Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 17/02/2000
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het storten van baggerslib in Steendorp
Vraag om uitleg van de heer Jos Stassen tot de heer Steve Stevaert, minister vice president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de aanleg van een slibstort in Steendorp
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Huybrechts tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het storten van baggerslib in Steendorp en van de heer Stassen tot minister Stevaert en tot minister Dua, over de aanleg van een slibstort in Steendorp.
Minister Stevaert zal antwoorden op de vragen.
De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, in de kleiputten op het grondgebied van Steendorp zou gedurende de volgende 50 jaar ongeveer 15 miljoen kubieke meter vervuild baggerslib worden gestort. Op een oppervlakte die varieert van enkele hectaren aan de bron tot 100 hectare verderop, zou het Scheldeslib in de onmiddellijke omgeving van het dorp worden gestort. Analyses hebben aangetoond dat dit slib hoge waarden aan PCB's, PAK's en zware metalen zoals cadmium, lood en arseen bevat. Dit houdt uiteraard heel wat risico's in voor de omwonenden. Ook de aanvoer van het slib, recht door het dorp, zou voor heel wat hinder en overlast kunnen zorgen.
Mijnheer de minister, zal de Vlaamse regering toelating geven voor het storten van zwaar vervuild baggerslib uit de Benedenschelde in de kleiputten van Steendorp? Overweegt men andere vormen van slibverwerking? Ik denk aan vergrindingsinstallaties en verbranding.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, mijn vraag om uitleg zal iets uitgebreider zijn, omdat ik me niet enkel op krantenartikels baseer. De vervuiling van het water is een historisch gegeven. We moeten niet enkel het water zuiveren, we moeten ook de bodems van de rivieren opkuisen. Het Vlaams Gewest moet deze verantwoordelijkheid opnemen. Dit geldt zowel voor de bevaarbare als de niet-bevaarbare waterlopen. Over deze materie kunnen we dan ook moeilijk een vraag stellen aan minister Dua, aangezien ze niet bevoegd is voor bevaarbare waterlopen.
Grootschalige werken kan men niet uitvoeren zonder maatschappelijk draagvlak. Ik kan daarover meespreken. Ik woon zelf in een gemeente waar men grote werken plant, namelijk in de potpolder van Kruibeke. Indien men daar het maatschappelijk draagvlak niet vergroot, zal men die zaken niet kunnen realiseren. In Steendorp is dat draagvlak niet aanwezig.
Mijnheer de minister, uw diensten hebben een aantal jaren geleden een plan opgesteld om de sanering van de bodem van de Zeeschelde aan te vatten. Enerzijds moet het natte slib worden gedroogd, en anderzijds moet men naar een oplossing voor de berging zoeken. In het plan worden drie opties voorgesteld : de kleiput van Steendorp, de kleiput van Kruibeke en de berging in de landschapsheuvel op de Linkeroever. Als ik goed ben ingelicht, werkt de administratie Waterwegen en Zeewezen dit plan nu verder uit. Op basis van studies zou men een aantal elementen naast mekaar leggen, en uiteindelijk een vergelijkende analyse maken van de drie dossiers.
Wat is de stand van zaken voor het slibstort in de Zeeschelde? Het gaat niet om Aquafinslib of om slib uit een onbevaarbare zijrivier van de Schelde. Een aantal maanden geleden ving ik op dat de studies zouden worden afgerond. Hoever staat men daarmee? Wat is de houding van de administratie Waterwegen en Zeewezen in dit dossier? Ik heb het gevoel dat men in één bepaalde richting werkt, en kiest voor de optie-Steendorp. Ik heb mijn nek uitgestoken en gezegd dat men in dat geval beter voor Kruibeke kan kiezen.
Is het wel een goede zaak om het slib te exporteren? Moet er geen oplossing worden gevonden in het havengebied? Welke richting wil de AWZ uit? Ik ben me er zeer goed van bewust dat men een oplossing moet vinden. Dit is geen nimby-dossier. Men moet wel een oplossing bieden waarvoor een maatschappelijk draagvlak bestaat.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, dit is een acuut probleem. De heer Stassen had het over het maatschappelijk draagvlak dat in Steendorp, en bij uitbreiding in Temse, inderdaad afwezig is.
Het gaat om slibstorten, waarbij in eerste instantie wordt gedacht aan de kleiputten. Een plaatselijke actiegroep is ervan overtuigd dat de uitbater van de kleigroeven doorheen de ondoordringbare kleilaag op de bodem van sommige van de kleiputten is gegaan. Het gevaar bestaat dan dat kilometers verderop het grondwater wordt besmet als er gecontamineerd slib in de kleiputten wordt gestort. Bij een lagunering dreigt een vierde van Steendorp onder het slib weg te zinken en krijgt men bijna een tweede Doel. We moeten hier toch voor oppassen.
