Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015
Voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 2.10.4.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft het openstellen naar feitelijk samenwonenden van de verlaging van de verdeeltaks bij scheiding
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015, het ontwerp van decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015, het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015 en het voorstel van decreet van Bart Van Malderen en Michèle Hostekint houdende wijziging van artikel 2.10.4.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft het openstellen naar feitelijk samenwonenden van de verlaging van de verdeeltaks bij scheiding.
Het voorstel van decreet werd door de commissie verworpen.
Bij brief van 3 juni 2015 hebben de heer Bart Van Malderen en mevrouw Michèle Hostekint verzocht het op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen.
Conform de artikelen 62, punt 3, en 68, punt 8, van het Reglement van het Vlaams Parlement moeten wij ons bij zitten en opstaan uitspreken over het aanvatten van de bespreking. Of is het parlement het sowieso eens om de bespreking aan te vatten? (Instemming)
De bespreking van het voorstel van decreet wordt aangevat.
Het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet en het voorstel van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking. Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Lantmeeters, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het verslag is het resultaat van vergaderingen van 12, 19 en 26 mei en 2 juni 2015. De begrotingscontrole werd op deze vier vergaderingen besproken.
Mevrouw Turtelboom, minister van Begroting, is de bespreking begonnen door te stellen dat de begrotingsopmaak van 2015 al een inspanning heeft gevraagd van 1,15 miljard euro, maar dat door de slechte economische groei een negatieve beweging van 694 miljoen euro te noteren was. Er was dus een bijkomende inspanning nodig van 900 miljoen euro.
Er is dan beslist om een beperkt tekort van 548 miljoen euro toe te laten, wat beter is dan de Hoge Raad voor Financiën had toegelaten. De Hoge Raad had immers gesproken over een toelaatbaar tekort van 760 miljoen euro en een evenwicht in 2018. De regering heeft gekozen voor een evenwicht in 2017.
De voornaamste oorzaken lagen volgens de minister in de inflatie die gezakt was van 1,3 naar 0 procent en in een vermindering van de groei van 1,5 procent naar 1 procent. Gelet op de begrotingssensitiviteit van 30 miljoen euro per 0,1 procent bracht dit dus een negatief effect van 469 miljoen euro met zich mee. Daarenboven was er een herraming van de belasting Staat zodat er een ernstig tekort dreigde te ontstaan. De vierde oorzaak werd gegeven aan het verstrengd Europees toezicht.
De raming van de gewestbelasting bleef grotendeels in stand. Bij de uitgaven zijn er vier aanpassingen te vermelden. De eerste is de schrapping van de indexprovisie van 201 miljoen euro. De tweede de vermindering van de uitgaven voor de nieuwe bevoegdheden in het kader van de zesde staatshervorming en een bijstelling van de uitgaven naar aanleiding van de structurele bepalingen en de voornaamste stijging van de kredieten. De investeringskredieten bleven gevrijwaard. De betaalkredieten liggen 275 miljoen euro hoger dan de beleidskredieten.
Als structurele maatregel kondigde zij de hervorming van de schenkingstarieven aan en een hervorming van de afvalheffingen.
Er waren ook enkele eenmalige maatregelen die vooral betrekking hebben op de valorisatie van het patrimonium zonder dat er sprake is van sale-and-leaseback.
De geconsolideerde schuld bedraagt op dit ogenblik 18,8 miljard euro, en dus 2 miljoen euro meer dan eind 2013. De oorzaak daarvan is vooral te vinden in de schulden van de sociale huisvestingsmaatschappijen die zijn opgenomen. Na 2015 verwacht de minister nog een verhoging van 1,2 miljard euro, vooral door de toegenomen schuld van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het Vlaams Woningfonds (VWF).
De herfinanciering van deze aflopende schulden en het aanvaarden van het begrotingstekort heeft een financieringsbehoefte doen ontstaan waarvan de Vlaamse Regering zegt dat ze deze niet zal verstrekken via waarborg maar rechtstreeks via de instellingen.
Tot daar de bespreking van de minister. Er waren vragen van de verschillende leden in de commissie.
De heer Rzoska stelde vragen over de patrimoniumverkoop. Hij vroeg een overzicht van die patrimoniumverkoop en van de schenkingsrechten. Hij had opmerkingen over de gehanteerde cijfers, waarover er wat verwarring bestond die achteraf werd rechtgezet. Hij had ook vragen over de buffer voor betaalincidenties van 100 miljoen euro.
De heer Rzoska vroeg ook naar een herziene meerjarenraming en vroeg een verklaring voor de stijging van de schuld die tegen 2020 20 miljard euro zou bedragen.
De heer Bertels stelde eveneens vragen over de meerjarenraming en vroeg een verklaring voor de eenmalige maatregelen die 100 miljoen hoger euro lagen dan wat de Hoge Raad van Financiën had toegestaan. Hij had ook vragen over de onderbenutting en over de buffer van 100 miljoen euro en vroeg zich af wat de rente-effecten waren met betrekking tot de waarborgregeling voor VIPA, VMSW en VWF. Hij had ook nog een vraag over de middelen van het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU), met name of die dienden voor het wegwerken van de zwarte punten.
De heer Crombez wilde weten wat de ingrepen in verband met de schenkingsrechten met zich zouden meebrengen. Hij stelde dat de oppositie wel een alternatief had en dat er 500 miljoen euro tekorten waren zonder dat daarvoor een oplossing bestond. Hij vroeg informatie over het verschil met de federale groei van 1,2 procent terwijl voor de overdrachten enkel 1 procent werd berekend. Volgens hem werd er meer gedaan dan strikt noodzakelijk was.
De heer Crombez vroeg zich ook af waarom Vlaanderen geen herberekening had gemaakt terwijl andere regio’s dat wel hadden gevraagd. Hij had ook vragen over certificaten voor energiebedrijven en over de buffer van 100 miljoen euro.
Wat de meerjarenraming betreft, stelde de minister dat die niet bij decreet is bepaald en dat zich geen aanpassing van de meerjarenbegroting opdringt. De snel toegenomen schuldenlast is vooral te wijten aan het verstrengd Europees toezicht.
Wat het verschil tussen 1,2 procent en 1 procent betreft wanneer het gaat over de economische groei, stelde de minister dat de federale begrotingscontrole uitgaat van een groei van 1,2 procent terwijl de doorstortingen slechts aan 1 procent werden berekend. Het bedrag van 1 procent werd opgemaakt op 12 februari 2015 terwijl de federale controle later plaatsvond en dus gebruikmaakte van een ander percentage.
Ze stelde uitdrukkelijk dat de Vlaamse Regering haar belangen heeft verdedigd in de werkgroepen en duiding heeft gevraagd over de gevolgen van de nieuwe ramingen. Ze heeft ook gevraagd waarom de cijfers zo laat werden bekendgemaakt. Op vraag van de heer Crombez hoe het kwam dat Brussel dan wel een herberekening had gekregen van 65 miljoen euro, antwoordde de minister dat dat bedrag enkel het gevolg was van een inputfout in het berekeningsmodel en dat dat niet van toepassing was voor Vlaanderen.
In verband met de toelichting over de valorisatie van het patrimonium heeft de minister de verkoop van activa van Aquafin van 30 miljoen euro, de verkoop van de gronden aan Oosteroever voor 21 miljoen euro en de verkoop van de gronden in Wondelgem voor 6 miljoen euro als voornaamste acties verklaard.
In verband met de verlaging van de schenkingsrechten gaat de minister uit van een jaarlijkse meeropbrengst van 113 miljoen euro – die zich onmiddellijk laat voelen, terwijl de gevolgen op successiebelasting of erfbelasting slechts later te voelen zullen zijn – om dan te zeggen dat het bedrag van 113 miljoen euro het gevolg is van een bevraging bij het notariaat. Ze gaf ten slotte nog een verklaring over het verschil in uitvoeringscijfers van 563 miljoen euro in januari en 682 miljoen euro nu.
De minister kwam terug op het verstrengd Europees toezicht. Dat brengt een negatieve impact met zich mee van 446 miljoen euro, vooral te wijten aan een aantal maatregelen, om dan te komen tot een verbetering van 25,7 miljoen euro zodat de negatieve impact op dit ogenblik 420 miljoen euro is en geen 446 miljoen euro meer. Ze gaf een verklaring over de VEK-buffer (vereffeningskrediet) van 100 miljoen euro, waarover er verschillende vragen waren, en verklaarde dat die buffer kan dienen om eventuele tegenvallers binnen het ene beleidsdomein op te vangen door meevallers in een ander domein. De 100 miljoen euro buffer behelst dus betalingskredieten bij diverse beleidsdomeinen.
De minister kwam terug op de toename van de geconsolideerde schuld, die voor haar geen nieuw gegeven was. De oorzaak van die stijging was te vinden in het verstrengde Europese begrotingstoezicht. Vooral schulden van de huisvestingssector hebben daarmee te maken. De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) stond vroeger buiten de begroting en staat er nu in. Hetzelfde geldt voor het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). De minister kondigde aan dat de overname van het federale luik van de ziekenhuisvoorziening in het kader van de zesde staatshervorming de geconsolideerde schuld nog zal doen toenemen.
Voor de financiering van het begrotingstekort en de geconsolideerde schuld en de alternatieve financieringsthema’s zal de Vlaamse overheid gebruikmaken van het EMTN-programma (euro medium term note), zodat ze geen gebruik zal maken van bancaire leningen.
Dan kwam de minister terug op de vraag van de heer Bertels over de Hoge Raad voor Financiën. Daarbij heeft ze de volgende redenering uiteengezet. De Hoge Raad voor Financiën stelde dat een tekort van 765 miljoen euro was toegelaten, met 49 miljoen euro aan eenmalige maatregelen. Op dit ogenblik stelt zij 149 miljoen euro aan eenmalige maatregelen voor. Dat zou betekenen dat er geen toegelaten tekort van 765 miljoen euro zou zijn, maar 665 miljoen euro om dan te zeggen dat het bedrag van 548 miljoen euro dat de Vlaamse overheid op dit moment toepast, beter is dan wat de Hoge Raad voor Financiën toelaat.
In verband met de onderbenutting stelde de minister dat het bedrag thans 389 miljoen euro bedraagt. Dat is 195 miljoen euro minder dan bij de begrotingsopmaak.
In verband met de toename voor de materialen en afvalstoffenheffing met ongeveer 50 procent, heeft de minister de verklaring gegeven dat er eerst werd gebruikgemaakt van de afschaffing van de fiscale compensatiefactor, gelet op de gewijzigde vennootschapsrekeningen. Daarnaast worden de afvalheffingen met een factor 1,5 vermenigvuldigd volgens het principe dat de vervuiler betaalt. Binnen het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU) heeft de minister gesteld dat een bedrag van 80 miljoen euro zou worden toegekend. De beslissing over de aanwending ligt bij minister Weyts.
Over de belasting op weddenschappen en paardenrennen heeft de minister uitdrukkelijk verwezen naar Europese regelgeving. Daar waar destijds binnen de Europese Economische Ruimte (EER) een percentage van 15 procent werd toegepast op de brutomarge en buiten de EER op de ingezette sommen, zou het op dit ogenblik overal worden toegepast op de brutomarge.
Ten slotte is de minister nog even ingegaan op kredieten binnen de beleidsdomeinen Onderwijs, Welzijn en Leefmilieu en op de daling van de kredieten in de woonzorgsector.
Ik wil vervolgens ook het verslag van het Rekenhof toelichten. De heer Debucquoy heeft de vergadering bijgewoond en heeft de initiële begroting toegelicht. Hij heeft tevens toegelicht dat de Europese Commissie op dit ogenblik milder is geworden. De Europese Commissie heeft de Europese lidstaten in zes categorieën ingedeeld. In de hoogste categorie zit enkel Duitsland. België bevindt zich in de tweede categorie.
Met betrekking tot 2014 heeft het Rekenhof het gezamenlijk overheidstekort definitief op 3,2 procent vastgesteld. Het Rekenhof is tevens ingegaan op de verlaging van de inflatie tot 0 procent en van de economische groei naar 1 procent. De begrotingssensitiviteit is op 28,5 miljoen euro bepaald. Dit betekent dat elke daling van de inflatie of de groei met 0,1 procent 29,5 miljoen euro minder ontvangsten vertegenwoordigt.
Het Rekenhof heeft duidelijk gesteld dat een dergelijke terugval op zes maanden tijd nooit eerder is gezien. Het Rekenhof is nochtans niet pessimistisch. De lenteprognoses tonen een opwaartse ontwikkeling aan. Om die reden is het Federaal Planbureau in verband met de federale begroting tot 1,2 procent gekomen. Het Rekenhof heeft duidelijk gesteld dat de begrotingsdoelstellingen van de Vlaamse Gemeenschap in het verstrengd Europees toezicht passen.
Het Rekenhof is tevens ingegaan op de adviezen van de Hoge Raad voor Financiën in verband met het begrotingsevenwicht en in verband met een tweede nieuwigheid, namelijk de overstap van een nominale naar een structurele normering.
De structurele doelstellingen die door de Hoge Raad voor Financiën zijn ontwikkeld, hebben een groot voordeel. De Vlaamse Regering heeft nu minder belang bij eenmalige begrotingsmaatregelen. In deze begrotingsaanpassing is een nominaal saldo ingeschreven dat lager ligt dan het voorgesteld bedrag van 765 miljoen euro. Hoewel dit volgens het Rekenhof positief is, moeten we dit toch relativeren. Het Rekenhof verwijst hiervoor naar de meeropbrengsten van de eenmalige maatregelen ten bedrage van 100 miljoen euro. Het Rekenhof houdt tevens rekening met de vereffeningskredietbuffer van 100 miljoen euro. Volgens het Rekenhof gaat de minister ervan uit dat dit bedrag niet echt nodig zal zijn. Het Rekenhof heeft hier echter twijfels bij. In elk geval blijft de begroting binnen de globale doelstelling van 765 miljoen euro.
Het Rekenhof pleit voor een nieuwe meerjarenraming. Ten eerste wordt van een nieuw begrotingsevenwicht in 2017 uitgegaan. Ten tweede worden lagere parameters voor de economische groei en de inflatie toegepast. Ten derde is van een nominale naar een structurele normering overgestapt. Over de onderbenutting heeft het Rekenhof geen opmerkingen.
Het Rekenhof vindt het moeilijk informatie te krijgen over het gemeenschappelijk tekort van de lokale overheden. Het Rekenhof heeft de Vlaamse Regering om toelichting bij de begroting gevraagd. Het Rekenhof wil informatie krijgen over het tekort van de lokale overheden.
Volgens het Rekenhof ontbreken de gegevens van de kredietmaatschappijen voor de sociale huisvesting en voor de hogescholen en universiteiten in de berekening van het vorderingensaldo.
Met betrekking tot de toename van de schuld tot 20 miljard euro heeft het Rekenhof enkele zorgelijke opmerkingen gemaakt. Het Rekenhof heeft gevraagd afspraken te maken voor de afbouw van de schuld. Dit zou op lange termijn een ondersteuning van een duurzame economie en de creatie van werkgelegenheden betekenen.
Het Rekenhof heeft een sterke daling van de ontvangsten vastgesteld en heeft in dit verband een redenering ontwikkeld. Een derde van de daling is te wijten aan de vermindering van de inflatie en van de groei. Daarnaast is twee derde van de daling aan de herberekening van de belasting Staat te wijten.
Het Rekenhof heeft de autonomiefactor op 25,99 procent van de geraamde belasting Staat vastgesteld. Het Rekenhof heeft een hele redenering uiteengezet over de wijze waarop de belasting Staat moet worden berekend.
Het Rekenhof stelt uitdrukkelijk dat het exacte bedrag pas in 2018 bekend zal zijn, bij de definitieve vaststelling, en dat we pas in 2017 een duidelijk beeld kunnen hebben van de bedragen. Het stelt dat men bij de opmaak van de zesde staathervorming is uitgegaan van een simulatiemodel van de Nationale Bank, en dat er, wat de voorschotten betreft, een koninklijk besluit moet zijn, dat op dit ogenblik nog op zich laat wachten. Het Rekenhof heeft de belasting Staat dus berekend op basis van definities in de Bijzondere Financieringswet. Voor het overige heeft het Rekenhof weinig opmerkingen over de ontvangsten.
Wat de uitgaven betreft, stelt het Rekenhof dat er een nieuwigheid is in het uitgavendecreet, namelijk artikel 11, dat de Vlaamse Regering een ongelimiteerde machtiging geeft om nieuwe begrotingsartikelen te creëren voor alternatief gefinancierde uitgaven. Het Rekenhof vraagt echter dat daaraan dezelfde voorwaarden zouden worden gekoppeld als aan begrotingsruiters.
Het Rekenhof komt dan tot enkele opmerkingen over de restauratiepremies. Die zijn niet budgettair vastgelegd, hoewel er toezeggingen zijn. Het vraagt dat dit structureel zou worden opgelost. Het vraagt ook een oplossing voor de structurele betalingsachterstand van 39 miljoen euro bij het loodswezen. Ten slotte merkt het op dat er geen vastleggingskrediet is ingeschreven voor de kapitaalsverhoging van het ARKimedes II-fonds. Het Rekenhof heeft dan onderzocht of er voldoende betaalkredieten aanwezig zijn, maar heeft dan vastgesteld dat er niet in krediet werd voorzien voor de volstorting van de kapitaalsverhoging van Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV). Het maakt ook een opmerking in verband met het structurele probleem van het Hermesfonds. Dezelfde opmerking geldt volgens het Rekenhof ook voor het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Daardoor, aldus het Rekenhof, zal de VEK-provisie waarover ik het zonet had, waarschijnlijk niet onbenut blijven.
Ten slotte had het Rekenhof nog wat vragen over de toelichting in de beleidsdomeinen Welzijn en Mobiliteit en Openbare Werken, en in verband met de renovatiepremie, waaromtrent er nog geen definitieve oplossing is.
Voorzitter, ik kan hier al afsluiten wat het verslag van het Rekenhof betreft. Collega Bertels zal de discussie toelichten. (Applaus)
De heer Bertels, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, ministers, geachte leden, ik heb getracht een samenvatting te maken van het verslag, waarmee ik echter toch recht probeer te doen aan elke disputant, aan elke interveniënt en aan de minister in deze oefening. Ik vraag dus uw geduld en tijd.
Eerst is er de discussie naar aanleiding van het verslag van het Rekenhof. De heer Diependaele opent de discussie door te stellen dat Europa verplichtingen oplegt met betrekking tot de consolidatie van de tekorten van de lokale overheden. Hij vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot de studie van de Nationale Bank over de verdeling van die tekorten. Welke overheid is waarvoor verantwoordelijk? Zijn fractie is een voorstander van belastingverlagingen, maar hij wil graag de visie van het Rekenhof hebben op de cijfergegevens met betrekking tot de hervorming van de schenkingsrechten. De minister antwoordt dat men dat heeft bekeken en dat er geen opmerkingen waren.
De heer Rzoska hecht veel belang aan de ESR-impact van de pps-projecten, voornamelijk in het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Hij stelt ook vast dat het Rekenhof vragen heeft bij de cijfers van de begroting, onder meer wegens een aantal onderramingen van uitgaven.
De heer Bertels komt terug op de stelling van de Vlaamse Regering dat ze het beter doet dan de norm van de HRF, en bemerkt dat het Rekenhof daar ook vragen bij heeft, onder meer wegens de eenmalige inkomsten en, bijvoorbeeld, de ESR-neutrale buffer van 100 miljoen euro. Het tekort van 548,5 miljoen euro lijkt niet realistisch.
Hij vraagt de minister ook naar het structureel saldo en de meerjarenraming zoals ook het Rekenhof doet. Hij verwijst naar de uitspraak van de minister over een verdere toename van de schuld, onder meer door het huidige tekort en wegens de ziekenhuisfinanciering die overkomt. Dit zou een aansporing moeten zijn om samen met het federale niveau en met de andere deelgebieden te werken aan een verdeling van de besparingsinspanningen zoals de Hoge Raad van Financiën (HRF) gesuggereerd had. De heer Bertels hoopt hier op een andere houding van de overheid dan bij de verdeling van de begrotingsinspanningen. Hij hoopt op een meer proactieve houding van de Vlaamse Regering ter zake zodat de schuldverdeling niet zal leiden tot bijkomende besparingen in bijvoorbeeld welzijn. De heer Bertels besluit zijn uiteenzetting met te vragen naar een bijkomende verklaring voor de niet-verklaarde twee derde minder inkomsten en of de inkomsten uit de hervorming van de schenkingsrechten als structureel geclassificeerd kunnen worden.
Op het punt van de belasting Staat citeert de minister letterlijk uit een brief ontvangen van het kabinet van minister Van Overtveldt en concludeert dat er tegen de zomer bijkomende toelichtingen moeten kunnen worden gegeven.
Collega Van den Heuvel heeft niet de indruk dat alle entiteiten die tot de consolidatieperimeter behoren, onderzocht zijn op hun impact op het vorderingssaldo en op de geconsolideerde schuld. Hij vraagt of er nog alternatieve financieringsprojecten zijn die niet getoetst zijn aan de nieuwe criteria van Eurostat.
Voormalig collega Crombez – verder zal ik hem gewoon collega Crombez noemen – legt enkele stellingen voor aan het Rekenhof voor reactie. De bijstellingen naar beneden van de Europese doelstellingen en de lagere rentelasten staan in schril contrast met de zwaardere inspanningen die Vlaanderen levert. Doet de Vlaamse begroting niet te veel, vraagt hij zich af. Hij verwijst ook naar de 400 miljoen euro minder doorstortingen waar begrotingsexperten over adviseerden om het bedrag niet in één keer af te rekenen. Gelet op de impact op de ontvangsten van de gewijzigde parameters, vraagt hij ook uitdrukkelijk naar een nieuwe meerjarenraming. Tot slot wenst hij te weten welke overheid verantwoordelijk is voor de schulden van de lokale besturen, te meer daar bijvoorbeeld de Federale Regering verschillende facturen doorschuift naar deze lokale overheden, en deze Vlaamse Regering reageert daar niet tegen waardoor de investeringscapaciteit van deze lokale overheden gehypothekeerd wordt.
Collega Diependaele vraagt of een overschatting van de belastingselasticiteit een oorzaak kan zijn van de discussie belasting Staat.
De heer Debucquoy, raadsheer bij het Rekenhof, meldt in zijn antwoord dat de studie lokale overheden nog steeds voorbereid wordt bij de Nationale Bank. Het is moeilijk om alle en betrouwbare cijfers te verzamelen. De principiële regels zijn evenwel duidelijk: in principe is Vlaanderen bevoegd voor het tekort van de Vlaamse lokale besturen tenzij men kan aantonen dat het tekort ontstaan is ten gevolge van federale beslissingen. Hij wijst er inzake nieuwe maatregelen ook op dat de ontvangsten het best voorzichtig geraamd worden. Het Rekenhof heeft over de hervorming van de schenkingsrechten meer informatie gevraagd en een uitgebreide fiche gekregen van het kabinet van de minister van waaruit het echter onmogelijk was om te oordelen of de ramingen te optimistisch dan wel te pessimistisch waren. Het Rekenhof concludeerde dat de ramingen niet louter om nattevingerwerk gingen en had er verder geen commentaar bij. Voor de consolidatieperimeter van de pps-projecten volgt nog een uitgebreide analyse. De heer Debucquoy besluit dat de verslechtering van de parameters economische groei en inflatie een zware impact hebben op de meerjarenraming. De Vlaamse Regering zou hierover meer klaarheid moeten brengen.
De heer Crombez is tevreden met de vaststelling van het Rekenhof dat de Vlaamse tekorten niet het gevolg zijn van de zesde staatshervorming en merkt op dat zijn fractie vooral belang hecht aan de beleidskeuzes. Een disproportionele inspanning van Vlaanderen in de totale begroting heeft gevolgen voor Welzijn en Onderwijs, samen goed voor de helft van de Vlaamse begroting.
Minister Turtelboom bezorgt de nota over de toename van de ontvangsten uit de schenkingsrechten zoals overgemaakt aan het Rekenhof, ook aan de commissieleden en wijst op de vaststelling van het Rekenhof dat men getracht heeft het resultaat zo goed mogelijk in te schatten. De werkelijke effecten zullen inderdaad pas achteraf duidelijk worden.
