Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 05/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Eloi Glorieux tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over initiatieven om kindsoldaten uit krijgsmachten en milities te weren
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Glorieux tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over initiatieven om kindsoldaten uit krijgsmachten en milities te weren.
De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : Mijnheer de minister ik stel deze vraag aan u in uw bevoegdheid van minister van Jeugd omdat het op het eerste gezicht niet relevant zou lijken waarom ik die vraag tot u richt. Ik heb een gelijkaardige vraag ook al tot andere ministers gericht.
Van 27 september tot 6 oktober vond de zoveelste editie van de Vlaamse Vredesweek plaats met als thema 'Presenteer kindsoldaten een toekomst zonder geweer'. Momenteel vechten wereldwijd niet minder dan 300.000 kinderen onder de 18 jaar, jongens zowel als meisjes, actief mee in gewapende conflicten. Het toenemend inzetten van kindsoldaten is een van de meest gruwelijke en meest cynische aspecten van het moderne oorlogvoeren.
De inlijving bij gewapende milities maakt deze kinderen tot slachtoffer van allerlei soorten misbruik. Niet elke kindsoldaat heeft wapens in de hand. Velen onder hen beginnen hun carrière met huishoudelijke taken, zoals koken, het kamp in orde houden, de uitrusting poetsen, wacht houden, informatie inzamelen en in sommige gevallen dienen ze als seksslaaf voor de volwassen strijders.
De meerderheid van de kindsoldaten zijn adolescenten, maar in vele landen begint de rekrutering al vanaf 10 jaar of zelfs vroeger. Vaak gebeurt de inlijving door ontvoering, maar er zijn ook kinderen die zich spontaan aanbieden, omdat ze door de sociale, economische of politieke omstandigheden in de handen van de gewapende milities worden gedreven, al was het maar omdat ze daar zeker zijn een maaltijd te zullen krijgen, wat erbuiten niet het geval is.
Het is duidelijk dat de rechten van deze kinderen worden genegeerd. Wanneer een dergelijk kind de kans krijgt zijn militie te verlaten, wat op zich al niet evident is, is het psychisch totaal ontredderd en heeft het een referentiekader meegekregen dat niet bij iemand van die leeftijd past. Veel van die kinderen blijven gewoon bij een militie omdat ze elders weinig of geen aangepaste toekomstperspectieven vinden.
België is een van de weinige landen die het aanvullend protocol op het kinderrechtenverdrag al geratificeerd hebben. Het kinderrechtenverdrag erkent dat elk kind voor de volledige en harmonieuze ontplooiing van zijn of haar persoonlijkheid in een gezinsomgeving en in een sfeer van geluk, liefde en begrip dient op te groeien. Het kinderrechtenverdrag laat evenwel toe dat kinderen vanaf 15 jaar aan gewapende conflicten deelnemen of bij de strijdkrachten worden ingelijfd. Een aanvullend protocol trekt de leeftijd om aan conflicten deel te nemen op tot 18 jaar. De Belgische overheid heeft dit aanvullend protocol de voorbije lente als een der eersten geratificeerd. Dit is uiteraard een goede zaak. Desalniettemin blijkt dat de Koninklijke Militaire School nog steeds militaire opleidingen aan minderjarigen verstrekt. Aangezien deze jongeren integraal deel uitmaken van een militaire structuur, vormen ze volgens de Conventie van Genève in het geval van een gewapend conflict een legitiem doelwit. Het Belgisch leger hoeft deze jongeren daarvoor niet eens in echte gevechten in te schakelen.
Een maand geleden heeft De Mix, de jongerenbijlage van De Morgen, een reportage aan deze opleiding gewijd. De Koninklijke Militaire School leidt jongeren van 16 en 17 jaar op om met de dodelijkste wapentuigen om te gaan. Ik citeer even het bewuste artikel : 'De studenten leren het geweer FNC te hanteren, het kleine broertje van de veelbesproken Minimi. Theoretisch lost dit geweer 600 schoten per minuut, weet Bert, 19 jaar. Naast hem staat Frederik, 17 jaar, het geweer tegen de rechterschouder, de elleboog naar boven en een oog toe. Na een tijdje krijg je kramp in je schouder, zegt hij, want het geweer weegt bijna 4 kilogram.'
