennen. De adviescheques gaan vanaf januari in. Ook het Waarborgfonds is een nieuw initiatief. Vrijdag staat het decreet over de activering van risicokapitaal op de ministerraad. Laat ons hopen dat er volgende week ook gestemd kan worden over het ontwerp van decreet inzake expansiesteun nieuwe stijl. Het volledige economische instrumentarium is vernieuwd. Dat gaat niet van vandaag op morgen.
Ik concludeer dat er een administratieve vereenvoudiging komt. De meeste systemen werken uitsluitend met een call naar onze web. Daardoor is er geen enkele administratieve formaliteit meer nodig. Door de fysieke centralisatie van diensten op provinciaal niveau hebben we buiten het virtueel loket één lijfelijk aanspreekpunt. Mensen moeten maar op een plaats meer zijn voor alles wat met economie te maken heeft.
De voorzitter : Het incident is gesloten.