Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 27/09/2001
Vraag om uitleg van de heer Gerald Kindermans tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over gemeentelijke onteigeningen voor de aanleg van fietspaden
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Kindermans tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over gemeentelijke onteigeningen voor de aanleg van fietspaden.
De heer Kindermans heeft het woord.
De heer Gerald Kindermans : Mijnheer de minister, deze regering houdt aan een zeer belangrijke doelstelling : de verkeersveiligheid verhogen. Het is evident dat op de eerste plaats wordt geïnvesteerd in de veiligheid van de meest kwetsbare verkeersdeelnemers, met name de zachte weggebruikers. Het verhogen van de budgetten voor de aanleg van fietspaden, was dan ook een logische stap.
Omdat het gewest vaak op moeilijkheden stootte bij de aanleg van fietspaden langsheen gewestwegen en omwille van personeelstekorten bij de administratie, besliste minister Stevaert om deze opdracht uit te besteden aan de gemeenten. Gemeenten met een mobiliteitsplan - inbegrepen module 13 van het mobiliteitsconvenant - worden sinds begin 2000 voor 80 of 100 percent gesubsidieerd voor de aanleg van fietspaden langs gewestwegen. Hierdoor kon de minister van Openbare Werken de veelvuldige vragen uit het verleden om overal fietspaden aan te leggen, doorsturen naar de gemeentebesturen.
Vele gemeenten namen ook daadwerkelijk het initiatief om iets te doen aan de verkeersveiligheid voor fietsers langs de gewestwegen. Vooral het opstellen van de noodzakelijke onteigeningsplannen, vraagt echter veel tijd en energie. Dat is zeker geen evidentie voor kleinere gemeenten. Deze zware inspanningen blijken echter een maat voor niets te worden. Alsof onteigeningsplannen nog niet moeilijk genoeg zijn, blijkt nu dat er ook nog bestemmingswijzigingen worden geëist door de administratie Ruimtelijke Ordening. Dit zou betekenen dat delen van BPA´s en verkavelingsvergunningen moeten worden omgezet in gebieden voor openbaar nut. Het hoeft geen betoog dat dit nog grotere inspanningen vraagt van de gemeentebesturen en dat het bovendien jaren duurt vooraleer men nog maar kan beginnen met de aanleg van een fietspad.
Bovendien werden de kosten voor aanpassingen aan BPA´s niet opgenomen in module 13 van het mobiliteitsconvenant als te betalen door het gewest. Dit betekent voor de gemeenten een extra financiële last. De gemeentebesturen zullen al snel de moed verliezen en de procedures stilleggen, waardoor er van de Vlaamse doelstelling ´meer fietspaden langs gewestwegen´ niet veel gerealiseerd zal worden.
Is de minister van Ruimtelijke Ordening op de hoogte van het probleem en werd hierover reeds overleg gepleegd met zijn collega van Openbare Werken? Heeft de minister reeds stappen gezet om deze problemen op te lossen? Zo ja, welke? Zo neen, heeft de regering de intentie om deze administratieve procedureslag voor de gemeenten te vereenvoudigen? Op welke manier zal dat gebeuren?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, voorafgaand aan het antwoord wil ik u melden dat eergisteren een analoge vraag is gesteld door de heer Caluwé aan minister Stevaert in de commissie voor Openbare Werken.
In zijn antwoord heeft minister Stevaert gestipuleerd dat de investeringsenveloppe ten belope van 3 miljard frank uit het Financieringsfonds nuttig zal worden aangewend. De Vlaamse regering heeft beslist om 2 miljard frank hiervan te besteden aan de aanleg van fietspaden in het kader van de subsidieregeling van bijakte 13. Een miljard frank wordt gebruikt voor de aanleg van zogenaamde ´missing links´. Er wordt daarbij geld uitgetrokken voor de uitbouw van de R4-West, en meer concreet de aanleg van de verkeerswisselaar van de R4-West met de N49 en de aanleg van de verkeerswisselaar van de R4-West met de B402 ter hoogte van Flanders Expo.
Wat de fietspaden betreft, heeft minister Stevaert er niet voor geopteerd alle fietspaden afzonderlijk op te sommen. Die lijst wordt in de commissie voor Openbare Werken in tabelvorm neergelegd. Hieruit blijkt dat de bijkomende middelen wel degelijk bestemd zijn voor zinvolle fietspadenprojecten.
Wat de te volgen wettelijke procedures betreft, heeft minister Stevaert terecht gestipuleerd dat er geen verschil is tussen een project dat gesubsidieerd wordt en een dat in eigen beheer wordt uitgevoerd. De onteigeningsprocedure die het Vlaams Gewest moet volgen, is dezelfde als deze die de lokale overheid moet volgen. Eenzelfde redenering kan worden gevolgd voor de procedures op het vlak van ruimtelijke ordening.