Wat de consolidatieperimeter betreft, beaamt ze het antwoord van het Rekenhof. De adviezen van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) worden zo goed mogelijk gevolgd, maar er is nog geen zekerheid dat alle instellingen nu ook effectief zijn opgenomen in de perimeter. De minister gaat vervolgens in op de 200 miljoen euro besparingen waarnaar verwezen is. Volgens haar gaat het onder meer om gevolgen van gewijzigde loonramingen, lagere inflatieparameters, nieuwe inschattingen en verminderde rentelasten. Dit heeft volgens haar niets te maken met besparingsbeslissingen. Ze wijst ook op het verschil tussen de betaalkredieten en beleidskredieten.
De minister beaamt verder het verschil in geschatte economische groei tussen de Vlaamse en de federale begroting. Vlaanderen hanteert een groei van 1 procent en beroept zich op het Rekendecreet, de federale overheid op een schatting van 1,2 procent. Het klopt dat de begroting nu meer sensibel is ten aanzien van economische groei en inflatie, wat je ook ziet in de begroting. De huidige cijfers met betrekking tot groei en inflatie kon evenwel niemand voorspellen bij de opmaak van de begroting.
De heer Crombez erkent dat de minister de evolutie in economische groei niet had kunnen voorspellen maar wijst er ook op dat toen, zowel door zijn fractie als het Rekenhof, al gepleit werd voor het gebruiken van andere parameters. Hij reageert op de verklaringen van de minister betreffende Welzijn en Onderwijs dat door deze beslissingen de beleidskredieten verminderen terwijl men ze had kunnen gebruiken voor noodzakelijk beleid. De noden zijn daar voldoende gekend.
Tot slot herhaalt hij zijn opmerking over de doorstorting van de 400 miljoen euro en verwijt hij de minister zich te veel te verschuilen achter loutere wetteksten. Hij vindt dat de minister te passief is. Voorgangers van de minister traden hier veel assertiever op. (Opmerkingen van de heer Matthias Diependaele)
Dat laat ik voor u, mijnheer Diependaele.
Collega Vanbesien hamert op het gegeven dat het Rekenhof alle noodzakelijke informatie moet krijgen met betrekking tot de pps-constructies en vraagt evenzeer naar een duidelijk engagement voor een actualisering van de meerjarenraming.
Collega Bertels stelt nog enkele vragen over de brief van minister Van Overtveldt en herhaalt de opmerkingen van het Rekenhof met betrekking tot uitstel van betalingen en de hoogte van het in aanmerking genomen zorgforfait voor de raming van de kostprijs van de woon- en zorgcentra. De minister verwijst naar de discussie in de vakcommissie, en zal ook info opvragen bij minister Vandeurzen.
Tot slot wijst de heer Bertels nog op een anomalie tussen het dalen van de fiscale uitgaven van de dienstencheques en het aantal dienstencheques, dat niet daalt volgens de website van de RVA. Hij besluit eveneens met de melding dat het basisprobleem de verdeling van de begrotingsinspanningen is, en vreest dat de minister eenzelfde, te weinig actieve houding zal aannemen bij de verdeling van de schuldinspanning.
Collega Van Malderen vraagt uitleg over 195 miljoen betaalkredieten binnen het Hermesfonds. Zal dit niet, zoals het Rekenhof aangeeft, leiden tot betalingsproblemen? De minister antwoordt dat er nog amendementen in opmaak zijn naar aanleiding van het rapport van het Rekenhof. Voor de meerjarenraming geeft de minister aan dat zij zich houdt aan de wettelijke verplichtingen van het Rekendecreet.
Dan komen we bij de voortzetting van de algemene bespreking. Volgens minister Turtelboom is de stijging van de geconsolideerde schuld voornamelijk het gevolg van het verstrengde Europese begrotingstoezicht. Daarnaast ligt de nadruk op het zo beperkt mogelijk houden van het tekort en zo ook van de schuld. Vandaar ook de 100 miljoen euro meer aan eenmalige maatregelen.
De Vlaamse Regering streeft naar een evenwicht in 2017, en niet 2018, zoals de Hoge Raad van Financiën (HRF) vroeg. De alternatieve begrotingen van de oppositie bevatten volgens de minister een schuldaanbouw. Een andere factor die de schuldopbouw beïnvloedt, is het aangaan van participaties en kredietverstrekking, ESR 8-verrichtingen (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen). Daar staan dan activa en terugbetalingen tegenover. Het Stabiliteitspact bevat momenteel geen verdeling van de schuld per deelentiteit. Er wordt wel gekeken naar het begrotingstekort per entiteit.
Wat de VEK-buffer (vereffeningskrediet) van 100 miljoen euro betreft, zit de Vlaamse Regering niet op dezelfde lijn als het Rekenhof. De buffer wordt beschouwd als een technische oplossing omdat het Rekendecreet het voorlopig niet mogelijk maakt afdoende beschikbare betaalkredieten over de beleidsdomeinen te verdelen.
Voor het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) zal er volgens de minister een begrotingsaanpassing worden doorgevoerd wanneer de regelgeving over de eenmalige uitbetaling van de gebruikstoelagen goedgekeurd is en er duidelijkheid is over de benodigde schuldfinanciering.
Over de samengevoegde en gedeelde belastingen en de te lage doorstorting van middelen aan Vlaanderen zijn er volgens haar twee punten. Er is de verwachte groei van 1,2 procent in 2015 en de doorrekening van de verwachte economische groei van 1 procent. Dat betekent niet dat het verschil verloren is voor Vlaanderen. Bij de begrotingsopmaak 2016 zal er een voorlopige herraming worden gemaakt van de doorstortingen van 2015, met een eventuele verrekening in de doorstortingen van 2016.
Daarnaast zijn er de opcentiemen. De federale overheid heeft duidelijkheid verschaft over de gebruikte ramingsmethode. De definitieve afrekening komt in 2018.
Wat de pps-constructies (publiek-private samenwerking) betreft, wil de minister gaan naar zuivere pps’en die de toetsing van Eurostat en het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) kunnen doorstaan. Zo niet, moet bekeken worden hoe de investering binnen de begroting wordt opgenomen.
Collega Bertels herhaalt dat afspraken over de verdeling van de schuld dringender zijn dan ooit. Het kan niet zijn dat enkel het federale niveau de lusten ervan kan genieten. Het antwoord van de minister over de 124,4 miljoen euro voldoet voor hem ook niet. Die middelen zou men kunnen aanwenden om onterechte besparingen terug te draaien of om investeringen te doen.
Het verschil van 0,2 procent economische groei wordt blijkbaar bewust niet ingeschreven, om een imago van strengheid in besparingen aan te houden. Dezelfde partijen schrijven in de federale begroting wel een positieve correctie van 256 miljoen euro in. In het verleden gebeurde zoiets ook in Vlaanderen.
Tevens pleit hij ervoor om de overheidsinvesteringen bij de lokale besturen te bekijken. Voor de gemeenten en OCMW’s zakken die drastisch in de loop van deze legislatuur, terwijl de overheidsinvesteringen volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) al te laag liggen.
Minister Turtelboom verwijst naar Europa voor de afspraken over de verdeling van de schuld tussen de entiteiten. Europa kijkt nu enkel naar de begrotingstekorten. De afrekening voor de overdracht van de middelen volgt in 2016. De minister volgt volgens haar strikt de wetgeving ter zake. Voor de schenkingsrechten stelt ze dat een gedegen raming is opgemaakt. Ze erkent wel dat dat goed moet worden gemonitord en dat de cijfers een raming blijven.
Collega Rzoska vraagt of de Vlaamse Regering van plan is een nieuwe doelstelling voor de schuld te lanceren. De afspraken in het pact 2020 zijn immers niet meer realistisch. Hij hoopt eveneens dat de minister een geactualiseerde meerjarenraming zal neerleggen.
Collega Somers denkt dat het inderdaad zinvol kan zijn om tot afspraken te komen over het traject van de schuldafbouw. Dat zou een versterking zijn van de financiële en budgettaire argumenten. Hij pleit voor begrotingsorthodoxie en niet, zoals sommige oppositieleden, om een mogelijke buffer direct uit te geven. Voorzichtigheid is geboden.
Hij is wel eveneens bezorgd over de lokale overheidsinvesteringen. Het lokale niveau beschikt over 8 procent van de middelen, maar staat in voor 50 procent van alle overheidsinvesteringen. Hij vraagt, samen met andere collega’s, aan de Vlaamse Regering om er aandacht voor te hebben hoe de investeringscapaciteit van de lokale besturen de komende jaren overeind kan blijven.
De heer Crombez was tevreden dat de minister de begrotingsvoorstellen van de oppositie bekijkt. Hij stelde inderdaad voor om productieve investeringen te blijven doen, zoals ook gevraagd door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). De federale overheid kreeg van Europa een versoepeling, de globale begrotingsdoelstelling verminderde, de rentelasten zijn verminderd en toch neemt de Vlaamse inspanning toe. Dat is niet normaal. De versoepeling zou gedeeld moeten worden tussen alle overheden. Hij benadrukt ook dat het alternatieve begrotingsvoorstel van sp.a bij de initiële begroting schuldneutraal was in de legislatuur, in tegenstelling tot wat gesuggereerd wordt door leden van de meerderheid.
Hij stelt ook vast dat er het Rekenhof en commissieleden van meerderheid en oppositie vragen naar een aanpassing van de meerjarenraming. Er is ook de vaststelling dat er op een jaar tijd een evolutie is van een economische groei in ons land die voorliep, naar een groei die achterloopt op de eurolanden.
Collega Diependaele stelt eveneens dat het geen gewone begrotingscontrole is. Er zijn heel wat minderinkomsten en er is maar een half jaar om een extra 350 miljoen euro goed te maken. De Vlaamse Regering heeft moeten kiezen en heeft het nominaal evenwicht verlaten. Er wordt wel getracht het kastekort minimaal te houden.
De heer Diependaele kan namens zijn fractie volledig akkoord gaan met een belastingverlaging, maar dan moeten de gevolgen gekend zijn. Aangezien het Rekenhof de moeilijkheid om de effecten te berekenen, bevestigde, kijkt hij uit naar het resultaat. Schuldverdeling is volgens hem ook een vorm van responsabilisering en als een afspraak kan, des te beter. 20 miljard euro lijkt een enorm bedrag, maar het moet in zijn context worden geplaatst. Met deze begroting werd een maximale inspanning gedaan om zo veel mogelijk investeringen in mensen en infrastructuur te vrijwaren.
De heer Somers beaamt dat Vlaanderen inderdaad zelf zijn verantwoordelijkheid moet nemen en samen met de federale overheid impulsen moet geven aan de economie. Hij wil niet aan schuldopbouw doen en meent niet dat de Vlaamse besparingsvoorstellen een negatieve impact hebben op de economie. Bij de begrotingsopmaak en -controle is er opnieuw voor gezorgd dat er maatregelen komen die de ontsporing van de Vlaamse openbare financiën voorkomen.
De heer Bertels verduidelijkt dat de negatieve impact op de economische groei door de besparingsmaatregelen vermeld staat in de rapporten van het najaar 2014 van de Nationale Bank over de daling van het consumentenvertrouwen. Hij is verheugd dat andere collega’s de investeringen van de lokale besturen ook als een belangrijk punt erkennen. Hij heeft wel geen begrip voor het gegeven dat een deel van de investeringskredieten voor Welzijn – die zo in het daglicht gesteld werden bij de initiële begroting – nu gerecycleerd worden voor gewone recurrente uitgaven en dus geen investeringsuitgaven zijn. Hij begrijpt ook niet dat Vlaanderen aan het federale niveau een cadeau geeft door daar middelen te laten die eigenlijk Vlaanderen toekomen.
Minister Turtelboom repliceert en stelt vast dat meerderheid en oppositie een fundamenteel ander uitgangspunt hebben over de begroting. Zij wil de begroting zo snel mogelijk terug op punt stellen, zij het dat ze nu noodgedwongen niet in evenwicht is gelet op de gewijzigde parameters. Er moet nu worden bespaard op zaken waarop kan worden bespaard om ruimte te maken voor toekomstige uitdagingen. Over de schuldpositie en de doelstellingen stelt de minister dat eerst alle gegevens, bijvoorbeeld over de ziekenhuisfinanciering en de schuld die overkomt, verzameld moeten worden. Daarna kunnen er eventueel een nieuw pact en nieuwe doelstellingen worden uitgewerkt. De minister herhaalt eveneens dat de nieuwe meerjarenraming in oktober 2015 klaar zal zijn. Volgens haar werd er gekozen voor structurele besparingen om de budgettaire ruimte in investeringen voor de toekomst veilig te stellen, zonder een bloedbad aan te richten in bijvoorbeeld de tewerkstelling bij de Vlaamse overheid.
De heer Bertels concludeert uit dit antwoord dat de doorrekening voor 2016 er niet is. De kern van de boodschap is volgens hem dat er middelen zouden kunnen zijn – met name waarop Vlaanderen recht heeft en die ten onrechte bij de federale overheid gelaten worden – om nu zwaar zorgbehoevenden te verzorgen of jongeren in de jeugdzorg te kunnen opnemen. Deze middelen worden niet aangewend.
De heer Rzoska vindt het raadzaam om nieuwe doelstellingen voor schuldafbouw voorop te stellen. De huidige doelstellingen zijn niet meer realistisch, zeker niet als je kijkt naar de pps’en bij Mobiliteit en Openbare Werken die nog op ons afkomen.
De heer Crombez erkent de ideologische verschillen maar wijst erop dat de pil van de federale overheid over de doorstorting van middelen enkel een tekort is als men dat als dusdanig aanvaardt. Het gaat niet gewoonweg over meer uitgeven of de schuld laten toenemen. In de vorige legislatuur werd er immers een grotere inspanning geleverd dan nu. Er komt evenwel geen antwoord waarom Vlaanderen de middelen niet vraagt waarop het recht heeft. Men kan dit toch niet alleen rechtvaardigen als een technische keuze. Een begroting beperken tot technische keuzes gaat niet op.
De heer Bertels vraagt of er na de zeer ruime goedkeuring van de resolutie ter bestrijding van gewelddadige radicalisering hiervoor in extra middelen wordt voorzien. Minister Turtelboom repliceert dat er wel degelijk politieke keuzes worden gemaakt, namelijk de keuze om de begroting zo snel mogelijk op orde te hebben om ruimte te hebben voor nieuw beleid. Ze herhaalt ook dat het geld niet verloren is, maar later in deze legislatuur zal worden doorgestort. De vraag omtrent de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de resolutie radicalisering, verwijst de minister naar de begrotingsopmaak 2016 of eventueel de volgende begrotingscontrole 2015 in september. Tot daar de algemene bespreking, en ik hoop dat ik alle sprekers recht heb aangedaan.
Daarna begon de artikelsgewijze bespreking, waarbij minister Turtelboom de amendementen van de regering toelichtte en stelde dat die de opmerkingen van het Rekenhof volgen. Het gaat om veelal technische amendementen. Ik verwijs u graag naar het verslag voor de artikelsgewijze bespreking, en voor de passage over de vragen van de heer Bertels en de antwoorden van de minister in verband met het koninklijk besluit van 16 mei 2015 met betrekking tot de aanpassingen van de overdrachten van de federale overheid naar de gemeenschappen. Voor de stemmingen over de amendementen en de artikelen verwijs ik eveneens naar het verslag.
Tot slot geef ik de eindstemming, voorzitter. Het ontwerp van decreet houdende de aanpassing van middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 wordt zoals geamendeerd aangenomen met 7 stemmen voor en 2 stemmen tegen. Hetzelfde geldt voor de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting. (Applaus)
De heer Diependaele heeft het woord.
Goeiemorgen, voorzitter, ministers, minister-president, collega’s, dank aan de verslaggevers, die een puik verslag hebben gegeven. Het mocht nog wat beknopter, maar het was zeer goed. Ik heb de indruk dat vooral mijn fractie daarin is geïnteresseerd. (Opmerkingen)
U had om negen uur eens moeten rondkijken, mevrouw Van den Brandt.
Als eerste spreker knoop ik graag aan bij het einde van de begrotingsbesprekingen die we voerden op 16 en 17 december 2014. Een groot deel van het debat ging toen over de vraag of we de verschillende parameters voor 2015 wel correct hadden ingeschat. Ik sloot mijn stemverklaring toen af door het begrotingsbeleid van deze regering te vergelijken met een marathon. We willen een marathon lopen, werken op lange termijn, maar we weten niet wat er voor ons ligt, of het parcours bergop of bergaf zal gaan, over asfalt of door los zand. Niemand van ons kon op dat moment voorspellen wat ons nog te wachten stond. Vandaar dat we toen al de keuze hebben gemaakt als meerderheid om ons voor te bereiden op het ergste. Uiteindelijk kregen we erger.
Als we nog verder terugkijken, naar het aantreden van de huidige Vlaamse meerderheid, nu ongeveer bijna een jaar geleden: toen werden we beschuldigd van doemdenken. We zagen de economische toestand veel te zwart en te somber in. De crisis zou zo over zijn en dus was het totaal overbodig en zelfs contraproductief om budgettair de riem aan te halen. Meer nog, volgens sommigen was het aangewezen om als overheid schulden aan te gaan, er was immers een zeer lage rente, om via extra overheidsuitgaven de economie sneller uit de crisis te halen.
Gelukkig hebben we die, ongetwijfeld goedbedoelde, maar allesbehalve goede raad niet opgevolgd. Vandaag blijkt dat niemand van ons kon inschatten wat er ons nog te wachten stond. Als meerderheid hebben we de keuze gemaakt om ons voor te bereiden op het ergste. Niet alleen is het ergste ons inderdaad overkomen, maar nog meer dan dat. Hadden we bij de begrotingsopmaak 2015 niet de moed gehad om meteen een inspanning van 1,15 miljard euro te doen, waar hadden we dan vandaag gestaan? Juist, dan zaten we vandaag budgettair helemaal in de puree.
Om de omvang van de inspanning in te schatten, is het ook fijn om eens terug te kijken naar de laatste meerjarenbegroting van de vorige legislatuur. Dankzij het zuinige begrotingsbeleid hadden we toen zicht op een vrije beleidsruimte van een half miljard euro bij het aantreden van deze regering. Tegen het einde van de legislatuur zou dat zelfs oplopen tot 1,6 miljard euro, uiteraard op basis van de paramaters van toen. Op dat moment wisten we al dat de zesde staatshervorming die vrije beleidsruimte volledig zou opeten. In 2015 dragen we 750 miljoen euro bij, in 2016 wordt dat 1,5 miljard euro. En zoals u weet kregen we ook niet alle middelen mee overgedragen met de bevoegdheden die we erbij kregen.
De staatshervorming konden we toen inderdaad al inschatten. Maar er kwam nog heel wat bovenop. Eerst en vooral ligt de economische groei lager dan verwacht. Terwijl het Planbureau in september vorig jaar nog een groei van 1,5 procent voorspelde, werd dit bij het begin van de begrotingsaanpassing in februari al herzien naar 1 procent. De grillen van de Financieringswet deden daar nog een schepje bovenop. Het was alvast een verrassing van formaat. Midden in de begrotingsbesprekingen valt het bericht binnen dat Vlaanderen het plots met 400 miljoen euro minder moet zien te doen. Een derde budgettaire calamiteit die we al een tijdje meesleuren, maar ons ook dit keer in de enkels bijt, zijn de nieuwe Europese begrotingsregels. Voor 2015 heeft dit een impact op onze begroting van 500 miljoen euro, een bedrag dat weliswaar al bij de begrotingsopmaak voor het grootste deel werd ingecalculeerd.
Deze drie extra tegenvallers op begrotingsvlak, naast de staatshervorming, zorgden ervoor dat we bij de begrotingscontrole geconfronteerd werden met een dreigend tekort van maar liefst 880 miljoen euro, en dit dus ondanks de bij de initiële begrotingsopmaak al besliste ingrepen ten belope van 1,15 miljard euro.
Uitzonderlijke omstandigheden vragen om uitzonderlijke beslissingen. We zijn er met deze meerderheid in geslaagd om bij de begrotingscontrole een evenwicht te vinden tussen het handhaven van de begrotingsdiscipline en het handhaven van de investeringen in mens en economie, investeringen waar Vlaanderen hoge nood aan heeft. Dat evenwicht vertaalt zich in een bijkomende budgettaire inspanning voor dit jaar van 330 miljoen euro. Voor meer dan de helft gaat het om structurele maatregelen, de rest zijn eenmalige maatregelen. Ik houd niet van die zogenaamde ‘one shots’, maar als je op zes maanden tijd 330 miljoen euro moet realiseren, kan je niet zonder. En je kunt het ook anders bekijken. De structurele maatregelen van de begrotingscontrole brengen op zes maanden tijd ruim 185 miljoen euro op. Dat betekent dat die vanaf volgend jaar op kruissnelheid op jaarbasis goed zijn voor 370 miljoen euro, meer dan het totale bedrag dat door de begrotingscontrole dit jaar zal worden gerealiseerd.
Ik wil beklemtonen dat ook bij deze budgetcontrole de burger uitdrukkelijk gespaard blijft. Er werd bespaard op het eigen overheidsapparaat en voor de burger zit er, met de verlaging van de schenkingsrechten, zelfs een belastingverlaging in, een slimme belastingverlaging weliswaar. Een lager tarief voor schenkingen zal de mensen meer doen schenken, dat is de logica, waardoor de opbrengst van de schenkingsrechten de hoogte zou moeten ingaan. Ook in het verleden werd al eens een oefening gedaan waarbij extra inkomsten werden gegenereerd door het invoeren van lagere tarieven.
Minister, we hebben het bij de bespreking in de commissie uitgebreid gehad over de verlaging van de schenkingsrechten. Maar vanuit mijn fractie wil ik nogmaals herhalen dat correcte cijfers bij het opstellen van een begroting of begrotingsaanpassing cruciaal zijn. De N-VA is altijd bereid om mee te denken over belastingverlagingen. Maar in de mate van het mogelijke moet dit correct worden ingeschat voor wat de impact op de begroting betreft. Het is geen geheim voor u dat wij vanuit het parlement de inschattingen die werden gemaakt nauwlettend in de gaten zullen houden. Ook het Rekenhof besteedde hier ruimschoots aandacht aan.
Dankzij de bijkomende inspanning van 330 miljoen euro zullen we het tekort op de Vlaamse begroting dit jaar kunnen beperken tot 550 miljoen euro en zullen we opnieuw een begrotingsevenwicht hebben in 2017. Dat is beter dan wat de Hoge Raad voor Financiën vooropstelde. Die adviseerde een tekort van 750 miljoen euro en een begrotingsevenwicht in 2018.
Vind ik het erg dat we het begrotingsevenwicht hebben moeten laten varen? Absoluut wel. Ik zou liegen als ik zou zeggen van niet. Maar in het licht van de uitzonderlijke omstandigheden waarmee we dit jaar worden geconfronteerd, kan ik leven met dit tekort.
Het is aanvaardbaar omdat mordicus vasthouden aan het nominale begrotingsevenwicht in deze uitzonderlijke omstandigheden zou hebben betekend dat we onze investeringen in mens en economie hadden moeten terugschroeven. Dat is waar ik de grens trek.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik heb u een tijdlang beluisterd tot op het moment dat u eigenlijk erkent dat het begrotingsevenwicht lossen voor u niet vanzelfsprekend is. U hebt het over uitzonderlijke omstandigheden. De omstandigheden waren zes maanden geleden eigenlijk ongeveer dezelfde als nu. Dat weegt zwaar op de begroting. Van de 550 miljoen euro tekort is er 420 miljoen euro publiek-private samenwerking (pps) die op de begroting komt, dat wisten we zes maanden geleden ook al. U hebt toen op hetzelfde spreekgestoelte enkele opmerkelijke dingen gezegd over het begrotingsevenwicht, vooral omdat er alternatieven waren van de oppositie. Die dingen bent u zes maanden later blijkbaar vergeten.
