Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 18/10/2001
Interpellatie van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de invoering van de zorgverzekering
Interpellatie van mevrouw Brigitte Grouwels tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de organisatie van de zorgverzekering in Brussel
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van mevrouw Becq tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de invoering van de zorgverzekering en van mevrouw Grouwels tot minister Vogels,over de organisatie van de zorgverzekering in Brussel.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de zorgverzekering komt in interpellaties geregeld ter sprake. Enige tijd geleden hebben we het zorgdecreet besproken. Ik heb toen gevraagd om ook de uitvoeringsbesluiten te krijgen, zodat we die hier zouden kunnen onder de loep nemen. De minister zou die bezorgen, maar op 1 oktober 2001 is de zorgverzekering van start gegaan en wij hebben geen uitvoeringsbesluiten gezien. Er blijven veel vragen open.
De minister heeft de zorgverzekeringscampagne gelanceerd. Er wordt dus informatie gegeven. Dat moet ook, want de mensen hebben bericht gekregen dat ze zich bij een zorgkas moeten aansluiten om recht te hebben op zorgverzekering.
De eerste reeks vragen gaat over de uitvoeringsbesluiten. Ik weet niet op welke manier verschillende instanties zoals OCMW's, privé-verzekeringsmaatschappijen en mutualiteiten de mensen informeren. Ik weet bijvoorbeeld niet of ze informatie geven over de manier waarop men een aanvraag moet indienen.
Er zijn nog geen uitvoeringsbesluiten verschenen in het Staatsblad. Ik weet niet eens of ze allemaal zijn goedgekeurd door de regering. In het persbericht van de minister van 28 september 2001 heb ik gelezen dat ze door de regering zijn besproken. Ik dacht dat er zelfs al advies van de Raad van State is uitgebracht, maar ook daarvan ken ik de inhoud niet. Ik betreur dat.
Mijn fractie heeft aan de voorzitter van het parlement, de heer De Batselier, gevraagd of het mogelijk is de adviezen van de Raad van State ook te krijgen als ze betrekking hebben op uitvoeringsbesluiten. Dan kunnen we een beter zicht op de argumenten krijgen.
Nu kunnen we die adviezen enkel zien als ze betrekking hebben op decreten.
We hebben ervoor gezorgd dat ook mensen onder de 65 jaar mee kunnen genieten van de zorgverzekering. Ze moeten echter pas betalen vanaf hun zesentwintigste levensjaar. Bij welke zorgkas moet een kind van tien jaar aangesloten zijn om in aanmerking te komen voor de zorgverzekering? Wordt de aanvraag ingediend bij de zorgkas van de moeder of van de vader? Is dat gekoppeld aan het mutualiteitsboekje? Dit kan niet aangezien niet alle zorgkassen thuis horen bij een mutualiteit.
Mevrouw de minister, ik wil het u nog iets ingewikkelder maken met een fictief voorbeeld. Stel dat ik in Brussel woon en drie kinderen heb. Ik ben als moeder aangesloten bij de zorgverzekering en mijn echtgenoot niet. Eén van onze kinderen zou in aanmerking komen, maar staat bij de mutualiteit ingeschreven op naam van mijn echtgenoot. Komt dit kind in aanmerking? Kan het kiezen bij wie het zich laat aansluiten? Het is maar een vraag. Ik weet niet of het in uw uitvoeringsbesluiten vermeld staat, maar het is een vraag die ik mij naar aanleiding van deze besluiten stel.
Kunnen we inzage krijgen in de uitvoeringsbesluiten? Wanneer worden deze gepubliceerd? We leven in een rechtsstaat. De publicatie van de regelgeving waarop mensen zich moeten baseren om iets uit te voeren, is toch een minimumvereiste. Ik vind deze echter nergens terug. Zijn de uitvoeringsbesluiten goedgekeurd? Wat houden ze in? Zijn er adviezen van de Raad van State over? Ik heb in de krant gelezen dat dit inderdaad ook het geval is.
Een tweede vragenpakket betreft de vergoeding voor de mantelverzorging, die belastingvrij is. Daarover hebben we het al enkele keren gehad en ik kan me voorstellen dat de voorzitter zal zeggen dat ik toch weet dat dit in orde is. Leid ik daaruit af dat men voor het al dan niet belastbaar zijn van de mantelzorgvergoeding, zou verwijzen naar de omzendbrief van de heer Viseur? Dit is mij niet bevestigd, maar ik denk dat het ingewikkelder is dan dat. Indien ik als zorgbehoevende de mantelzorgvergoeding krijg, is die richtlijn van de heer Viseur dan van toepassing op mij of is die richtlijn van toepassing op de persoon aan wie ik misschien een deel van die mantelzorgvergoeding betaal? Moet ik dat dan kunnen bewijzen? Moet ik daarvoor een speciaal formulier invullen? Is hiertoe in een regeling voorzien?
Is het duidelijk wat er onder de regeling voor vrijwilligerswerk tot maximum 40.000 frank valt of niet? Dat is ook van groot belang, mevrouw de minister, want als vrijwilliger - niet voor het wassen van voetbaltruitjes, want dat gebeurt aan een hoger tarief - met een onkostenvergoeding die tot 40.000 frank kan bedragen, zou ik wel graag willen weten of die mantelzorgvergoeding bij hetzelfde systeem hoort. Misschien mag ik die dan niet meer ontvangen, tenzij deze vergoeding in een ander systeem thuishoort dat daar los van staat.
Er wordt wel gezegd dat alles in orde is, maar toch hoor ik dat de zaak niet zo duidelijk is. Er heerst ook verwarring over in hoeverre die vergoedingen meegeteld worden. Is het voor een studiebeurs, is het voor een pensioen, is het voor een uitkering vanuit het PWA? Kan dit allemaal?
Ik heb ook vragen gehoord met betrekking tot een tegemoetkoming voor hulp aan derden. Daarin wordt dat ook niet meegerekend, maar het is niet duidelijk op welke regelgeving men zich baseert om te zeggen dat dit geen probleem vormt. Daarom vraag ik u op grond van welke formele teksten we ervan uit kunnen gaan dat er ook werkelijk geen probleem is. Ik zou ook graag aan de mensen kunnen zeggen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken. Het eerste wat mensen vragen, is of de vergoeding belast wordt en wat ermee gebeurt. Ook u zult wel ervaren dat deze vragen leven bij die mensen.
Er is een zorgverzekering en er zijn zorgcheques. Wat hebben de mensen met een zorgcheque eraan als ze geen beroep kunnen doen op dienstverlening? In hoeverre komt er een nieuw engagement om de tekorten in de hele uitbouw van de thuiszorg nu in eerste instantie op te vangen? Op welke manier zullen deze tekorten worden opgevangen? Men heeft zich er vroeger toe verbonden genomen om die dienstverlening met 4 percent te laten stijgen. Dit engagement is uiteindelijk herleid tot 1,7 percent. Uiteindelijk blijft daar een tekort en blijven mensen geconfronteerd met wachtlijsten. Hoe denkt u ervoor te zorgen dat het aanbod kwaliteitsvol verder wordt uitgebouwd?
Naast de professionele dienstverlening werd het ook mogelijk om producten aan te kopen. Ook omtrent de lijst van producten bestond er grote onduidelijkheid. Ik vermoed dat die er nog is, maar de interpellatie is al een tijdje geleden gehouden. Ik heb me laten vertellen dat er enerzijds een aantal producten op voorkomen die wel als 'medisch' beschouwd kunnen worden. Ik denk bijvoorbeeld aan pampers, de huur van zuurstofflessen, pijnpompen en dergelijke meer. Een deel hiervan wordt mee gefinancierd door het RIZIV en dus vanuit de federale overheid.