Hoewel deze jongeren nog niet oud en volwassen genoeg worden geacht om een stem uit brengen of om aan verkiezingen deel te nemen, worden ze opgeleid om op een zeer efficiënte wijze met de dodelijkste wapens om te gaan. Bovendien krijgen ze tijdens die opleiding een referentiekader mee dat niet bij jongeren van die leeftijd past. Blijkbaar worden tijdens de driloefeningen steevast liedjes gezongen met teksten als 'She's a lady in red, I want her in my bed. She's a lady in green, she's a real sex machine'. Indien die jongeren tijdens hun opleiding een dergelijke attitude wordt bijgebracht, zou het me niet verbazen indien zich tijdens hun latere missies verkrachtingen en andere wantoestanden zouden voordoen.
De vele verenigingen die samen de Vlaamse Vredesweek organiseren, hebben de verschillende regeringen in ons land gevraagd om een voortrekkersrol in de strijd tegen de kindsoldaten te spelen en om initiatieven te nemen die tot het ontslag uit de krijgsdienst van kindsoldaten kunnen leiden. Enkel op die manier zullen deze kinderen de kans krijgen om hun persoonlijkheid op een normale manier te ontwikkelen.
Ik zou de minister van Jeugd 2 concrete vragen willen stellen. Mijnheer de minister, in welke mate acht u het zinvol en haalbaar om dit probleem bij de federale regering aan te kaarten? Bent u bereid om er bij de minister van Defensie op aan te dringen om de leeftijdsgrens van 18 jaar niet enkel te hanteren met betrekking tot het inzetten van jongeren op het slagveld, maar ook met betrekking tot de opleiding om met dodelijke wapens om te gaan?
Het spreekt vanzelf dat de situatie van de kindsoldaten in de derde wereld geenszins met die van de jongeren aan de Koninklijke Militaire School kan worden vergeleken. Tenslotte kunnen de Belgische jongeren zelf kiezen een opleiding aan te vatten of stop te zetten. In heel wat derdewereldlanden hebben jongeren die keuze niet. Ziet u mogelijkheden, bijvoorbeeld in het kader van het horizontaal ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, om initiatieven te nemen die tot het ontslag van kindsoldaten uit milities kunnen leiden? Ik besef maar al te goed dat dit voor een Vlaams minister geen evidente zaak is. Aangezien ik weet dat deze problematiek de minister na aan het hart ligt, heb ik het echter toch aangedurfd om deze vraag om uitleg te stellen.
De voorzitter : De heer Verrijken heeft het woord.
De heer Miel Verrijken : Mijnheer de voorzitter, ik wil de aandacht van de minister vestigen op het feit dat in landen zoals Cuba, waaraan de bijstand wordt gekoesterd, kinderen vanaf 6 jaar paramilitair worden opgevoed. Vanaf 14 jaar leren ze met vuurwapens omgaan. Ook van dichterbij kan ik een voorbeeld geven. Door uw begroting kunnen allochtone gevechtseenheden in de Ardennen oefenen en krijgen kinderen er vanaf 12 jaar lessen in vergevorderde maquisverdedigings- en aanvalstechnieken. Die staan in onmiddellijk verband met de technieken die door Al Qaeda worden gebruikt. Dat gebeurt met geld van de Vlaamse Gemeenschap. De jonge islamieten worden er paramilitair opgeleid. De foto's zijn voorhanden.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik vind dit een uitstekende vraag om uitleg. Ze getuigt van zorg voor jonge mensen. Ik ben lang de tijd voorbij dat ik met bewondering naar de meester in de lagere school luisterde die verhalen vertelde over de kinderkruistocht met Pieter De Kluizenaar. Ik heb sindsdien de tragische situatie ingeschat van jonge mensen die de voorbije honderd jaar, ook in Europa, zijn gebruikt en misbruikt in oorlogen. Ik denk aan de oproep voor vrijwilligers in 1914-1918. Ook jongeren van 16 jaar van bij ons trokken naar het front. Ik denk aan de periode voor 1940 waarbij jongeren werden warm gemaakt om in gevecht te treden tegen het communistisch gevaar. Ik verwijs naar de periode 1940-1945 waarbij een demon zijn volk uitmoordde en daarvoor zelfs een beroep deed op jongens uit de jeugdbeweging. Ik bekijk al deze gebeurtenissen vol afschuw. Ik deel uw bekommernis dan ook voor 100 percent, en ik vermoed de hele commissie.