U hebt gezegd dat het begrotingspad dat u met deze meerderheid volgt, zal voorkomen dat Vlaanderen een economische woestijn wordt. U hebt gezegd dat het begrotingsevenwicht een cruciaal element is om de welvaart op de lange termijn te verzekeren. Dat hebt u letterlijk gezegd in december.
Minister-president Bourgeois heeft bij de bespreking van de begroting en de Septemberverklaring gezegd dat het de enige lijn is: we trekken geen andere lijn, het is de enige lijn die perspectief biedt, we zullen die lijn blijven aanhouden.
Mijnheer Diependaele, ik moet eerlijk zeggen dat uw betoog mij weinig overtuigt. Zes maanden geleden hebt u met deze meerderheid en deze Vlaamse Regering een begroting voorgelegd met een overschot van 2 miljoen euro, waar al heel wat vragen bij te stellen waren, en zes maanden later hebt u het over uitzonderlijke omstandigheden, sorry, dus moeten we nu dat begrotingsevenwicht inslikken. U hebt ons alternatief toen als heilloos weggezet. Nu zit u eigenlijk in hetzelfde traject, en dat moet u onder ogen durven zien.
Mijnheer Rzoska, ik heb gisteren mijn eigen betoog nog eens nagelezen. Dat is altijd goed. Ik had me erop voorbereid dat dit zou komen. Eerst en vooral, het begrotingstekort dat nu wordt gemaakt, is te relativeren. U weet zeer goed dat het gaat om een budgettair tekort van 550 miljoen euro, terwijl het kastekort beperkt is tot 100 miljoen euro. Ik herinner me zeer goed dat Eric Van Rompuy het daarover had. Op een bepaald moment hadden we een overschot van 240 miljoen euro. In de commissie hadden we dat besproken in afwezigheid van de oppositie. Mijnheer Rzoska, u was daar toen niet aanwezig. Dat was op het einde bij de rekening, niet bij de begrotingsopmaak. Toen is zeer duidelijk gezegd dat 240 miljoen euro overschot eigenlijk een evenwicht is. Deze keer hebben we een tekort van 100 miljoen euro. Eigenlijk maakt dat niet zoveel verschil.
Een tweede punt: we hebben een keuze moeten maken, en daar ben ik niet blij mee. Maar de omstandigheden hebben er ons inderdaad toe gedwongen dat we niet nog verder konden gaan, dat we niet nog meer konden besparen op investeringen in mens en economie. Dat is een keuze die we hebben moeten maken door die omstandigheden.
U verwijst zelf naar de pps en de consolidatie, maar u weet verdomd goed dat die al voor het grootste deel – 80 tot 90 procent – waren meegenomen bij de begrotingsopmaak. Dat zijn niet de uitzonderlijke omstandigheden waarover het hier gaat. Er is nog een beetje bij gekomen, maar het gaat hoofdzakelijk over die 400 miljoen euro en de bijstelling naar beneden van de economische groei. Dat zijn de omstandigheden die we niet konden voorzien.
Laatste punt: ik krijg er hoorns van om vanuit de oppositie om het half jaar een andere strategie voorgeschoteld te krijgen. Een jaar geleden deden we te veel, bespaarden we te veel en waren we te streng, moesten we de teugels laten vieren. De rente stond toch te laag, laat ons schulden maken, laat ons in het rood gaan. Een half jaar later moest onze economische groei naar boven worden bijgesteld, want het was weer niet juist. En nu komt u zeggen dat we eigenlijk meer moeten besparen, dat we meer inspanningen moeten doen. Wat is het nu uiteindelijk? (Applaus bij de meerderheid)
Wij maken met deze meerderheid een heel duidelijke keuze. We hebben een heel duidelijke lijn getrokken, en dat is de lijn waar we moeten besparen op investeringen. Dat is de lijn waar we niet over willen, en daar zijn we deze keer tegen gebotst.
Mijnheer Diependaele, ik ben heel consequent in wat ik zeg. Ik heb een begrotingsalternatief op tafel gelegd dat door u heilloos werd weggezet omdat er een tekort in zat, een zachter pad met een structureel evenwicht in 2018. U hebt het toen afgebrand. Nu komt u mij vertellen dat de pps’en al deels in de begrotingsopmaak zaten. Dat klopt, maar ze zaten er zodanig in dat uw Vlaamse Regering van de minister-president er eigenlijk van bij het aantreden absoluut voor wou zorgen dat de eerste begroting die hier werd ingediend, een begroting in evenwicht was.
Daar zit voor mij de crux, want als ik nu de begrotingscontrole bekijk, hebt u met deze Vlaamse Regering in december de facto een totaal ongeloofwaardige begroting op tafel gelegd. Ik weet heel goed wat er was verrekend in pps’en en wat er nog op ons afkwam. Ik daag u uit. Bekijk het lijstje van de pps-projecten die onder andere nu mee zorgen voor dat grotere tekort: het zijn allemaal contracten die afgesloten werden voor 2014, het zijn allemaal projecten waarvan wij dit wisten en waarover Eurostat en het Rekenhof al jaren zeggen dat ze eigenlijk moeten worden opgenomen in de begroting.
Mijn pleidooi, mijnheer Diependaele, is dat u in december een totaal ongeloofwaardige begroting op tafel hebt gelegd. Wat er bij ons voor een stuk in zat, was inderdaad het zachtere besparingspad. En nu zegt u tegen mij: “We hebben ervoor gekozen om het begrotingstekort tegen 2016 weggewerkt te hebben.” Dat is ook wat de minister-president heeft verklaard. Ik vraag u nu waar ik dat kan lezen. Waar kan ik lezen dat het begrotingstekort in 2016 weggewerkt zal zijn? U en de meerderheid leggen vandaag zelfs niet eens een meerjarenraming op tafel op basis waarvan we kunnen zien hoe de tekorten in de toekomst zullen worden weggewerkt. U en de minister-president vragen mij om u te geloven op uw woord. Dat heb ik zes maand geleden gedaan. En kijk, er lag een begrotingsoverschot van 2 miljoen euro. Zes maand later is dat er niet meer. Ik geloof uw woord niet meer. (Applaus bij Groen en bij sp.a)
Mijnheer Rzoska, ik had niets anders verwacht, in alle eerlijkheid. U moet één ding goed in uw achterhoofd houden. Ik zou maar heel dom zijn indien ik vandaag zou toegeven dat ik het jammer vind dat we het begrotingsevenwicht hebben losgelaten, als we niet van in het begin de bedoeling hadden om het begrotingsevenwicht nominaal wel degelijk een volledige legislatuur vol te houden.
U doet nu alsof wij in december te kwader trouw een begroting hebben ingediend die alleen maar in schijn in evenwicht geweest zou zijn. Ja, dan bots je op je eigen grenzen, vroeg of laat bijt zoiets toch in je achterste. Wij hadden en hebben wel degelijk die bedoeling, en ik bevestig nogmaals dat we het jammer vinden om dit los te laten.
Dat er nog werk op de plank ligt, is absoluut waar. Ik denk bijvoorbeeld aan Oosterweel. Wij hebben een oplossing voor de financiering. We zullen er nog heel wat aan moeten werken om die ook rond te krijgen, dat is absoluut waar.
En wij gaan naar een structureel begrotingsevenwicht in 2017, en niet in 2018 zoals in uw voorstel.
De heer Bertels heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, we moeten dit toch een beetje in historisch perspectief plaatsen. In december, bij de goedkeuring van deze begroting in de plenaire vergadering, wist iedereen dat de cijfers van de initiële begroting 2015 niet meer juist waren, dat toen de economische parameters al waren veranderd. We wisten dat naar aanleiding van de uitvoeringsrekening begroting 2014, waar we nu zitten op een tekort van afgerond 700 miljoen euro. We wisten dat naar aanleiding van de cijfers die al veranderd waren bij de stemming in de plenaire vergadering. We wisten al dat de initiële begroting niet meer goed was en dat die zou eindigen op ongeveer min 500 miljoen euro, het bedrag waar we nu toevallig opnieuw bij uitkomen.
Mijnheer Diependaele, uw ministers hebben dat zelf gezegd. Er zijn herhaalde verklaringen geweest dat we een vervroegde begrotingscontrole zouden moeten doen wegens de gewijzigde economische parameters. Dat is tientallen keren verklaard in de pers. En vandaag moeten we in allerijl samenkomen om te vermijden dat we een verlate begrotingscontrole hebben. We hadden er proactief veel sneller op kunnen reageren met een vervroegde begrotingscontrole, zoals in januari en februari door verschillende ministers werd aangekondigd. In plaats daarvan is er een vervroegde vergadering van het parlement om die vervroegde begrotingscontrole tijdig te kunnen doen.
Wat de economische parameters betreft, heeft niemand een glazen bol, maar iedereen wist al dat we sneller hadden moeten kunnen reageren op die andere parameters.
Mijnheer Diependaele, u kunt het blijven ontkennen, maar de Nationale Bank en de OESO hebben in rapporten geschreven – wij nemen die rapporten maar over – dat de besparingsmaatregelen van deze Vlaamse Regering een negatieve impact hebben gehad op het consumentenvertrouwen. U weet evengoed als ik dat dat een belangrijke parameter voor economische groei is. U kunt dat niet ontkennen.
Ik ben een beetje verrast door uw heilige beleidsverklaring met betrekking tot de structurele maatregelen. Ik heb heel goed naar u geluisterd in de commissie toen u het had over de schenkingsrechten en de ramingen van de schenkingsrechten op basis van een eerder kleine steekproef bij enkele notariaatskantoren. We hebben er uitgebreid over gediscussieerd. We hebben allemaal vragen bij die raming. De conclusie was eigenlijk, los van het negatief advies van de Inspectie van Financiën, dat we het niet goed weten en dat we er geen waardenoordeel over kunnen vellen. U hebt zelf – tot drie keer toe, denk ik – herhaald: “Minister, als we het doen, moeten we goed weten wat de gevolgen zullen zijn. We gaan dat maandelijks” – of “driemaandelijks”, ik weet niet meer goed wat u zei – “moeten monitoren en opvolgen wat de resultaten zijn.” Ik sluit me aan bij wat de heer Rzoska heeft gezegd: er worden hier gratuite beweringen gedaan dat we naar een nominaal evenwicht gaan in 2017, maar niemand wil, kan, durft ons een doorgerekende meerjarenraming voorleggen. We mogen zelfs niet weten wat de doorrekening is van de maatregelen van de begrotingscontrole 2015 in 2016. U zegt nu dat het voor 370 miljoen euro structurele maatregelen oplevert. Ik durf nu al te betwisten dat het zo zal zijn, mijnheer Diependaele. U weet dat evengoed als ik. Laat ons open kaart spelen: als deze Vlaamse Regering een grote visie heeft op ‘een’ evenwicht, geef ons dan ook de cijfers over die meerjarenraming, zoals ook het Rekenhof vraagt. Dat is transparantie. De minister zegt dat ze dat niet moet; het Rekenhof zegt dat ze wel een raming mag maken, maar geef ons die dan ook.
Ik wil nog iets zeggen over het alternatief dat we hebben voorgelegd. U was er, de minister niet. U hebt heel goed gehoord wat de heer Engels van de Europese Commissie heeft gezegd over de investeringen. Mijnheer Diependaele, hij heeft net hetzelfde gezegd – het spreiden van investeringen over de duurtijd van de werken, om het simpel samen te vatten – als wat wij hadden voorgesteld in ons alternatief plan in december.
Larie en apekool.
Mijnheer Bertels, u heeft duidelijk niet goed geluisterd toen het over de schenkingsrechten ging. Het woord ‘maandelijks’ heb ik al zeker niet gebruikt. Ik heb mij twee paragrafen geleden uitdrukkelijk gericht tot de minister met de vraag om die cijfers nauwlettend in de gaten te houden. Dat heb ik nog maar net gezegd.
Ik heb de indruk dat, mocht het van de sp.a afhangen, we elke week een nieuwe begroting zouden moeten opstellen. Elke week is er wel een of andere nationale of internationale instelling die de cijfers over de economische groei of de inflatie bijstuurt. Trouwens, mijnheer Rzoska, u hebt mijn betoog van december nagelezen en dat stond daar toen ook al in. We hebben een zekere consequentie nodig. Je neemt op een bepaald moment een cijfer en daar bouw je je begroting op. Je gooit dat niet voortdurend om, want dat zorgt voor onzekerheid, voor rechtsonzekerheid en je doet daar meer kwaad mee dan goed.
Ik ben zeer blij dat u verwijst naar de Europese Commissie. Wat u begrepen hebt, is in elk geval niet wat er is gezegd. Door de band genomen, is er heel duidelijk gezegd dat de Europese Commissie de enige internationale instelling is die ook voor de maatregelen die al beslist zijn maar nog geen effect hebben, prognoses maakt. Voor heel België is er vooruitgang en zijn we op de juiste weg. Een van de belangrijkste zaken waarom we op de juiste weg zijn, is het rigide begrotingsbeleid. Dat is letterlijk gezegd en staat letterlijk in die slides. Ik stel voor dat u ze nog eens nakijkt.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Ik wil een aantal zaken rechtzetten.
U zegt dat, als we de oppositie in september hadden gevolgd, alles in orde zou zijn gekomen. Maar de waarheid heeft haar rechten. En de waarheid betekent dat tussen september en het moment van de begrotingsopmaak de parameters voor groei en inflatie fel zijn bijgesteld. Niemand van de oppositie heeft in september tijdens de commissievergadering gezegd in een glazen bol te kunnen zien dat de 1,5 procent economische groei 1 procent zou worden en dat de 1,3 procent inflatie 0 procent zou worden. Wanneer we die 1,3 en 0,5 procent, samen 1,8 procent, vermenigvuldigen met 30 miljoen euro – want dat is de elasticiteit van onze begroting – en we verrekenen daarbij het negatief effect omdat we van een lagere basis vertrekken – zijnde 2014 –, dan komen we uit op 694 miljoen euro. Nu het debat beginnen alsof de pps-constructies waar niets aan veranderd is, het gevolg zijn van het feit dat er vandaag een tekort is, dat is onjuist.
Het verschil is dat groei en inflatie jammer genoeg zo fel zijn bijgesteld. Als men dan zegt dat we dat hadden moeten voorzien omdat we dit al lang wisten, dan moet ik antwoorden dat we hier ook een aantal regels hebben. Een van die regels is dat wij werken met de economische begroting die wordt uitgebracht en dat we niet elke keer dat er een nieuw cijfer passeert, dat cijfer kunnen gebruiken om dat toe te passen op de begroting. Dan moeten we zelfs geen meerjarenbegroting meer opstellen en kunnen we elke week met een begrotingsaanpassing komen. Er zijn regels en er is een Rekendecreet dat bepaalt dat in het najaar een meerjarenraming moet worden ingediend. Dat Rekendecreet bepaalt ook dat er moet worden gewerkt met de parameters van de economische begroting. First things first: de economische groei en de inflatie zijn bijgesteld. Door de zesde staatshervorming is de begroting een stuk flexibeler geworden. De basisredenen voor het verschil tussen de begroting in september en de begrotingsaanpassing vandaag zijn groei en inflatie.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb daar niet echt veel aan toe te voegen. Minister Turtelboom heeft zeer pertinent gewezen op de reden waarom die bijstellingen nu moeten gebeuren. Mijnheer Bertels, mijnheer Rzoska, u weet zeer goed dat wij gebonden zijn aan de economische begroting van het Planbureau. De Financieringswet legt ons op met die cijfers te werken. Ook al zegt iedereen dat de groei opnieuw zal aantrekken, wij moeten wachten op die economische begroting. Ons evenwicht is een kastekort van ruim 100 miljoen euro, zoals de heer Diependaele heeft gezegd. Stel dat we gaan naar een groei van 1,2 procent, dat we die cijfers mogen hanteren, dan is het kastekort al dit jaar weggewerkt, in deze omstandigheden. En dan hebben we inderdaad een puur boekhoudkundig tekort dat we niet betalen, dat niet uit onze kas gaat voor die ingekantelde pps’en.
Mijnheer Rzoska, als die pps’en niet geconsolideerd waren, moesten we ze ook betalen maar nu moeten we ze boekhoudkundig opnemen in dit jaar maar betalen we ze niet. We blijven ze betalen op dertig jaar en we doen dat met een begroting die dat aankan. We gaan ook aantonen dat we gaan naar een begroting in evenwicht voor 2017. Dat is trouwens de laatste van uw zorgen, want u vindt dat niet nodig. Ik heb er ook geen probleem mee dat u ons niet gelooft. U vindt dat die begroting pas in 2018 in evenwicht moet zijn en dat we nog wat bijkomende schulden kunnen opbouwen. Dat is de remedie die u vanaf het begin hebt voorgesteld: meer schulden, meer belastingen.
Mijnheer Bertels, het consumentenvertrouwen is inderdaad licht gedaald. Het is ook naar beneden gepraat en geschreven tijdens de eerste periode na de regeringsvorming. Maar nu ligt het opnieuw op het peil van de eurozone. Het consumentenvertrouwen is gestegen, het reële inkomen is gestegen, onder meer als gevolg van de federale maatregelen, en de investeringen trekken opnieuw aan. Ik ben dan ook optimistisch. Als u een negatief beeld blijft schetsen, dan is dat voor uw rekening. Wij zien dat de zaken opnieuw vooruitgaan en we zullen er alles aan doen om dat te blijven volhouden.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik ben een beetje verbaasd over de opmerkingen van de oppositie. Ze doen mij denken aan een afterdebat. In plaats van in te gaan op de fundamentele zaken proberen zij een item te maken van de vraag of de minister van Begroting al dan niet Madame Blanche nabootst of evenaart. Dat is het niveau waarop het debat wordt gevoerd.
Voor mij is het fundament van het debat: zijn jullie het ermee eens dat er nu een tekort is van 550 miljoen euro, ja of nee? Daarover gaat het. Mag dat voor jullie groter zijn of moet dat kleiner zijn? Moet er meer of minder worden bespaard? Moet er harder of zachter worden ingegrepen? Waarin zullen jullie investeren, waarin niet? Daarover gaat het. Daarover heb ik spijtig nog niets gehoord, maar wel over de vraag of minister Turtelboom nu wel of niet Madame Blanche evenaart.
Onze partij zegt heel duidelijk dat wij achter deze begroting kunnen staan. Een tekort van 550 miljoen euro is voor ons oké. Daarnet heeft de minister-president uitgelegd wat het verschil is tussen kastekorten en boekhoudkundige tekorten.
Ten tweede, de Hoge Raad voor Financiën laat toe dat we een tekort zouden hebben van 750 miljoen euro. Dat moeten we heel duidelijk weten. We zitten dus op koers van wat de Hoge Raad van Financiën zegt. We doen het zelfs 200 miljoen euro beter.
Ten derde wil ik nog iets aanhalen dat heel belangrijk is. De minister-president heeft dat ook gezegd. Mijnheer Bertels, het is inderdaad juist dat we hier goochelen met parameters die om de twee of drie maand veranderen. Dat is inderdaad juist. In december wisten we allemaal dat het wellicht wat daalt. Maar dan moet je nu wel de waarheid onder ogen durven te zien en constateren dat de parameters vandaag beter ogen dan wat in dit ontwerp van begrotingscontrole staat. We weten ondertussen dat 1 procent 1,3 procent is geworden. Dat is gisteren nog verschenen in de Belgian Prime News. Er zijn ook inflatieherzieningen gebeurd. Op basis van de huidige parameters is het tekort van 550 miljoen euro al voor de helft weg. Dat is de waarheid. Daarover gaat het, niet over de Madame Blanche-kwaliteiten van de minister van Begroting. (Applaus bij CD&V)
Voorzitter, ik wil twee dankbetuigingen uiten. Ten eerste wil ik de heer Van den Heuvel danken omdat hij zegt dat we al in december wisten dat het iets slechter was dan de initiële opmaak. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Laat me even uitspreken, mijnheer Van den Heuvel. Dat is een terechte erkenning, want de minister verwijst naar de commissiebesprekingen in september. We hebben in de plenaire vergadering gediscussieerd over deze begroting in december, drie maanden later.
Ten tweede wil ik de minister-president bedanken, omdat hij ruiterlijk erkent dat er een effect was op het consumentenvertrouwen in het najaar 2014. Ik ga wel niet akkoord met zijn impliciete stelling dat het de schuld was van de oppositie. Hij heeft ook gezegd dat het nu beter is. Mijnheer Van den Heuvel, dat is ook zo. Wij erkennen dat ook.
Mijnheer Diependaele, u was erbij. Het verslag is nog niet beschikbaar, maar ik neem aan dat u eens het goed naleest. Ik citeer maar wat ik heb opgeschreven: “door mijnheer Engels met betrekking tot de investeringen en het verlaten van de discussie van de investeringsclausule”. U weet waarover dat gaat. Spreiding voor de duur van de werken kan dus nog, bijvoorbeeld over vijf jaar. Het is net dat, mijnheer Diependaele, wat staat in de alternatieve begroting van voordien. Het gaat niet over het spreiden van de afschrijvingstermijn. Dat hebt u nog gevraagd. U hebt toen nog zelf gezegd – waarbij er tikken naar elkaar werden uitgedeeld – dat de Europese Commissie ons ergert en dat wij de Europese Commissie ergeren.
Mijnheer Diependaele, u moet maar eens googelen – ik heb het nog eens gedaan – hoeveel keer er door leden van de meerderheid en de regering een vervroegde begrotingscontrole is aangekondigd. Indien Gopress goed werkt, zult u aan negen komen. Niet wij zijn begonnen over die vervroegde begrotingscontrole wegens die economische parameters, maar de meerderheid en de regering zelf.
Voorzitter, ik wil kort reageren op een aantal zaken. Minister-president, wij hebben inderdaad een alternatief op tafel gelegd. U kunt het inderdaad transparant zien, ook waar we investeren. We investeren wel degelijk in Welzijn en in het verduurzamen van de economie. We hebben dat transparant op tafel gelegd. Er hangt ook een raming aan vast. U weet bij ons perfect wat we waar investeren en hoe we werken naar dat begrotingsevenwicht in 2018 toe. Jammer genoeg zie ik dat bij uw regering niet. Ik moet het alleen maar doen met 2015. U komt mij nu te zeggen, samen met uw fractieleider, dat we dat tekort zullen wegwerken. U kunt mij tot op de dag van vandaag niet eens zeggen hoe u het zult wegwerken, want u hebt niet eens een transparante meerjarenraming ingediend.
Mevrouw Turtelboom, wat het monitoringrapport betreft, heb ik vandaag iets geleerd. Volgens de heer Van den Heuvel beschikken we nu over een flexibele begroting. Dat is een onvoorzien gevolg van de zesde staatshervorming. Volgens u heeft de zesde staatshervorming ervoor gezorgd dat we nu een flexibele begroting hebben. Volgens mij is elke begroting altijd een beetje flexibel.
Mijnheer Diependaele, in januari hebt u vanop hetzelfde spreekgestoelte over het monitoringrapport de volgende woorden uitgesproken: “Geert, kom naar huis want er gebeuren rare dingen.” Toen bleek al dat er in 2015 een tekort aankwam. U hebt zich toen achter het antwoord van de minister geschaard. Gezien de veranderde economische parameters leek een vervroegde begrotingscontrole u niet slecht. Wat met betrekking tot de sluis van Terneuzen is gebeurd, noem ik een truc van de foor. Die kosten zijn nog snel bij het tekort van 2014 gevoegd. U vond het toen nodig het dreigende tekort van nabij te monitoren. Ik stel nu vast dat dit slechts praat voor de vaak was. We hadden van veel dichterbij moeten monitoren wat er in de begroting aan de hand was. Dit had ons de mogelijkheid geboden met betrekking tot een aantal voor Vlaanderen noodzakelijke besparingen en uitgaven bij te sturen.
Het debat is nu drie kwartier of zelfs nog minder lang aan de gang en ik moet eerlijk bekennen dat het al absurde wendingen heeft genomen. Er worden hier citaten verdraaid die ik nog niet vaak heb gehoord. Indien we zo voortgaan, kunnen we deze namiddag stripverhaaltjes schrijven.