Ik breek een lans voor wat de heer Stassen heeft gezegd, namelijk dat we niet naar de laagste en meest te mijden trede op de ladder van Lansink moeten gaan : het storten. Persoonlijk zie ik in de haven nog wel plaats voor een bedrijf voor het vergrinden van slib. Dat zal meer kosten, maar we hebben de plicht de komende generaties niet op te zadelen met saneringsproblemen, zoals bijvoorbeeld op de site van Vieille Montagne. Ik vraag hier aan de minister een duidelijk antwoord op.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb twee vragen. Hoe moeten we die verontreinigde baggerspecie inschatten? Wat zijn de risico's voor de gezondheid en het leefmilieu? Hoe zit het met de mogelijke exploitatiehinder? Heeft uw administratie over dit dossier reeds contact gehad met het betrokken gemeentebestuur? Zo niet, voor wanneer is dit gepland?
De voorzitter : De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil benadrukken dat dit dossier eens te meer aantoont dat het wel belangrijk is om oplossingen te zoeken voor een concreet probleem, maar dat we moeten proberen om in de toekomst dergelijke problemen te voorkomen. Ik pleit ervoor om bij de verdere uitbouw van havenactiviteiten van in het begin rekening te houden met strenge milieunormen. Zo zouden dergelijke problemen worden vermeden, en zouden we achteraf geen end-of the-pipe-oplossingen moeten zoeken.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : De discussie die momenteel wordt gevoerd over de aanleg van een slibstort in Steendorp, waarbij ook de eventuele aanleg van laguneringsbekkens voor de ontwatering van baggerspecie ter discussie staat, is het gevolg van de acties van de CVBA Steendorp. De partners in deze CVBA zijn Silt, Soils, Dredging International, de Vlaamse Milieuholding en de provincie Oost Vlaanderen. De vennootschap heeft tot doel de verwerking en berging van baggerspecie uit de Benedenschelde. Mijn administratie heeft geen rechtstreekse contacten met de lokale overheid om het dossier op te volgen, maar wel in een getrapte vorm.
De CVBA Steendorp werkt volledig autonoom om haar doelstellingen te bereiken. Het Vlaams Gewest wordt via de administratie Waterwegen en Zeewezen door de CVBA Steendorp op de hoogte gehouden van de acties en de vordering van het dossier, maar is niet rechtstreeks bij het project betrokken. Naar mijn aanvoelen is de situatie op het vlak van de mobiliteit erg problematisch. Dit aspect komt bijna nooit naar voren.
De CVBA Steendorp betrekt in haar project, naast het bergen van ontwaterde baggerspecie, ook het laguneren van natte specie, omdat de vereniging heeft vastgesteld dat het Vlaamse Gewest zelf momenteel over onvoldoende laguneringsoppervlakte beschikt om de jaarlijks te baggeren hoeveelheid onderhoudsbaggerspecie te ontwateren. Het gaat over ongeveer 750.000 kubieke meter of 300.000 ton droge stof. Ik hoor hier heel wat andere getallen, maar dit is het juiste cijfer.
De beslissingsbevoegdheid voor het milieuvergunningsdossier ligt in eerste instantie bij de bestendige deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Pas in geval van beroep ligt de beslissingsbevoegdheid bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, minister Dua. Volgens mijn informatie is de milieuvergunningsaanvraag tot op heden nog niet ingediend.
Op 24 juni 1999 werd door de cel MER van Aminal het milieueffectenrapport 'Laguneren en bergen van baggerspecie in een voormalige kleigroeve te Steendorp' conform verklaard. De initiatiefnemer van dit MER was de CVBA Steendorp. De doelstelling van het project waarvoor het MER is opgemaakt, is het bergen van maximaal 300.000 ton droge stof geconsolideerde baggerspecie per jaar. De netto laguneringsoppervlakte van de kleigroeve bedraagt 8 hectare.
Het MER bestudeert de milieueffecten van twee verschillende opvulhoogtes, namelijk een opvulling tot plus 26 meter, waarbij de bergingscapaciteit wordt geraamd op 1.750.000 kubieke meter of 1.250.000 ton droge stof, en een opvulling tot plus 32 meter met een bergingscapaciteit geraamd op 2.350.000 kubieke meter of 1.700.000 ton droge stof baggerspecie. Daarnaast worden vier verschillende aanvoeralternatieven voor de baggerspecie bestudeerd.Gezien het MER conform verklaard werd, is het rapport een openbaar document dat ter inzage ligt bij de Cel MER van Aminal. De conclusies van de studie kunnen dan ook bij deze dienst worden geraadpleegd.
Het Vlaams Gewest baseert zich voor de behandeling en verwerking van de onderhoudsbaggerspecie uit de Beneden Zeeschelde op de voorstellen die zijn opgenomen in het Beleidsplan Sanering Waterbodem Beneden Zeeschelde, dat aan de Vlaamse regering is voorgelegd op 19 december 1996. In dit beleidsplan werden volgende behandelingsmethoden voor de baggerspecie uit de Beneden Zeeschelde voorgesteld : het ontwateren van de natte specie in laguneringsvelden in het haven- en industriegebied op de Linkerscheldeoever ; het aanwenden van de ontwaterde specie in bufferdijken door middel van terreinverhogingen ; en het bergen van ontwaterde specie in ontginningsputten met herstel van het oorspronkelijk terrein.