Betrokkenen reageren dat enerzijds de zorgverzekering niet 'medisch' gericht is, maar dat er anderzijds wel een lijst van medische producten bijhoort. De Raad van State heeft mij gevraagd of dit wel kon. Is er dan terugbetaling mogelijk vanuit zowel het RIZIV als de zorgverzekering? Deze vraag is belangrijk, want als het een product betreft dat een toelage krijgt binnen het Vlaams Fonds is deze combinatie niet mogelijk. Het gelijkheidsbeginsel speelt daar dus op een heel vreemde manier.
Ik hoorde bovendien dat er materiaal op de lijst ontbreekt dat er wel zou moeten opstaan : ADL-materiaal, borden met een rechtopstaande stand en dergelijke meer. Daarom vraag ik me af op welke wijze die lijst is samengesteld. Ik vermoed dat ook de collega's tijdens de vakantie het schrijven hebben gekregen van de Bandagistenvereniging, die mee mag instaan voor de verdeling van deze producten. De vereniging heeft daarover haar ongenoegen geuit. Ze vraagt zich af op welke manier die begeleiding wordt georganiseerd. Ik pleit er zeker niet voor om de exclusiviteit daarvan naar die groep te laten gaan. Ik heb begrepen dat het afleveren van die producten kon gebeuren door zowel bandagisten, apothekers als het OCMW. Vergis ik mij? Op welke manier zijn apotheken en OCMW's mee opgeleid en begeleid om de nodige knowhow op te bouwen over producten die een specifieke werkwijze vergen?
Hoe zult u met betrekking tot deze producten een kwaliteitsnorm en een goed prijsbeleid hanteren? Ik zou, net als enkele andere collega's, niet graag zien dat de prijzen stijgen omwille van het feit dat de zorgverzekering bestaat. Ik heb u daarover reeds schriftelijke vragen gesteld. Ik vraag mij vooral af hoe u een prijsbeleid denkt te voeren en op welke manier u zult controleren en sancties zult treffen indien er echt prijsstijgingen zijn. Ik weet niet of u een lijstje hebt van de huidige prijzen van de producten van alle verschillende voorzieningen of instanties die mee producten kunnen afleveren. Het aspect controle lijkt me overigens ook zeer belangrijk.
Een ander punt betreft de combinatie met het Vlaams Fonds en wat er in het Vlaams Fonds mogelijk is. Daarvoor zouden een aantal specifieke regels zijn uitgewerkt die naar ik meen ook tot moeilijkheden en onrechtvaardigheden leiden. Als ik het goed heb begrepen, kan er voor zaken die terugbetaald worden door het Vlaams Fonds ook niet supplementair een deel terugbetaald worden door de zorgverzekering. Zelfs als er maar een deel door het Vlaams Fonds zou worden betaald, kan men toch niet bijkomend een beroep doen op de zorgverzekering omdat het bedrag nog niet volledig is. Ik denk bijvoorbeeld aan heel de discussie over rolstoelen. Er wordt gezegd dat er veel te weinig geld is voor de rolstoelen en dat ze veel te duur zijn. Er kan in dit geval niet supplementair een beroep worden gedaan op de zorgverzekering. Dit zou wel kunnen voor pampers, die voor een deel misschien door het RIZIV terugbetaald zijn. Of misschien hebt u voor mij een ander antwoord klaar?
Het zijn mensen uit de praktijk die me deze vragen aanbrengen, maar ik vind ze toch heel belangrijk. Er is in een regeling voorzien die stelt dat als personen gedurende vijf dagen op zeven in een instelling verblijven ze geen beroep kunnen doen op de mantelzorgvergoeding. Indien deze personen vijf keer een halve dag in een residentiële voorziening verblijven, wordt dit dan beschouwd als vijf dagen of als tweeënhalve dag? Wordt dit per week, per maand of per zes maanden geteld en op welke manier moet zoiets gebeuren?
Ik hoor hierover heel veel reacties. Er zijn immers zowel MPI's die behoren tot het Vlaams Fonds als MPI's die als gemeenschapsinstellingen geboekt staan en dus niet in het Vlaams Fonds thuishoren. Kinderen die in deze tweede categorie van MPI's verblijven kunnen wel een beroep doen op de zorgverzekering. Daarentegen kunnen kinderen die in de MPI's van het Vlaams Fonds zitten, geen beroep doen op de zorgverzekering. Mevrouw de voorzitter, dit is discriminatie tussen kinderen die eigenlijk in eenzelfde situatie zitten.
Als we niet de gelegenheid krijgen om verder over de residentiële settings te discussiëren, moet ik dit moment wel gebruiken om de vragen te stellen. Beschermd wonen wordt ook als residentieel beschouwd, terwijl dit eigenlijk als een vorm van thuiswonen kan worden bestempeld, zoals ik vanmorgen nog heb gehoord in de commissie. Toch wordt dit mee onder de noemer van de residentiële settings geplaatst met uitsluiting van de zorgverzekering voor diegenen die daarvan gebruikmaken.
Brussel is een probleem waarover onzekerheid en protest bestaat. Ik lees en zie dat de Raad van State het daar eveneens moeilijk mee heeft. Mevrouw de minister, we begrijpen niet waarom u de koppeling met de professionele zorg hebt gemaakt. U weet dat er geen voorzieningen zijn en bovendien lees ik dat het gelijkheidsbeginsel geschaad wordt. Wat is het advies van de Raad van State en welk antwoord geeft u daarop? We dachten vroeger ook dat er via onderhandelingen met de bicommunautaire instellingen een oplossing kon worden gevonden. Ons werd toen gezegd dat dit wettelijk niet kan. Blijkbaar kan dit nu nog altijd niet. Is dit inderdaad nog steeds onmogelijk?
Ik vraag u ook uitleg over de evaluatie met betrekking tot sancties, voorkoming en systematische controle in geval van prijsbeleid. Voor oppas, kortverblijf en dagverzorging bestaan er geen vaste prijzen. Op welke manier zult u daar controleren opdat de prijzen niet zouden stijgen?
Het Zorgfonds wordt gespijsd op grond van realistische simulaties. Er wordt ook voor de zorgkassen een financieel budget vrijgemaakt waarbij rekening wordt gehouden met de bijdragen. Er wordt grote reclame gemaakt over het feit dat de bijdragen pas eind 2002 moeten worden betaald. Ik denk dat het inkomsten betreft waarover de overheid, waaronder ik ook de zorgkassen versta, niet kan beschikken. Is dit meegerekend in de berekeningen en in de doorstortingen die desgevallend moeten gebeuren? Indien de berekeningen of simulaties niet correct zijn gebeurd, wordt dit dan ook een gecorrigeerd binnen de begroting of in de verrekeningen ten aanzien van de verschillende zorgkassen? Mevrouw de minister, ik stel vele vragen omdat de zorgverzekering gestart is op 1 oktober en er nog heel veel onduidelijkheid bestaat.
De voorzitter : Mevrouw Grouwels heeft het woord.
