Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 23/05/2002
Interpellatie van de heer Gerald Kindermans tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over het optreden van de minister in bouwdossiers
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Kindermans tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over het optreden van de minister in bouwdossiers.
De heer Kindermans heeft het woord.
De heer Gerald Kindermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als lid van de commissie voor Ruimtelijke Ordening lees ik in kranten en weekbladen met meer dan gewone aandacht de artikels in verband met Ruimtelijke Ordening. Een paar weken geleden zag ik in het weekblad Knack een uitgebreid artikel met als titel 'Een stal met zuilengalerij'. In het artikel worden een viertal dossiers over bouwinbreuken uitgesmeerd. Er wordt geschreven dat de minister van Ruimtelijke Ordening in het Vlaams Parlement aankondigt dat zijn diensten kordaat zullen optreden tegen flagrante bouwovertredingen bij manifeste onwil of ernstige overlast, maar dat op het terrein niet veel overblijft van die vastberadenheid.
Het spreekt vanzelf dat ik als lid van een minderheidspartij een dergelijk artikel met de nodige aandacht moet lezen. Over een aantal dossiers wordt zeer gedetailleerd uitgelegd, geïllustreerd met data, feiten en gebeurtenissen, hoe de lijdensweg van zo'n dossier eruit kan zien. Het is niet mijn bedoeling om hier één dossier in geuren en kleuren uit de doeken te doen. Bijzonder frappant is wel het verhaal over een bouwovertreding in Kapellen, uw gemeente, mijnheer de minister. Op 18 december 2001 werd daar een proces-verbaal van opgesteld. Uit het dossier blijkt dat u een beroep dat op 11 januari 2000 werd ingediend, pas twee jaar later hebt behandeld. In het artikel wordt gesuggereerd dat u op 25 januari van dit jaar een rondzendbrief van 8 juli 1997 van uw voorganger hebt aangepast op basis van voormeld dossier.
Met mijn vraag geef ik u de gelegenheid om de toch wel ernstige aantijgingen in dit artikel te weerleggen. Wat is de termijn waarbinnen u een beslissing neemt over een beroepsdossier? Waarom duurt dit soms twee jaar lang, zeker wanneer het een dossier betreft uit uw eigen gemeente en waar u blijkbaar zeer goed van op de hoogte bent?
Welke deontologische regels neemt u in acht bij de behandeling van concrete dossiers waarbij u betrokken bent? Het kan toch moeilijk toelaatbaar worden geacht dat iemand in de hoedanigheid van gemeentebestuurder zich mengt in een concreet dossier en nadien in datzelfde dossier als minister optreedt. In welke mate staat de omzendbrief van 25 januari 2002 in verband met een concreet dossier?
Wanneer wordt een herstelvordering tot herstel in de vorige staat vervangen door een vordering tot het betalen van een meerwaarde? Wordt deze gehandhaafd in geval van vaststelling van een nieuwe overtreding nadien? Ik stel deze vraag naar aanleiding van het bewuste artikel. Er worden vorderingen in gesteld om herstel in de oorspronkelijke staat te bekomen en even later worden die vorderingen omgezet tot het betalen van een meerwaarde. Nadat die vordering is omgezet, worden er opnieuw processen-verbaal opgesteld over nieuwe inbreuken in datzelfde dossier. Wat is uw politiek omtrent de omzettingen van die herstelvorderingen? Het ontgaat niemand dat er in Vlaanderen sinds het aantreden van deze regering er eigenlijk geen gedwongen afbraken meer gebeuren. De spektakelwaarde van de minister is daardoor kleiner dan die van zijn voorganger. De 'spektakelmanier' waarop minister Stevaert destijds gebouwen liet afbreken was bedenkelijk. Ik had er zelf ook kritiek op.
Volgens u probeert men dit nu via dwangsommen te regelen, maar een aantal mensen trekt zich van die dwangsommen blijkbaar niets aan. Ik lees dat er dwangsommen lopen van ettelijke miljoenen die niet worden gevorderd. Ik heb zelfs met mensen gesproken die voor miljoenen dwangsommen boven hun hoofd hebben hangen maar er zich blijkbaar niet veel van aantrekken. Wat schiet de ruimtelijke ordening op met een grotere pecuniaire ontvangst als het gebouw blijft staan? Het komt erop neer dat zolang men de dwangsom maar betaalt, de overheid geen initiatief neemt om iets af te breken.
Mijnheer de minister, ik had bijzonder veel vertrouwen in u, en ik hoop dat u in staat zult zijn om serieus weerwerk te geven. Het verwondert me dat u -wanneer u op die manier wordt aangevallen -niet reageert, ofwel is uw reactie me ontgaan. Als u hierop niets te zeggen zou hebben, zou mijn vertrouwen in u een serieuze deuk krijgen. Ik hoop dat u het wantrouwen dat hier wordt gecreëerd, kunt wegnemen.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Kindermans, wat u in uw inleiding zegt, is juist. Uw vraag biedt de gelegenheid voor een mooi forum. De enige weg om efficiënt te reageren, is immers de parlementaire. Als minister van Media ben ik uitstekend geplaatst om de waarde van een recht van antwoord in dat soort tijdschrift te kennen. Ik heb geleerd om me op dat vlak absoluut niet te vermoeien. Een aantal dossiers heb ik volledig aan de journalist in kwestie overgemaakt, zodat hij zelf een oordeel kan vellen over de manier waarop een en ander is verlopen.
