Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het capaciteitstekort voor meisjes in de gesloten instelling in Beernem
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, twee meisjes die drie nachten doorbrengen in een politiecel, dat kan niet. Minderjarigen die door meerderjarigen worden uitgebuit in de prostitutie is iets dat wij nooit kunnen en nooit mogen aanvaarden. Toch is net dat vorige week in Vlaanderen gebeurd.
Minister, wij steunen u in het vrijmaken van de fondsen om de uitstroom in de gemeenschapsinstellingen te versnellen. We hebben alle begrip voor het krappe budgettaire kader waarbinnen iedereen moet werken, maar dat ontslaat ons er niet van om samen met u verder te zoeken naar oplossingen voor deze schrijnende situaties.
Minister, als het in een noodsituatie kiezen is tussen meisjes laten overnachten in een politiecel of voor een nacht een bed bijzetten in een gemeenschapsinstelling, dan weten wij wat wij kiezen. Het zijn allebei slechte keuzes, maar één ervan is minder slecht dan de andere. Het gaat er niet over dat de meisjes die in een politiecel zitten in overtal zijn, het gaat erover dat die meisjes in overtal de begeleiding krijgen waar ze recht op hebben.
Waarom zetten we dus in noodsituaties geen bed bij in overtal in gemeenschapsinstellingen in plaats van te kiezen voor een politiecel?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, een jeugdrechter die wordt geconfronteerd met een situatie waar heel jonge minderjarige meisjes het risico lopen hun eigen fysieke integriteit volledig kwijt te spelen, oordeelt dat het de enige oplossing is om die meisjes uit dat milieu te halen en ze in een gesloten setting te plaatsen. Op dat moment – en die verantwoordelijkheid moeten we allemaal onder ogen zien, zoals de heer Parys zegt – slagen wij er niet in om een plaats te vinden voor die meisjes in een setting die toch wat meer aangepast is aan hun leefomgeving en aan hun leeftijd dan een politiecel.
Minister, we weten dat er enorm veel inspanningen zijn gedaan, dat er in De Zande capaciteit komt voor jongens, maar dat het voor meisjes nog wat langer zal duren want de werken in Beernem zijn nog aan de gang.
Minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat er buffercapaciteit is om te vermijden dat er opnieuw jonge meisjes een nacht moeten doorbrengen in een politiecel?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik ga niet herhalen wat we vanmorgen ook al hebben besproken. Het is duidelijk dat we moeten investeren in de capaciteit. U weet dat er zeer snel een capaciteitsuitbreiding is voor jongens, voor meisjes iets later. Het heeft alles te maken met de uitbreiding van infrastructuur en de budgettaire mogelijkheden voor dit jaar en volgend jaar.
We gaan proberen om de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen te versnellen of te verbeteren waardoor het nuttig gebruik van de capaciteit kan toenemen. In de kinderpsychiatrie zijn er intussen, dankzij de federale inspanningen, een aantal mogelijkheden. We gaan na hoe we die infrastructuur zo goed mogelijk kunnen inzetten.
Een extra bed zetten op een bepaald moment, zou volgens mij het personeel van de gemeenschapsinstellingen een beetje oneer aandoen. We proberen op dit moment met alle mogelijke inzet na te gaan hoe de capaciteit zo effectief mogelijk kan worden gebruikt.
We zullen nog moeten blijven investeren in capaciteit. Dat betekent dat er een masterplan moet komen voor alle gemeenschapsinstellingen om na te gaan hoe we dat de volgende jaren kunnen ontwikkelen.
Ik wil ook vanuit een andere invalshoek naar het thema kijken. Als het gaat over deze specifieke problematiek, namelijk 'loverboys', dan moeten we ook kijken naar een geïntegreerde aanpak. De maatregel die de jeugdrechter neemt, moet ook passen in een globale strategie ten opzichte van dit fenomeen. Het heeft weinig zin om een specifieke maatregel te nemen als op de mogelijke connecties met strafbare feiten in hoofde van de volwassenen, niet adequaat wordt ingespeeld.
Ik spreek me niet uit over deze concrete situaties, maar het is heel duidelijk dat het fenomeen in zijn globaliteit moet worden onderzocht en dat we ook met de magistratuur moeten spreken over andere vormen van bescherming van die minderjarigen dan alleen maar een plaatsing in een gesloten gemeenschapsinstelling. Ik heb onmiddellijk een aantal contacten gelegd. Vlaanderen neemt dit op in de inbreng in het kadernota Integrale Veiligheid. De minister-president kan dit dossier ook meenemen naar de zitting van het college van procureurs-generaal. Morgen hebben wij een afspraak op het kabinet met een aantal magistraten om na te gaan wat er mogelijk is in de aanpak van dit fenomeen en hoe we omgaan met de bescherming van de betrokken minderjarigen.