Mevrouw Brigitte Grouwels : Mevrouw de minister, op 24 september laatstleden werd er een informatievergadering georganiseerd door de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad over de toepassing van de Zorgverzekering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Alle Brusselse betrokkenen die ook maar enigszins met deze sector te maken zullen krijgen, waren aanwezig. Dit was een zeer goed en belangrijk initiatief. Mevrouw Becq heeft reeds gezegd dat er in Brussel heel wat onzekerheid omtrent deze kwestie heerst. Er is ook veel protest maar daar komen we nog wel op terug. Omwille van de complexe situatie in Brussel drong zich echt zo'n informatievergadering op. De sector zelf heeft daartoe het initiatief genomen.
We weten dat er in het decreet van 30 maart 1999 en in het recentere decreet bijzondere bepalingen voor Brussel werden opgenomen. Deze complexe situatie doet natuurlijk niks af aan het feit dat we zeker in Brussel ook absoluut vragende partij zijn. We zijn zeer tevreden met het feit dat de Zorgverzekering in Vlaanderen van toepassing is alsook in haar hoofdstad. Daar staan we dus volledig achter. We zijn zeer blij dat ook het parlement ervoor heeft gekozen om de Zorgverzekering vanaf het begin open te stellen voor de inwoners van het Nederlandse taalgebied en van het tweetalige gebied Brussel hoofdstad.
Ik koppel daaraan dat ook de Vlaamse regering nu de optie heeft genomen om voor haar beleid als doelpubliek in Brussel 30 percent van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te nemen. Dit is een heel belangrijk uitgangspunt. Mevrouw de minister, u hebt eerder dit jaar hier in de commissie erkend dat het bestaande 'monocommunautaire' Vlaamse aanbod aan voorzieningen in Brussel onvoldoende is om de belofte van de Zorgverzekering waar te maken. De aansluiting bij de Zorgverzekering in Brussel is vrijwillig omwille van de eerder vermelde institutionele complexiteit. Terzelfder tijd voorziet het decreet zoals gewijzigd in april 2001 in bijzondere wachttijden voor wie zich in Brussel niet tijdig aansluit. Precies in deze context hebt u zich geëngageerd om in Brussel een specifieke ruime en grondige informatiecampagne te voeren om zoveel mogelijk mensen te informeren en hen ertoe aan te zetten zich snel aan te sluiten bij de Zorgverzekering.
Op die bovenvermelde informatievergadering van 24 september hebben de aanwezigen toch een aantal zaken vernomen die heel wat vragen doen rijzen. Ik wil toch nog even vermelden dat velen het jammer vonden dat u zelf niet aanwezig was op die vergadering, alhoewel u dat intussen zelf al weet. Uw adjunct-kabinetschef heeft toch getracht een maximum aan informatie te geven.
De informatiecampagne van de Vlaamse Gemeenschap over de zorgverzekering zal zich in Brussel beperken tot een drie weken lopende advertentiereeks op TV Brussel en in Brussel Deze Week. Er komt een ondersteunende informatievergadering van de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad. In het Vlaams Gewest komt er in de loop van 2002 nog een herinneringscampagne voor diegenen die vergeten zijn zich aan te sluiten. In Brussel is er geen herinneringscampagne gepland. Dit werd niet goed begrepen op die informatievergadering in september.
De Vlaamse regering heeft van haar bevoegdheden voorzien in artikel 6 van het zorgverzekeringsdecreet gebruik gemaakt om te beslissen dat er in Brussel geen beroep zal kunnen worden gedaan op mantelzorgers zonder dat er ook een beroep wordt gedaan op een professionele thuishulp. Dit is wederom in tegenstelling met de situatie in het Vlaams Gewest. Mevrouw Becq heeft dit ook al aangehaald. Hierover zijn ook heel wat vragen gerezen.
De Vlaamse regering zou nu toch bereid zijn om gesprekken aan te knopen met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ten einde te onderzoeken hoe 'bicommunautaire' voorzieningen in Brussel onder bepaalde voorwaarden kunnen worden erkend in het kader van de zorgverzekering. Dat is op die vergadering ook meegedeeld en we verheugden ons erover dat die beslissing genomen was. Uiteraard kan er met de bicommunautaire sector slechts onder bepaalde voorwaarden worden gesproken. Er moet natuurlijk worden nagegaan of de dienstverlening ook effectief in de taal van de aangesloten personen - dus in het Nederlands - wordt geboden.
Waarom wordt in Brussel, waar vrijwillig kan worden aangesloten, zodat het doelpubliek extra moet worden gemotiveerd, minder in plaats van meer informatie verspreid? Gelooft u werkelijk dat een kortstondige en eenmalige campagne zal volstaan om 30 percent van de Brusselse bevolking te bereiken? Waarom is er in Brussel niet voorzien in een herinneringscampagne, en in de rest van Vlaanderen wel?
Is er wel een specifieke informatiestrategie voor Brussel? Zo ja, welke partners hebt u daarvoor aangesproken? Zijn het de zorgkassen, of zijn het de erkende Vlaamse voorzieningen voor welzijn en gezondheid? Tracht de Vlaamse Gemeenschap in deze zaak niet veel, zo niet zoveel mogelijk, af te schuiven op de Vlaamse Gemeenschapscommissie?
Waarom wordt de mantelzorg buiten de professionele hulpverlening in Brussel onmogelijk gemaakt? Mevrouw Becq wees er zonet op dat een van de grote problemen een tekort aan professionele hulpverlening is. Welke overwegingen lagen hieraan ten grondslag, en waarom gelden die alleen voor Brussel?
Waarom werd er bijvoorbeeld niet voor geopteerd objectieve criteria voor de erkenning van mantelzorgers uit te werken, eventueel specifiek voor Brussel? Er werden bij de behandeling van het decreet heel interessante amendementen ingediend die ertoe strekten in heel Vlaanderen de mantelzorgers te laten erkennen. U doet dat niet voor heel Vlaanderen, maar waarom zou u het niet voor Brussel doen? Waarom zou u niet opteren voor het verplicht aansluiten bij eventueel nog op te richten diensten van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel? Zo kunnen misbruiken worden voorkomen, en kunnen registratie, informatie, vorming, enzovoort voor mantelzorgers worden georganiseerd.
Wat zal de houding zijn van de Vlaamse regering ten aanzien van de bicommunautaire voorzieningen? Er is nu een advies van de Raad van State. We zouden daar graag de juiste draagwijdte van kennen. Hoe denkt u op het advies te reageren? Kunnen we erover beschikken?
Minister Chabert heeft tijdens de informatievergadering gezegd dat de goede formule zou zijn het contact met de bicommunautaire sector te blijven nastreven, maar dan mits de inbreng van Vlaamse kwaliteitsvereisten, onder meer inzake het onthaal van de patiënt.
Wordt er nog verder gewerkt aan een versterking van het Vlaams-Brusselse netwerk van thuisverzorging? In een interview dat u onlangs in Brussel Deze Week gaf, hebt u heel wat emoties losgeweekt in Vlaams-Brusselse kringen door over de blinde vlekken die onder meer op het vlak van de zorgverzekering in Brussel bestaan, te zeggen dat u niet kunt beginnen met elke blinde vlek in Brussel op te vullen. Het is nochtans de bedoeling en de opdracht van de Vlaamse Gemeenschap de blinde vlekken in de welzijnssector in Brussel op te vullen. Daar zijn ook al toezeggingen over gedaan. De blinde vlekken zijn destijds vastgesteld, niet alleen in Brussel, maar ook in Vlaams-Brabant, Limburg, enzovoort. Overal wordt eraan gewerkt. In Brussel komt de zorgverzekering echter op de helling te staan, door het ontbreken van diensten. Waarom zou men aansluiten bij een systeem, als men straks weinig of niets met de zorgcheques kan doen?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb een interpellatieverzoek ingediend dat op de agenda van volgende week is gezet. Het lijkt me echter opportuun mij aan te sluiten bij deze interpellaties en mijn eigen interpellatie van volgende week in te trekken. Ik sluit me met name aan bij de interpellatie van mevrouw Becq over de invoering van de zorgverzekering.