U verwijst naar het artikel 'Een stal met zuilengalerij' in Knack. De titel verwijst naar drie zuilen die zijn opgekocht na het faillissement van de cinema Rex te Antwerpen. Wellicht vormen die de aanleiding om het over een zuilengalerij te hebben. Het artikel is op zijn zachtst gezegd tendentieus. Het ligt in de lijn van het Knack-artikel over Utexbel. Ook daar werd zomaar een titel op geplakt. Pas na vijf bladzijden wordt mijn naam voor de eerste keer vermeld omdat ik een planologisch proces heb afgerond dat tijdens de vorige Vlaamse regering werd opgestart. Dat was mijn enige verantwoordelijkheid. Bij het artikel werd wel een foto gepubliceerd waarop ik samen met de burgemeester van Ronse sta. Die werd genomen een kwartier voor een debat met de Marnixkring. Ik werd er ontvangen op het stadhuis en kreeg er een glas champagne. Dat is trouwens meestal het geval in de gemeenten waar een minister op bezoek komt. Het officiële gedeelte op het stadhuis beperkte zich daartoe. Het artikel, en zeker de bijhorende titel, is tendentieus. De journalist heeft me echter uitgelegd dat de journalisten wel de artikels schrijven, maar dat de eindredactie instaat voor de koppen.
Mijnheer Kindermans, u hebt het in uw vraag om uitleg over zware aantijgingen. Ik vraag mij af op welke concrete feiten u zich baseert. Laat ons eerlijk zijn : in het artikel worden vier zaken genoemd en in alle vier krijg ik gelijk. In het eerste geval, dat van Kapellen, heb ik het regularisatieberoep afgewezen. In het tweede geval heeft het Hof van Cassatie in september 2001 de voorziening van de heer De Keukeleere te Maarkedal in beroep afgewezen. Dat impliceert dat de termijn van 9 maanden waarin de heer De Keukeleere zijn villa moet afbreken, op straffe van een dwangsom van 10.000 frank (248 euro) per dag vertraging, opnieuw loopt. In het derde geval heeft de correctionele rechtbank in januari 2002 de vordering van de heer Brouwers om de dwangsommen op te heffen, afgewezen. De dwangsommen worden door mijn administratie trouwens uitermate consequent geïnd. Het gevolg daarvan is dat ik van alle soorten politici brieven ontvang met de vraag of ze nog wel sociaal zijn. De meest recente brief ontving ik van de burgemeester van Lommel. Desnoods zal ik eens een bloemlezing geven van al die briefjes. Ze zijn boeiend. Er kan een hele Knack mee worden volgeschreven in plaats van één artikel.
De administratie int de dwangsommen heel consequent. Toen ik op een interpellatie van de heer Tobback terzake kwam antwoorden, werd ik vergezeld door de heer Van Sant. Hij vertelde dat het systeem heel efficiënt begon te werken. Als de dwangsommen beginnen oplopen, gaan we in een tweede stap immers over op het leggen van hypotheken op de eigendom. Ik kan u verzekeren dat dit soms tot heel pijnlijke situaties leidt. In het geval van de heer Brouwers wordt nu de tweede woning verbeurd verklaard. Het enige plezier dat ik de heer Brouwers niet gun, is dat ik het gebouw zelf ga afbreken, want hij daagt mij daartoe uit. Hij zal de dwangsommen moeten betalen. Ik heb die trouwens niet uitgevonden, ze zijn het gevolg van een uitspraak door een rechtbank. Ze kunnen tot in het Hof van Cassatie worden betwist. Iedere Vlaming heeft het recht om dat te doen, maar eenmaal het hof een vonnis heeft uitgesproken in kracht van gewijsde, zetten wij alle mogelijke middelen in.
In het vierde geval heb ik in februari 2002 de sloopvergunning voor een waardevolle belle-époquewoning te Blankenberge vernietigd. Uit het artikel blijkt dat bij elk van die vier dossiers is gebeurd wat kon worden verwacht.
Kortom het minste wat van een dergelijk artikel kan worden gezegd, is dat de vlag de lading niet dekt. U vraagt hoe ik daarop zal reageren. Een recht van antwoord zal ik niet vragen, want dan komt er weer een nieuw dossier op mijn tafel. Per week teken ik veertig tot vijftig bouwberoepen. In mijn gemeente is nu ook een delicate zaak bezig. Het gaat over de verbouwing van een villa tot een restaurant lang een gewestweg. De gemeente en Stedenbouw hebben negatief gereageerd, maar de bestendige deputatie heeft een bouwvergunning afgeleverd. De gemachtigde ambtenaar gaat daartegen in beroep. Gisteren heb ik aan mijn administratie gevraagd om snel een einde aan het dossier te maken, een beslissing te nemen en ze aan me voor te leggen. Zoals meestal zal ik die dan ondertekenen.