Vanuit mijn bezorgdheid voor de jeugd maar ook vanuit mijn basisingesteldheid, kan het absoluut niet dat minderjarigen in gewapende conflicten, legeropleiding of troepeninzetting worden geëngageerd. Het doet er hierbij niet toe of dat nu in landen van de derde wereld gebeurt of in de legeropleiding en troepeninzetting van westerse landen zoals België of de Verenigde Staten. Het doet er hierbij niet toe of kinderen en jongeren hiertoe vrijwillig of verplicht worden geëngageerd. Ik wil eraan toevoegen dat elk slachtoffer van oorlogsconflicten een slachtoffer teveel is.
Ik wil er wel op wijzen dat alles wat te maken heeft met militaire aangelegenheden een federale bevoegdheid is. Het komt de Vlaamse overheid dan ook niet toe het aanvullend protocol te ratificeren. In de Vlaamse regering is mevrouw Vogels de coördinerende minister voor enerzijds kinderrechten en anderzijds samenwerkingsontwikkeling. De verantwoordelijkheid voor buitenlandse zaken ligt bij minister Gabriels.
Mijn initiatiefmogelijkheden als minister van Jeugd zijn beperkt, niettemin wil ik op uw vragen antwoorden. Het geven van militaire opleidingen aan minderjarigen in het Belgisch leger, lijkt me problematisch. Ik zou het liever anders zien. Evenwel denk ik niet dat op dit vlak de federale overheid ingaat tegen het aanvullend protocol, noch tegen het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Die stellen immers dat niet onder de 15 jaar mag worden gerecruteerd. Voor 15- tot 18-jarigen kan dat onder bepaalde voorwaarden wel. De vrijwilligheid van de rekrutering en het niet-inzetten van deze jongeren in gewapende conflicten, spelen hierin een rol. Bovendien voorziet het aanvullend protocol in een uitzondering voor zogenaamde militaire scholen. Ook het VN-comité voor de rechten van het kind in Genève formuleerde hierover nog geen bedenkingen. Het VN-comité feliciteerde wel al de federale overheid omdat ze het aanvullend protocol ratificeerde. Het aanvullend protocol schrijft natuurlijk alleen maar een minimumstandaard voor. België zou bijvoorbeeld kun 42 -5 november 2002.nen opteren om jongeren voor hun militaire opleiding pas te rekruteren vanaf 18 jaar. Een parlementair initiatief op federaal niveau zou hieraan kunnen verhelpen.
Tijdens de speciale zitting van de Verenigde Naties van 8 tot 10 mei 2002 in New York, werd onder de titel 'een wereld geschikt voor kinderen' een internationaal actieplan overeengekomen. Hierin werd een hoofdstuk 'bescherming tegen mishandeling, uitbuiting en geweld' goedgekeurd, met daarbinnen een veertiental engagementen omtrent bescherming tegen gewapende conflicten. Voor de implementatie van dit actieplan moet ook de federale staat België samen met de deelstaten een actieplan opmaken.
Ik kan u zeggen dat de Vlaamse regering jaarlijks een schriftelijk verslag neerlegt betreffende de eerbiediging van de kinderrechten in die landen waarmee de Vlaamse Gemeenschap een samenwerkingsverband heeft gesloten. Dit jaar was dat Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië en Zuid-Afrika. Tot op heden werd in deze verslagen nog geen melding gemaakt van de inzet of rekrutering van kindsoldaten. In de praktijk wordt de klemtoon gelegd op die landen waarvan een VN-landenrapport is verschenen.
Wanneer we ooit wel met zo´ geval zouden worden geconfronteerd, lijkt het me logisch dat ik bij de bevoegde minister aandring op verder onderzoek zodat eventueel kan worden overgegaan tot opschorting van het samenwerkingsverband. Ik veronderstel dat ook de coördinerende minister een gelijkaardige houding zou aannemen.
De voorzitter : De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.