We krijgen allemaal een uitnodiging om aan te sluiten bij een erkende zorgkas, en een ledenbijdrage te betalen. In het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001, houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering, wordt het volgende bepaald : 'Ieder persoon die in het Nederlandse taalgebied woont, en voor 1 januari 1977 geboren is, is ertoe gehouden bij een zorgkas aan te sluiten met ingang van 1 oktober 2001. Als die persoon voor of op 31 december 2002 aansluit bij een zorgkas van zijn keuze, is hij of zij met ingang van 1 oktober 2001 aangesloten bij die zorgkas.'
In de verschillende uitnodigingen die ik intussen zelf heb gekregen, of heb ingezameld, geven een aantal zorgkassen een vergaande eigen interpretatie van dit decreet. Ik geef u een drietal voorbeelden. De zorgkas van de Christelijke Mutualiteiten schrijft letterlijk : 'U bent voor 2001 en 2002 wettelijk in orde als u met bijgevoegd overschrijvingsformulier het bedrag van 10 euro betaalt voor 19 oktober 2001.' De neutrale zorgkas schrijft : 'Om uw rechten te kunnen garanderen, raden we u aan voor 29 oktober te betalen. Dit kan via onderstaand overschrijvingsformulier.' De zorgkas van DKV gaat nog een stap verder : 'Iedereen die in Vlaanderen woont en 25 jaar of ouder is, is verplicht zich vanaf 1 oktober aan te sluiten bij een erkende zorgkas en een jaarlijkse bijdrage te betalen van 10 euro.'
U zult het met me eens zijn dat dit ten minste halve waarheden, zo al niet hele leugens zijn. De Christelijke Mutualiteiten hebben intussen begrepen dat het niet helemaal in orde is. In hun maandblad geven ze dan toch wat meer uitleg : 'Op de brief die u ontving, staat vermeld dat u best voor 19 oktober uw aanbetaling doet. Over deze datum is in de pers wat onduidelijkheid ontstaan.' Sta me toe te zeggen dat die onduidelijkheid niet is ontstaan in de pers, maar dat de zorgkassen daar zelf voor hebben gezorgd. Verder luidt het : 'Waarom moedigt CM haar leden aan om tijdig deze betaling te doen? Omdat uitstel tot afstel kan leiden.' Zo gaat het nog door.
Ik begrijp wel dat de zorgkassen zo snel mogelijk dat geld willen innen. Ik heb een kleine berekening gemaakt, hoe onvolledig ook. De CM schrijft zelf : 'Sluit daarom samen met 2.500.000 andere Vlamingen aan bij de CM Zorgkas Vlaanderen.' Welnu, als die 2,5 miljoen mensen voor 19 oktober hun 400 frank betalen, dan heeft de zorgkas van de CM tot eind volgend jaar niet minder dan 1 miljard frank op haar rekening staan, wat natuurlijk intresten opbrengt.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de verspreiding van deze halve waarheden en hele leugens door de zorgkassen in Vlaanderen? Erkent u dat dit tendentieuze informatie is? Bent u zinnens daarop te reageren, enerzijds ten aanzien van de zorgkassen, en anderzijds ten aanzien van de bevolking, die niet helemaal op correcte wijze wordt verzocht nu al die 400 frank te betalen?
De voorzitter : De heer Swennen heeft het woord.
De heer Guy Swennen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me aan bij de interpellatie van mevrouw Becq. Ik ben de voorbij anderhalve maand gemiddeld om de twee tot drie dagen op pad geweest om te gaan spreken over de zorgverzekering. Op basis van die ervaring kan ik volmondig driekwart van de vragen van mevrouw Becq bijtreden. Het zijn inderdaad altijd dezelfde vragen die terugkomen. Het zijn de gekende onzekerheden.
Het meest prangende probleem betreft de fiscaliteit. Ik wil daar nog een vraag aan toevoegen die ik wel heb gehoord, maar die door mevrouw Becq niet werd gesteld. Wie tegen 2003 niet is aangesloten bij een zorgkas, wordt per definitie bij het Vlaams Zorgfonds ingelijfd. Daar staat ook een straf op. Zullen er dagvaardingen komen om de bijdragen te innen, of niet?
Mevrouw Becq heeft gesproken over het aanbod. Vanaf het eerste voorstel van decreet dat we indienden, beseften we goed dat de invoering van een zorgverzekering het aanbod onder druk zou zetten. De overheid zal die problemen onder ogen moeten zien, en er daadwerkelijk iets aan moeten doen. Naar verluidt zouden zorgbehoevenden die recht hebben op de zorgverzekering, voorrang krijgen bij de toewijzing van allerhande thuiszorgdiensten. Daar is iets voor te zeggen. Immers degenen die nu een cheque krijgen, en daarenboven het zwaarst zorgbehoevend zijn, dreigen anders met hun cheque bijvoorbeeld geen poetshulp te kunnen krijgen. Wat klopt er daarvan?
Ik heb de indruk dat er een en ander schort aan de informatie. Veel mensen blijken het systeem niet te kennen, en zitten met tal van vragen. We moeten uiteraard niet verder willen springen dan onze stok lang is. Bij de invoering van een nieuw stelsel duurt het immers altijd een hele tijd vooraleer iedereen op de hoogte is. Over de zorgkassen is de informatie echter vooral geconcentreerd op de directe belanghebbenden en hun omgeving. Bij het brede publiek zijn er intussen nog heel wat vragen.
Wat heeft de Vlaamse overheid precies op het vlak van informatie gedaan? Er zijn nog veel leemten op te vullen, temeer daar het een nieuw verplicht sociaal stelsel is. Als het wordt uitgelegd en de mensen begrijpen het, dan vinden ze het geweldig. Bij grote delen van de bevolking is dat echter door onwetendheid nog niet het geval. De informatiecampagne van de overheid faalt dus enigszins.
Mijn volgende vraag is niet van onmiddellijk belang, maar we moeten vermijden dat we op het cruciale moment met veel vragen en vertragingen te maken krijgen. Op dit ogenblik wordt een forfaitaire ledenbijdrage geïnd, maar het decreet schrijft voor dat er tegen eind 2003 inkomensgebonden bijdragen moeten zijn. Ik kan me niet voorstellen dat we daarover een discussie zullen voeren naar aanleiding van de begroting van volgend jaar, maar het parlement moet er wel tijdig bij worden betrokken. Wat is uw planning terzake en hoe zullen we erbij worden betrokken?
De voorzitter : De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, u merkt dat er omtrent de zorgverzekering nog heel wat vragen zijn. De interpellatie van mevrouw Becq inspireert ook mij tot een aantal vragen, maar ik zal daar maar niet aan beginnen. Alleen nog dit. Het parlement was de geestelijke vader van de zorgverzekering. Waarom komt u niet spontaan naar hier om tekst en uitleg te geven bij de uitvoering ervan? Waarom wacht u tot u geïnterpelleerd wordt? Dat getuigt van een gebrek aan communicatie tussen de minister en het parlement.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de gestelde vraag is hier inderdaad op zijn plaats, maar ze is nogal technisch van aard. Dat is natuurlijk eigen aan de praktijk. Daarom zou het nuttig zijn om een aantal antwoorden op papier te krijgen. Zo niet wordt het een zeer moeilijk debat.