Het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, stelt in artikel 53, paragraaf 2 dat de minister in principe voor een ingesteld hoger beroep beslist binnen een termijn van zestig dagen na het instellen van dat beroep. Als er een hoorzitting was gevraagd, wordt die termijn verlengd met vijftien dagen. Er zetelen in deze commissie nogal wat specialisten in deze materie. U weet dat dit de theorie is. In de praktijk vergt het, gezien de moeilijkheidsgraad van de dossiers, meer tijd om deze dossiers vervolledigd te krijgen, zeker nu de Raad van State de voorbije jaren een aantal uitspraken heeft gedaan. Ik heb dat reeds gezegd in deze commissie, ook naar aanleiding van het verslag van de Vlaamse Ombudsman. Tegenwoordig moeten we de ministeriële besluiten terzake aanzienlijk motiveren en onderbouwen, of we gaan voor de bijl bij de Raad van State. Ik probeer dat te voorkomen. U zult zelf al wel hebben gemerkt dat deze besluiten tegenwoordig vrij gemotiveerd en zeer omstandig zijn. Soms gaat het daarbij over kleine bouwovertredingen of -beroepen.
Die termijn van zestig dagen is een termijn van orde. Dat houdt in dat het overschrijden ervan geen gevolgen genereert, behalve -en dat weet u -dat de aanvrager decretaal het recht heeft om een herinneringsbrief te verzenden. Op het ogenblik dat dit gebeurt begint een nieuwe termijn van zestig dagen, die bindend is. Het overschrijden ervan zonder beslissing brengt wel gevolgen met zich mee. Bij mijn weten hebben we tijdens die kleine drie jaar dat ik verantwoordelijk ben voor dit departement nog geen enkele maal die termijn overschreden wanneer er sprake was van een herinneringsbrief. Dit is niet mijn verdienste, maar die van mijn administratie. We proberen de documenten op alle mogelijke en onmogelijke manieren tijdig te ondertekenen. Dat komt straks nog eens aan bod in verband met de Procoro. Dit leidt vaak tot hectische toestanden, waarbij een en ander tussen twee commissies door moet worden getekend.
Bij mijn aantreden op het departement lag de gemiddelde behandelingstermijn van dergelijke beroepen op zo´ acht maanden. De redenen daarvoor zijn bekend. Zo was ons personeelsbestand onaangepast aan de dossierstroom. Zowel inzake die dossierstroom als inzake het personeelsbestand werden inmiddels een aantal maatregelen genomen, zodat we de gemiddelde behandelingstermijn momenteel meer dan gehalveerd hebben. U weet dat we in de commissie een goed debat hebben gevoerd over het ontwerp van decreet dat op 26 april 2000 in dit parlement is goedgekeurd. Daardoor hebben we het drietrapsstramien afgeschaft, ook voor de oude dossiers. We hebben lang getwijfeld alvorens dat te doen. Voortaan zal er nog slechts twee maal worden geadviseerd, eenmaal door het college, na bindend advies van Ruimtelijke Ordening, en eenmaal door de deputatie. De burger zal dus niet meer in beroep kunnen gaan bij de minister. We stellen de jongste maanden vast dat dit volop zijn effect begint te hebben. De instroom van dossiers is fundamenteel verminderd. We moeten dus de ambitie hebben om de gemiddelde behandelingstermijn van drieëneenhalve maand of vier maanden verder af te bouwen.
Daarmee kom ik tot het antwoord op uw concrete vraag over het dossier-Ruys. Die behandelingstermijn van twee jaar is dus uitzonderlijk. Dit wordt vanzelfsprekend verklaard door de specificiteit van het dossier. Er was nogal wat discussie over. We mogen niet uit het oog verliezen dat men hier een bouwvergunning had. Het artikel in Knack is daar onduidelijk over. Dit is gebouwd met een bouwvergunning, die werd verstrekt na het advies van de gemachtigde ambtenaar. Er is sprake van één substantiële bouwovertreding : dit moest worden opgericht in witte Ytong-stenen, maar het werd gebouwd in bruine Franse gevelsteen. Dan is er sprake van een aantal kleinigheden : raampjes die er niet mochten zijn, een rechte muur die werd vervangen door een muur die rond die palen gaat. Dit zorgde voor een heel debat. De kernvraag in het debat was eigenlijk : is dit een paardenstal? Er werd immers geïnsinueerd dat het om een villa ging, terwijl de aanvraag een paardenstal gold. Ondertussen hebben er bezoeken ter plaatse en tegenexpertises plaatsgevonden. Ik kom daar straks nog op terug. Dat heeft geleid tot het veelvuldig heen en weer gaan van het dossier.