De projectgroep die bij de beslissing van de Vlaamse regering op 19 december 1996 is opgericht tengevolge van de voorlegging van het beleidsplan, heeft in de voorbije jaren de nodige acties ondernomen om de uitvoerbaarheid van de voorstellen van het beleidsplan te onderzoeken. Naast een studie met het oog op de aanleg en ingebruikname van laguneringsvelden in het Linkerscheldeoevergebied, wordt eveneens een studie uitgevoerd met betrekking tot de mogelijke bergingszones voor de ontwaterde specie.
Voor de resterende vrije inplantingsplaats, gelegen ten noorden van de toegangsgeul van de Kallosluis, met een benaderende oppervlakte van 50 hectare, is een MER in uitvoering. Dit zal afgewerkt zijn tegen 1 augustus 2000.
In de studie over de bergingszones zijn de drie potentiële bergingszones betrokken die in het beleidsplan waren vermeld : de bufferzones rondom het haven- en industriegebied op de Linkerscheldeoever, een verlaten kleiput te Steendorp en de kleiput van de NV Argex op de grens tussen de gemeenten Kruibeke en Zwijndrecht. Deze studie omvat vijf deelopdrachten voor elk van de drie onderzochte potentiële bergingszones, namelijk een topografische terreinopmeting, een grondonderzoek, een oriënterende uitvoeringsstudie, een MER en een eindbeoordeling.
Momenteel zijn de eerste vier deelopdrachten afgewerkt. Er wordt verwacht dat de MER's voor de drie bergingszones in de loop van maart 2000 conform verklaard zullen worden. De eindbeoordeling zal opgesteld zijn tegen 1 mei 2000. De resultaten van de eindbeoordeling zullen door de administratie Waterwegen en Zeewezen aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. Bij de eindevaluatie dient met meer subjectieve maar niet minder relevante elementen, zoals leefbaarheid en draagkracht voor de omwonenden, rekening gehouden te worden.
Ik deel u iets mee over de verontreinigingsgraad van de specie. De specie afkomstig van de Beneden Zeeschelde wordt sinds 1985 jaarlijks bemonsterd en geanalyseerd. De resultaten worden gepubliceerd door de Vlaamse Milieumaatschappij onder de titel 'De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en de Zeeschelde'. Hieruit blijkt dat de specie in de Beneden Zeeschelde in het algemeen niet zwaar vervuild is. De gemiddelde kwaliteit van de specie voldoet aan de Vlarea-normen voor vrij gebruik als bodem in gebieden van bestemmingstype V.
De projectgroep, opgericht in het kader van het Beleidsplan Sanering Waterbodem Beneden Zeeschelde, heeft een werkgroep belast met de studie van alternatieve verwerkingsmethoden voor slib. Een aantal procédés voor slibverwerking, zoals vergrinding en verbranding, zijn reeds onderzocht. Deze procédés bieden voorlopig nog geen alternatief voor de verwerking van de grote hoeveelheden onderhoudsbaggerspecie die uit de Beneden Zeeschelde te verwijderen zijn en blijven. Ik benadruk het woordje 'voorlopig'. Optimalisering van de procédés wordt opgevolgd en nagestreefd om in de toekomst tot meer duurzame behandelingsmethoden van slib te komen, op een schaal die beantwoordt aan de reële problematiek. Ook andere technieken worden verder onderzocht.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Belangrijk is zijn belofte dat de eindbeoordeling van die studies nog dit jaar, in het late voorjaar zal gebeuren. Ik onthoud dat er naast objectieve beoordelingscriteria nog een aantal andere, subjectieve criteria zijn. Ik hoor u dat zeer graag zeggen.
Ik weet niet of alternatieve slibverwerking voor dat soort slib uit de Zeeschelde, dat toch een massaal product is, een oplossing kan bieden. Dat laat ik over aan de onderzoekers. Ik meen dat dit op termijn sowieso moet gebeuren voor zwaar vervuild slib. Er zijn procédés waarbij men slib verzwaart en bakt samen met andere klei. Onder meer Argex, die de put in Zwijndrecht uitbaat, is hiermee bezig. Dit kost inderdaad veel geld en men moet zich afvragen wat de milieueffecten zijn. In deze milieubalans moet immers ook rekening worden gehouden met de luchtverontreiniging. We stellen vast dat de alternatieve slibverwerking in Vlaanderen min of meer stil ligt. Dat heeft grotendeels te maken met de monopoliepositie van de baggeraars in Vlaanderen, waardoor zij de overheid naar een bepaalde beleidsbeslissing kunnen leiden. Dan zou met een groot aantal subjectieve beoordelingscriteria geen rekening worden gehouden. Dat is mijn vrees, en daarom stelde ik ook deze vraag.
Ik pleit er dus voor dat die alternatieve verwerkingstechnieken ernstig worden onderzocht, en dat men zeer snel het signaal geeft dat het definitief bergen van slib in Steendorp een onmogelijke optie is. Alleen de twee andere opties zijn mogelijk, en het plan van de bufferzones op Linkeroever zal waarschijnlijk de uiteindelijke keuze worden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.