De heer Roegiers sprak over de wervingscampagnes van sommige zorgkassen. Ook ik heb dingen onder ogen gekregen die ernstige vragen doen rijzen over de wijze waarop de campagnes worden gevoerd. We moeten echter een onderscheid maken. Eén van de zorgkassen doet nu een oproep aan een selectie van mensen waarvan ze denken dat ze voor tenlasteneming in aanmerking komen. Ze roepen die mensen nu op om aan te sluiten voor een bepaalde datum, omdat ze dan de gelegenheid hebben de dossiers in orde te maken tegen 1 januari. Het is inderdaad van belang dat degenen die er recht op hebben, er vanaf 1 januari van kunnen genieten.
Overigens verloopt de communicatie wel heel verward. Ook ik word geconfronteerd met vragen van mensen die een hele reeks oproepen van verzekeringen hebben ontvangen om aan te sluiten bij hun zorgkas. Die zorgkassen promoten meteen ook een heel gamma van andere producten, zodat de mensen denken dat ze met de zorgverzekering verbonden zijn en dat ze die dan ook nodig hebben. Dat gaat tot in het onwaarschijnlijke.
Het is echter de vraag of de overheid zoiets kan rechtzetten. Alleszins moet er worden meegedeeld wat verplicht is en wat niet. Wie er al vanaf 1 januari recht op heeft, moet daar uiteraard van op de hoogte zijn.
De heer Sven Gatz : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit op mijn beurt aan bij de interpellatie van mevrouw Grouwels over de toepasbaarheid van de zorgverzekering in Brussel. Het wordt stilaan de kwadratuur van de cirkel, en ik zal mezelf dan ook niet opwerpen als degene die alle antwoorden kent. Ik beperk me tot een vraag en een opmerking.
Ik heb het advies van de Raad van State, overigens geen geheim document, kunnen inkijken. De bedenking van de Raad van State betrof vooral de motivering van de Vlaamse regering voor het onderscheid in het decreet tussen de Brusselse Vlamingen en de Vlamingen uit Vlaanderen. In die formele aangelegenheid heeft de Raad van State wel een punt.
De Vlaamse regering heeft gezegd dat ze doorgaat met het decreet, ook met het Brussels deel ervan. Hebt u op dat advies geantwoord? Hebt u gewoon zonder verdere motivatie aan uw mening vastgehouden, of hebt u een bijkomende motivering gegeven op basis waarvan de ongelijke behandeling verantwoord kan worden? Mijns inziens is die motivering nodig. Zonder dat zal een vernietiging door het Arbitragehof immers niet lang op zich laten wachten, met alle gevolgen van dien.
Verder heb ik nog een opmerking met betrekking tot de bicommunautaire sector. Er komt stilaan wat beweging in de houding van de Vlaamse partijen in Brussel ten aanzien van de koppeling van de zorgverzekering aan de bicommunautaire sector. Behalve het Vlaams Blok is niemand daar nog principieel tegen. Alleen Agalev Brussel en minister Chabert zijn er sterk voorstander van, de rest is schoorvoetend bereid tot een gesprek daarover.
We riskeren echter iets over het hoofd te zien. Ik heb uw interview gelezen in Brussel Deze Week, waarin u ons enigszins wilde geruststellen. U zei dat u ervoor zou zorgen dat er geen misbruiken zouden zijn door de Franstaligen, althans dat was de kop die de journalist erop had geplakt. Het moet echter gezegd dat ook de Brusselse Vlamingen niet vrij zijn van een zekere dubbelzinnigheid. Enerzijds willen ze genieten van de zorgverzekering, en dus willen ze dat die aan de bicommunautaire sector wordt gekoppeld. Anderzijds willen ze niet dat de Franstaligen er gebruik van maken. Die redenering is op termijn niet houdbaar.
U zult die houding ook merken als u met de Franstalige Brusselse ministers in gesprek treedt. Ze hebben nog steeds grote moeite met de principiële toepasbaarheid van de zorgverzekering in Brussel. Ze vinden het niet goed dat er bovenop de sociale zekerheid bijkomende voordelen zijn. Ook wij hebben daar tijdens de vorige regeerperiode over gedebatteerd, en we hebben er een zekere modus vivendi voor gevonden. Ze blijven echter principieel tegen, en ze zullen pas hun bicommunautaire instellingen openstellen als u hen garandeert dat alle Brusselaars, dus ook de Franstaligen, ervan kunnen genieten.
U zit dus met een spanningsveld. Ofwel haalt u uw slag thuis, en zal dat financiële consequenties hebben ; ofwel volgen we de lange weg en investeren we verder in het Vlaamse zorgaanbod in Brussel. Daar is echter tien jaar voor nodig, zodat de huidige generatie er niets aan heeft. Voor de toekomst kan het echter een nuttige investering zijn. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer moeilijkheden ik tegenkom. Ik ben bereid met u en met de commissie naar oplossingen te zoeken, maar we zijn er nog lang niet uit.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, er zijn ook taalgrensgemeenten. Uit Voeren komt de vraag hoe ze in contact moeten komen met de zorgverzekering. Iedereen heeft het recht in zijn eigen taal behandeld te worden. Volgens mijn interpretatie kunnen ze dus vragen om de informatie over de zorgverzekering in het Frans te krijgen. Klopt dat, en is daaraan gedacht? De ziekenfondsen en de verzekeringen zijn in elk geval niet voorbereid op een tweetalig aanbod. De mensen in bijvoorbeeld Voeren en Herstappe moeten gebruik maken van de voorzieningen in Vlaanderen. Hoe zit het met mensen in de taalgrensgemeenten die recht hebben op het ontvangen van informatie van de overheid in de eigen taal?
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik heb u in het reces heel wat schriftelijke vragen gesteld over de zorgverzekering. U hebt daar ook op geantwoord. De meeste antwoorden voldeden, maar op een vraag kreeg ik nog geen antwoord. Omdat het aanbod zo zwaar onder druk komt, wilt u werk maken van een ontkoppeling van erkenning en subsidiëring. Daardoor kunnen een aantal aanbieders, bijvoorbeeld van maaltijden, wel een erkenning krijgen om in het circuit van de zorgcheques te functioneren, zonder dat ze echter in het subsidiëringskanaal komen.
Het is duidelijk dat dit toch wel een zware hypotheek legt op de toename van het aanbod in de toekomst. Het aanbod zal pas toenemen als de initiatieven worden opgenomen in het subsidiesysteem. Dat systeem is niet marktgebonden, en groeit slechts geleidelijk. Een loskoppeling kan dus positieve resultaten opleveren. Dan ontstaan er kleinschalige entiteiten die voor een groter aanbod zullen zorgen. Het is evident dat het om een kwalitatief hoogstaand aanbod moet gaan. Er moeten dus criteria worden opgelegd om de kwaliteit te bewaken, zonder dat dit leidt tot een integratie in het subsidiecircuit. U hebt het daar echter niet over gehad.