Bovendien weet u dat bij een dergelijk regularisatiedossier, conform de toen geldende bepalingen vervat in de artikelen 158 en 159 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, eerst het standpunt van de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur moest worden ingewonnen. Uiteindelijk besliste die noch een vergelijk toe te staan, noch een weigering van vergelijk op te stellen, en is de zaak nogmaals vertraagd doordat er heel wat is blijven liggen naar aanleiding van de aankondiging van de ontkoppeling van de regularisatie- en vergelijkprocedure. Dat geldt voor alle bouwberoepen, en niet alleen voor deze. U weet dat we toen hebben beslist een aantal behandelingen stop te zetten.
U vroeg me verder of ik, daar ik in een andere leven in dit dossier betrokken was, terzake een beslissing kon nemen. Laat me duidelijk zijn : ik heb dit regularisatieberoep geweigerd. Maar mijn antwoord is ja : of dit nu gaat over Kapellen of Zulte, het zal me een zorg wezen. Mijn administratie formuleert voorstellen. In uitzonderlijke gevallen wordt daarover gedebatteerd. Dat gebeurt vaak op basis van briefwisseling waarin men me vraagt of we rekening hebben gehouden met een aantal elementen. Eén aspect van de bouwberoepen dat ik de volgende twee jaar nog wil wijzigen is de wijze waarop de hoorzitting gebeurt. Zoals die nu wordt georganiseerd, kan men ze net zo goed afschaffen. Ik weet niet of u ooit betrokken bent geweest in een bouwberoep. De fiche in het dossier met het verslag van de hoorzitting stelt niets voor. Dit heeft geen zin en geen enkele waarde in de behandeling van het dossier. Het is een verspilling van tijd en geld voor alle partijen. Ofwel maken we daar een fatsoenlijke procedure van met een kwaliteitscontrole waarbij op een hoorzitting de partijen ernstig worden genomen, ofwel schaft men ze af. Dan moeten we dat decretaal wijzigen.
De heer Gerald Kindermans : Dat heeft dan met de verslaggeving te maken.
Minister Dirk Van Mechelen : Hebt u al eens een verslag gelezen? Het zijn vijf of acht vrijblijvende zinnetjes die men uit beleefdheid opschrijft, maar voor het totstandkomen van de besluitvorming heeft dit niet de waarde die de decreetgever aan de hoorzitting heeft gegeven. We moeten ons daarover bezinnen. Dit zal ook organisatie vragen. Als we er waarde aan willen hechten, moeten we dit valoriseren en verbeteren. Er kruipen soms uren en dagen in. In de meeste bouwberoepen vraagt men de hoorzitting aan. Men grijpt naar de laatste strohalm. Ik weiger echter zo'n 90 percent van de dossiers.
De heer Gerald Kindermans : De burgers kunnen bij u toch niet meer terecht?
Minister Dirk Van Mechelen : Jawel, de burgers kunnen wel bij mij terecht wanneer de beslissing negatief-positief of positief-negatief is. Dat gebeurt nog vrij veel, bijvoorbeeld wanneer de bestendige deputatie positief adviseert terwijl de gemachtigde ambtenaar in beroep gaat. Wanneer de provincie niet binnen de gestelde termijn beslist, dan komt men in beroep rechtstreeks bij de minister terecht. Dit is de nieuwe truc van de bestendige deputaties om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. De onaangename dossiers komen op die manier rechtstreeks bij mij terecht.
Als we een hoorzitting houden, moeten we die valoriseren. Dit is een van de aandachtspunten die we volgend jaar zullen bekijken. We hebben de heer De Neve ontvangen naar aanleiding van zijn dossier. Ik heb gisteren aan de directeur-generaal gemeld dat hij het dossier moet behandelen en voorleggen, en ik zal er zelfs geen vragen over stellen. Ik teken het en het gaat weer buiten.
Wat de omzendbrief van 25 januari 2002 betreft, wil ik u in herinnering brengen dat we in deze commissie, in samenspraak met voormalig minister Sauwens, alles wat met de sport te maken heeft, zullen inventariseren en er oplossingen voor zoeken. Een heel aantal zaken zijn nu niet of onvoldoende geregeld. Een aantal dossiers geraken stilaan afgerond. Het besproken dossier is opgelost, en ook de motorcrossterreinen. Voor de golfterreinen moet nog een knoopje worden doorgehakt, en voor het recreatief medegebruik van bepaalde toeristische voorzieningen zoeken we nog naar een oplossing.