Mijnheer Bertels, ik wil eerst op de investeringsclausule ingaan. Volgens u hebben we met de Europese Commissie een beetje tit for tat gespeeld. Het gaat echter wel degelijk om een fundamenteel punt.
De Europese Commissie was het beu dat die kosten volgens veel regeringen op een jaar moesten worden geboekt. Eigenlijk moet dat gedurende de looptijd van een project gebeuren. Dat kan twee of drie jaar zijn. Het hangt af van de looptijd van het project zelf. Voor een project als de Oosterweelverbinding kan dat vijf of zes jaar zijn. Daar gaat het echter niet om. Dat punt heb ik dan ook al eerder gemaakt. Het gaat erom dat de investeringen als afschrijvingen in de begroting worden opgenomen. Dit moet gebeuren zolang de investeringen nog een waarde vertegenwoordigen. Als het nog in gebruik is, levert het een meerwaarde op. Dat is het punt. In het geval van de Oosterweelverbinding en andere projecten kan het om dertig of vijftig jaar gaan. Daar zit het verschil. Een aantal zaken worden hier onterecht verdraaid.
De enige logica die de oppositie herkent, is het tegen zijn. De oppositie is altijd tegen. Vorig jaar deden we te veel. Nu, een jaar later, doen we te weinig. Wat is het nu eigenlijk? Waar moeten we heen? De enige logica van de oppositie is dat wat van de Vlaamse Regering afkomstig is, niet goed is. De oppositie plaatst zich hier diametraal tegenover. Ik stel voor dat de oppositie een eigen koers probeert te varen en zelf iets naar voren tracht te brengen. Met enkel tegen te zijn, valt echt niet veel eer te halen. (Applaus bij de N-VA)
We saneren uiteraard niet voor het plezier van het saneren. We proberen opnieuw een perspectief te creëren. Vlaanderen moet een plek blijven waar het voor jongeren en voor ouderen goed wonen, werken en leven is. We kunnen dit niet realiseren indien we onze staatshuishouding niet op orde houden.
We hebben onze verantwoordelijkheid genomen. We hebben tot tweemaal toe, bij het aantreden van deze meerderheid en bij de begrotingscontrole, budgettair orde op zaken gesteld. Volgens de doemdenkers was of is het niet het geschikte moment om een saneringsbeleid te voeren. Vandaag blijkt dat de feiten, zoals de heer Van den Heuvel al heeft opgemerkt, hen in het ongelijk stellen.
De verandering werkt. Dat is niet mijn stelling. Dat is het standpunt van de Nationale Bank, van het Federaal Planbureau en van de Europese Commissie. Het blijkt tevens uit de recentste attractiviteitsbarometer van Ernst & Young. In plaats van fictieve groei te kopen door op de poef te leven, zoals anderen hebben aangeraden, kiezen we voor duurzame groei en gezonde financiën, voor een stijging van de private consumptie in plaats van de overheidsconsumptie en voor de groei van de private jobs in plaats van de overheidsjobs en de gesubsidieerde jobs. Wie zowat alle nationale en internationale prognoses naleest, zal merken dat we wel degelijk aan de beterhand zijn.
Ik besef maar al te goed dat we er nog lang niet zijn. Elke vorm van zelfgenoegzaamheid zou hier misplaatst zijn. Er ligt nog heel wat werk op de plank. We zijn echter nog maar een jaar ver. Deze legislatuur duurt nog vier jaar. Ik wil hier geen valse bescheidenheid aan de dag leggen. We mogen best trots zijn op wat we met deze meerderheid het afgelopen jaar al hebben gerealiseerd.
We evolueren naar een slimme Vlaamse overheid, met minder procedures. Ook de relatie van Vlaanderen met zijn lokale besturen verandert, van een controlefreakhouding naar samenwerking. Door de inkanteling van de sectorale subsidies in het Gemeentefonds krijgen de gemeenten meer eigen verantwoordelijkheid. Door de integratie van de OCMW’s in de gemeentebesturen kunnen de gemeenten een meer coherent sociaal beleid gaan voeren.
We zetten ook volop in op verkeersveiligheid, met de oprichting van een Vlaams verkeersveiligheidsfonds dat zal worden gespekt met de inkomsten uit boetes, waardoor een rechte lijn ontstaat tussen inbreuken en onze inspanningen. Ook met deze begrotingscontrole wordt er opnieuw geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. Wat de inkomsten betreft die we halen bij Recupel en Bebat, wil ik in naam van mijn fractie benadrukken dat we erop willen toezien dat ze hun maatschappelijke rol ook in de verre toekomst even goed kunnen blijven vervullen als vandaag. Limburg en de Kempen, die zwaar werden getroffen door een reeks bedrijfssluitingen, kregen in samenwerking met de Federale Regering het statuut van ontwrichte zone, waardoor investeringen er fiscaal extra worden gestimuleerd. Op het vlak van tewerkstelling zijn er de hervorming en vereenvoudiging van het doelgroepenbeleid en de uitbreiding van de werkinlevingstrajecten voor jongeren.
Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar ik wil dit niet-exhaustieve lijstje niet afsluiten zonder te wijzen op de nieuwe aanpak van de radicalisering die het afgelopen halfjaar tot stand kwam in de nasleep van de aanslagen in Parijs van begin dit jaar. De Vlaamse Regering keurde een ambitieus plan voor de preventie van radicalisering goed, en hier in eigen huis, onder het voorzitterschap van collega Sminate, raakte een commissie ad hoc het met een zo goed als kamerbrede meerderheid eens over een voorstel van resolutie met 55 aanbevelingen. De bedoeling is om vanaf volgend zittingsjaar tweemaal per jaar de bijeenkomst van een opvolgingscommissie te organiseren.
Collega’s, het resultaat dat we na een jaar regering-Bourgeois hebben neergezet, is onmiskenbaar en mag worden gezien. Het is natuurlijk nog maar een springplank voor de komende jaren. De verandering is echter ingezet, de richting is uitgezet, en we zijn erin geslaagd de tanker van koers te doen veranderen. Het komt er nu op aan de uitgestippelde koers aan te houden. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ministers, geachte leden, vandaag ligt de begrotingscontrole voor. Tegelijk lijkt het me een goed moment om een stand van zaken van het eerste jaar van deze legislatuur en van deze regering op te maken. Bij de opmaak van de begroting van 2015 werd reeds een inspanning van bijna 1,2 miljard euro geleverd. Bij de begrotingscontrole werden dan nog eens voor 300 miljoen euro extra maatregelen genomen. Samen is dat dus bijna 1,5 miljard euro. De redenen voor deze herziening zijn menigvuldig en bekend. Ik zal ze niet herhalen. Laat ik dus maar meteen een kat een kat noemen: een dergelijke inspanning van anderhalf miljard euro heeft de Vlaamse overheid nog nooit eerder gedaan. Een besparingsoefening van een dergelijke omvang, die zowel voor de overheid als voor heel wat partners een reorganisatie met zich meebrengt, heeft tijd nodig om zich te verankeren.
Het verwachte resultaat voor 2015 zou luidens de controle een tekort van bijna 550 miljoen euro bedragen. We hebben toen als CD&V gesteld dat we ons niet kapot moeten besparen en dat er al tekenen waren dat de groei en de inflatie in 2015 hoger zouden kunnen uitvallen dan wat het Planbureau had voorgespiegeld, met dank aan de terugval van de olieprijzen, de verlaging van de rentevoeten en het stimulerend beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Op basis van de parameters van het Planbureau heeft de regering in april 730 miljoen euro minder ontvangsten kunnen inschrijven. Mochten we de meest actuele parameters van vandaag hanteren, dan zouden we dat bedrag bijna mogen halveren.
Collega’s, we willen ons niet kapot besparen. Dat wil niet zeggen dat Vlaanderen de teugels niet langer strak moet houden. We kiezen er alleen voor het ontstane tekort niet abrupt weg te werken ten koste van de dienstverlening aan en de zorg voor de Vlaming. Dat neemt niet weg dat er de komende jaren noch verstandige maatregelen nodig zullen zijn om dat begrotingstekort weg te werken. Als het goed is, is het geen nieuws, maar ik wil toch aanstippen dat Vlaanderen zich hiermee inschrijft in het Stabiliteitspact van de HRF, en het zelfs beter doet, met een tekort dat ongeveer 200 miljoen euro lager uitvalt. Als de economische conjunctuur gunstig blijft, dan lijkt een break-even tegen 2017 mogelijk.
Collega’s, we zijn op weg naar een nieuw en stabiel evenwicht, zonder de noodzakelijke economische stimulansen uit het oog te verliezen die onze bedrijven aanzetten tot groeikansen en jobcreatie. CD&V bewaakt het cruciale evenwicht tussen begrotingsdiscipline en verder investeren in onderwijs, in welzijn maar ook in infrastructuur en jobs.
Intussen, collega’s, zijn er hoopgevende economische signalen. De meest recente ramingen tonen aan dat het economisch herstel stilaan vorm krijgt. Ze voorzien dit jaar een groei van 1,3 procent. De Vlaamse Regering ging bij deze budgetcontrole uit van een groei van 1 procent en koos daarmee bewust voor een solide basis, want de heropleving is pril en geen reden om de waakzaamheid te laten verslappen. Alertheid blijft geboden, willen we de modernisering van ons overheidsinstrumentarium tot een goed einde brengen. Het is pas in tijden van schaarste, wanneer gratis en Sinterklaas niet langer evident zijn, op het moment dat de omstandigheden ertoe dwingen dat er ruimte komt voor echte hervormingen.
Om dat mogelijk te maken is er evenwel nood aan een regering die de verschillende belangen in de samenleving oplijst, afweegt en uiteindelijk de synthese maakt om te vermijden dat beslissingen worden genomen die het socio-economische weefsel onherroepelijk schade toebrengen. De beleidservaring en de traditionele verankering in het veld laat mijn partij toe die rol volledig op te nemen. Het maakt dat vakbonden en werkgevers ondanks de moeilijke context toch met elkaar aan tafel zitten en tot akkoorden komen. Het maakt dat landbouwers en natuurverenigingen moeten worden verzoend. Het zorgt ervoor dat de polarisering in het onderwijs en de welzijnssector uitblijft. Het raderwerk, collega’s, kraakt even onder de grote onderhoudsbeurt, maar de olie van de dialoog houdt het draaiende en laat toe versleten tandwielen te vervangen door nieuwe. Naast het beheer van de haar toevertrouwde beleidsdomeinen is dat, collega’s, de unieke bijdrage van CD&V aan deze regering.
Het neemt niet weg dat sommigen deze regering louter een bezuinigingsregering noemen. Helemaal juist is dat niet. Deze regering bezuinigt waar nodig, op een slimme manier. Geen bezuinigingen om de bezuinigingen maar omdat het onverantwoord zou zijn in de huidige context de financiën niet op een duurzame manier op orde te zetten. Het zou onverantwoord zijn om niet in te zetten op een overheid die slimmer en slagkrachtiger werkt, met minder middelen. Pas dan maken we werk van een overheid die haar project duurzaam vorm geeft en zich wapent tegen toekomstige economische dips.
Het spreekt voor zich dat niemand graag de broeksriem aanhaalt, ook de overheid niet. Door de dialoog aan te gaan met onze partners en op een volwassen manier het middenveld te betrekken bij de efficiëntieoefening die dit met zich meebrengt, grijpen we de kans op een gedragen reorganisatie, op de best mogelijke manier, hoe moeilijk dat ook is. We moeten voor ogen houden, collega’s, dat deze regering doet wat moet om perspectief te bieden. We doen dat, want het is enkel met een aangehouden begrotingsdiscipline dat we de toekomst veiligstellen voor onze kinderen en kleinkinderen en zorgen voor solidariteit tussen de generaties.
Te vaak verengen wij kritiek op het Vlaamse regeringsproject en het politieke speelveld tot de problemen van vandaag, terwijl echte solidariteit en een echt sociaal beleid langer moeten standhouden dan zelfs morgen of overmorgen. En daarom, daarom, is er de voorbije jaren onder impuls van CD&V een proces in gang gezet. In het eerste jaar van deze legislatuur bouwde deze regering daarop verder. We moeten nu de koelbloedigheid en moed hebben om dit tot het einde door te voeren. We moeten de kerntaken van de overheid helder aflijnen en onze financiering duurzaam resistent maken. De nieuwe Financieringswet geeft ons daarvoor de hefbomen. Het is nu aan ons om die ook maximaal te durven gebruiken.
Collega’s, dat we nog niet aan de zeven vette jaren toe zijn, weet ieder verstandig mens. Toch merk ik in het nooit-genoeg-verhaal van de oppositie dat ze er alles aan doet om die vaststelling te maskeren. Haar steeds groeiende wenslijstje bovenop wat er al is, en het bijhorende financieel plaatje, is niet meer dan een permanent pleidooi voor het onhoudbare status quo. En dat, collega’s, is voor ons geen optie.
Als de economische crisis iets heeft aangetoond, dan is het wel dat heel wat van onze instrumenten hun houdbaarheidsdatum overschreden hebben. Ze volstaan in de gegeven omstandigheden niet langer om Vlaanderen duurzaam te laten groeien. De transitie loopt en moet worden voortgezet. Onze financiën duurzaam op orde zetten, hoort daar absoluut bij. Maar niemand kan het licht van de zon ontkennen. Hoewel we graag hadden gezien dat het slim inzetten van de beschikbare middelen op zich volstond om het kader waarin we werken te moderniseren, stellen we vast dat het financieringsmodel van heel wat dienstverlening de realiteitstoets niet langer doorstond.
Financiering van hernieuwbare energie, zo goed als gratis basismobiliteit, steeds hogere noden aan wonen en zorg, internationale uitdagingen in onderwijs, strengere eisen voor mobiliteit en natuur: als we het dienstenaanbod willen behouden en tegelijk verder willen moderniseren, kunnen we niet anders dan een faire prijs vragen aan de Vlaming. Dus moeten we bij de Vlaming aankloppen, maar dan wel bij de Vlaming die over voldoende sterke schouders beschikt om dit te doorstaan. Niemand doet dat graag, maar er zit niets anders op. In de vaststelling dat lange tijd geen tariefaanpassingen plaatsvonden, en in de wetenschap dat ook de Vlaamse welvaart tussen 2008 en 2014 groeide met 3 procent is die vraag echter niet onbillijk. Op voorwaarde dat tegenover die extra inspanning natuurlijk ook kwaliteitsvolle dienstverlening staat.
Dat deze regering moeilijke keuzes moet maken, is zonneklaar. Maar haar daarom benoemen als een louter bezuinigings- of zelfs belastingregering is te herleiden tot pure dagjespolitiek. Het blijft me een raadsel waarom sommigen zich in de media maar ook in dit halfrond laten meeslepen in dit doorzichtige politieke spel. Ik kan alleen concluderen dat sommigen niet kunnen weerstaan aan kortstondig politiek gewin. Betreurenswaardig eigenlijk. Want wie niet vat dat politiek meer is dan een mediastrijd om het hart van de publieke opinie, wie niet vat dat politiek draait om het maken van vaak moeilijke keuzes in functie van het welzijn van de Vlaming en de welvaart van Vlaanderen op een duurzame manier, heeft de uitdagingen van vandaag de dag niet begrepen.
Daarom kiest deze regering ervoor om ook een hervormingsregering te zijn. Ze zet ingrijpende hervormingen op stapel. De overgang naar een duurzame en rechtvaardige fiscaliteit is met de door minister Crevits voorbereide, en intussen besliste kilometerheffing voor vrachtwagens ingezet. De overgang van belasting van het bezit van een voertuig naar de belasting op het gebruik ervan, heeft een aanvang genomen. Proefprojecten en internationale voorbeelden bewijzen het verkeerssturende potentieel. De volgende stap moet dan ook een gelijkaardig systeem zijn voor personenwagens. De omslag van dure basismobiliteit naar duurzame basisbereikbaarheid staat eveneens op stapel.
De heer Sintobin heeft het woord.
Het lijkt wel alsof iemand van de meerderheid de oppositie verwijt dat wij aan dagjespolitiek doen en dat wij bezig zijn met de waan van de dag, maar ik denk dat u de afgelopen weken op een andere planeet geleefd hebt, mijnheer Van den Heuvel. We hebben allemaal kunnen vaststellen, aan de hand van tweets van ministers en leden van de meerderheid, dat deze regering de afgelopen weken te herleiden was tot een soort kibbelkabinet. Vorige week hebben we het debat niet mogen voeren over de dossiers waarover de leden van de regering tegen elkaar ingingen. En dan komt u ons nu verwijten dat wij aan dagjespolitiek doen en bezig zijn met de waan van de dag? Ik zou voorstellen, mijnheer Van den Heuvel, dat u eerst even in eigen boezem kijkt.
‘’t Is goed in ‘t eigen hert te kijken’, mijnheer Van den Heuvel.
Dat moeten we inderdaad af en toe doen. Dat zal ik opvolgen, maar die andere toon, mijnheer Sintobin, is vandaag ook weer gebleken in dit debat. Is er daarnet een politiek betoog gehouden over het fundament van de begroting? Welke begroting willen we? Hoeveel willen we besparen? Hoeveel willen we investeren? Waar willen we besparen en waar willen we investeren? Daar is het tijdens de interventies van de oppositie daarnet niet over gegaan.
Waar ging het wel over? Een tekstexegese. Wat de heer Diependaele zes maanden geleden heeft gezegd, wat minister X of Y drie maanden geleden heeft gezegd: dat is tekstexegese. Dat is een zwaktebod van de oppositie. Een fundamenteel politiek debat over de keuzes die Vlaanderen maakt en waar Vlaanderen naartoe gaat, dat hoop ik straks te horen. En al mijn hoop is op de nieuwe fractieleider van sp.a gevestigd, om toch eens een beetje licht te zien in die tunnel.
Ik ga verder met mijn betoog. De omslag van de dure basismobiliteit naar duurzame basisbereikbaarheid zit eveneens in de pijplijn. Alvast CD&V heeft haar visie op de ontsluiting van heel Vlaanderen helder uitgewerkt.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, u hebt iets gezegd dat mij geweldig interesseert. We hebben de afgelopen weken en maanden in de commissie Mobiliteit tientallen uren aan hoorzittingen en discussies gehouden. Vorige week zat ik gespannen klaar voor de weken vooraf aangekondigde en door minister Weyts aangevraagde gedachtewisseling over de toekomst van het openbaar vervoer, over wat u nu inderdaad van plan bent met die basisbereikbaarheid.
Tot mijn grote verbazing begon die commissie met een regeling der werkzaamheden, waar een commissie doorgaans mee eindigt. En tot mijn nog grotere verbazing kon daar niet snel genoeg beslist worden om de gedachtewisseling met de minister af te voeren. Ik citeer een lid van de meerderheid, van wie ik de naam niet zal noemen: “Er zijn geen gedachten om van te wisselen.” Er is dus geen plan van deze regering met het openbaar vervoer.
Achteraan de zaal zat de heer Kesteloot met zijn medewerkers klaar om de minister bij te staan. Die is terug naar huis mogen gaan. Ik neem aan, minister en mijnheer Van den Heuvel, dat de kost van het tijdsverlies en de nodeloze verplaatsingen alvast wordt afgetrokken van de besparingsdoelstelling die u aan De Lijn hebt opgelegd.
Mijnheer Vandenbroucke, alle respect voor uw eerste bijdrage aan het begrotingsdebat, maar u kunt die eigenlijk schrappen, wat als alles goed gaat, is er gisterenavond nog een voorstel van resolutie ingediend. (Applaus)
Ik probeer opnieuw verder te gaan met mijn betoog. De onhoudbare tarifering voor heel wat diensten werd tegen het licht gehouden en omgevormd tot een financieringsverhaal dat het behoud van onze sociale dienstverlening blijvend garandeert, en dat gemoduleerd naar de draagkracht van onze Vlaamse gezinnen. Kinderen in de kinderopvang, hogeschool- en universiteitsstudenten, ongeacht hun sociaal-economische achtergrond, allemaal blijven ze verzekerd van een betaalbaar en kwalitatief aanbod.
De structurele financiering van de zorgverzekering moet uiteindelijk leiden tot een Vlaamse volksverzekering. Een eigen Vlaamse sociale bescherming is het uiteindelijke doel. Minister Vandeurzen vormde het toelagesysteem aan personen met een handicap om tot een persoonsvolgende financiering. De haalbaarheid van zorg op maat in eigen beheer bewezen in de praktijk omvormen van een bureaucratisch aanbods- tot een vraaggestuurd systeem.
Ik weet wel, beste collega’s van de N-VA, dat jullie het aan de partijdiscipline verplicht zijn om nogal laatdunkend te praten over de zesde staatshervorming. Ik merk dat dit jullie gelukkig niet verhindert om stiekem toch de immense kansen te zien die ze biedt en die deze regering toelaat om haar stempel meer dan ooit op Vlaanderen te drukken. (Applaus bij CD&V)
– Peter Van Rompuy, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Mijnheer Van den Heuvel, het is een beetje jammer dat u dit op deze manier doet. Van partijdiscipline gesproken: ik heb ooit gezien dat iemand naast mij een tekst heeft voorgelezen die ook op een of ander partijsecretariaat was geschreven en niet in zijn mond paste. Ik zou daar heel hard mee opletten.
Onze lijn over de zesde staatshervorming is altijd zeer duidelijk geweest. De bevoegdheden die overkomen, zijn een goede zaak, maar ze zijn niet homogeen. Het zijn er te weinig. Er moeten er meer komen.
Het punt dat ik daarnet heb gemaakt en dat niet ontkend kan worden, is de Financieringswet, de drie punten waarop wij betalen. Er zijn te weinig middelen overgeheveld met de bevoegdheden, we besparen nog een keer … U kent het veel beter dan ik. Dat blijft voor ons een probleem. Maar inderdaad, we hebben er ons toe verbonden – in het belang van Vlaanderen – om de federale stemming te respecteren en die loyaal uit te voeren. Ik vind het een beetje jammer dat u dit op deze manier naar boven brengt.
De heren Van den Heuvel en Diependaele bewijzen mijn punt van daarnet. Het gaat maar verder.
Fundamenteel veel belangrijker, mijnheer Diependaele, is dat u ermee moet stoppen. Stop ermee met continu te zeggen dat u de staatshervorming een slechte zaak vindt, maar dat u ze toch loyaal zult uitvoeren. U kunt dat niet meer verkopen. We zijn dat beu gehoord. Ofwel neemt u uw verantwoordelijkheid en meent u het als u zegt dat de staatshervorming slecht is. Zeggen dat u ze niet hebt ondertekend, vind ik maar flauw. U hebt uw verantwoordelijkheid genomen, zegt u, door in een Federale en een Vlaamse Regering te stappen wetende op voorhand dat u de staatshervorming zou moeten uitvoeren. Probeer niet telkens u te verdedigen door te zeggen dat u niet anders kunt dan ze loyaal uit te voeren, ook al hebt u ze niet ondertekend.
Voorzitter, ik wil de heer Van den Heuvel bijtreden. U hebt eigenlijk gelijk. Mijnheer Diependaele, daarnet bekroop mij af en toe een gevoel. Enerzijds zegt u dat het tekort het gevolg is van economische parameters die zijn veranderd. Deels klopt dat ook. De economische parameters werken natuurlijk ook op de Financieringswet. Het Rekenhof stelt zeer duidelijk dat zelfs met de oude Financieringswet de facto de Vlaamse overheid minder zou binnenhalen.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Het is niet meer dan normaal dat de nieuwe Financieringswet op dat vlak – door het Rekenhof zelf vastgesteld – nauwelijks een verschil maakt omdat de economie en de economische parameters ook daarin doorwerken. De heer Van den Heuvel heeft op dat punt gelijk.
Daarnet hebt u gezegd dat u nog geen alternatief hebt gehoord van de oppositie. We hebben er in december een neergelegd en ik heb er vandaag opnieuw een neergelegd.
We hebben ongelooflijk veel autonomie bijgekregen, onder andere op het fiscaal vlak. Tot nu toe heb ik nog geen enkel voorstel gezien – buiten misschien de schenkbelasting – hoe we ervoor zullen zorgen dat in Vlaanderen de belastingen wel degelijk zullen verschuiven. Ik ben benieuwd.