Los van de kritiek op de zorgkassen - jong en oud heeft al aanvragen tot aansluiting ontvangen - hoor ik van OCMW-voorzitters dat hun cliënteel hulp vraagt bij het invullen van de formulieren. Hun klanten zijn eerst bij de zorgkassen gaan aankloppen, maar die hebben hen naar het OCMW doorverwezen. De OCMW's maken hierbij de bedenking dat ze niet goed genoeg waren om als zorgkas te fungeren, maar ze zijn wel goed genoeg om de facto het werk van die zorgkassen te doen. Ze kunnen de mensen moeilijk terugsturen, en nu zijn een aantal medewerkers van de OCMW's zich aan het bekwamen in het invullen van de formulieren. Dat laat een wrange nasmaak achter.
Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Ik wil even iets rechtzetten. Ik heb hier willen zeggen dat een aantal zorgkassen zelf al een selectie heeft gemaakt van klanten waarvan ze zeker zijn dat ze rechthebbenden zijn.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ook de indieners van het oorspronkelijke decreet weten dat dit systeem een aanvullende rol heeft in een ziekteverzekering die op federaal niveau is georganiseerd. Bovendien is de Vlaamse zorgverzekering georganiseerd op basis van de federale wetgeving over de zorgkassen verbonden aan de ziekenfondsen. Sommigen zeggen dat dit niet in het parlement wordt besproken. In mei is naar aanleiding van het mini-decreet heel lang gepraat over de zorgverzekering. Toen is alle spitstechnologie de revue gepasseerd, en is overigens terecht beslist om van bij het begin de min-65-jarigen erbij te betrekken. Op die wijze wordt het Vlaams Fonds een actor. Dat werkt niet als een verzekeringssysteem, en is op een totaal andere logica gebaseerd. Anders gezegd : we wisten heel goed dat de Vlaamse zorgverzekering niet zou leiden tot een vereenvoudiging van de regelgeving.
Er zijn hier vele vragen gesteld. Staat u me toe me te onthouden van spitstechnologische oefeningen, door me bijvoorbeeld in te beelden dat ik een moeder ben die in Brussel woont en geen lid is van een zorgkas, terwijl de vader en het kind, enzovoorts, enzovoorts. Als u dat echt wilt, dan breng ik mijn experts mee. Zelf zal ik daar niet op antwoorden. Die vraag is me trouwens vooraf niet meegedeeld. Ik zal geen antwoord improviseren.
De heer Felix Strackx : Waarom komt u met uw experts niet naar de commissie?
Minister Mieke Vogels : In mei is hier erg lang gepraat over spitstechnologische vraagstukken. Het parlement was toen van oordeel dat het systeem op de min-65-jarigen van toepassing moet worden. Tijdens het zomerreces hebben we met de actoren op het terrein onwaarschijnlijk hard gewerkt om de nieuwe bepalingen over Brussel en over de min-65-jarigen te integreren. We hebben er ons toe verbonden om de zorgverzekering te activeren op 1 oktober. Als we dat niet hadden gedaan, en in oktober terug naar het parlement waren gekomen om de adviezen van de Raad van State en de uitvoeringsbesluiten te bespreken, om mee te delen dat we nog geen antwoord hebben op de talloze vragen en om bijgevolg te zeggen dat we het opstarten uitstellen tot 1 januari, dan was dit huis te klein geweest.
Bijgevolg hebben we ervoor gezorgd dat nog voor het zomerreces alle uitvoeringsbesluiten zijn goedgekeurd. Die zijn naar de Raad van State gestuurd, met de vraag om binnen een maand te antwoorden. Wellicht vindt ook de Raad van State dat een ingewikkelde zaak, want we hebben na zes weken een herinnering gestuurd en gevraagd om binnen de drie dagen te antwoorden. Op 28 september zijn de twee besluiten die essentieel zijn voor het opstarten aan de Vlaamse regering voorgelegd. Ik heb de ministeriële besluiten op 1 oktober 2001 ondertekend. Bij hoogdringendheid hebben we de publicatie in het Staatsblad gevraagd. Daar ligt men blijkbaar niet wakker van de Vlaamse zorgverzekering, want de publicatie is nog altijd niet gebeurd, tenzij dat vandaag het geval zou zijn. We dringen erop aan dat dit snel zou gebeuren. Ik kom straks nog terug op een aantal specifieke vragen.
Wat het opstarten en de brieven van de zorgkassen betreft, moet ik u zeggen dat ik niet op de hoogte was van de nogal agressieve brieven die zijn verzonden. Men heeft zich ook niet altijd gehouden aan de afspraak om voor 15 september niets te versturen. Ik vind het een blijk van een enorme onderschatting van het gezond verstand van de Vlaamse burger om zonder uitleg over wat de zorgverzekering is, de burger te zeggen dat hij voor een bepaalde datum moet betalen. Ik vind dat een schandaal. Het is logisch dat kritische journalisten de minister vragen wat ze daarvan denkt. Ik kan dan niet anders dan zeggen dat in mijn besluit enkel staat dat de burger zich voor eind 2002 moet aansluiten. De zorgkassen zijn boos op mij, omdat dit zogezegd tegen de goede werking van het systeem ingaat. Zij hebben het onheil veroorzaakt. Ze denken dat men de Vlaming kan betuttelen en zonder veel uitleg zomaar kan verplichten om te betalen.
We hebben een grootscheepse informatiecampagne uitgewerkt, in samenspraak met de actoren op het terrein. Er zijn tv-spotjes en folders gemaakt. Tezelfdertijd was er een duidelijke afspraak met de zorgkassen en de organisaties die het systeem ondersteunen om in hun eigen pers informatie te verstrekken. Ik denk dat dit laatste wel degelijk is gebeurd door de zorgkassen van de ziekenfondsen. Ik betreur nogmaals dat de eerste vorm van communicatie via de pers bestond in de mededeling dat men niet moet betalen voor 19 oktober 2001 maar voor eind 2001. Dat is echt niet mijn schuld.
De heer Swennen heeft overigens gelijk dat er nog niet voldoende is geïnformeerd. Na de eerste informatiecampagne zullen we dat moeten evalueren. Wat Brussel betreft, wil ik aan mevrouw Grouwels zeggen dat er wel degelijk in extra middelen is voorzien om via TV Brussel de Vlaamse Brusselaars te informeren. Ik veronderstel dat de Vlaamse Brusselaar naar VTM en VRT kijkt en bladen van het ziekenfonds toegestuurd krijgt. Er gebeurt op dit moment meer voor de Vlaamse Brusselaar dan voor de doorsnee Vlaming. We hebben gezegd dat we het volgend jaar in Vlaanderen een herhalingscampagne zullen voeren. De campagne is reeds begroot en het budget voor de zorgverzekering werd reeds uitgetrokken.
In Vlaanderen is men immers verplicht om aan te sluiten. Ik sluit niet uit dat na een evaluatieperiode niet alleen in Vlaanderen maar ook in Brussel moet worden bijgestuurd. Op dit moment is een herhalingscampagne voor Vlaanderen, maar nog niet voor Brussel gepland. De hele informatiecampagne moet op het einde van het jaar op basis van de gegevens over het aantal aangeslotenen die we van de zorgkassen krijgen, worden geëvalueerd. Pas dan kan een doelgroepgerichte campagne worden gevoerd.
- De heer Felix Strackx treedt als voorzitter op.
De heer Guy Swennen : Hoeveel geld werd door de Vlaamse regering voor de campagne uitgetrokken?
Minister Mieke Vogels : Ik weet het niet precies, maar denk dat 10 of 12 miljoen frank werden uitgetrokken.
