Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 25/10/2001
Vraag om uitleg van de heer Eloi Glorieux tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de Vlaamse sociale steunmaatregelen voor de Sabena-werknemers
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Glorieux tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de Vlaamse sociale steunmaatregelen voor de Sabena-werknemers.
De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, op 6 juni peilde ik in een actuele vraag naar de mate waarin de Vlaamse regering zou anticiperen op mogelijk jobverlies als gevolg van de herstructureringsplannen bij de nationale luchtvaartmaatschappij Sabena. In het strategisch plan van topman Müller was oorspronkelijk sprake van de afvloeiing van enkele honderden werknemers. Mijnheer de minister, u antwoordde toen dat u uw bevoegdheden maximaal zou gebruiken om de in de CAO gemaakte afspraken maximaal te doen naleven. Daarnaast werd aan de plaatselijke VDAB opdracht gegeven zich klaar te houden om de betrokkenen zo goed mogelijk te helpen met begeleiding, opleiding, outplacement of aanmoedigingspremies in een ander kader.
Ondertussen zijn we drie maanden verder en is de situatie radicaal geëscaleerd : er is nu geen sprake meer van enkele honderden jobs die op de tocht staan, maar van enkele duizenden. In de regio Halle-Vilvoorde is er op dit ogenblik een overschot aan vacante betrekkingen die niet ingevuld raken. Toch blijkt ook hier in de afgelopen maanden de werkloosheid te zijn opgelopen. Heel wat werknemers van Sabena wonen bovendien niet in Halle-Vilvoorde maar ook in andere regio's, zoals Leuven. Ongeveer de helft van alle mensen die op de nationale luchthaven van Zaventem werken, zijn tewerkgesteld door Sabena. Van alle werknemers op de luchthaven woont 66 percent in Vlaanderen. De nationale luchthaven op zich mag dan wel een federale materie zijn, toch is het duidelijk dat Vlaanderen in sterke mate betrokken partij is.
Het is dan ook aangewezen dat de Vlaamse overheid middelen ter beschikking stelt en initiatieven ontplooit om het faillissement te voorkomen of de ontslagen werknemers sociaal te begeleiden en snel aan een nieuwe baan te helpen. Mijnheer de minister, welke initiatieven zult u nemen?
De voorzitter : De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Glorieux. Het probleem moet in een ruimer kader worden geplaatst. Zaventem is een van de belangrijkste toegangspoorten van Vlaanderen en van Vlaams-Brabant in het bijzonder. Enkele maanden geleden kondigde men nog met veel bombarie aan dat de regio personeel van elders moest aantrekken omdat men niet kon voldoen aan de vraag. De heer Claeys van BIAC zei op een bepaald ogenblik dat de luchthaven nog een spectaculaire groei zou kennen. De toestand is nu helemaal anders. De situatie is dramatisch. Vooral de federale overheid reageert hulpeloos. We moeten ook de vraag stellen wie schuld heeft aan de huidige situatie.
Mijnheer de minister, Vlaanderen moet proactiever optreden in Zaventem. Hetgeen we vandaag meemaken, is slechts het topje van de ijsberg. Op termijn ziet het er zeer slecht uit voor de luchthaven. Men moet zich dringend bezinnen over wat er met de luchthaven moet gebeuren. Er is een groot strategisch plan nodig om de problemen van mobiliteit, ruimtelijke ordening, geluidsoverlast en tewerkstelling aan te pakken. Op staatkundig gebied moeten we ons de vraag stellen of we de luchthaven niet beter zelf zouden beheren zodat we gemakkelijker en beter kunnen anticiperen op de problemen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Glorieux. Ik heb trouwens een vraag ingediend voor zowel minister Gabriels als minister Landuyt.
Volgens de pers zal het slecht aflopen met Sabena. Het gerechtelijk akkoord geeft de maatschappij enkel de mogelijkheid om het faillissement beter voor te bereiden. De problemen moeten niet onderschat worden. Bij Sabena werken 13.000 mensen. Volgens de vakbonden zijn daarvan 42 percent Vlaming. De indirecte tewerkstelling wordt geschat op 50.000 mensen.
De problemen gaan in eerste instantie Halle-Vilvoorde en Leuven aan. De meeste mensen zijn immers uit die regio afkomstig. Kan men niet anticiperen op de moeilijkheden? Bij de sluiting van Renault werd een tijdelijke vennootschap opgericht die zich niet enkel met outplacement bezighield, maar ook met het zoeken naar herinvesteringen en het plaatsen en herscholen van werknemers. Dit heeft tot vrij goede resultaten geleid. De economische toestand was toen wel beter. Renault Vilvoorde heeft bewezen dat met een aanpak waarbij alle actoren betrokken werden, op korte termijn goede resultaten mogelijk zijn.
Mijnheer de minister, overweegt de Vlaamse regering dergelijke maatregelen? Zijn er al plannen dienaangaande? Indien ja, welke?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Glorieux. We zijn allemaal betrokken bij deze problematiek. Gisteren heb ik toevallig een aantal werknemers en werkgevers gehoord. Ze zijn zeer ongerust, niet alleen over het aantal werknemers dat in de kou zou komen te staan. Bij Renault waren er nog veel mogelijkheden. Nu gaat het vooral om laaggeschoold personeel. Dat zal problemen hebben om een job te vinden. Hetzelfde geldt voor hoog- maar specifiek geschoold personeel. Dat moet worden omgeschoold. De mensen weten dat ze niet echt kunnen anticiperen op de beslissingen die over Sabena zullen worden genomen.