De facto is het zo: we hebben autonomie. Toen hebben andere mensen in het parlement gezegd om die te gebruiken. Ik verwacht van u een voorstel, want ik heb het niet gezien in de begrotingscontrole.
Mijnheer Sintobin, het Vlaams Belang zou, op een moment dat er federaal wordt beslist om de bevoegdheden over te hevelen, daarmee niets doen, eraf blijven en ze laten liggen waar ze liggen. Dat is inderdaad niet de keuze die we als de N-VA maken. We nemen onze verantwoordelijkheid en we willen die bevoegdheden uitoefenen in het belang van de Vlamingen.
Mijnheer Rzoska, u hebt daarjuist niet goed geluisterd. In mijn betoog heb ik zeer duidelijk aangegeven waar, met de zesde staatshervorming, vroeger al het probleem lag: we hebben 87,5 procent van de middelen overgekregen, 750 miljoen euro in 2015 en 1,5 miljard euro in 2016. De technische discussie hebben we gevoerd. Daar moeten we trouwens nog eens dieper op ingaan. Om die drie getallen kunt u niet heen. Gaat u nu ontkennen dat de zesde staatshervorming een extra bijdrage heeft gevraagd van de regio’s? Dat kunt u toch niet ontkennen.
Het besluit is dat we allemaal in het parlement de ambitie hebben om er mede – ik zal voorzichtig zijn – dankzij de zesde staatshervorming werk van te maken om onze autonomie volledig uit te putten en meer dan ooit als Vlaams Parlement en als Vlaamse Regering een stempel te drukken op de Vlaamse samenleving.
Zo hebben we dringend nood aan een woonbeleid dat de Vlaming maximaal uitzicht blijft bieden op een eigen huis, en tegelijk toelaat de steven te wenden naar meer duurzaam wonen, een woonbeleid ook dat resoluut verder inzet op de uitbreiding van het sociaal woonaanbod en alles in het werk stelt om de private huurmarkt te versterken. Vooral dat laatste is absoluut nodig.
We moeten werk maken van een kinderbijslagsysteem dat aansluit bij de echte opvoedingsnoden van gezinnen, en een extraatje biedt voor grote gezinnen en gezinnen die het moeilijk hebben.
En dan is er het activeringsbeleid, dat de middelen bundelt en eindelijk kan focussen op die doelgroepen die dat het meest nodig hebben, met 272 miljoen euro voor 55-plussers, 220 miljoen euro voor jongeren en 80 miljoen euro voor personen met een handicap, maar dat mits de nodige ambitie ook toelaat de loonlasten via RSZ-kortingen te verlagen om zo de kern uit te maken van een Vlaamse jobcreërende taxshift.
Wat op de plank ligt, is niet min. De kansen zijn er. We moeten de komende periode de stap verder durven te zetten en ze nog steviger grijpen. Dat deze regering maximaal inzet op duurzame financiën, is hiermee aangetoond, en dat ze een hervormingsregering is ook.
Maar er is nog een element: deze regering is een investeringsregering, ondanks de budgettaire beperkingen. Ze investeert in economie, ecologie, onderzoek en ontwikkeling. De Deurganckdoksluis is in een eindfase. De A11, Brabo 2 en de nieuwe sluis in Terneuzen krijgen vorm. De minister van Mobiliteit bouwt terecht verder aan de onder minister Crevits gestarte inhaaloperatie voor het onderhoud en de aanleg van fietspaden.
Er is de uiteindelijke realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en de manier, collega’s, waarop het nieuwe Mestactieplan (MAP) tot stand kwam. Minister Schauvliege brak moeilijke dossiers open en vond de weg om landbouw, milieu en ruimtelijke ordening in overleg met alle betrokkenen hand in hand te laten gaan. Ze focust niet op krantenkoppen, zij kiest voor resultaat. (Rumoer. Applaus)
Mijnheer Van den Heuvel, u daagt mij uit. Ik begrijp wel dat u MAP 5 van minister Schauvliege aanhaalt als voorbeeld van goed beleid. Maar ik dacht dat er ook nog een dossier was van de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) en de programmatorische aanpak stikstof (PAS). Daar is weinig vooruitgang geboekt. U hebt het over ‘hand in hand’, maar in dat dossier staat natuur in een rechte lijn tegenover de landbouw. Dat weet u ook. Het zijn wel de krantenkoppen. Kunt u zeggen wanneer IHD en PAS tot een goed einde worden gebracht, net zoals u beweert over MAP 5?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, u weet dat wij hard werken om de zoekzones te verkleinen en om heel wat rode en oranje bedrijven vrij te stellen en ervoor te zorgen dat zij een mooie toekomst hebben. We hebben dat beloofd tegen het einde van dit werkjaar en het begin van het zomerreces. Wij zullen die timing aanhouden.
Dat over die zoekzones werd al een paar keer gezegd in de commissie. Het gaat mij om de financiële afhandeling van de hele problematiek. U weet net zoals ik dat het budget waarin nu voorzien is ontoereikend zal zijn om alle bedrijven die eventueel met sluiting worden bedreigd te compenseren. Dat is mijn grootste zorg: niet alleen het verkleinen van de zoekzones en het verminderen van het aantal rode bedrijven, maar ook de financiële compensaties die daartegenover staan. Mijnheer Van den Heuvel en minister, u weet even goed dat die momenteel niet volstaan.
Er zijn in deze budgetcontrole ook geen nieuwe besparingen in Welzijn en Onderwijs. Meer nog: het nieuwe beleid, voorzien bij de begrotingsopmaak, blijft gevrijwaard. Er zijn geen eenmaligheden meer in de scholenbouw. Recurrent wordt er elk jaar in 50 miljoen euro voorzien. Er is ook 65 miljoen euro voor Welzijn en 20 miljoen euro voor Onderzoek en Ontwikkeling. Natuurlijk leg ik hierop de nadruk omdat dit CD&V-bevoegdheden zijn. Maar niet alleen daarom. De voltallige regering en, zo ben ik overtuigd, ook dit parlement, wil die broodnodige nieuwe scholen, wil die extra plaatsen in woonzorgcentra en wil een nieuwe kinderopvang en nieuwe voorzieningen voor personen met een beperking.
Deze regering voert ook moderne schenkingsrechten in, die groene investeringen belonen en de huurmarkt versterken. Het principe ‘de gebruiker betaalt’ krijgt steeds meer ingang in onze fiscaliteit. Dit is geen evidente operatie. Maar deze regering toont durf door de afvalheffing te verhogen, om zo de maatschappelijke kost van vervuiling op een billijke manier door te rekenen. De watertarifering is daarvan een schitterend voorbeeld. Voortaan betalen we evenredig naar gebruik, maar niet zonder te corrigeren om de draagkracht van gezinnen te vrijwaren. Over de kilometerheffing voor vrachtwagens hadden we het al. Binnen enkele maanden is dit een feit. En ook de belasting op inverkeerstelling zal verder vergroenen, in afwachting van een kilometerheffing voor personenwagens.
Deze regering voert op enkele jaren tijd verstandige groene vernieuwingen door, waaraan een groene minister zich destijds vijf jaar lang niet heeft gewaagd. Dit is, collega’s, geen blabla, dit is zowaar echte boemboem! (Opmerkingen)
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Mijnheer, Van den Heuvel, het spijt me dat ik uw feestje moet verstoren, maar ik geloof die fantastische groene verklaring die u nu aflegt niet. Laat ons gewoon eens kijken naar de voorliggende begrotingscontrole. Uit onze berekeningen blijkt dat met betrekking tot de projecten rond werking en betoelaging van biodiversiteit de middelen met 22 procent zijn verminderd. Dat zien we ook bij het integraal waterbeleid. Daar zijn de middelen met 30 procent verminderd. Ik moet eerlijk toegeven dat als ik minister Schauvliege meteen hoor antwoorden op de vraag van de heer Sintobin – en het siert hem dat hij altijd de boeren verdedigt – dat we de zoekgebieden gaan verkleinen en dat we ervoor gaan zorgen dat die boeren allemaal zullen kunnen voortwerken, dat ik dat begrijp vanuit een economisch belang. Maar wat minister Schauvliege eigenlijk zegt, is dat de natuur daarvan het slachtoffer zal zijn. Dan gaat het over de waterkwaliteit van onze beken en wateren, en uiteindelijk het grondwater, die we gebruiken om er drinkbaar water van te maken. Het gaat ook om de luchtkwaliteit, en om de leefkwaliteit van de mensen. Mijnheer Van den Heuvel, ik ben dus helemaal niet overtuigd dat deze regering groen verft, integendeel, zij verft donkerbruin.
Mevrouw Lieten, ik denk toch dat u een serieuze denkfout maakt. U zegt dat de zoekzones zullen worden verkleind en dat er afbreuk zal worden gedaan aan de doelstellingen die moeten gehaald worden. Niets is minder waard, natuurlijk. Niemand raakt aan de natuurdoelen. Wij zullen die doelen bereiken zonder dat de economische impact zo groot is dat er inderdaad heel veel bedrijven moeten sluiten.
Dat is niet wat we willen, we willen die doelen bereiken op een zo efficiënt mogelijke manier, waardoor we ook de economische activiteit in Vlaanderen kunnen laten voortgaan. We doen dus geen afbreuk aan de natuurdoelen.
U bent bijzonder selectief in wat u aanhaalt, mevrouw Lieten. Sommige budgetten zijn ook gestegen. Denk aan het beheer van onze natuurgebieden. Die budgetten zijn gestegen. Wij nemen dus onze verantwoordelijkheid. Het klopt dat we op het vlak van overhead – het gaat dan vaak over onszelf als overheid – een aantal kleine besparingen hebben moeten doen, maar we raken niet aan middelen die naar de natuur gaan.
Minister Schauvliege, ik ben niet overtuigd. Ook in de budgetten voor de instandhoudingsdoelstellingen bespaart u, terwijl dat net de gebieden zijn die we naar een hoger kwaliteitsniveau willen brengen. Ik wil het allemaal nog zien gebeuren, maar wat we tot nu toe te horen krijgen van uzelf en van de meerderheid over het MAP 5, stemt zeer zeker niet tot groen optimisme, en helemaal niet tot het groen kleuren, waar u net een poging toe deed.
Collega’s, ik eindig met de investeringen in mensen. Een nieuw doelgroepenbeleid dat mensen naar de arbeidsmarkt moet leiden, een banenpact met focus op werkbaar werk, met duaal leren en werkplekleren een krachtenbundeling tussen onderwijs en de arbeidsmarkt, met bijkomende middelen om kinderen die speciale aandacht nodig hebben, op te vangen op de best mogelijke plaats met de best mogelijke begeleiding, met de ontwikkeling van een eigen Vlaamse sociale bescherming, met een radicaal vernieuwende visie op zorg – de shift van instellingsvolgende naar persoonsvolgende financiering –: de opsomming is niet limitatief, maar ze toont perfect aan dat Vlaanderen beweegt. Slim besparen, hervormen, investeren. We laten ons niet vleugellam maken. De ambitie blijft.
CD&V wil dat de Vlaming erop vooruitgaat, ook in deze budgettair moeilijke context. Hij moet kunnen rekenen op werk, op goed onderwijs, op goede zorg, op een huis, ontspanning, en dat kost geld. In weerwil van zij die meer willen in onderwijs, meer in zorg, meer in mobiliteit, meer in cultuur, meer in whatever, en dan het liefst nog allemaal tegelijk, zeg ik: ik besef zeer goed dat het niet genoeg is. Dat zal het nooit zijn. Het werk is nooit af. Maar de gelegde prioriteiten zijn de juiste. En de ‘en-en-en’-mantra is voor de nuchtere Vlaming compleet ongeloofwaardig.
Dit jaar voorziet het Planbureau, zoals al eerder gezegd, in een groei van 1,2 procent. Voor 2016 schat het die in op 1,5 procent. Hopelijk wordt dit bewaarheid. Het zal ruimte creëren voor meer dan de reeds geplande investeringen. Maar laat dit niet meteen het signaal zijn om het ingezette hervormingsproces met minder overtuiging door te voeren.
We zijn een jaar ver in deze legislatuur. Er is een stevige basis gelegd, de inleiding tot het grotere verhaal is geschreven. Maar dat betekent vooral dat we er nog niet zijn, nog lang niet. Het beleid waarvan deze begroting de afspiegeling is, krijgt vorm en begint stilaan vruchten af te werpen. We knopen aan met een stijgende economische groei en zijn er ook sociaal structureel op vooruitgegaan. De ingeslagen weg, van begrotingsdiscipline over gerichte investeringen tot diepgaande hervormingen, is de enige die tot succes leidt op lange termijn: een weg die niet is bezaaid met geld, maar die mits de nodige inzet, creativiteit, durf, visie en samenwerking de omwenteling doorvoert die al onder de vorige regering werd ingezet. De hefbomen die de zesde staatshervorming ons heeft gegeven, bieden ongeziene kansen om beter te doen, ook al moet het dan met minder.
In dialoog met de zorgsector, het onderwijsveld, onze bedrijven, het sociaal-culturele middenveld kunnen we Vlaanderen klaarstomen voor de volgende generaties. Zij moeten een Vlaanderen erven dat economisch sterk staat, en internationaal de maatstaf is en blijft op sociaal vlak. Wanneer zij het stuur overnemen, moeten ze een overheid aantreffen die flexibel is, vertrouwen geeft en ondersteuning biedt aan de zwakkeren onder ons. Die iedereen kansen biedt en creativiteit in Vlaanderen stimuleert. Die zorg draagt voor wie het moeilijk heeft.
Dat, collega’s, is het perspectief waarmee CD&V het regeringsproject verantwoordt. En we zullen er alles aan doen om dat aan te houden, samen met zij die ijveren voor werkbaar werk, samen met zij die in moeilijke economische tijden werk aanbieden, samen met zij die willen investeren en samen met zij die durven te ondernemen, samen met zij die onze kinderen opleiden en samen met zij die onze ouderen verzorgen, samen met zij die gewoon jong zijn en samen met zij die zich belangeloos dag in, dag uit inzetten voor anderen. Samen met al diegenen van goede wil, willen wij verder werken aan een beter Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik wou u niet onderbreken. Ik heb echt wel zitten luisteren naar uw betoog. Ik vond het af en toe bevlogen en heel vaak aandoenlijk, vooral toen u bloemetjes wierp naar de CD&V-ministers.
Maar soms, collega, en ik weet niet of dat uw bedoeling was, werd het ook grappig. Het betoog was grappig in die zin dat het toch een beetje aan geloofwaardigheid ontbrak. Ik wil graag een aantal voorbeelden op het vlak van Welzijn aanhalen. U klopte zich op de borst dat we uiteindelijk naar een grote Vlaamse sociale bescherming willen gaan, dat is het doel. Ik denk dat met woorden heel veel mensen u daarin zullen volgen.
Ik raad toch ook iedereen in dit parlement en erbuiten aan om de verslagen van de commissie Welzijn eens op te zoeken, want daar vond een gedachtewisseling plaats over de Vlaamse sociale bescherming. De minister heeft er zijn conceptnota toegelicht. Groot was niet alleen onze verbazing, maar die van iedereen in de zaal, toen we moesten vaststellen dat vanuit de meerderheid, en met name bij monde van de heer Persyn diametraal werd ingegaan tegen een aantal basisuitgangspunten in de conceptnota. Dat was bijvoorbeeld het geval over de link tussen het inkomen en de hoogte van de bijdrage aan de Vlaamse sociale bescherming of over de rol van de ziekenfondsen in de Vlaamse sociale bescherming.
Mijnheer Van den Heuvel, het volgende moet me van het hart. U zegt dat het uiteindelijke doel een Vlaamse sociale bescherming is, maar het doel van deze minister en deze regering tijdens deze legislatuur, is te komen tot een decreet. De Vlaamse sociale bescherming zal deze legislatuur niet uitgebouwd, niet gerealiseerd worden. En als ik kijk naar de meningsverschillen die er zijn over de basiscriteria die ik net heb genoemd, dan wens ik u met zijn allen heel veel succes met de opmaak van dat decreet.
Ondertussen betaalt de Vlaming wel al het dubbele voor zijn zorgverzekering. Er komt niets bij inzake Vlaamse sociale bescherming, maar hij betaalt wel het dubbele.
U sprak over de persoonsvolgende financiering en de realisatie ervan, in de verleden tijd: “De heer Vandeurzen vormde een aanbodgestuurde zorg om tot een vraaggestuurde zorg.” U hebt het over de persoonsvolgende financiering in de praktijk, alsof die vandaag gerealiseerd is.
De waarheid is helemaal anders, collega’s. In besprekingen in de commissie Welzijn heeft diezelfde minister moeten toegeven dat in 2016 mensen met een handicap eenvoudigweg geen keuze zullen hebben voor bijvoorbeeld assistentie, omdat de VIPA-buffer (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) het schaarse uitbreidingsbudget van 16 miljoen euro gewoon zal opsouperen. Dat is de realiteit in welzijnsland Vlaanderen.
We hebben de minister maandenlang moeten achtervolgen om enige klaarheid te krijgen inzake het zogenaamde uitbreidingsbudget voor kinderopvang. Waar vandaag al ouders tot drie maal meer betalen voor hun kinderopvang, zal de minister pas laat in de tweede helft van 2015 een heel bescheiden inspanning doen inzake plaatsen. Het is een inspanning die niet in verhouding staat tot de noden die in Vlaanderen bestaan en die ons helemaal niet op het pad richting 2020 houdt, wat wel decretaal is bepaald.
Mijnheer Van den Heuvel, het was dus af en toe grappig, maar ik vrees dat heel veel mensen die op een wachtlijst staan, mensen die wachten op en zoeken naar kinderopvang, mensen die te maken hebben met schrijnende toestanden in de jeugdzorg – waar ik het zelfs nog niet over heb gehad – niet zullen kunnen lachen met uw betoog. Ze zullen u grootspraak verwijten.
Mijnheer Van Malderen, u verwijst naar een debat van twee weken geleden in de commissie Welzijn. De heer Persyn is verontschuldigd om persoonlijke redenen, maar laat het duidelijk zijn dat u spijkers op laag water zoekt. Er is geen onenigheid. We zijn het eens over de principes. Er zitten zelfs heel wat zaken in waar wij ons perfect in kunnen vinden zoals het tripartiteoverlegmodel, of het feit dat de financiering meer persoonsvolgend zal zijn. We kunnen ons daarin vinden. Met die conceptnota is de eerste stap gezet. We zullen zien hoe we dit verder kunnen uitbouwen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de begrotingscontrole is het voorwerp van het debat. De uitbreidingsmiddelen die in de begroting zijn ingeschreven voor Welzijn, zijn natuurlijk onverkort ingezet. Dat wil zeggen dat we op het einde van dit jaar inderdaad de extra uitgaven in de gehandicaptensector, in de sector van de kinderopvang en in de jeugdhulp ook zullen hebben gerealiseerd.
De conceptnota Vlaamse Sociale Bescherming – in de commissie hebben we het daar duidelijk over gehad – is een concept dat nu voor advies aan een aantal instanties wordt voorgelegd. Het concept zoals het is neergeschreven, is een bijna woordelijke herhaling van wat in de beleidsnota en in het regeerakkoord staat.
Ik ben het helemaal eens met fractieleider Van den Heuvel dat het concept uiteraard een zeer mobiliserend concept is. Het is een zeer ambitieus concept en het zal zeker niet helemaal in deze legislatuur in al zijn consequenties kunnen worden uitgevoerd, net omdat het zo’n belangrijk omvattend project is. Ik ben ervan overtuigd dat we, door het nu in de adviesprocedure te brengen, de basis leggen van een decreet dat in deze legislatuur zal moeten worden goedgekeurd en dat een aantal takken van die Vlaamse sociale bescherming zal moeten waarmaken.
Het decreet Persoonsvolgende Financiering is in werking. De eerste besluiten zijn gerealiseerd. Zoals afgesproken is en zoals de meerjarentabel is ingediend in het parlement en besproken, zullen we het decreet geleidelijk aan opstarten in 2016. Het grootste deel van het manoeuvre zal inderdaad pas gebeuren in 2017. Dat is geen nieuws want het is bij de opmaak van de begroting, bij de bespreking van de meerjarenraming voor de sector van personen met een handicap met zoveel woorden gezegd. Wat mij betreft, zitten wij op schema en zullen we het uitvoeren zoals het hier bij de beleidsnota is besproken.
Minister, het is niet omdat u herhaalt wat u bij de begrotingsopmaak en bij de regeringsverklaring hebt gezegd, dat het ook gewoon klopt. Bijvoorbeeld door de oproep voor kinderopvang ver in 2015 te realiseren, bespaart u in stilte 50 procent. Dat wordt dan wel aangekondigd als uitbreidingsbeleid voor 20 miljoen euro, maar als we nagaan wat er reëel op het terrein wordt gerealiseerd, is dat daar een fractie van. Wat erger is, is dat als je dit afzet tegenover de noden, het helemaal verbleekt. Dit parlement heeft een decreet goedgekeurd waarin we met z’n allen hebben afgesproken dat we tegen 2020 betaalbare, toegankelijke kinderopvang willen realiseren voor elk kind in Vlaanderen. Met het pad dat u hebt uitgetekend en met de vertraging die er is en die door u steevast wordt herhaald en bevestigd, halen we die doelstelling eenvoudigweg niet. Dat is een blamage voor deze regering en dat is een blamage voor u als minister.
Het wordt een beetje een voortdurende herhaling van hetzelfde.
Over de uitbreiding van de kinderopvang is bij de voorstelling en de bespreking van de begroting in de commissie heel duidelijk aangegeven dat een deel daarvan zou moeten gaan naar de eerste opstap in de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst van de zelfstandige sector en dat het uitbreidingsbeleid inderdaad zou worden verschoven naar het einde van het jaar omdat we met de opstap van de nieuwe tarieven een aantal effecten daarvan in de begroting 2015 zouden moeten kunnen beheersen. Ik heb dat toen gezegd en het is al zo vaak herhaald. Ik heb dat ook niet verborgen. Het is altijd transparant gecommuniceerd. Op het einde van 2015 zal effectief het recurrente bedrag dat voor de uitbreiding van de kinderopvang is ingeschreven in de begroting 2015, geëngageerd zijn. Ik heb het hier al vaak gezegd: het moet dienen voor de leefbaarheid van de sector, de toegankelijkheid, de capaciteit enzovoort.
Ik heb vorige week of de week voordien op vraag van mevrouw Van den Brandt aangegeven in welke delen van de kinderopvang dat uitbreidingsbeleid er zal komen. U zegt dat ik altijd hetzelfde zeg, maar ik kan toch niet anders dan vertellen wat de toestand is en bevestigen dat wat ik heb gezegd tijdens de begrotingsbespreking effectief zo zal worden uitgevoerd.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Er moet we iets van het hart. Alles wat de oppositie hier voorstelt en waar we tijdens de commissievergaderingen over hebben gediscussieerd, is dat het tekort niet groot genoeg is. We moesten dieper gaan en een groter tekort hebben. Wie echter het DNA kent van de Vlaamse begroting, weet dat vandaag niet besparen minder beleidsruimte betekent aan het eind van de legislatuur. Wij hebben het evenwicht gezocht tussen niet kapot besparen – 2 miljard euro besparen in 1 jaar tijd is 5 procent van de Vlaamse begroting – en extra budgettaire ruimte voor de noden in onderzoek en ontwikkeling, in welzijn en in onderwijs. Het is toch een beetje kafkaiaans en niet echt consequent om enerzijds te pleiten voor een groter tekort en anderzijds te klagen dat er geen geld zal zijn voor nieuw beleid.
Deze begroting en de manier waarop wij daarmee omgaan, stelt net veilig dat er nieuwe budgettaire ruimte komt aan het eind van de legislatuur voor Onderwijs, Welzijn en Onderzoek en Ontwikkeling. Dat is de lijn waar wij voor hebben gekozen.
U moet proberen consequent te zijn in uw discours. Ofwel pleit u voor een kleiner tekort en meer nieuwe ruimte voor die beleidsdomeinen, ofwel houdt u op met zeggen dat het tekort groter moet zijn en dat er meer geld moet zijn voor die beleidsdomeinen. Die twee gaan niet samen. Stop dus met dat discours.