De heer Guy Swennen : De spotjes zijn namelijk erg duur.
Minister Mieke Vogels : Ja. Er is ook de folder en de brochure Twintig vragen over de zorgverzekering, die via de openbare gebouwen wordt verspreid. Ik zal aan mijn medewerkster vragen dit even telefonisch na te gaan.
Het gaat om 34,6 miljoen frank, een hele som, voor dagbladen, het communicatiebureau, het drukwerk en de spotjes. Ik had de prijs onderschat.
Wat de taalgrensgemeenten betreft, wil ik benadrukken dat ik niet verplicht ben om elke overheidscampagne naar het Frans te vertalen voor de gemeenten waar taalfaciliteiten bestaan. Voor de blabla-boemboemcampagne zou dit nochtans eenvoudig zijn. Vertalen is niet strikt nodig. Privé-organisaties, zorgkassen zijn immers VZW's of maatschappijen van onderlinge bijstand, zijn niet verplicht om in de taalgrensgemeenten met taalfaciliteiten tweetalige campagnes te voeren. In het Brusselse voeren sommige zorgkassen ook in het Frans over 'La zorgverzekering' reclame. Zij hebben het vertaalwerk op zich genomen : 'La zorgverzekering, c'est chouette'.
Er is inderdaad een probleem met de uitvoeringsbesluiten. Ze zijn nog niet in het Staatsblad verschenen. In tegenstelling tot het advies van de Raad van State dat we hadden gevraagd over de uitzonderingsmaatregelen voor Brussel in het minidecreet en dat niet negatief was, heeft de Raad van State de uiteindelijke uitzonderingsmaatregel voor Brussel die erin bestaat dat men in Brussel alleen een mantelzorgpremie kan krijgen als ook gebruik wordt gemaakt van de gesubsidieerde zorg, wel negatief geadviseerd. De maatregel zou in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. We hebben deze stelling van juridische tegenargumenten voorzien en het besluit ongewijzigd goedgekeurd. We zijn daarbij van de specifieke situatie in Brussel uitgegaan. Ik weet op dit ogenblik uiteraard niet of het de toets van het Hof van Cassatie zal doorstaan. We zullen op termijn een oplossing moeten uitwerken om te vermijden dat het Hof van Cassatie het besluit vernietigt.
We zijn tot het besluit gekomen om ofwel de zorgverzekering zonder Brussel op te starten, wat politiek gezien niet verstandig zou zijn, ofwel ze niet op 1 oktober op te starten, maar de startdatum uit te stellen, wat politiek gezien evenmin goed zou zijn. Bovendien is de 34,6 miljoen frank kostende campagne geprogrammeerd en zijn de zorgkassen erop voorbereid. Vandaar de beslissing om met een goed juridisch onderbouwd dossier met het advies van de Raad van State geen rekening te houden, met de bedoeling om in de toekomst de ongelijkheden tussen Brussel en Vlaanderen op te lossen. Deze zitten niet zozeer in de rechten dan wel in de kansen, zoals hier met een voorbeeld reeds werd aangehaald. Men moet maar aangesloten zijn bij een zorgverzekering, in Brussel wonen en verplicht zijn om alleen op een door Vlaanderen gesubsidieerde dienst beroep te doen, dan is het aanbod inderdaad zeer mager.
U had het over 30 percent Vlaamse Brusselaars. Dit slaat op het aantal inwoners uit Brussel waar wij in onze programmatie rekening mee houden. Als er een programmatie voor thuiszorg voor ouderen wordt opgemaakt, zorgen we ervoor dat 30 percent Vlaamse Brusselaars daar gebruik van kan maken. In het thuiszorgdecreet en het uitvoeringsbesluit is in 30 percent voor Brussel voorzien, maar niet ingevuld. We zijn echter niet van plan om als Vlaamse overheid witte vlekken in te vullen. We zitten immers midden in het kerntakendebat en de vraag daarbij is wat, welke overheid wanneer doet. De Vlaamse overheid heeft in de welzijnssector geen eigen 'staatswelzijnsnet' zoals dat in het onderwijs het geval is. Het is niet de bedoeling om met zo'n net van start te gaan. Het behoort niet tot onze kerntaak.
Dit belet niet dat geen inspanningen kunnen worden geleverd om, zoals bij de kinderopvang, een aantal aangepaste normen voor initiatiefnemers in het Brusselse op te stellen. De normen op het vlak van omkadering of minimum aantal plaatsen - niet op het vlak van de kwaliteit - minder hoog aanhouden, kan reeds een stap zijn. Het is de taak van de gesubsidieerde sector om in Brussel een deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Het is niet de bedoeling om Vlaamse instellingen van thuiszorg in Brussel op te richten. Als de VGC dit wel tot zijn kerntaak rekent, is dat prima.
Mevrouw Brigitte Grouwels : Ik herinner me, toen over het decreet werd gediscussieerd, dat ik aan u voorstelde niet zelf instellingen op te richten, maar potentiële initiatiefnemers samen te brengen en te stimuleren om initiatieven te nemen. Werd er op dit vlak reeds iets ondernomen?
Minister Mieke Vogels : Dit moet samen met de VGC gebeuren.
Mevrouw Brigitte Grouwels : De tijd verstrijkt. De inwerkingtreding van het systeem nadert. Men laat het initiatief aan de anderen over. De privé-initiatiefnemers moeten worden samengebracht om te zien hoe de leemtes kunnen worden ingevuld. Dit wordt zeer dringend.
Minister Mieke Vogels : Vandaar dat we de idee van de bicommunautaire voorzieningen hebben aanvaard. De regering had eerst gezegd niet met de bicommunautaire voorzieningen in zee te gaan, maar alleen met de door Vlaanderen gesubsidieerde voorzieningen. Op vraag van de VGC en van Brussel en om het aanbod in Brussel maximaal te maken, hebben we toch besloten onderhandelingen over de bicommunautaire voorzieningen op te starten. De heer Gatz zei terecht dat het geen simpele onderhandelingen zullen worden, zowel op taalgebied als financieel. Een aantal OCMW's hebben nu reeds sommige oudere bestaansminimumtrekkers bij een Vlaamse zorgverzekering laten aansluiten om erbij te zijn tegen de tijd dat er in de bicommunautaire voorzieningen uitkeringen zullen voorhanden zijn, vooral in de residentiële sector. De partner die onderhandelt doet dit niet op basis van vertrouwen maar zeer node in een systeem dat zij zelf niet hebben gekozen. Ik stel dit vrij ernstig probleem alleen maar vast en zal samen met minister Anciaux het bicommunautaire gesprek aangaan. Hij kent de Brusselse gevoeligheden beter dan ik en hopelijk vinden we een oplossing tegen het moment dat de zorgverzekering ook voor zwaar zorgbehoevenden die in een residentiële setting worden opgevangen, open wordt gesteld.
Mevrouw Sonja Becq : Bent u op het vlak van het bicommunautaire wel bevoegd? De Raad van State is alleen bevoegd voor de eigen instellingen.