Ik zou graag met de magistraten spreken over de maximale mogelijkheden om onze gemeenschapsinstellingen te benutten maar ook over de mogelijkheden die het private aanbod kan opleveren. We kunnen daarvoor kijken naar Nederland en een aantal andere plaatsen waar men daarmee ervaring heeft. Ik ben ervan overtuigd dat die geconcerteerde strategie ons een aantal mogelijkheden moet geven om het probleem van de loverboys en de bescherming van de minderjarige tijdens de volgende weken en maanden aan te pakken.
Minister, ik hoor dat u niet echt fan bent van de aanpak om ervoor te zorgen dat er tijdelijk een extra bed komt in een gemeenschapsinstelling, maar het is natuurlijk wel zo dat die kinderen dan gewoon bij de politie terechtkomen. Ik vraag u dan ook om dit te overwegen.
Ik verafschuw de term loverboys omdat het een idyllisch etiket kleeft op ordinair pooierschap. Het is een probleem van de volwassen wereld, dat echter meteen ook een link legt naar het Vlaams jeugdhulpbeleid. Zoals u terecht aangeeft, vangen in Nederland maar ook in Canada private voorzieningen heel wat slachtoffers van loverboys op, gecombineerd met huisarrest in de voorziening. Dat is een samenwerking die daar werkt. Sinds 2006 kunnen wij dat ook, en staat huisarrest ingeschreven in ons jeugdsanctierecht, maar daar wordt eigenlijk heel weinig gebruik van gemaakt. Uiteraard is het, zoals u zelf aangaf, aan de jeugdrechter om die maatregel uit te spreken. Er staat in het jeugdhulpactieplan dat u overleg zult plegen met die jeugdmagistratuur. Wij kijken uit naar de resultaten die u daar zult boeken en hopen dat u het parlement daarvan op de hoogte zult houden.
Minister, ik hoor in uw antwoord een aantal positieve zaken. Van een uitbreiding van de capaciteit wisten we al, alleen gaat het voor ons nog altijd een beetje te traag. Zeker wat de meisjes betreft, moeten we op een of andere manier kunnen vermijden dat we nog eens met een dergelijke situatie worden geconfronteerd. We zien ook voorbeelden waar op heel korte termijn extra capaciteit is bijgekomen. U weet dat heel goed, want u was misschien zelfs minister van Justitie op het moment dat het is gerealiseerd, bijvoorbeeld in de gevangenis van Merksplas waar voor geïnterneerden in een aantal maanden tijd extra capaciteit is gerealiseerd.
Ik vind het ook heel goed dat u zegt dat u overleg zult plegen met de jeugdmagistraten. Dat is absoluut nodig.
Alle maatregelen die u aankondigt van overleg en inschakeling van private instellingen, zijn goed, maar we kunnen er niet onderuit dat er op een bepaald moment gesloten capaciteit moet zijn. We moeten daar de volgende maanden aan werken, want ik wil hier niet nog een keer staan met hetzelfde verhaal.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, er is iets dat mij een beetje verontrust. In de planning van uw eigen Agentschap Jongerenwelzijn, in een document van maart, staat dat op 1 juli de succursale opent. 1 juli is morgen. U zei net dat dat in de loop van het jaar zou gebeuren. Mag ik daaruit afleiden dat u de planning om te openen op 1 juli, die in maart nog is gecommuniceerd, verlaat? Tot welke datum denkt u dat er marge is om dat later te laten opengaan?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik hoor de collega's graag creatieve oplossingen bedenken, zoals het bijschuiven van een bed. Het probleem is echter dat niet een of twee keer per jaar een kind in de cel slaapt maar dat het gaat over een structureel capaciteitstekort. We zullen dan ook heel wat bedden moeten bijschuiven om dat probleem op te lossen. We hebben nood aan structurele oplossingen om die capaciteit op te krikken, en niet alleen in de gesloten instellingen. We moeten nagaan wat er gebeurt wanneer een jongere heel dat traject aflegt in de jeugdhulp, hoe het komt dat het zo vaak uit de hand loopt met die kinderen en hoe we hen sneller terug op de sporen krijgen. Ook daar zitten we met een groot capaciteitstekort. U kunt uw kop in het zand steken, maar het is pas wanneer we voldoende capaciteit hebben op alle trajecten waarin jongeren in contact komen met jeugdhulp, dat we echt een antwoord kunnen bieden op de schrijnende situaties waar we mee geconfronteerd worden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, mij is bekend, ook uit het antwoord op een aantal vragen, dat die uitbreiding in Wingene zeker in juli van start gaat. Maar dat is natuurlijk een uitbreiding voor jongens, terwijl de vragen hier zich richten op de uitbreiding voor meisjes.
Vorige week hebben we inderdaad gehoord dat er voor twee meisjes geen plaats werd gevonden. Het is normaal dat er dan dadelijk een aantal vragen worden gesteld. Collega’s, ik wil er wel op wijzen dat uitbreidingen niet van de ene dag op de andere gebeuren. De uitbreidingen zijn gepland. Er komen er dus een aantal bij.