Er is dus geen sprake van aanvullende procedures op het vlak van ruimtelijke ordening ten gevolge van de subsidiëring van projecten. Daarom is er volgens minister Stevaert geen enkele reden voor een bijzonder overleg met de minister van Ruimtelijke Ordening inzake de subsidiëring van fietspaden. Het overleg op projectniveau moet gebeuren tussen de betrokken administraties. Het kan niet de bedoeling zijn dat ministers en/of kabinetten zich hiermee gaan inlaten.
Volgens minister Stevaert is de gemeente op het vlak van ruimtelijke ordening beter geplaatst dan het Vlaams Gewest om de aanleg van fietspaden te bewerkstelligen. Indien er in een concreet geval een BPA aangepast moet worden vooraleer een bouwvergunning afgeleverd kan worden, is het immers de lokale overheid die hiervoor het initiatief moet nemen. Deze is beter geplaatst om op dit vlak proactief op te treden. Bij de herziening van het decreet op 26 april 2000 hebben we trouwens de procedure voor de herziening van BPA's grondig vereenvoudigd door de gemeenten vrij te stellen van de voorafgaande machtiging tot inherzieningstelling van een BPA. In de praktijk kan de gemeenteraad dus onmiddellijk een ontwerper aanstellen en het BPA aanpassen. Per provincie zijn nu twee planologische ambtenaren in de buitendiensten aangesteld. De bedoeling is alles sneller te laten verlopen.
Tot op heden heb ik hierover geen overleg gepleegd met minister Stevaert. Indien zich onoverkomelijke problemen stellen die repercussies hebben op het vlak van ruimtelijke ordening, dan neem ik aan dat hij daartoe het initiatief neemt. Als de aanleg van een fietspad strijdig is met een aantal bestemmingen op een BPA, dan moet het BPA worden herzien om de aanleg toch mogelijk te maken. Hetzelfde geldt voor verkavelingsvergunningen waarin de grens tussen het privé- en het openbaar domein is vastgelegd, en waar eventueel een aanpassing moet gebeuren. Een afwijking van deze decretale regelgeving is niet mogelijk. Uit een eerste onderzoek van het departement Ruimtelijke Ordening blijkt dat het juridisch niet mogelijk is om als gemeentebestuur af te wijken van de BPA's. De beste weg is dus het BPA snel te herzien.
Ik begrijp dat hier sprake is van een administratieve procedureslag voor de gemeenten. Ik wil de procedures terzake dan ook zo veel mogelijk vereenvoudigen. Het lijkt me nuttig om aan de administratie Ruimtelijke Ordening een concreet stappenplan te vragen. Daarin moet worden nagegaan welke stappen terzake nog gezet kunnen worden. Als een BPA wordt herzien in het kader van de aanleg van een fietspad, dan wordt met de administratie overeengekomen dat de procedurele behandelingstermijnen tot het strikt noodzakelijke worden beperkt, op voorwaarde dat het voorbereidend werk van de gemeente en haar ontwerpers voldoende kwalitatief is.
Momenteel lopen een aantal proefprojecten over de behandeling van BPA's en BPA's in herziening waarbij de planologische ambtenaren in de buitendiensten rechtstreeks advies geven aan de minister zodat de mallemolen van de centrale administratie kan worden vermeden.
De voorzitter : De heer Kindermans heeft het woord.
De heer Gerald Kindermans : Ik stel vast dat de minister bereid is het probleem te onderkennen. Ik heb hier een tekst van minister Stevaert over zijn tienpuntenplan inzake verkeersveiligheid, waarin hij pleit voor snelle onteigeningsprocedures als de verkeersveiligheid gemoeid is met een onteigening. Hij vraagt dus een afwijking van een bestaande onteigeningsregelgeving. Kan er dan ook geen afwijking komen voor de procedures inzake ruimtelijke ordening?
Het is eigenaardig dat minister Stevaert zich in de commissie voor Openbare Werken van geen probleem bewust is en doorverwijst naar minister Van Mechelen terwijl minister Van Mechelen dan weer verwijst naar een tekst van minister Stevaert. Meer verkeersveiligheid moet een bekommernis zijn van de hele regering, en mag niet blijven hangen in de procedureslag op het terrein. Het is dan ook belangrijk dat u dat stappenplan opvraagt. We zullen nagaan of dat in de toekomst enig soelaas geeft.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen in dit dossier. De minister van Openbare Werken legt de prioriteiten vast en definieert de budgetten. Hij geeft aan de gemeenten de mogelijkheid om met de bijakte deze fietspaden te bouwen. Wanneer er echter bouwvergunningen moeten worden afgeleverd voor zo'n fietspad, moet rekening worden gehouden met de wettelijke imperatieven inzake bijvoorbeeld BPA's, die eventueel aangepast moeten worden. Dit is een kwestie van anticiperen. Een gemeente met bepaalde ambities moet alert genoeg zijn om de nodige initiatieven te nemen. Wij engageren ons ertoe dit soort BPA's zo snel mogelijk te laten goedkeuren. De verkeersveiligheid kan er alleen maar beter van worden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.