Minister Mieke Vogels : Ikzelf beschik niet over de bevoegdheid, maar er zouden mogelijkheden bestaan om dit probleem via convenants op te lossen. Als mede-auteur van het decreet weet u dat de ouderenvoorzieningen en de prijszetting een probleem vormden. Voor het prijsbeleid is niet de Vlaamse, maar de federale overheid bevoegd. Ik wil daarover met de federale ministers Vandenbroucke en Picqué het gesprek opstarten om te voorkomen dat we de besparingen in de rusthuizen betalen die op dit moment op een sluipende manier worden doorgevoerd. Ook daar is de zorg verzekerd en moet ik met de federale collega's over prijssetting of -commissies afspraken maken. De thuiszorg heb ik meer in eigen handen, op voorwaarde dat de zorgkassen loyaal meewerken. Ik houd mijn hart vast voor de residentiële sector. Vlaanderen riskeert de besparingen die federaal worden doorgevoerd in de rusthuissector te moeten betalen.
Mevrouw Sonja Becq : Over het Vlaams Fonds zijn er veel vragen. Mevrouw de minister, u zegt me dat de zorgkassen alles weten, maar ik betwijfel dat. De regelgeving is niet duidelijk. Hoe gaat u dat evalueren en preventief werken in verband met het prijsbeleid? U zegt dat u niet bevoegd bent. Ik kan moeilijk geloven dat u geen prijsafspraken kunt maken.
We hebben bij het decreet een amendement ingediend dat men zich moet houden aan de prijsafspraken als men een dienstverlening wil krijgen. De meerderheid heeft dat weggestemd. Volgens ons was dat de enige manier om de controle te houden op de prijszetting. Ik heb u al verschillende keren gevraagd hoe u dat zult regelen. U antwoordt dat u als sanctie de erkenning wilt opheffen. Wilt u ervoor zorgen dat er omwille van de zorgverzekering geen hogere prijzen worden gevraagd? U hebt de prijzen voor de dagcentra in de hand, maar die liggen niet vast. Hoe wilt u op korte termijn de controle hierop uitoefenen?
De heer Guy Swennen : In de rusthuizen zijn er niet alleen B- en C-bedden, er zijn ook A- en O-bedden. Als de instellingen beslissen tot een lineaire prijsverhoging, dan moeten de prijzen van de A- en de O-bedden die niet in aanmerking komen voor de zorgverzekering, worden verhoogd. Daar werkt een zelfregulerend mechanisme dat weliswaar niet perfect is.
Minister Mieke Vogels : Op het einde van deze maand komen alle betrokkenen opnieuw samen. Daar bekijken we de onevenwichtigheden tussen het Vlaams Fonds en de Vlaamse zorgverzekering. We zullen daar alle vragen inventariseren en tegen 1 januari naar oplossingen zoeken als de tenlastenemingen starten. Tegen dan moeten de zorgkassen een antwoord hebben op alle vragen.
Vanaf 15 februari 2002 zullen we op basis van de informatie van de zorgkassen een evaluatie kunnen maken. Vanaf 15 december 2001 moeten de zorgkassen maandelijks hun statistische informatie overmaken aan het Vlaams Zorgfonds over het aantal aansluitingen, en vanaf 15 februari over het aantal tenlastenemingen. Dan zullen we weten hoe we informatiecampagnes beter kunnen sturen en aanpassen en welke problemen er op het terrein nog zijn.
Volgend jaar zullen we constant moeten aanpassen en zullen we geconfronteerd worden met nieuwe vragen. Op dit moment zitten we in de opstartfase met de zeer zwaar zorgbehoevenden. Op 1 januari 2002 beginnen we met de thuiszorgsituatie, vanaf 15 juli met de residentiële sector en vanaf 1 januari 2003 met de O- en de C-bedden. Tegen 1 januari 2003 zal er een onhoudbare discriminatie zijn. Dat betekent dat we mensen in de residentiële sector inschalen op basis van de Riziv-inschalingen. Naargelang van het soort bed betaalt iemand meer of minder. Het wordt onhoudbaar voor de zorgkassen als een persoon in bed A 6.500 frank per maand krijgt, terwijl persoon B in een bed met een andere Riziv-erkenning, die 6.500 frank niet krijgt. Dat kun je aan de rechthebbende niet uitleggen. Er zal een grote druk komen om snel het aantal rechthebbenden van de zorgverzekering te vergroten. Dat kan alleen maar als er inkomsten zijn en als de bijdragen hoger zijn.
Het debat in de Vlaamse regering is aan de gang. Ik zal u op de hoogte houden. De Vlaamse regering is er zich van bewust dat het parlement een decreet heeft goedgekeurd dat er vanaf 1 januari 2003 inkomensgerelateerde bijdragen moeten komen. Zonder die bijdragen zal er geen zorgverzekering meer zijn. We moeten nauwgezet evalueren hoe deze zorgverzekering verder evolueert. We moeten ook uitsluitsel geven over hoe we het systeem gaan verbreden en hoe we dat gaan financieren.
De voorzitter : Mevrouw Grouwels heeft het woord.
Mevrouw Brigitte Grouwels : U argumenteert dat u het advies van de Raad van State over de mantelzorg naast u wilt neerleggen. Met het model dat u hebt uitgewerkt zijn er nochtans problemen. Er is beslist dat men een beroep op de mantelzorg kan doen mits men aangesloten is bij een bestaande zorgverzekering. Waarom organiseert u geen verplichte aansluiting van mantelzorgers bij een op te richten of bestaande dienst van de Vlaamse Gemeenschap? Op die manier moet men niet meer langs de erkende zorgverstrekkende diensten passeren en is er controle op de mantelzorg.
Minister Mieke Vogels : Men kan niet zeker zijn dat er geen misbruik is. Wat zal Franstalige zorgbehoevenden beletten om massaal aan te sluiten bij de Vlaamse zorgverzekering, een mantelzorgpremie te vragen en zich aan te sluiten bij een Vlaamse mantelzorgvereniging?
Mevrouw Sonja Becq : U moet eerst meer mantelzorgverenigingen erkennen. Er zijn er nu maar vier en daar is geregeld discussie over.
Minister Mieke Vogels : Volgend jaar komt er een vijfde.
Mevrouw Sonja Becq : In de veronderstelling dat er meer mantelzorgverenigingen zijn, zou men vanuit Vlaanderen en Brussel kunnen aansluiten. Dan is er geen discriminatie. Dan ondersteunen die organisaties de mantelzorg. Dat is niet altijd evident.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de minister, ik stel vast dat u, samen met mij, de praktijken van de zorgkassen schandalig vindt. U zegt dat dit een onderschatting is van de klanten. Ik vind het een minachting van de klanten. Desondanks betaalt iedereen. In de wetgeving staat dat de betaling moet gebeuren voor 31 december 2002, terwijl de zorgkassen laten uitschijnen dat het onmiddellijk moet worden betaald. De bijgevoegde overschrijvingsformulieren hebben als memodatum oktober 2001. Zult u, mevrouw de minister, publiekelijk of in een reactie aan de zorgkassen meedelen dat u het met deze praktijken niet eens bent?
Minister Mieke Vogels : Ik heb dat ten overvloede gedaan tot grote ergernis van de zorgkassen. Op dit moment lopen er tegen die praktijken twee of drie klachten bij het Zorgfonds. We moeten dit hoofdstuk nu afsluiten en tegen de mensen zeggen dat ze moeten aansluiten bij het verplicht systeem van de zorgverzekering. De kans dat je huis afbrandt is kleiner dan dat je zwaar zorgbehoevend wordt op je dertigste. Toch betaal je de brandverzekering. Dus betaal je ook de zorgverzekering.
Mevrouw Sonja Becq : We willen graag snel de informatie krijgen.
Minister Mieke Vogels : Ik zal mijn best doen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door mevrouw Becq werd tot besluit van deze interpellaties een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.