De heer Beenders heeft het woord.
Dit is een heel ander onderwerp dan in de vorige discussie. Ik heb in de uiteenzetting van de heer Van den Heuvel gehoord dat minister Schauvliege nogal wat pluimen heeft gekregen, onder meer omdat de waterfactuur zo goed was geregeld en omdat die factuur niet zou stijgen. Blijkbaar heb ik andere documenten gekregen. Mijnheer Van den Heuvel, ik zou u de juiste documenten willen vragen waaruit blijkt dat die factuur niet stijgt. In uw documenten staat heel duidelijk dat laaggebruikers, gepensioneerden, alleenstaanden, koppels zonder kinderen meer zullen betalen. Ik vraag dan ook de juiste documenten zodat ik daarmee verder kan voor de gedachtewisseling in september.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik heb uw triomfantelijke speech niet willen onderbreken omdat ik wilde luisteren tot het einde. Het verbaast mee heel erg dat u het niet hebt gehad over de lokale besturen. Voor een partij als CD&V vind ik dat zeer eigenaardig. U hebt heel veel onderwerpen aangeraakt, maar over de lokale besturen hebt u niets gezegd. Daarbij wil ik twee opmerkingen maken.
Ten eerste is vorige week een Belfius-rapport bekendgemaakt waaruit blijkt dat de lokale besturen 6 miljard euro investeren. Dat is 6 procent minder dan vorig jaar. Dat gaat ten koste van wegen, scholen en stedenbouw. Er is 6 procent minder geïnvesteerd en we zijn nog maar een jaar verder.
Ten tweede zijn een aantal gemeenten structureel onbestuurbaar zijn. We hebben het daar een aantal weken geleden nog over gehad. Uw coalitiepartners Open Vld en de N-VA zijn het erover eens om die gemeenten te helpen, om ze de mogelijkheid te geven om gebruik te maken van een gemotiveerde motie van wantrouwen. CD&V was het daar niet meer eens, het voorstel is aan de regering voorgelegd maar is uitgesteld. Mijnheer Van den Heuvel, hoe zit het nu met de houding van CD&V daartegenover? Blijft u erbij dat u bij moeilijkheden nieuwe verkiezingen wilt, of bent u het eens met uw coalitiepartners en steunt u het instrument van een gemotiveerde motie van wantrouwen?
Mijnheer Beenders, ik ben heel duidelijk geweest. De hervorming van de watertarifering is voor ons volledig oké. De gratis kubieke meter wordt afgeschaft. Voor ons is het duidelijk dat gratis niet bestaat. Dat weten we intussen allemaal.
Wat de aanpassingen betreft, zijn er drie grote principes die voor ons heel belangrijk zijn. Die principes zijn volledig nageleefd. Is er een gezinscorrectie? Ja. Is er een correctie naar mensen die het moeilijk hebben? Ja. Is het een ecofiscaal juiste maatregel door de grootverbruikers iets extra’s te vragen en de kleinverbruikers aan te moedigen? Ja, ook die correctie zit erin. De aanpassing van de watertarifering is voor ons volledig oké. Ze beantwoordt aan drie grote principes waar wij volledig achter staan.
Mevrouw Pira, het is natuurlijk zo dat we in een debat zijn over de begrotingsopmaak. Wat de lokale besturen betreft, heeft minister Homans de voorbije weken in stilte heel hard gewerkt om een aantal bakens te verzetten. Ik ben ervan overtuigd dat we daarover de volgende maanden verder nieuws zullen krijgen en dat we tijdens het debat in het najaar met een duidelijke vooruitgang kunnen komen. Voor alle duidelijkheid: mijn partij blijft zich ook in die zaken constructief opstellen. Er moeten een aantal zaken heel duidelijk worden uitgepraat. U zegt dat de lokale besturen het moeilijk hebben. Natuurlijk is dat zo. Iedereen heeft het moeilijk, elk beleidsniveau heeft het moeilijk. Maar ik denk dat sterke lokale besturen in eerste instantie zelf een uitweg moeten zoeken, hun autonomie zelf moeten uitputten om de juiste oplossing en het juiste evenwicht tussen inkomsten en uitgaven te vinden en de juiste klemtonen te leggen naar investeringen toe.
Mevrouw, ik ken heel wat gemeenten en steden. De burgemeester van Mechelen staat hier vooraan. Ook wij proberen dat in onze gemeente te doen. Wij blijven investeren in onze steden en gemeenten. (Applaus bij N-VA en CD&V)
Mijnheer Van den Heuvel, uw principes rond de waterfactuur zijn duidelijk. Maar u vergeet wel één belangrijk principe. De mensen die de afgelopen jaren duurzaam zijn omgesprongen met het water bij hen thuis, regenwaterputten hebben geplaatst en hebben beseft dat water geen goed is dat je kunt verspillen, die hun factuur de afgelopen jaren hebben zien dalen omdat ze duurzaam zijn omgesprongen met water, zullen nu door uw beslissing hun factuur zien stijgen. Misschien kunt u dat mee vernoemen wanneer u de principes verdedigt waarom u deze hervorming steunt.
Collega, wat u zegt, wil ik ten stelligste ontkennen. Het tarief dat wij invoeren, is echt progressief. Wie minder water verbruikt, zal absoluut niet meer betalen. Het is zo dat het progressief tarief inderdaad duurder zal uitvallen voor wie echt heel veel water verbruikt en niet op een duurzame manier omgaat met dat water.
Voorzitter, het is de laatste opmerking in de pingpong. Minister, het zijn wel uw cijfers. Volgens uw cijfers zal een koppel zonder kinderen – zo noemt u het, maar je kunt ook zeggen dat het gaat over alleenstaanden, gepensioneerden of mensen die duurzaam omspringen met water – bij een laag verbruik, net omdat ze weinig verbruiken, minstens 5 euro meer betalen. U moet dus niet zeggen dat ze minder betalen, want ze betalen meer. Het zijn uw cijfers en uw tabellen. Het is uw communicatie. Die groep vergeet u in de hervorming van uw waterfactuur. Dat is spijtig.
De heer Somers heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren van de Vlaamse Regering, beste collega’s, u zult mijn betoog, na twee eloquente collega-sprekers van de meerderheid, ervaren als een goede synthese van wat de voorgaande sprekers hebben gezegd, maar het bovendien ook zien als een bewijs van een grote coherentie in de meerderheid, een klein ritueel akkefietje over het belang van de zesde staatshervorming buiten beschouwing gelaten. (Gelach. Applaus)
Collega’s, net zoals de heer Van den Heuvel heeft gedaan, neem ik u even mee terug in de tijd, ongeveer een jaar geleden, bij de start van de nieuwe regering. De uitdagingen waarvoor de nieuwe ploeg stond, waren toen groot, niet het minst op het budgettaire vlak. Zonder ingrepen stevende Vlaanderen af op een tekort van meer dan 1,1 miljard euro, deels wegens het verscherpte toezicht van Europa, deels, mijnheer Diependaele, door de zesde staatshervorming, die Vlaanderen nieuwe bevoegdheden, maar ook nieuwe en meer financiële verantwoordelijkheden gaf, maar vooral door de moeilijke economische conjunctuur.
In tegenstelling tot wat sommigen toen hebben voorgesteld, namelijk zwaar in het rood gaan en schulden opbouwen, heeft de Vlaamse Regering toen voor de enige verstandige aanpak gekozen. De Vlaamse Regering heeft de begroting met een inspanning van maar liefst 1,15 miljard euro gezond gehouden. Dat is de grootste budgettaire operatie die een Vlaamse Regering ooit heeft moeten leveren.
De besparingen zijn grotendeels doorgevoerd met betrekking tot de werking van de overheid. Daardoor zijn de investeringen gevrijwaard. Dit jaar zal de Vlaamse Regering immers 4,2 miljard euro investeren. In economisch moeilijke tijden is dit een meer dan behoorlijk bedrag.
Tijdens de begrotingscontrole stonden we, spijtig genoeg, opnieuw voor een grote inspanning. De veruit belangrijkste oorzaak was de verslechterde economische situatie. Volgens het Rekenhof gaat het om de grootste verslechtering op zes maanden tijd die ooit is opgetekend. Er dreigde opnieuw een tekort van 600 miljoen euro. Door de zesde staatshervorming is onze begroting immers ook conjunctuurgevoeliger geworden. Vlaanderen heeft nu meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Dat maakt de zaak een stuk complexer.
Met een mix van structurele besparingen en hervormingen, maar ook met een aantal slimme belastingverlagingen heeft de Vlaamse Regering het tekort tot net geen 550 miljoen euro en het kastekort tot ongeveer 128 miljoen euro weten te beperken. Er is noodgedwongen een tekort. Een besparing met 2 miljard euro op een jaar tijd zou, in alle eerlijkheid, van het goede te veel zijn geweest. Dat zou 5 procent van het totale Vlaamse budget zijn.
Ik hoor af en toe kritiek op de oppositiebanken. Ik heb nog nooit gehoord hoe de leden van de oppositie die hiervoor pleiten, dan wel meer zouden besparen. Indien we nog meer zouden doen, zouden we niet meer in het vet, maar in de spieren snijden. Op langere termijn zou dat contraproductief zijn.
Voor Open Vld is dit kleine tekort aanvaardbaar, in de eerste plaats omdat het een conjunctureel en geen structureel tekort betreft. Het Rekenhof heeft dat bevestigd. De Vlaamse Regering saneert structureel en schuift de inspanningen niet door. Met dit tekort doet Vlaanderen het ook beter dan de Hoge Raad van Financiën vraagt. Bovendien heeft de Vlaamse Regering de vaste wil om in 2017 opnieuw een evenwicht te bereiken. Dat is een jaar vroeger dan de Hoge Raad van Financiën bepleit.
Het gevolg van deze versterkte aanpak is dat de komende jaren bijkomende beleidsruimte zal ontstaan. Het nieuw traject van de Vlaamse Regering betekent immers dat er meer middelen zullen zijn om de maatschappelijke noden en uitdagingen aan te pakken.
Er is nog een tweede belangrijke reden waarom Open Vld deze begrotingsaanpak kan goedkeuren. Ondanks de loodzware opdracht waar de Vlaamse Regering voor stond, is niet gekozen voor de gemakkelijke en al te vaak bewandelde weg van de nieuwe belastingen. Dat hebben we in het verleden te vaak gezien. De Vlaamse Regering heeft een andere weg gekozen. We besparen structureel en we hervormen, vooral dan met betrekking tot de werking van de overheid zelf. Zelfs in deze moeilijke context worden onrechtvaardige belastingen verlaagd waar dat mogelijk is. Ik denk in dit verband aan de terugschroeving van de verdubbeling van de miserietaks en aan de verlaging van de schenkingsrechten die met deze begrotingscontrole worden doorgevoerd.
We hebben in het verleden al bewezen dat de overheid dankzij een verlaging van de belastingen meer inkomsten ontvangt. Ik verwijs naar de verlaging van de registratierechten. Onder impuls van Open Vld zijn de tarieven verlaagd. Hierdoor betalen de kopers van een woning niet enkel minder belastingen, maar krijgt de Vlaamse Regering ook meer inkomsten.
De Vlaamse Regering, opnieuw onder impuls van Open Vld, kiest met minister Turtelboom voor een slimme aanpak. De verlaging van de schenkingsrechten op onroerende goederen is goed nieuws voor iedereen die zijn woning of grond wil schenken. Schenkingsrechten van 65 procent of zelfs 80 procent zijn immers geen belastingtarieven meer. Dat zijn de facto onteigeningen. Hier maken we komaf mee. Dat is in de eerste plaats goed nieuws voor de mensen, zoals de tante die een bescheiden woning aan haar nichtje wil schenken. Het is ook goed nieuws voor de schatkist. De verlaging van de schenkingsrechten zal voor bijna 60 miljoen euro aan bijkomende ontvangsten zorgen. De eerste berichten van het notariaat bevestigen dat dit een realistische inschatting is.
Enkele decennia geleden heeft de econoom Laffer ons al met zijn beroemde Laffercurve duidelijk gemaakt dat te hoge belastingtarieven tot minder belastinginkomsten leiden.Ik weet dat sommige socialisten daar lastig van worden, maar we hebben dat gedaan, in een regering waar ze mee in zaten. We hebben dat aangetoond, en we zijn dat nu opnieuw aan het aantonen: onrechtvaardig hoge belastingen leiden tot minder inkomsten. Daarom is de weg die wij bepleiten, namelijk onrechtvaardig hoge belastingen verminderen in een win-winoperatie, waarbij zowel de burger als de schatkist wint, de juiste weg. We moedigen dus de regering aan om verder te gaan op dit pad. In een land dat zowat wereldkampioen is inzake belastingen, zijn er immers nog heel veel Laffermogelijkheden.
Trouwens, door de zesde staatshervorming – mijn excuses aan de heer Diependaele – beschikt Vlaanderen over veel meer fiscale instrumenten, waardoor het eigenlijk wordt geroepen om voor de eerste keer in zijn geschiedenis een eigen fiscaal beleid te ontwikkelen, een beleid dat niet meer, zoals in het verleden, alleen naar de uitgavenzijde van een begroting kijkt, maar ook naar de inkomsten en hoe men die inkomsten verwerft. We willen de regering dus vragen en aanmoedigen op dit pad verder te gaan. We zijn dan ook blij dat er een vereenvoudiging van de registratierechten op stapel staat, dat er een modernisering van de erfbelasting op komst is, en er zijn waarschijnlijk nog tal van mogelijkheden die ter zake kunnen worden aangewend.
De regering houdt koers en kiest volgens ons voor de enige juiste aanpak, een aanpak die vertrouwen geeft en zorgt voor beterschap. Collega’s, die beterschap is op komst. Dat blijkt uit alle recente economische voorspellingen en statistieken. Hiermee komen we eigenlijk tot de essentie van een begrotingsbeleid. Een begrotingsbeleid gaat niet alleen over cijfertjes. Een begrotingsbeleid gaat zeker niet over tekstexegese. Een begrotingsbeleid gaat over de vraag hoe de overheid de welvaart kan versterken, de economische groei kan stimuleren, ervoor kan zorgen dat er meer kansen komen voor mensen, dat er meer jobs komen, dat er meer zuurstof komt in onze economie. Als dat de essentie is van een begrotingsbeleid, dan is de Vlaamse Regering, samen met de Federale Regering, op het juiste pad. De groei stijgt, volgens alle internationale instellingen. Het aantal faillissementen is de voorbije zes maanden gedaald. Het concurrentievermogen van onze overheid is versterkt. Er worden 60.000 nieuwe banen gecreëerd. De werkloosheidsgraad zal in 2020 11,1 procent lager zijn dan ooit sinds 1991. Het beschikbare inkomen van de mensen stijgt met 1,4 procent, zelfs in moeilijke economische tijden. Dat zijn de essentiële cijfers, daarover gaat het voor een regering en dat is het pad dat we verder moeten bewandelen.
Mijnheer Bertels, ik ben dan ook blij dat u daarnet vanop de oppositiebanken in een klein zinnetje, een tussenzinnetje, eigenlijk de grootste lofbetuiging hebt gegeven voor deze regering en het begrotingsbeleid. U hebt gezegd te erkennen dat het economisch beter gaat, dat de vooruitzichten verbeterd zijn. Wel, mijnheer Bertels, dat is de essentie van een begrotingsbeleid. De essentie van een begrotingsbeleid is jobs creëren, economische groei creëren, welvaart creëren, ervoor zorgen dat de mensen een hoger beschikbaar inkomen hebben, dat we er met zijn allen op vooruit gaan. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Somers, als u niet alleen verantwoordelijk bent voor de verslechtering van de economische parameters, dan bent u ook niet alleen verantwoordelijk voor de verbetering ervan. Ik heb daarstraks al gezegd dat jullie maatregelen eerst het consumentenvertrouwen hebben doen dalen. Ook weet u evengoed dat we niet meer bij de betere leerlingen van de eurozone zijn: terwijl we vroeger tot de bovenste helft behoorden en onze economische groei hoger lag dan het gemiddelde van de eurozone, zitten we nu met een economische groei die lager is dan het gemiddelde.
Mijnheer Bertels, mijn partij, mijn fractie heeft nooit verkondigd dat deze regering geen verantwoordelijkheid heeft als het gaat over het aanpakken van de economische groei en de economische parameters. We hebben ook nooit beweerd dat we dat alleen kunnen doen. Dat is een samenspel in een internationale context. We zijn nooit in dat populisme vervallen. Ik verval nu ook niet in het populisme van de bewering dat alle economische parameters die verbeteren, alleen aan het regeringswerk te danken zijn. We zitten in een internationale context. Ze zijn echter wel een voor een aan het verbeteren, en dat is het hoopvolle nieuws dat we aan de burgers en de bedrijven kunnen geven: dat er groeivooruitzichten zijn, dat er jobs zijn, dat er in de toekomst een stijging zal zijn van het beschikbaar inkomen en, nog belangrijker voor de begroting, dat we in de toekomst over meer inkomsten zullen kunnen beschikken in Vlaanderen om de dingen te doen die we moeten doen.
Mijnheer Somers, we hebben het debat ook gehad naar aanleiding van de toelichting van de Europese Commissie. Wij kijken niet alleen naar economische cijfers, er is ook een sociaal scorebord. Daar scoort u niet beter op, dat weet u even goed als ik. U was niet in die commissievergadering, denk ik.
Mijnheer Bertels, met alle respect, maar dat is misschien het grote verschil tussen een socialist en een liberaal. Ons sociaal beleid bestaat er op de allereerste plaats in om mensen zelfredzaam te maken door ervoor te zorgen dat ze een job hebben, dat ze op eigen benen kunnen staan, dat ze een eigen inkomen kunnen verwerven. Wat wij moeten proberen te doen als samenleving, is niet alleen herverdelen maar ook groei creëren. Want met meer jobs zullen mensen meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt en zal er een vanzelfsprekende vooruitgang zijn in die gezinnen op het vlak van welvaart en welzijn. Dat is voor ons de essentie van een sociaal beleid: zorgen dat er meer jobs zijn, dat er meer mensen aan de slag kunnen, dat meer mensen op eigen benen kunnen staan en meer mensen zelfredzaam kunnen zijn. Het beleid dat wij in Vlaanderen voeren, samen met het federaal beleid, ondersteunt een dergelijk groeibeleid in Vlaanderen en in België.
Collega’s, daarnet was collega Van den Heuvel op zoek naar de capaciteiten van minister Turtelboom op het gebied van Madame Blanche. Ik denk dat we Madame Blanche, of Monsieur Blanc, gevonden hebben. Hij staat op dit ogenblik vooraan, want de collega kan perfect voorspellen wat de tewerkstellingsgraad zal zijn in 2020, daar waar we vandaag van uur tot uur moeten kijken wat de situatie binnen de Europese muntunie is. Collega, u kunt dat in elk geval perfect voorspellen. Maar dan hebt u wellicht ook kunnen voorspellen wat het rapport van de Nationale Bank is. De Nationale Bank zegt dat inderdaad een aantal cijfers in de goede richting evolueren, ondanks het beleid van de regeringen in dit land, ondanks de afrem van de groei die er bestaat vanuit het regeringsbeleid. Als het de goede richting uitgaat, collega, dan is dat ‘ondanks’.
Het punt dat ik wil maken, heeft eerder betrekking op uw geloofsbelijdenis ten aanzien van de heer Laffer. Ik weet niet tot wat u dat maakt, tot een ‘Lafferdist’ of tot een ‘Lafferdiaan’, maar in elk geval is de vrijheid van religie mij heilig. U mag dat geloof hier belijden. Ik stel echter vast dat er wel wat twijfelaars zijn. Ik reken mezelf daarbij, maar blijkbaar ook de heer Diependaele. Ik heb heel goed naar de uiteenzetting van de heer Diependaele geluisterd. Tot twee maal toe heeft collega Diependaele minister Turtelboom aangemaand om bijzonder voorzichtig om te springen met de cijfers. Bij de bespreking van de hervorming van de schenkingsrechten, een eerste bespreking in de commissie Financiën, heeft collega Diependaele op dezelfde manier geïntervenieerd, zeggende dat we ons niet rijk mogen rekenen. Het spreekt voor zich dat je dit jaar een hoger aantal schenkingen zult hebben, dat is het punt niet. Alleen al door de aankondiging hebben mensen heel bewust gewacht met een schenking te doen. Men wacht op een nieuw systeem, en vervolgens zie je een stijging van het aantal dossiers en dus van de inkomsten op dat punt.
Wij hebben het omgekeerde effect gezien met de woonbonus, waar we een heel hoog aantal dossiers eind 2014 hadden, dat we nadien zagen zakken in 2015. Dat is het punt niet. Het punt waar collega Diependaele en ik elkaar vinden, is in de schrik dat waar je een hogere inkomst ziet op het gebied van schenkingsrechten, je nadien een minderinkomst ziet op gebied van successierechten. Dat houdt het risico in op een vestzak-broekzakoperatie. We zullen dat zeer goed opvolgen. Ik sta daar helemaal niet alleen in, want ik stel vast dat binnen uw meerderheid collega Diependaele eigenlijk hetzelfde zegt.
Dat een minister van Financiën voorzichtig moet zijn, is een open deur instampen. Ik denk dat wij een heel voorzichtige en heel beredeneerde minister hebben. Als de heer Diependaele namens zijn fractie zegt dat we die cijfers goed moeten opvolgen, dan kan ik hem alleen maar bijtreden. Wij gaan die ook goed opvolgen en we zijn ervan overtuigd dat de minister en haar kabinet die ook goed opvolgen. Trouwens niet alleen die cijfers, we moeten met zijn allen alle cijfers goed opvolgen.
De geschiedenis heeft haar rechten. In een vorige Vlaamse Regering waar uw partij in vertegenwoordigd was, heeft men exact hetzelfde gedaan met de registratierechten. Uw partij heeft dat toen aanvaard. We hebben die veel te hoge registratierechten verlaagd. Toen liepen er ook Van Malderens rond hoor, binnen en buiten de socialistische partij, die waarschuwden, die vreesden, die dat niet wensten te geloven. Natuurlijk, voor een socialist is het idee dat een belasting wel eens te hoog zou kunnen zijn, een moeilijk concept. Voor een liberaal ligt dat meer in de lijn van zijn politieke overtuiging. Wij begrijpen misschien beter dat een belasting op een bepaald moment te hoog kan zijn waardoor mensen ontwijkingsgedrag gaan vertonen of niet langer bereid zijn om in dat segment te werken. Het gaat over dat soort belastingen.
We zaten met een belasting van 80 procent! Dat is een onteigening! Als een tante aan haar nichtje een woning moest geven, werd ze de facto onteigend. Wat er nu gaat gebeuren, en dat bewijst het notariaat vandaag al, is dat door het substantieel verlagen van die tarieven veel meer mensen bereid zullen zijn om die leegstaande woningen die ze niet meer gebruiken, op de markt te brengen of te schenken waardoor die bewoond kunnen worden. Dat is ook een ondersteuning van het woonbeleid. Jonge mensen zullen waarschijnlijk meer kansen krijgen. Er zal meer rotatie komen van het onroerend goed. Er zal algemeen een grotere opbrengst zijn voor de belastingen. Dezelfde argumenten die u hier aanhaalt tegen deze belasting, werden enkele jaren geleden aangehaald tegen de registratiebelasting.
Volgens u gedraag ik me hier als een soort mannelijke versie van Madame Blanche. Dat is wel raar. Dat is de omgekeerde argumentatie van daarstraks. Net nog kreeg minister Turtelboom het verwijt dat ze onvoldoende in haar glazen bol had gekeken! Ik citeer, met alle respect, niet mijn cijfers, ik citeer heel rustig alle cijfers van alle mogelijke internationale instellingen!
Er is een nieuwe deskundige daarnet toegetreden tot het lijstje, en die zit vanachter op uw banken, in uw fractie, en dat is deskundige Bertels! Hij heeft ten aanzien van de vorige spreker gezegd: ik erken dat het economisch beter gaat, ik geef dat toe! (Applaus bij de meerderheid)
De heer Bertels heeft dat toegegeven, dat is de Kempense eerlijkheid. Hij bevestigt daarmee de tendens die iedereen ziet. Evident is dat kwetsbaar! Evident heeft hier niemand een glazen bol. Evident hangt er een donkere wolk boven Europa en boven Griekenland. Maar op basis van de indicatoren die we nu hebben, zien we alleen maar opwaartse cijfers.