Het circuit van Zolder bijvoorbeeld leidt tot de vraag of daar niet meer mee kan gebeuren. Moeten we in de plaats van een voorziening speciaal voor motorcross, autocross of mountainbike niet in één terrein voorzien? De gocarting zit nu vaak half verdoken op industrieterreinen en wordt onvoldoende gecontroleerd. Dan komen er uiteraard berichten dat er veertien mensen door uitwasemingen bevangen naar het ziekenhuis worden afgevoerd. Meestal moet minister Dua hierop antwoorden want dat heeft met milieuvergunningen te maken. De vraag is : wat wil de overheid daarmee aanvangen? De omzendbrieven van 25 januari 2002, beide gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 maart 2002, de ene over stallingen voor weidedieren die geen betrekking hebben op effectieve beroepslandbouwbedrijven, de andere over paardenhouderijen, zijn tot stand gekomen vanuit reeds jaren bekende problematieken. Ze geven het regulerend kader aan.
Eerstgenoemde omzendbrief regelt het stallen van weidedieren die gehouden worden buiten de beroepslandbouw, dus in gelegenheidsbedrijven of als hobby. De andere omzendbrief is er gekomen omdat de vroegere bepaling voor paardenfokkerijen niet meer aan de hedendaagse economische realiteit en de landbouwbedrijfsvoering in het algemeen -en binnen de bewuste sector in het bijzonder -beantwoordde. In het noorden van de provincie Antwerpen, in Brasschaat, Schilde, Kapellen en dergelijke, zijn er ontzettend veel paarden. Ik word al jaren geconfronteerd met dit probleem. De huidige wet op de stedenbouw geeft geen antwoord op de vraag waar men paarden mag zetten : in woongebied, in woon-parkgebied of in recreatief gebied. We werden telkens geconfronteerd met hectische discussies. We hebben de spelregels nu in die omzendbrief vastgelegd. De omzendbrieven geven met andere woorden een oplossing aan reële problemen, en staan compleet los van het bewuste dossier.
In het bewuste dossier zou het overigens, volgens verklaringen van de aanvrager, in de geplande toekomstige eindtoestand gaan om een centrum voor kunstmatige inseminatie, waarbij uiteraard een aantal paarden zal worden gestald. Dit bedrijf is in de tweede helft van 2001 bekend als een van de acht Europese centra voor de winning van sperma voor de internationale handel en voor kunstmatige inseminatie bij paarden in Vlaanderen. Dat heeft niets te maken met die twee omzendbrieven omdat de toestand voor dergelijke centra reeds geregeld werd in de omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gepubliceerd op 23 augustus 1997. In die omzendbrief zijn ze opgenomen bij de in het agrarisch gebied toelaatbare bijzondere para-agrarische bedrijven.
Een vordering tot herstel van de plaats in de oorspronkelijke staat is de principieel te vorderen herstelmaatregel. Dit ligt in de logica der dingen en wordt algemeen erkend in de rechtspraktijk. Er is een misdrijf begaan en, zoals voor alle misdrijven geldt, moeten de gevolgen van het misdrijf worden weggenomen. De advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie stipuleert uitdrukkelijk dat : 'de gemachtigde ambtenaar in de regel het herstel van de plaats in de vorige staat moet vorderen.' Dit is een cassatiearrest van 4 december 2001. In een recent arrest van 9 januari 2002 heeft het Hof van Cassatie dit nogmaals bevestigd.
Het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening onderschrijft dit principe door in artikel 149 paragraaf 3 een specifieke motivering te eisen voor de andere herstelvorderingen, met name aanpassingswerken of meerwaarde, terwijl een algemene motivering volstaat voor een herstelvordering tot herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand. Als de stedenbouwkundig ambtenaar als herstelvordering het herstel in de oorspronkelijke toestand vraagt, dan is dit de logica en moet dit niet gemotiveerd worden. Als hij een andere dan een herstelvordering vraagt, moet hij dit uitdrukkelijk motiveren.
Het Hof van Cassatie stelt, in het recent arrest van 4 december 2001, dat een vordering van het herstel van de plaats in de vorige toestand voldoende gemotiveerd is, en zegt : '... met de juridische overweging dat een bepaald gebied als agrarisch gebied is bestemd en de feitelijke overweging dat welomschreven werken met die bestemming strijdig zijn...'. Mocht men een villa bouwen in landbouwgebied dan moet men zeggen : we vragen herstel in de oorspronkelijke toestand omwille van het feit dat een villa niet thuishoort in agrarisch gebied. Als men beslist dat ze er wel mag staan, dan moet een motivering worden gegeven. Het decreet vereist voor de andere werken een extra motivering : '... vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening, de verenigbaarheid met de onmiddellijke omgeving en de ernst van de overtreding'.
Bovendien is het stellen van een meerwaardevordering in vier gevallen uitgesloten : bij recidivisme, bij het niet-naleven van een bevel tot staking, bij onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder voor de buren -denken we aan de Zillion -en bij een ernstige inbreuk op een essentieel stedenbouwkundig voorschrift inzake de planologische bestemming.