Uitbreidingen van gemeenschapsinstellingen zijn ook niet zaligmakend. We moeten durven te erkennen dat differentiatie belangrijk is, net als subsidiariteit. Laat ons beginnen met preventie en zo laag mogelijk beginnen met residentiële opvang waar dit nodig is. Ik ben ook absoluut een bepleiter van wat de minister zegt: laat ons ook gaan praten met de private instellingen, het private aanbod om te kijken welke mogelijkheden er daar zijn, uiteraard met de nodige omkadering inzake beveiliging.
Collega’s, ik vind eerlijk gezegd dat een aantal zaken door u, meerderheid en oppositie, terecht als bedenking zijn geformuleerd. Zo vind ik dat mevrouw Van den Brandt gelijk heeft dat het niet alleen gaat over de vraag of er een capaciteitsoplossing is in de gemeenschapsinstellingen. Ik ben het ermee eens dat het een breder verhaal is en dat een geïntegreerde aanpak en ketenaanpak mogelijk moet zijn. Dat is de reden waarom we dit jaar toch nogal wat geld inzetten, precies om de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen zorgvuldig en behoorlijk te kunnen organiseren. Het gaat om zestig trajecten die we daarmee voldoende dynamiek zouden kunnen geven. Dat is allemaal gebudgetteerd. Die oproepen zijn allemaal vertrokken. Ik hoop echt dat dat allemaal kan helpen om het efficiënt gebruik van die gemeenschapsinstellingen mogelijk te maken.
Mevrouw Van den Bossche, u moet zich niet ongerust maken. Wat er gepland is, gaat open in de gestelde tijden. Dat is niet het punt.
Collega’s, in alle eerlijkheid, het capaciteitsvraagstuk is een vraagstuk dat voortdurend investeringen vraagt. Ik denk dat we een globaal masterplan moeten ontwikkelen voor onze sites om die perspectieven op langere termijn beter te kunnen organiseren. Het is altijd een beperkt verhaal. Er zal nooit een situatie zijn waarbij het helemaal in capaciteitstermen in gemeenschapsinstellingen alleen kan worden opgelost. Dat is volgens mij ook niet de bedoeling. Gemeenschapsinstellingen zijn een stuk van het verhaal en moeten zich situeren in een continuüm van maatregelen, waarover dit parlement zich, als het over misdrijf omschreven feiten gaat, in de loop van de legislatuur ook zal mogen uitspreken.
Ik denk dus dat we een combinatie moeten maken. Ik wil toch nog eens benadrukken dat we, los van het inzicht dat we hoe dan ook aan die capaciteit moeten werken, ook moeten bekijken met de magistraten die daarin een onafhankelijkheid en een prerogatief hebben of we toch niet voor een stuk een kader kunnen creëren voor het optimaal aanwenden van de residentiële capaciteit die wij in het private aanbod wel hebben.
Mijnheer Parys, u zegt terecht dat we moeten proberen om de situatie van dit soort meisjes met pooiers, die in dit geval loverboys worden genoemd, geïntegreerd aan te pakken. Het heeft weinig zin om daaruit een stuk te nemen. Wij hebben een stuk verantwoordelijkheid, maar ik hoop dat we door die afspraken inzichten kunnen delen over wat de mogelijkheden zijn om dit soort jongeren adequaat op te vangen. Wat mij betreft, zullen we het dus niet beperken tot enkel de vraag van de gemeenschapsinstellingen.
Minister, ik heb op het terrein veel enthousiasme gehoord over uw call die de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen moet versnellen. Wij hebben deze ochtend en ook nu gepraat over het capaciteitsuitbreidingsverhaal dat sowieso al geschreven wordt en waarbij het vaak gewoon wachten is tot de werken zijn afgerond en de planning wordt gehaald. Wij zullen samen met u blijven trekken aan een goed gesprek met die magistratuur, om er inderdaad te proberen voor te zorgen dat die private voorzieningen een rol kunnen spelen, ook in dit soort problematieken. Dat is wat wij de volgende weken en maanden zullen opvolgen.
Ik ben het er helemaal mee eens dat het hier moet gaan om een integrale ketenaanpak en dat het niet alleen moet gaan over de capaciteit.
Ik herhaal wat ik in het begin heb gezegd. Volgens mij zal een jeugdrechter een meisje van dertien of veertien jaar oud niet zomaar in een gesloten setting plaatsen. Hij doet dat omdat het dossier dat vereist. De capaciteit zal dan ook altijd het sluitstuk blijven. We moeten hiervoor blijven zorgen en hierin blijven investeren. De Vlaamse Regering heeft dat al gedaan. De noodcapaciteit of buffercapaciteit voor dergelijke gevallen moet er zo snel mogelijk komen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.