Ik ga er nog twee bij halen. Wat de heer Van Malderen denkt, is op zich waardevol, evident. Maar wat de mensen denken is nog veel belangrijker. En dat vinden we in het ondernemers- en consumentenvertrouwen.
Het ondernemersvertrouwen gaat al vier maanden op rij vooruit. Het consumentenvertrouwen heeft in mei een ongelooflijke sprong gemaakt, en is in juni nog verder vooruitgegaan. Dat is het vertrouwen van de mensen in de regering en de economie en in de toekomst. Er is een fundamentele omslag gebeurd tegen pakweg een jaar geleden. Toen zaten we in een depressie, in een pessimistisch klimaat. Vandaag is er weer optimisme in de samenleving. Misschien is dat wel de belangrijkste verdienste van deze en van de Federale Regering. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Van Malderen, het is aandoenlijk hoe u daar een wig tussen ons probeert te drijven. Ik kan u verzekeren dat dit moeilijker is in de meerderheid dan tussen u en de heer Bertels. Ik heb er inderdaad op gewezen, zowel hier als in de commissie Financiën, dat een correcte inschatting van die cijfers van belang is. Absoluut. Daar blijven we bij.
Ik sluit me aan bij de heer Somers, dit is een bezorgdheid van iedereen. Eerst en vooral, ik geloof wel degelijk dat de verlaging van die schenkingsrechten kan en zal leiden tot een verhoging van het aantal schenkingen. Dat zal absoluut het geval zijn. Ten tweede ben ik ervan overtuigd dat daardoor een verhoogde mobiliteit zal ontstaan op de markt van onroerende goederen. Er zal meer overgang zijn, meer verkoop, meer schenkingen.
Mijn punt was: hoe schatten we dat correct in voor de begroting? Dat is iets anders, mijnheer Van Malderen, dat is een bezorgdheid die we delen. Er is geen verschil. De heer Somers heeft het ook nog eens bevestigd. Ik begrijp niet waar u naar wilt verwijzen. Dat hoeft trouwens ook geen voorafname te zijn op de successierechten, door die verhoogde mobiliteit. U zoekt een wig die er helemaal niet is.
Van depressie naar manie is voor sommigen een heel kleine stap. Daar is ook een naam voor. Als u vandaag het consumentenvertrouwen gelijkstelt met het vertrouwen in de regering, neigt u toch een beetje naar die manie. Als u ons aanwrijft dat socialisten argwanend zijn, stel ik vast dat het Rekenhof blijkbaar vol socialisten zit, want zij zeggen exact hetzelfde. (Gelach)
Dat zou pleiten voor de kwaliteit van het Rekenhof, maar ik weet dat dat uiteraard niet zo is. Collega, wij zijn voor eerlijke belastingen. Over de hoogte ervan kun je discussiëren, maar een redenering moet eerlijk zijn. Het systeem moet eerlijk zijn.
Ik ga ervan uit, collega, dat u straks met uw voltallige fractie – toch minstens uw fractie – ons decreetsvoorstel om de miserietaks ook voor samenwonenden te verlagen, zult steunen. Want dat is nu eens een concreet voorstel, waarbij wij vastgesteld hebben dat uw regering een foutje gemaakt heeft. Wij hebben daar een onrechtvaardigheid gezien die we willen rechtzetten. Onder het motto ‘alle beetjes helpen’ zult u dat ongetwijfeld steunen.
Collega Diependaele, eigenlijk delen we dezelfde bekommernis. Uiteraard kun je ervan uitgaan dat verlaagde schenkingsrechten tot meer schenkingen zullen leiden. Het punt blijft dat je nadien wellicht een gat zult zien in de successierechten, wat het solide karakter van de begroting zal aantasten. Dat is het punt dat wij willen maken, naast het feit dat die herschikking van de verdelingsrechten geen voorbeeld is van een eerlijke fiscaliteit, omdat ze degenen die al veel hebben, extra gaat bevoordelen en omdat bijvoorbeeld het sturende karakter van de ecostimulans eigenlijk onvoldoende sturend is.
U probeert dan op uw beurt een wig te drijven tussen mij en de heer Bertels, maar wij zeggen exact hetzelfde. Als er cijfers zijn die de goede richting uitgaan, is dat ondanks het regeringsbeleid. Wij zijn effectief van bij de betere leerlingen naar achteraan in de Europese klas verzeild geraakt.
Een wig proberen te drijven tussen de schenkingsrechten en de economische groei, dat is goed geprobeerd, mijnheer Somers, maar het is intellectueel niet correct. Dat weet u zelf ook.
Ik ben even aan het twijfelen. Ik ben normaliter een positief ingesteld iemand, dus ik beschouw het toch maar als een compliment dat u mij als deskundige beschouwt en dat u mij nodig hebt om uw minister van Begroting mee te helpen overtuigen als het over de economische groeicijfers gaat.
Laat ons daar eerlijk over zijn, mijnheer Somers. Als economische groeicijfers voorspeld worden door instituten, mogen we die ook aannemen. Ik zal daar niet over discussiëren, en ik hoop dat jullie hetzelfde doen. Maar dat doen jullie niet. Jullie brengen die cijfers niet in. U zegt dat u voor een bevordering van de tewerkstelling bent en dat zo veel mogelijk mensen moeten kunnen gaan werken, maar wij willen ook – en daarvoor hebt u die cijfers van de economische groei nodig – dat jongeren kans hebben op een opvangplaats, dat ze niet moeten overnachten in een cel, dat mensen die zorgbehoevend zijn en ouderen een kans hebben op een rusthuisbed. Ook die zaken moet u meenemen. Die mag u niet vergeten. In heel uw verhaal worden die vergeten. Dat zal dan waarschijnlijk het verschil zijn tussen liberalen en socialisten. Ook de noden van vandaag moeten ingevuld worden, mijnheer Somers.
Mijnheer Somers, ik heb met zeer veel plezier naar uw gloedvol betoog geluisterd. U staat natuurlijk al een tijdje in de zon, en dan warm je natuurlijk wel op. Misschien heeft het daarmee te maken. (Gelach)
U citeert het Rekenhof nogal selectief. U zegt dat het tekort niet structureel, maar conjunctureel is en dat we eruit zullen geraken. Maar ik wijs u op een fundamentele kritiek van het Rekenhof. Ik ga er trouwens van uit dat het niet allemaal socialisten zijn die daar zitten, maar dat daar ook wel wat liberalen tussen zitten. U beklemtoont graag dat we beter doen dan wat de Hoge Raad van Financiën zegt, maar het Rekenhof stelt zeer duidelijk dat de Hoge Raad van Financiën u eenmalige inkomsten had toegestaan van 49 miljoen euro.
U legt nu een begrotingscontrole voor waarvan het Rekenhof stelt dat er voor 149 miljoen euro aan eenmalige maatregelen in zit. Op dat punt voldoet de begrotingscontrole niet aan datgene wat de Hoge Raad van Financiën naar voren heeft geschoven. Het Rekenhof heeft gelijk. U schrijft 81 miljoen euro aan inkomsten in voor de verkoop van patrimonium. Dat is een eenmalige maatregel. U zit boven de 49 miljoen die door de Hoge Raad van Financiën en het Rekenhof naar voren werd geschoven als ‘toets’. Daar faalt u toch.
Mijnheer Rzoska, wat u zegt, klopt niet. Het Rekenhof heeft gezegd dat we onder 760 miljoen euro moeten blijven. We hebben 549,5 miljoen euro, en daar zijn inderdaad een aantal eenmalige maatregelen bij, namelijk voor 149 miljoen euro. Als u die 149 miljoen euro bij het tekort telt, dan zit u nog altijd een flink stuk beneden de 760 miljoen euro, zelfs met een strenge lezing van het Rekenhof. Binnen dat pad moesten we van het Rekenhof blijven. Uw verhaal is deels juist, maar klopt niet als u de optelsom maakt. We blijven exact binnen het spoor van de Hoge Raad van Financiën.
Mijnheer Van Malderen en mijnheer Bertels, we blijven tegengestelde geluiden horen in de sp.a-fractie. Dat is misschien jammer voor de nieuwe fractieleider. Hij zal daaraan moeten werken. Mijnheer Van Malderen, u zegt dat allerlei internationale instellingen allerlei cijfers naar voren schuiven waar we geen rekening mee moeten houden. Deskundige Bertels zegt terecht dat we die cijfers moeten aannemen als een feit, als een gegeven. Mijnheer Bertels, ik nodig u uit om deze middag even met de heer Van Malderen te praten en hem uit te leggen dat dergelijke prognoses geen partijpolitieke prognoses zijn maar uitgangspunten waarmee een parlement moet werken. Die aannames zijn stuk voor stuk positief.
Ik begrijp vooral niet dat er een meningsverschil is tussen meerderheid en oppositie wanneer we vaststellen dat het consumentenvertrouwen opnieuw aantrekt, dat het ondernemersvertrouwen opnieuw aantrekt, dat de groei opnieuw aantrekt. We zouden ons daar beiden over moeten verheugen. We zouden ons de vraag moeten stellen hoe we dat prille herstel – ik ben het met u eens dat het pril en kwetsbaar is – verder kunnen uitdiepen en versterken, hoe we door verder te hervormen nog meer economische groei kunnen realiseren. Dat zou de discussie moeten zijn, en niet een discussie waarbij men bijna chagrijnig zegt dat we geen rekening moeten houden met de stijgende indicatoren. Omarm die indicatoren. Wees er verheugd over. Wees blij dat de economische groei aantrekt en denk samen met ons mee hoe we verder kunnen hervormen om de groei te versterken. (Applaus bij Open Vld)
Mijnheer Rzoska, ik was snel aan het zoeken naar het verslag van het Rekenhof, want u verwijt de heer Somers selectief te citeren. Hij staat dan wel in de zon, maar u zit duidelijk in de schaduw, in het donker. Wat u doet, is bijna liegen.
Ik heb het verslag bij me dat daarnet door de heer Bertels is voorgelezen. Ik citeer: “Maar dan nog blijft de begroting binnen de globale doelstelling van 765 miljoen euro.” Er moeten nuances worden gemaakt bij de eenmalige maatregelen, maar dan nog blijven we onder het vooropgestelde doel van de HRF. U moet daar eerlijk in zijn.
Ik ben niet zo’n eloquente spreker als de heer Somers, en ik heb veel minder woorden nodig.
Eén zaak, mijnheer Somers, als u citeert, moet u correct citeren, niet proberen een wig te drijven. Ik ga u letterlijk citeren met betrekking tot de nieuwe economische parameters: “Dat zijn de uitgangspunten waarmee het parlement moet werken.” Ik hoop dat u zich dat straks herinnert, want het zijn niet de uitgangspunten van de begroting.
Mijnheer Diependaele, u citeert een deel uit het verslag, een opmerking van het Rekenhof. Maar kijk ook eens op pagina 23 van het verslag van het Rekenhof. U verwijt de heer Rzoska maar een deel te vertellen, maar u beiden vertellen ook maar een deel. Er is discussie over eenmalige maatregelen, over de VEK-buffer (vereffeningskrediet) van 100 miljoen euro en een opsomming van een hele resem betaalkredieten die te weinig zijn ingeschreven, restauratiepremies, het Loodswezen, PMV, het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven, het Hermesfonds, het Landbouwinvesteringsfonds.
Als u die optelsom maakt, mijnheer Diependaele, hebt u een tekort dat hoger is dan wat de Hoge Raad voorstelt. Het is een intellectuele oefening met betrekking tot wat erin zit en wat niet, maar zomaar zeggen dat het Rekenhof dat besluit, is ook niet intellectueel correct.
We kunnen over de technische aspecten van de begroting een welles-nietesspelletje blijven spelen, maar het is wel degelijk bevestigd dat de betaalkredieten hoger zijn dan de beleidskredieten. Ik vind het cijfer niet meteen, maar het gaat om meer dan 200 miljoen euro. Nee, het klopt niet, mijnheer Bertels.
Voorzitter, collega’s, het is een fragiele, maar belangrijke omslag. Mijnheer Van Malderen, ik heb geen last van manische depressie. Ik sta graag in de zon, mijn naam verwijst ernaar. De belangrijkste omslag is dat we vandaag, na een poging van sommigen om een klimaat van pessimisme en negativisme te creëren, mee door de internationale context en het gevoerde beleid, een heropleving zien van het vertrouwen.
Daar wil ik de regering voor gelukwensen. Ze herstelt dat vertrouwen in heel moeilijke economische omstandigheden, op een moment dat ze de tering naar de nering moet zetten, dat ze 1,5 miljard euro heeft bespaard. De regering heeft toch de moed gehad om 4,2 miljard euro te blijven investeren. Ze heeft opnieuw perspectief gecreëerd en zelfs een aantal onrechtvaardige belastingen verlaagd. Dat is volgens ons de juiste weg.
We moedigen de regering aan om op dat pad verder te gaan, want het is een pad dat jobs creëert. En die jobs zijn in de eerste plaats belangrijk voor de zwaksten in de samenleving. Die mensen verdienen als eerste perspectief: een kans op een job en zo op welvaart en zelfredzaamheid. We nodigen de regering uit om niet stil te zitten, minister-president, om voort te werken en te hervormen, eensgezind en slagvaardig de hervormingen die in het regeerakkoord staan door te voeren, zodat Vlaanderen in de toekomst een slankere en meer efficiënte overheid zal zijn, die groei bevordert en aan alle Vlamingen meer kansen geeft.
Onze fractie zal deze begrotingswijziging met enthousiasme goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren van de regering, geachte collega’s, proficiat, het is een proper werkstuk dat we vandaag bespreken. De cijfertjes zijn netjes ingevuld, op het juiste lijntje. De rekensommetjes kloppen. Het mag gezegd, minister Turtelboom, de begrotingscontrole zit technisch goed in elkaar. Maar we beoordelen hier natuurlijk niet het werkstuk van een boekhoudkantoor, maar van een Vlaamse Regering die keuzes moet maken. Een regering die een budget heeft dat groter is dan ooit. De vraag is dan: wat vertellen de cijfers ons? Wat is de inspiratie van die oefening? Met welke ambitie is de Vlaamse Regering hiermee aan de slag gegaan? Wat doet zij met 37 miljard euro?
Pas op, ik besef ten volle dat u geen gemakkelijke oefening achter de rug hebt. Er is geen geld voor alles. Maar ik begrijp dan ook niet, minister Turtelboom, dat als onze Hoge Raad van Financiën schrijft dat u 110 miljoen euro meer beleidsruimte hebt, u die niet invult. Wie laat zo’n kans liggen? Neem dan een voorbeeld aan uw federale collega’s. Als die lezen dat het Planbureau ondertussen tot tweemaal toe een hogere groei verwacht, dan schrijven zij meteen 256 miljoen euro extra in hun begroting in. Zij omarmen die positieve indicatoren wel, mijnheer Somers. Het Rekenhof schrijft daarover: “Logisch, maar vergeet niet dat 73 miljoen euro daarvan aan de Vlaamse Regering toekomt.” Wat doet deze regering? Zij zegt: “Laat maar, die 73 miljoen euro. Dat regelen we later wel.” Wat is dat voor een signaal? Ik had toch wel anders verwacht van uitgerekend deze Vlaamse Regering. U staat toe dat de federale collega’s zich rijk rekenen met middelen die deels aan u toekomen. Ik vraag u niet om een hold-up te plegen op de federale begroting, maar eis toch gewoon wat u toekomt! Als u dat te veel gevraagd vindt, kom dan nooit meer klagen over bevoegdheden die, in het kader van de staatshervorming, met te weinig middelen zouden zijn overgekomen.
Ruim 180 miljoen euro, collega’s. 180 miljoen euro laat deze regering liggen. U schrapt liever in budgetten voor Welzijn, Onderwijs en Natuur, terwijl daar zulke grote noden zijn. En u bent daar nog fier op ook. Wel, ik vind dat allesbehalve iets om fier op te zijn. Het is onbegrijpelijk dat u de kans laat liggen om niet te moeten schrappen, de kans om wel te investeren in Onderwijs, Welzijn en Natuur. Ik vraag mij af waarom u dat doet. Minister Vandeurzen heeft zich ooit laten ontvallen dat hij soms wakker ligt door wat deze regering van de gezinnen vraagt. Deze regering vraagt van minister Vandeurzen om opnieuw 98 miljoen euro te schrappen. Minister, als dat zo blijft doorgaan, zult u binnenkort geen oog meer dichtdoen. Pas vorige week hadden wij hier nog een debat omdat jongeren in nood, die zorg nodig hebben, in een politiecel zijn beland. Opnieuw beloofde u dat u hiervoor een oplossing zou zoeken. Maar hoe geloofwaardig is dat als daar geen middelen tegenover staan? Meer nog, u vond blijkbaar nog 250.000 euro marge, uitgerekend in uw budget voor Jongerenwelzijn, om enkelbanden mee te financieren. En dat op een ogenblik dat 800 kinderen, die acute nood hebben aan crisishulp, in de kou blijven staan. Alweer een gemiste kans.
Mijnheer Vandenbroucke, de budgetten die door de zesde staatshervorming overkomen naar de Vlaamse Gemeenschap worden op een zeer ‘obese’ manier geraamd. We proberen ze te ramen op een reële uitgave. Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) heeft ons geadviseerd om het zo te doen. Dat betekent dat er in principe geen marges van onderbenutting in zitten, zoals dat in andere posten mogelijk wel het geval is. Dat betekent dat als je het eerste jaar de residentiële ouderenzorg, de tegemoetkoming en hulp aan bejaarden, enzovoort, raamt, dat je probeert om dat zo exact mogelijk te doen. U weet heel goed wat er gebeurd is met de residentiële ouderenzorg. Er is een raming gemaakt bij de start op basis van de uitbreidingen die er zouden zijn in 2014. Er is een raming gemaakt die geen rekening houdt met de indexsprong. Er zijn ramingen gemaakt die zijn bijgesteld omdat, inderdaad, het opengaan van residentiële ouderenzorg meestal gefaseerd in de loop van het jaar gebeurt.
Om die redenen heeft de basis van de begroting – ik probeer die posten zo nauwkeurig mogelijk te ramen – geleid tot plussen en minnen. Bovendien zijn we in plus gegaan omdat we alle nieuwe capaciteit die in 2015 opengaat en die meer dan 2500 nieuwe plaatsen in woonzorgcentra behelst, hebben meegenomen. In die zin is dat een gewone, logische redenering vanuit de opmaak van de begroting over de ingekantelde bevoegdheden.
Mijnheer Vandenbroucke, in uw amendementen doet u suggesties over de tegemoetkoming aan bejaarden, maar daar is net dezelfde redenering toegepast. We hebben geraamd aan de hand van onze bevoegdheid, namelijk reële uitgaven ramen, wat die uitgaven zullen zijn, maar in de eerste jaren zullen we in die grote posten uiteraard af en toe bijpassingen of effecten zien, waarbij het RIZIV de financiering van de residentiële ouderenzorg voor onze rekening doet. Voor een periode is dat nog altijd de realiteit. Je probeert de juiste uitgaven te ramen. Daarmee is in de residentiële ouderenzorg geen euro extra besparingen georganiseerd, integendeel. De capaciteit die bij de begrotingsraming op een groei van 1500 was geraamd, is zelfs opgetrokken tot meer dan 2500 bedden voor het jaar 2015.
Voor de andere posten – ik weet wel dat u dat verhaal geregeld brengt – moet er geen euro worden geïnvesteerd in de jeugdhulp die daar niet naartoe zou gaan. Bij de begrotingscontrole zijn er, om de gevolgen van de zesde staatshervorming te kunnen opvangen, inderdaad een aantal onderbenuttingen aangesproken om bepaalde uitgaven in de justitiehuizen en het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht te financieren. Die zijn daarom niet weg uit de uitgaven van de jeugdhulp, ze worden uiteraard ingezet. Doordat de jeugdhulp in de loop van het jaar in capaciteit toeneemt, mogen we in het begin van het jaar een stukje van dat budget een keer gebruiken. Dat hebben we afgesproken en dat dient om bepaalde zaken die we hebben gekregen, waarvoor we niet allemaal de juiste bedragen in de begroting konden ramen, te corrigeren.
Dat betekent helemaal niet dat capaciteit, die in de begroting oorspronkelijk voor jeugdhulp was gepland, niet opengaat of niet wordt benut. Die gaat deels volgende week en deels in het uitbreidingsbeleid in september open. Dat is allemaal zoals het bij de start was gepland, en zoals het in de loop van het jaar zal gebeuren. Daar zal niet structureel op worden ingeteerd. Er worden eenmalige, door de opstart veroorzaakte marges gebruikt om de inkanteling door de staatshervorming reëel te budgetteren.
Minister Vandeurzen, u zegt dat u niet structureel zult interen op jongerenwelzijn. Het zou er nog aan mankeren. Maar ook eenmalig interen begrijpt niemand. Hoe kunt u zeggen dat er marge is op dat budget, dat u wat overhoudt dat u elders kunt besteden, wanneer kinderen voor thuisbegeleiding – met autisme – tussen 2 en 5 jaar moeten wachten naargelang van de leeftijd die ze hebben, wanneer het ene na het andere centrum voor geestelijke gezondheidszorg een aanmeldingsstop aankondigt voor jonge kinderen die dringend begeleiding nodig hebben? Wanneer u zegt dat er capaciteit bijkomt – ik neem aan dat u het hebt over De Zande – dan vraag ik waarom u 26 bedden leegmaakt in Ruiselede die moeten worden gerenoveerd, en stelt u tegelijk de renovatie uit tot 2017? Op die manier gaat u niet meer capaciteit creëren, maar minder capaciteit. In plaats van onmiddellijk te renoveren – want dat is nodig, dat hoort u ons niet betwisten – met die zogezegde marge die u hebt op uw budget, zij het dat die eenmalig is, waarom gebruikt u dat dan niet om daarin te investeren? Waarom vindt deze regering het wel de moeite om te lenen voor allerlei megalomane investeringen, en niet voor kinderen die in een cel moeten slapen, maar in een instelling kunnen worden opgenomen die dringend moet worden gerenoveerd? Waarom precies die prioriteiten?
Mevrouw Van den Bossche, u weet zeer goed dat we inderdaad een serieuze inspanning doen om de capaciteit in onze gemeenschapsinstellingen uit te breiden, maar dat de ingebruikname van de succursalen ook moet worden gebruikt om bepaalde renovaties te doen aan bestaande gebouwen.
Het is juist dat er door een conflict met de architect – over de inhoud ervan zal ik niet uitweiden in deze publieke vergadering – een juridisch geschil hangende is, waardoor de renovatie later zal starten. Dat doet niets af van de logica van dat systeem. We hebben nieuwe infrastructuur en die levert netto nieuwe capaciteit op, maar die wordt voor een deel een tijdje gebruikt om de nodige werken uit te voeren inzake de herconditionering van uitgeleefde gebouwen, waarvan de kinderrechtencommissaris en anderen trouwens gezegd hebben dat we het zo niet kunnen blijven volhouden, dat we ze grondig moeten aanpassen.
In de jeugdhulp komt er 2 miljoen euro extra bij de begrotingscontrole voor pleegzorg. Dat is een groot succes, ik denk dat we er allemaal tevreden over zijn. Voor positieve heroriëntering en snel op de bal spelen om escalaties te voorkomen, is er 500.000 euro. Voor het versterken van de crisishulp is er 580.000 euro en zijn er negen voltijdse equivalenten. Voor het voorkomen van uithuisplaatsing van jonge kinderen is er een half miljoen euro, de call is bezig. Voor het aanbod crisishulp aan huis is er 350.000 euro, de call is uitgestuurd. Voor het intensief mobiel aanbod waarbij we zestig jongeren uit de gemeenschapsinstellingen laten uitstromen om zo capaciteit in de instellingen vrij te maken, is er 800.000 euro, de call is uitgestuurd. Voor het openen van de succursale met 18 bijkomende plaatsen is er 800.000 euro in de begroting 2015 opgenomen; volgende week gaan ze in gebruik. Om kinderen met heel complexe problemen, mensen met een handicap, waaronder uiteraard ook jongeren met autisme, om jonge mensen met gedragsproblemen en psychiatrische problemen en mentale handicaps echt zware zorg te kunnen geven, is er 2 miljoen euro. En specifiek om adequate opvang te geven aan autisten en jongeren met autistische problematieken, is er voor een project met een psychiatrisch ziekenhuis 2 miljoen euro.