De motivering moet verduidelijken waarom de minder verregaande maatregel voldoende is om het bouwwerk in overeenstemming te brengen met de geldende voorschriften en dus met de goede ruimtelijke ordening. Dat komt overeen met de uitspraak van de advocaat-generaal van het Hof van Cassatie bij arrest van 4 december 2001.
Een vordering tot herstel in de vorige toestand zal dus slechts uitzonderlijk worden omgevormd in een meerwaardevordering. Hetzelfde geldt ook omgekeerd bij het opmaken van een vordering van herstel in de vorige staat voor gevallen uit het verleden, waarbij een meerwaarde werd gevraagd en waar men nadien een vordering zou doen voor het herstel in de oorspronkelijke toestand.
Inzake de dwangsommen is het misschien interessant om een gedetailleerd verslag van de evolutie te vragen. Ik zal het onderwerp ook als aandachtspunt opnemen in de beleidsbrief bij de volgende begroting. In het licht van het handhavingsbeleid kan heel minutieus worden weergegeven wat het vonnis in kracht van gewijsde is, hoe groot de dwangsom is, hoe die dwangsom wordt opgelegd, wanneer wordt overgegaan tot hypotheeklegging, en wat dit betekent op het terrein. Eenmaal de laatste stap is bereikt, gaat bijna 99 percent overstag en wordt het voorwerp van de dwangsom na vonnis in kracht van gewijsde, zelf verwijderd.
De voorzitter : De heer Kindermans heeft het woord.
De heer Gerald Kindermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u alvast de gelegenheid gegeven om heel uitvoerig uw standpunt bekend te maken. Ik blijf twee jaar een bijzonder lange termijn vinden voor het beantwoorden van een beroep. De wetgeving bepaalt immers zestig dagen.
Als jurist en advocaat denk ik wellicht wat anders over deze zaak. Voor mij is het ondenkbaar dat iemand in de rechtbank van eerste aanleg in een dossier optreedt als onderzoeksrechter of substituut of griffier, en het jaren later terugkrijgt, maar dan op een hoger niveau, en het opnieuw behandelt. Het is ondenkbaar dat dezelfde magistraat die ooit een handtekening heeft gezet of een vergadering heeft bijgewoond, maar nu een andere pet op heeft, het dossier opnieuw behandelt. In zo'n geval wordt automatisch aan eigenwraking gedaan. Zou het niet verstandiger zijn dat iemand die als burgemeester of schepen aan een bepaald dossier heeft gewerkt, later op een hoger niveau en in een andere hoedanigheid beslist om zich te laten vervangen door een collega om zo elke zweem van verdachtmaking te vermijden? Zo'n werkwijze zou veel zuiverder zijn en dit soort verdachtmakingen tegengaan. In de politieke wereld wordt hiermee blijkbaar soepeler omgegaan, maar in gerechtelijke instanties wordt de wraking heel dikwijls toegepast.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer Kindermans, het is belangrijk om te weten dat ik het dossier in beroep behandel en geweigerd heb. De volgende stap is de herstelvordering. Die gebeurt in Vlaanderen autonoom door de stedenbouwkundige inspecteurs. Er bestaat geen systeem waarbij een minister zich kan laten vervangen.
De heer Gerald Kindermans : Mijnheer de minister, de persoon van wie u het beroep hebt geweigerd, zou over zekerheden moeten beschikken om u te wraken of om bezwaar aan te tekenen omdat u als gemeentelijk mandataris al in de zaak bent opgetreden en later als minister opnieuw. Hij zou uw uitspraak in Cassatie kunnen aanvechten wegens een zweem van partijdigheid. Het deontologisch mes snijdt aan twee kanten. U stelt nu dat u het beroep hebt geweigerd en daardoor nergens van kunt worden verdacht. Bekijkt u de zaak echter eens vanuit het oogpunt van de rechtzoekende die is benadeeld door uw weigering. In de gemeente hebt u immers met hem gepraat en zijn zaak goedgekeurd, maar nu weigert u zijn zaak in beroep. Dergelijke zaken komen wel meer voor. De politieke wereld kan misschien voor één keer iets leren van de magistratuur.
U hebt nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag over de dwangsommen. U stelt dat ze in 99 percent van de gevallen tot gevolg hebben dat men zelf overgaat tot afbraak. Ik meen echter dat u de mensen ook tegen zichzelf moet beschermen. Bij wijze van spreken stopt u met de dwangsommen hardleerse mensen een volgeladen revolver in handen met de instructie om Russische roulette te spelen. U weet dat ze zichzelf zullen doodschieten.