Ze vragen zich af of men opnieuw een platform kan creëren. Ze willen weten of daartoe al stappen zijn ondernomen en wat de financiële inbreng zal zijn. Destijds was er voor Vilvoorde een grote participatie van de werkgevers. De overheid is in dit geval ook werkgever. Kan men ook van haar een participatie verwachten? Welke stimuli zal men geven? Op welke manier wordt de zaak voorbereid? Is er een financiële input van de Vlaamse overheid? Indien dit niet het geval is, vrezen de mensen dat er geen goede oplossing zal worden gevonden.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, alle vragen komen te vroeg. Door de aard van de bevoegdheid, is het voor de Vlaamse overheid gevaarlijk om nu al te veel verklaringen af te leggen. Ik wil wel een aantal indicaties geven.
De preventieve kant van de zaak valt echter onder de federale bevoegdheid. Wij komen aan bod in de allerslechtste hypothese. De Vlaamse overheid staat in voor de arbeidsbemiddeling en de opleiding.
We willen het debat niet beïnvloeden, zeker niet in het nadeel van de werknemers. Een bedrijf moet in eerste instantie zijn verantwoordelijkheid op sociaal gebied opnemen. De overheid moet het hem wat dat betreft niet te gemakkelijk maken.
De VDAB zorgt niet enkel voor een basisdienstverlening. Ze kan bovendien voorzien in supplementaire acties. Ik verwijs hierbij naar de RMT in Oostende of Renault Vilvoorde. Wel moet dan de afweging worden gemaakt wie wat betaalt. We kunnen bijvoorbeeld berekenen hoeveel het outplacement, de op maat gerichte begeleiding van iedereen die een nieuwe job moet vinden, kost. We gaan ervan uit dat dit 80.000 frank per persoon is. Als dit wordt vermenigvuldigd met - aan Vlaamse kant - 6.000 dan gaat het om een behoorlijke bedrag. De VDAB is klaar om in alle situaties op te treden. Wel moet er worden afgewacht wat er gebeurt.
Anderzijds is de problematiek breder dan dat. We bereiden ons ook voor op een andere arbeidsmarkt, wat hier ook kan spelen. Als de procedure klaar is, kan de regering het Herplaatsingsfonds hervormen. Dit fonds was voorzien om outplacement te begeleiden of te vergoeden maar was op vraag van de sociale partners eigenlijk formeel gekoppeld aan een faillissement. We wensen dit nu uit te breiden naar een gerechtelijk akkoord zodra er een gerechtelijke interventie is omdat we dan meer mogelijkheden hebben om op te treden, zij het dan binnen duidelijke voorwaarden. Het uitbreiden van deze mogelijkheden is de tweede invalshoek van deze problematiek.
Een derde invalshoek is de toestand van de aanmoedigingspremies. Zowel voor als na 1 januari 2002 blijven de systemen van loopbaanvermindering en bijbedrijven in moeilijkheden bestaan. In de problematiek van arbeidsduurvermindering zijn er mogelijkheden van bijpassing door de Vlaamse overheid in de mate dat een en ander klopt of in te passen valt in de nieuwe of oude reglementering.
Dat is ongeveer het antwoord dat ik vandaag kan geven. Om de problematiek helemaal open te trekken, geef ik nog een bijkomend antwoord. Voor bepaalde sectoren die in herstructurering zijn, bereiden we ons in samenspraak met de sociale partners voor om ons sectorgericht te bewapenen met wat we tewerkstellings- en opleidingscomités zullen noemen. In deze comités brengen we sociale partners en overheid samen om per sector de problematiek aan te pakken. We zijn daarmee volop bezig voor de automobielsector naar aanleiding van het Opelverhaal, dat is opengetrokken naar de hele auto-industrie. We vinden immers dat de Vlaamse overheid wat betreft het werkgelegenheidsbeleid klaar moet zijn voor een andere tijd die razendsnel op ons afkomt.
Ook voor Sabena kan ik met nog meer zelfvertrouwen dan in de plenaire vergadering zeggen dat we ons klaar houden. Ik wens nu het debat niet te beïnvloeden in welke richting dan ook.
De voorzitter : Ik wil een specifieke opmerking maken die losstaat van dit debat, mijnheer de minister. U weet dat de hoofdmoot van de economische steunmaatregelen van tewerkstellingsnormen werden omgevormd naar vormingsnormen in een aantrekkende economie. Dat is de vorige keren ook in de begroting zo geïmplementeerd. Nu zitten we door tal van omstandigheden in een bijna ander scenario. De voorzitter van het Duits economisch instituut, de heer Horn, zegt dat Duitsland zich aan de rand van een recessie bevindt met alle gevolgen vandien. Sabena is een probleem op een lijst van zovele problemen. Is het niet mogelijk om het beleid ook opnieuw te keren en toch die miljarden meer te activeren voor toekomstige oplossingen ten aanzien van werkgelegenheid, eerder dan voor vorming?
De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : De minister heeft zeker gelijk over het feit dat de prioriteit op dit ogenblik nog steeds moet gaan naar het redden van Sabena. Dat is evident. We mogen dus ook vanuit Vlaanderen niet de indruk geven dat we de zaak al hebben opgegeven. Dat zou een absoluut verkeerd signaal zijn. Het is evenwel zo dat we waarschijnlijk geen weken meer zullen moeten wachten op een definitieve uitkomst. We staan dan inderdaad beter klaar om vanaf dat ogenblik geen tijd meer te verliezen. Ik dank de minister voor zijn toezegging dat in alle stilte zeker al een aantal zaken worden voorbereid. Het is misschien ook niet slecht daar in enige mate rekening mee te houden bij de begrotingsbespreking, omdat het toch over vele duizenden mensen zou kunnen gaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.