Dat zijn allemaal zaken die in de begroting 2015 gerealiseerd worden. Op het moment dat de regering moet besparen, beslist ze om toch voor deze groep extra te mobiliseren. Ik moet eerlijk zeggen dat ik soms sta te kijken van de manier waarop dat soms vertaald en geïnterpreteerd wordt. Ik kan niet anders dan zeggen dat het enorme inspanningen zijn om aan een aantal uitdagingen tegemoet te komen.
Minister, u weet dat het veel en veel te weinig is. In de vorige legislatuur steeg het bedrag dat u uitgaf aan Jongerenwelzijn, van 297 miljoen euro naar 376 miljoen euro. Dat was een forse extra investering, die simpelweg ook noodzakelijk was.
De cijfers die u nu citeert, staan niet alleen in schril contrast daarmee, het zijn bijzonder kleine bedragen. Het gaat bovendien ook bijna altijd over verschuivingen binnen uw eigen budget. De 580.000 euro voor de crisismeldpunten bijvoorbeeld komt rechtstreeks uit de pot van het Fonds Jongerenwelzijn. De 2 miljoen euro voor de complexe hulpvragen haalt u gewoon weg bij de middelen van het VAPH. Zelfs over de 3 miljoen euro voor het uitbreidingsbeleid zegt het Rekenhof zelf dat het eigenlijk maar over 1,6 miljoen euro gaat.
De cijfers die u altijd geeft ‘in meer’, gaan elders in uw eigen budget ‘in min’. Zo kan ik het ook natuurlijk: ik haal hier iets weg en steek daar iets bij en zeg dan dat ik iets extra’s heb. Neen, u hebt ook minder aan de andere kant. U hebt er nauwelijks iets bij gekregen. Dat is wellicht niet omdat u niet wilt, maar omdat niet de voltallige regering zich voldoende bewust is van de noodzaak aan die middelen. Wij zullen erop blijven hameren in de hoop u, of toch uw collega’s die niet zouden meewillen, ervan te overtuigen.
U wijst ook op het belang van de renovatie van een afgeleefd gebouw en u verwijst daarbij naar de kinderrechtencommissaris. Als u dat dan doet, kunt u misschien consequent zijn en ook verwijzen naar de kinderrechtencommissaris wanneer het over Tongeren gaat. Dat is pas een gebouw waarvoor u zich moet schamen, dat is pas een gebouw dat dringend aan meer dan renovatie toe is. U weet dat u het zelfs niet zodanig kan renoveren dat het ooit geschikt zal zijn om er jongeren in op te vangen. Wat is uw plan daar, als u dan toch zo graag de kinderrechtencommissaris wilt volgen?
Minister, we horen heel vaak dezelfde vragen vier, vijf keer terugkomen. Het is een goede manier voor u om ons te tonen wat u allemaal doet, u geeft een mooie lijst. Het zijn uitgaven die nodig zijn, ik wil ze niet in twijfel trekken. Maar over datzelfde budget hebt u al tien keer gecommuniceerd. De middelen komen, zoals mevrouw Van den Bossche terecht zegt, van binnen uw eigen begroting.
In een begrotingsaanpassing krijgen we een mooi overzicht van waarin allemaal wordt geïnvesteerd. We moeten wel zelf uitzoeken welke besparingen erachter zitten. U vertelt bijvoorbeeld over de extra miljoenen voor jeugdhulp, maar tegelijk hebben alle diensten en organisaties moeten inleveren. Op het moment dat u 800.000 euro aankondigt om de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen waar te maken, is er een ook een bericht dat er 960.000 euro bespaard wordt op de HCA-diensten (herstelgerichte en constructieve afhandelingen voor minderjarige delictplegers en slachtoffers), de diensten die in alternatieve straffen voorzien. Het zijn continu broekzak-vestzakoperaties. De ene groep jongeren moet inleveren voor een andere groep jongeren.
Minister, mijn vraag is hoeveel extra geld er komt in deze begrotingscontrole en niet hoeveel er wordt verschoven tussen de verschillende diensten.
Collega’s, met deze begrotingscontrole is er bijvoorbeeld voor pleegzorg in extra middelen voorzien. Dit is een begrotingscontrole. Wat we gedaan hebben, is getracht – en ik denk dat we daar zeer goed in geslaagd zijn – om de budgettaire inspanningen zo te organiseren dat er inderdaad geen extra vragen naar inspanningen zijn gebeurd in de welzijnssector. Het was voor mij heel belangrijk dat dat in deze begrotingscontrole niet aan de orde zou zijn. Een aantal posten krijgen meer omdat er externe kostendrijvers zijn en omdat aanvaard is dat ze meer geld nodig hebben, bijvoorbeeld pleegzorg.
Mevrouw Van den Brandt, u hebt morgen in de commissie een vraag over de HCA-diensten. Ik zal daarop antwoorden, maar we moeten zaken reorganiseren als we merken dat de kredieten niet worden gebruikt, dat de verschillen tussen de arrondissementen zeer groot zijn, dat de kostprijs van de maatregelen in het ene arrondissement anders is dan in het andere. Je moet dan rationaliseren en proberen om zo efficiënt mogelijk te werken. Dat is toch een zeer normale gang van zaken. Als u een status quo wilt met zeer ongelijk gebruik van de maatregel en met zeer verschillende effecten voor de financiering, dan is dat geen goed beleid op het moment dat je efficiëntieoefeningen moet doen. Vandaar dat we deze diensten ook aanpakken.
Er is met de begrotingscontrole niets ingeteerd op de capaciteit, de mogelijkheden en de uitbreidingen die in die sectoren zijn gepland. Het uitbreidingsplan dat in de begroting was opgenomen – 65 miljoen euro uitbreiding voor de welzijnssector, naast de uitbreiding die we toch doen in de residentiële ouderenzorg met meer dan duizend extra bedden –, is gewoon onverkort gefinancierd en zullen wij uitvoeren.
Collega’s, leden van de regering, ik weet natuurlijk ook wel dat je met 180 miljoen euro, waarvoor u de schouders ophaalt, niet alle besparingen ongedaan kunt maken. Laat staan dat er nog investeringsruimte overblijft om netjes onder elkaar te verdelen. Dat er geen ruimte over is, betekent niet dat er geen budget is. U hebt 37 miljard euro in handen. U hebt een waaier aan bevoegdheden bijgekregen door de zesde staatshervorming. U kunt dus keuzes maken. U hebt enorme mogelijkheden om beleid te voeren en te investeren.
Hoe moeten wij deze begrotingscontrole dan lezen? Ik had gehoopt ze te doorgronden met uw fameuze kerntakenplan in de hand, minister-president. Dat plan waarvoor de deadline al een paar keer is verstreken; dat plan dat van de Vlaamse overheid een slanke overheid gaat maken. Ik citeer: “die betere resultaten levert met minder maar meer doelgericht ingezette middelen.” Doelgericht. Dat klinkt inderdaad als hét plan dat bepaalt waar u wilt besparen en waar u zult investeren. Zijn die besparingen op Welzijn dan doelgericht? Staat in dat kerntakenplan in opmaak dat we minder woonzorgcentra voor ouderen moeten bouwen, dat er geen noden zijn in de jeugdzorg? Zijn ook de andere besparingen in deze begrotingscontrole doelgericht? Staat in dat plan dat we de handrem moeten optrekken in de scholenbouw, dat het nu welletjes is met de aankoop van natuurgebieden?
Wij hebben nog niets gezien van dat plan. Wat we wel hebben gezien, is dat u al stapels facturen hebt gestuurd naar de gezinnen: voor kinderopvang, voor onderwijs, voor openbaar vervoer, voor zorg, voor water. Maar wat mogen die gezinnen nu van u verwachten? Wat is uw perspectief voor hun toekomst? Ik vraag het me soms echt af: wat bindt deze regering anders dan de wil om liever in de meerderheid te zitten dan in de oppositie.
Het lijkt erop dat u zich verenigd hebt in een strategische terugtrekking van de overheid uit die domeinen waar ze verondersteld wordt in te investeren. Is dat misschien de grote kerntaak die deze Vlaamse Regering zich heeft opgelegd: taken afstoten, verantwoordelijkheden afschuiven, en vervolgens de factuur sturen naar de mensen die wel op u kunnen rekenen?
Ik heb gelukkig ook andere, hoopvolle signalen opgepikt. Er lopen hier wel degelijk ministers rond die meer willen doen dan besparen, die blijk lijken te geven van enige ambitie, die wel hun verantwoordelijkheid willen nemen.
Minister Vandeurzen is naar het parlement gekomen met een conceptnota Vlaamse sociale bescherming die is goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Die nota is niet superconcreet maar er staan een aantal interessante en veelbelovende pistes in. De inkt van die nota was nog niet droog of ze werd in de commissie Welzijn onder vuur genomen door collega’s van de meerderheid. Minister Vandeurzen, hoelang nog blijft u aanvaarden dat u moeten blijven wieden en snoeien, enkel met de vage belofte dat er later wel middelen voor Welzijn zullen bijkomen, middelen die moeten dienen om uw Vlaamse sociale bescherming uit te bouwen waarover de meerderheid het maar niet eens geraakt? Die middelen zouden moeten dienen om te investeren in jeugdzorg want zonder bijkomende capaciteit blijft een pak kinderen veel te lang zonder de zorg waar zij recht op hebben. Hoe veel slapeloze nachten hebt u daar nog voor over?
Minister Crevits, een verstandige vrouw, beloofde om terug te komen op besparingen in het flankerend onderwijsbeleid bij steden en gemeenten.
Mijnheer Vandenbroucke, ik begrijp dat u uw tekst niet kunt aanpassen, maar er is daarnet al een antwoord in die zin gegeven. Als parlementsleden mogen wij wel nog vragen stellen en kritische opmerkingen maken. Ik heb daarnet duidelijk gezegd dat wij de principes wel degelijk aanvaarden, dat wij meegaan in de verdere uitvoering van die Vlaamse sociale bescherming, die wij trouwens als een cruciaal onderdeel zien van de centrifugale krachten binnen België. Die sociale zekerheid moet meer Vlaams worden, daar blijven wij op inzetten. Daar zitten ook voor ons heel belangrijke punten in: het tripartiteoverleg, de persoonsvolgende financiering enzovoort. Wij zullen ons daar evengoed voor blijven inzetten. Ik begrijp dat u uw tekst niet meer kon aanpassen, maar het antwoord was daarnet dus al gegeven.
Minister Crevits, van die belofte is helaas niets terug te vinden in de begrotingscontrole.
U bent ook ambities en u kondigde een plan voor scholenbouw aan voor de zomer. Wij kijken uit naar dat plan, want er zijn nog heel wat onvervulde investeringsbeloften. Minister, wij staan klaar om u daarin te steunen, maar waar is uw plan?
Minister Schauvliege heeft het aangedurfd om – stel u voor – een idee te lanceren over hoe ruimtelijke ordening en mobiliteit beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Haar ballonnetje was amper opgelaten, ze stond bij wijze van spreken nog met het touwtje in haar handen, of het werd meedogenloos doorprikt door de collega’s van de meerderheid. En dan kan pijn doen, minister, zo’n ballon die in uw gezicht ontploft.
Minister-president, wij zien een patroon in die voortdurende vijandelijkheden, in die almaar opschuivende deadlines, in die plannen die maar niet uit de steigers geraken, in die drang om elkaars ideeën af te knallen. Uw regering gaan ten onder aan bindingsangst en keuzestress. Uw regering laat kansen liggen omdat ze niet weet wat ze met al die middelen moet aanvangen. Misschien is deze begrotingswijziging het visitekaartje van een kibbelkabinet dat zich liever verschuilt achter wijzigingen van technische parameters en besparingsretoriek dan samen keuzes te maken en oplossingen te bedenken.
Ik zie trouwens nog een patroon, minister-president. Het is opvallend dat de gemoederen vooral verhit geraken wanneer u in het buitenland vertoeft. En dat is nogal problematisch aangezien u graag en veel in het buitenland vertoeft. Van vliegangst hebt u duidelijk geen last.
U gaat Vlaanderen graag vertegenwoordigen en verkopen in de wereld. Ik vind dat een zeer nobel en legitiem streven. Maar welk Vlaanderen is dat dan? Wat is het product dat de minister-marketeer gaat verkopen in verre landen? Voor dat product, collega’s, ligt hier geen investeringsplan klaar met een duidelijke visie. Wanneer zult u daarvan eens werk maken?
Minister-president, het is trouwens opvallend dat wij u, áls u in het land bent, zelden horen, maar des te meer als u weg bent. Ontwaren wij hier een vorm van vluchtgedrag? (Rumoer)
Mijnheer Vandenbroucke, twee zaken. Het is wel vreemd: bij de begrotingsopmaak – ik weet niet of het in de Septemberverklaring was of in december – was er van uw kant kritiek op het feit dat er meer geld ging naar Flanders Investment & Trade (FIT) of naar de Permanente Vertegenwoordiging. Dat vond u onterecht. En nu vraagt u hoe we de investeringen juist zullen doen. Dus nu zegt u dat het niet genoeg is, dat het nog meer moet zijn. De attractiviteitsstudie van Ernst en Young heeft zeer duidelijk aangetoond dat een van onze belangrijkste opdrachten het meer bekendmaken van Vlaanderen in de wereld is. We moeten dat inderdaad ook verkopen als een aantrekkingspool. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we daarin als Vlaamse overheid investeren.
Ik feliciteer de nieuwe fractieleider met alle psychologische termen die hij, de een na de ander, lanceert. Het is natuurlijk heel leuk, maar dat zegt helemaal niets, mijnheer Vandenbroucke, over het beleid. Jullie hebben geen alternatief, behalve het maken van schulden. Dat weten we nu al vanaf dag één. Toen we hier het allereerste debat hebben gevoerd, hebben jullie gezegd: schulden maken, dieper in het rood gaan, budget niet in orde brengen.
Wat deze regering doet, is fenomenaal. Op één jaar tijd hebben wij de zwaarste budgettaire inspanning ooit geleverd: 1,15 miljard euro, met nog eens 330 miljoen euro bovenop. Dat is ongezien. Dat is goed beleid, en dat weten de mensen ook. Mensen weten dat de regering door externe factoren – ik zal er niet op ingaan, want het ligt blijkbaar nogal gevoelig – verplicht is om zwaar te besparen en dat ook doet, daarbij keuzes maakt, oog heeft voor de zwaksten, prioriteert en inzet op de toekomst van onze samenleving.
Ik ben als minister bevoegd voor het buitenland en de buitenlandse handel. De heer Diependaele heeft er al op gewezen: in de commissie valt telkens op hoe de sp.a tegenwringt, het niet nodig vindt om te investeren in FIT en het niet nodig vindt om naar het buitenland te gaan.
Collega’s, wat ik doe in het buitenland, is Vlaanderen verkopen. Wij leven van de export. Maar jullie vinden dat niet nodig. De export van België is voor 83 procent Vlaams. Concreet is de export naar China voor 90 procent Vlaams.
Wat doe ik daar? Ik promoot onze logistieke troeven. Ik zeg daar dat je vanuit Antwerpen 60 procent van de consumentenmarkt van Europa in een straal van 500 kilometer bereikt. Ik promoot daar onze arbeidsethiek. We hebben een grotere arbeidsproductiviteit dan onze buurlanden. Ik promoot onze hooggeschoolde mensen en de kwaliteit van ons onderwijs. Kijk naar de PISA-rankings (Programme for International Student Assessment). Keer op keer scoren we top in de wereld. Ik promoot onze innovatieve economie, onderzoek en ontwikkeling. Ik zeg ook dat we daarop nog heel veel meer zullen inzetten. Ik promoot daar ook dat we nu competitiever worden. We doen dat door gezamenlijke inspanningen van de Federale Regering en deze regering. De loonkostenhandicap, bijkomend ontstaan sinds 1996, wordt nu weggewerkt. Potentiële investeerders weten dat, net als onze ondernemers. Daarbovenop doen we nog een serieuze inspanning met de doelgroepenkorting.
Met deze regering vrijwaren we dus de toekomst, we vermijden dat er budgettaire ontsporingen zijn. We slagen daar ook in. Wat we nu toelaten, is een bewuste keuze. We zeggen dat er boekhoudkundig een tekort is, maar dat het kastekort op een budget van meer dan 37 miljard euro nihil is en straks ook zal verdwijnen, als de groei aantrekt. We hebben daarin ook vertrouwen.
De oppositie heeft het consumentenvertrouwen naar beneden gepraat en geschreven. Hoewel dit in eerste instantie is gelukt, zien we dat het consumentenvertrouwen nu weer aantrekt. We zitten op het Europese niveau. Het ondernemingsvertrouwen stijgt De investeringen trekken aan. De tweede helft van 2015 zal beter zijn.
We houden dan ook koers. We zetten de tering naar de nering. We prioriteren. We houden het budget in evenwicht. Daardoor zullen we erin slagen om in de loop van die periode twee grote budgettaire lijnen uit te zetten. Er komt aanzienlijk meer geld voor het beleidsdomein Welzijn en voor Onderzoek en Ontwikkeling, wat echt nodig is om onze economie te stimuleren en nieuwe impulsen te geven. We zullen erin slagen die sporen te trekken.
Met dieper in het rood te gaan, schulden te maken en op de poef te gaan, wat de remedie van de oppositie is, komen we er niet. (Applaus bij de meerderheid)
Minister-president, we wringen tegen in de commissie omdat de Vlamingen in de wereld blijkbaar beter af zijn dan de Vlamingen in Vlaanderen. Ik hoop dat u de kwaliteit van ons onderwijs in het buitenland nog altijd zult kunnen promoten, want met de besparingen op Onderwijs, ben ik daar toch niet altijd zo zeker van. (Applaus bij sp.a)
Minister-president, u hebt dit mooi afgewend. Wij hebben niets liever dan investeringen in Vlaanderen die u in staat stellen in het buitenland een beter product te verkopen. Ik ontkom echter niet aan de vaststelling dat u dat graag en vaak doet. Wanneer u weg bent, laaien de gemoederen wel eens op. We horen u zelden hier en des te meer in het buitenland. We vragen ons af of zich hier een vorm van vluchtgedrag manifesteert.
Indien dat het geval zou zijn, zou hier wel eens een psychologisch beschermingsmechanisme aan het werk kunnen zijn dat als compulsive task avoidance of dwangmatig taakvermijdingsgedrag bekendstaat. Ten gevolge van een verlammende angst voor het resultaat van de eigen inspanningen levert iemand finaal geen inspanningen meer. Specialisten hebben me vertel dat het wel vaker gebeurt. De leider van een groep neemt de angsten die in de groep leven in zich op. Hierdoor blokkeert hij compleet of vlucht hij weg. (Gelach)
Minister-president, ik zie minister Vandeurzen al knikken. Vluchten van de groep die u met uw angsten opzadelt, helpt niet. U riskeert zelfs dat bepaalde zaken escaleren. Indien dat zou gebeuren, zal een tweet niet volstaan om de boel te kalmeren.
Mijnheer Vandenbroucke, uw woorden zijn natuurlijk bijzonder entertainend. U hebt duidelijk een of andere psychologische studie of cursus gelezen. Waarschijnlijk projecteert u nu alle problemen, angsten, frustraties en interne conflicten in sp.a op de Vlaamse Regering. (Applaus bij de N-VA)
Ik kan u meedelen dat dit geen angstige of defensieve regering is. De Vlaamse Regering hakt knopen door, neemt beslissingen, weet waarmee ze bezig is en baant een weg voor de toekomst.
Ik ben hier telkens ik word uitgenodigd. Ik doe niets liever dan met het Vlaams Parlement in debat gaan, liefst over zaken die ertoe doen. Indien u vindt dat ik hier te weinig ben, mag u me elke week ondervragen. Er is elke week een vragenuurtje. Ik sta open voor uw vragen. Ik zal uw vragen met plezier beantwoorden. Ik zal met plezier op uw woorden ingaan, het liefst als ze er een beetje toe doen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vandenbroucke, mijn zoon heeft net zijn tweede bachelorjaar psychologie achter de rug. Hij heeft zijn punten nog niet gekregen. Mochten er een aantal herexamens zijn, mogen we u dan tijdelijk inhuren om hem tijdens de zomer wat bij te staan?
Voorzitter, geachte leden van de regering, ontkenning is inderdaad een typische reactie van degenen die de diagnose horen. (Gelach)
Ik kan me voorstellen dat het niet gemakkelijk is om zo te worden geconfronteerd met uw eigen angsten, maar misschien lucht dat ook op, en misschien bent u nog meer opgelucht als ik u vertel dat er een remedie bestaat om ervan af te geraken. Groepstherapie! Praten helpt! Echt waar. Het goede nieuws is: dat kost u niets. U hebt daar geen nieuw economisch budget van het Planbureau voor nodig. Respect opbrengen voor elkaar, de ambitie delen om met oplossingen te komen, daar is geen nieuwe begrotingswijziging voor nodig. Meer zelfs, als u dat doet, dan zal het u helpen om voor 2016 wél een begroting op te stellen met de duidelijke keuzes en investeringen die Vlaanderen nodig heeft.
U staat er trouwens niet alleen voor, geachte leden van de regering. Als het goed is, dan kunt u op ons rekenen. Kijk naar de resolutie over de gewelddadige radicalisering: 55 maatregelen hebben wij met meerderheids- en oppositiepartijen samen afgesproken. Dat is toch hoopgevend. Helaas bent u vergeten om daar een budget voor vrij te maken, zoals het parlement u trouwens had gevraagd, maar geen probleem, we schieten u graag te hulp met enkele amendementen.
Er is echter nog meer goed nieuws. Ook buiten de muren van dit parlement kunt u rekenen op hulp en inspiratie indien u alsnog werk zou willen maken van een positief project. Buiten de muren van dit parlement zijn namelijk verscheidene coalities in de maak, coalities van geëngageerde burgers en organisaties, heel brede coalities die zich buigen over uitdagingen die ook de uwe zijn. Ook zij maken plannen, creatieve plannen, soms zelfs volledig uitgewerkte plannen, mét een draagvlak en met veel enthousiasme om daar samen voor te gaan, zelfs met u. Dat ligt allemaal voor het grijpen. Mis die kansen niet. Laat ook wat dit betreft uw bindingsangst varen, dames en heren van de regering, en ga met hen aan tafel zitten. Ik zeg het u: praten helpt. Praat met Ringland over hoe u een stad leefbaar kunt maken, files kunt aanpakken, ruimte kunt creëren voor meer groen en om te wonen. Praat met Hart Boven Hard over hoe u werk kunt maken van een warme, solidaire samenleving. Praat met die 43 professoren die klaar staan om u met raad en daad bij te staan voor een ambitieus natuur- en klimaatbeleid.
Er is in Vlaanderen een ongelooflijke rijkdom aan organisaties en geëngageerde burgers die u maar wat graag willen inspireren om toekomstgericht te investeren. Minister-president, dat is het levende Vlaanderen waarvan u zo graag partner wilt zijn. Zet uw angsten opzij. Stop met die besparingsretoriek. Leg uw oor te luisteren. Praat met hen. Overleg met uw regeringspartners en kom hierheen met een plan voor de toekomst. Laat die kans niet liggen. (Applaus bij sp.a)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik vond het aangenaam om te horen dat ik verstandig ben.
Dat wordt nu in het verslag van deze vergadering opgenomen.
Het heeft een stuk van mijn angsten weggenomen.
Collega's, aangezien de heer Rzoska me heeft gezegd dat zijn betoog minstens een half uur duurt, stel ik voor dat we het debat vanmiddag voortzetten na de actuele vragen.