Is het niet beter om na een bepaalde tijd tot afbreken over te gaan? Dat zou kunnen gebeuren in het belang van de ruimtelijke ordening. Die wordt immers niet hersteld via het jarenlang innen van dwangsommen. Er zijn idioten en stijfkoppen die liever failliet gaan dan zelf af te breken, maar daarmee schiet de gemeenschap niets op. Ik kan me goed inbeelden dat het als beleidsverantwoordelijke niet prettig is om de bulldozers uit te sturen. Uw politieke achterban zal dat wellicht minder makkelijk slikken dan die van minister Stevaert. Dat is allemaal wel begrijpelijk, maar iedereen heeft de indruk dat er geen enkele afbraak meer gebeurt sinds u de bevoegde minister bent. Ik houdt geen pleidooi om volop bulldozers in te zetten, maar er moet toch enige consequentie aan de dag worden gelegd. Afbreken is ook een instrument van uitvoering. In sommige gevallen wordt de mensen daarmee een dienst bewezen. Koppige mensen gaan de dieperik in door de miljoenendwangsommen. U gaf het voorbeeld van een man die nu op zijn tweede huis dwangsommen moet betalen. Zou het niet beter zijn om het af te breken?
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer Kindermans, dit is het moeilijkste debat binnen Ruimtelijke Ordening. De beelden van de bulldozers hebben een grote maatschappelijke aversie opgewekt. Als democratische politici kunnen we dat natuurlijk niet beogen. In de periode vóór minister Baldewijns bevoegd werd, in 1995, werden de dwangsommen helemaal niet opgelegd. Het systeem is pas nu op gang gekomen. Het negatieve effect ervan werd versterkt door de televisiebeelden. Ik heb ook de eer gehad om een woning in Langdorp (Aarschot) te laten afbreken. Ik kan u verzekeren dat dit geen prettig moment was. Mijn familie werd door die aangelegenheid trouwens bedreigd. De rechtbank heeft vorige week een vonnis geveld over de zaak.
In de Commissie Vervolgingsbeleid heeft er in het voorjaar van 2001 een vinnige discussie plaatsgevonden met de parketmagistraten, de Algemene Juridische Dienst en de mensen van AROHM, over de vraag of men de dwangsommen kan blijven betekenen, opstapelen en innen via het leggen van een hypotheek, of dat men over moet gaan tot de daad. Er waren toen twee standpunten. De stedenbouwkundig inspecteur vond dat men de dwangsommen niet eindeloos mag opstapelen. De AJD meende dan weer dat men terzake al zijn rechten moet uitputten. Dit overstijgt het politieke en het juridische. Het debat over de beste oplossing is bijna een moraalfilosofisch debat. U weet dat we werken aan een oplossing, maar het is heel moeilijk. Daaruit groeide mijn idee om dit te depolitiseren en verder ook weg te halen bij de administratie, namelijk de stedenbouwkundig inspecteur. Die laatste is immers tegelijkertijd parket en uitvoerend ambtenaar. Dat is niet goed. Nu geeft dat een gevoel van willekeur.
Zo vroeg die man uit Langdorp (Aarschot) zich af waarom nu net zijn huis werd afgebroken en niet sommige andere. Dit was een gevolg van de eenzijdige procedure van zijn advocaat. Dat was niet de slimste zet. Hij liet me geen keuze dan me te verdedigen door hetzelfde te doen, anders kan ik in de toekomst geen recht doen gelden bij de rechter.
In het belang van ons, politici, wil ik dit depolitiseren en toekennen aan een 'Hoge raad voor het Herstelbeleid'. Er staan nu vier mogelijkheden op papier. De vraag is of die raad voor of na de procedure moet fungeren. We zijn daarover aan het praten met Justitie. We zijn dit aan het uitzoeken. Dit overstijgt de scheiding tussen meerderheid en oppositie.
Het geval dat de burgemeester van Lommel aanklaagt in zijn brief betreft woningen die zijn gebouwd in 1965 en 1966. Toen heeft men een bepaald bedrag betaald. Nu, na al die jaren, is het oorspronkelijke vonnis in kracht van gewijsde betekend. De burgemeester vindt het ongehoord dat de overheid nu, in 2002, na dat vonnis in tempore non suspecto en nadat al een bedrag werd betaald, het herstel in de oorspronkelijke toestand van 1965 vordert.
Dit zijn de problemen waarmee we vandaag worden geconfronteerd. We moeten een oplossingskader uitwerken om hieraan tegemoet te komen. Wat mij betreft moet dit zo objectief en rustig mogelijk worden bekeken. Men zal me er nooit van kunnen verdenken de man te zijn die amnestie vraagt. Ik wil alleen een correcte gang van zaken, maar dan wel één die haalbaar is en waar de bevolking kan achterstaan. We moeten er daarbij vooral voor zorgen dat er zich geen nieuwe overtredingen opstapelen.
Mijn ervaring met onze gemeentebesturen ter zake is zeer positief. Ik vind dat onze lokale besturen een zeer grote verantwoordelijkheidszin aan de dag leggen bij het behandelen van bouwaanvragen. De uitzonderingen zullen de regel bevestigen. Het systeem begint nu te werken. Men begint sneller bouwvergunningen te verstrekken. Daardoor beginnen we preventief te werken. Mijnheer Kindermans, dit debat is niet afgelopen. Ik maak me wat dat betreft geen enkele illusie. Dit is niet gedaan. We zullen ooit door die zure appel heen moeten bijten.
De heer Gerald Kindermans : Het decreet van 18 mei 1999 was dan toch zo slecht nog niet. Het begint zijn vruchten af te werpen.
De voorzitter : De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx : Mijnheer de minister, wat dat geval in Langdorp (Aarschot) betreft : die man had een boete betaald en dacht dat de zaak daarmee was opgelost, dat het huis mocht blijven staan. Hij dacht dit te hebben afgekocht door het betalen van de boete. Ik vind het zeer dubieus dat de mensen denken dat de zaak daarmee opgelost is. Ik ken de man persoonlijk en heel goed. Hij dacht ook dat alles in orde was nadat hij had betaald. Toen bleek dat hij toch de verplichting opgelegd kreeg om zijn huis alsnog af te breken, kwam dat als een donderslag bij heldere hemel. Ik vind dat men sterk in gebreke is gebleven op het vlak van de communicatie.
Minister Dirk Van Mechelen : Er was geen interpretatie meer mogelijk door de procedure die de advocaat had ingesteld. Ik heb namens mijn administratie een klacht ingediend bij de stafhouder voor zijn uitspraken op televisie. Hij noemde daar alle ambtenaren een bende parasieten en bestempelde hen als de grootste rotzooi ter wereld. Hij is daar trouwens voor bestraft. Door zijn procedure moesten we dus overgaan tot de uitvoering. In het andere geval was er nog discussie mogelijk en konden we een sociale oplossing zoeken. Het beste voorbeeld daarvan is het geval-Begijnendijk. Die persoon woont ondertussen in een sociale woning.
De heer Felix Strackx : Mijn vraag betreft nu net dat laatste geval.
De voorzitter : Het kan niet dat alle particuliere gevallen hier worden behandeld. Ik heb u al een en ander toegelaten buiten het Reglement, maar u moet redelijk blijven.
De heer Felix Strackx : Ik ben niet over dit geval begonnen maar de minister.
De voorzitter : Dat geeft u nog niet het recht om erop in te gaan.
De heer Felix Strackx : Mijnheer de minister, u zegt dat u nu hypotheken vestigt. Dit is een bijzonder vreemde gang van zaken. De hypotheek moet dienen om de kosten te kunnen betalen die eventueel moeten worden gemaakt voor het uitvoeren van het vonnis in de toekomst. In dit concrete geval is men erin geslaagd om een hypotheek van 1,5 miljoen frank of 37.184 euro op het goed te vestigen. Het gaat over 10 are grond, gelegen in natuurgebied. De geschatte waarde van die grond bedraagt 20.000 frank of 496 euro. Ik vind het cynisch dat men op die grond een hypotheek legt alsof het bouwgrond is, terwijl het over natuurgebied gaat. Dat laatste is nu net de reden waarom de woning moet worden afgebroken. Ik vraag me af hoe men erin slaagt een hypotheek van 1,5 miljoen frank te vestigen op een grond die 20.000 frank waard is.
De voorzitter : Dat lijkt me niet de verantwoordelijkheid van de minister. Maar misschien vind hij het gepast u van antwoord te dienen, anders sluiten we dit punt af.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Het decreet is wat het is. De stedenbouwkundig inspecteur stelt hier, los van de minister van Ruimtelijke Ordening, zijn vordering in en volgt dit verder op. Daarbij is er geen sprake van enige bevoogding door de minister.
Dat was trouwens de reden waarom ik dit parlement heb gevraagd om de procedure van het certificaat van vergelijk los te koppelen van de regularisatie- en vergunningsprocedure. Dat is hier unaniem goedgekeurd, dus ik voel me sterk wat dit betreft. De minister kon, wanneer het certificaat van vergelijk was geweigerd, immers alleen maar weigeren. Van twee dingen één : als ik alleen maar kan weigeren omdat de stedenbouwkundig inspecteur het certificaat van vergelijk heeft geweigerd, dan moest men me ook maar ontslaan van een uitspraak in beroep. Dit parlement heeft unaniem besloten dit los te koppelen, zodat ieder op zijn terrein -dus enerzijds bij de strafvordering en anderzijds bij de vergunningsprocedure -zijn werk doet. Ik voer mijn werk uit wat de vergunningsprocedure betreft. De stedenbouwkundig inspecteur opereert min of meer als rechter en partij, ook in de strafuitvoering. Daarin volg ik de heer Kindermans. Dit is niet normaal. Ik vind dus dat we daar een oplossing voor moeten vinden die wordt aanvaard door de mensen. Dit lijkt me een goede formule.
Naar analogie daarmee treedt de minister van Media niet op wanneer een lokale radio een inbreuk begaat met betrekking tot zijn zendfrequentie of -vergunning. Dan spreekt het Vlaams Commissariaat voor de Media, op advies van het BIPT, het vonnis uit, los van de minister. Ik vind dat een goede zaak. Iets gelijkaardigs willen we hier doen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.