Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014. Tweede aanpassing
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2014. Tweede aanpassing
Ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2014, het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015.
Landbouw en Visserij
We bespreken nu het onderdeel Landbouw en Visserij.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in dit korte tijdsbestek wil ik een lans breken voor onze Vlaamse land- en tuinbouwers en hun gezinnen.
Het economische belang van onze land- en tuinbouwsector – daar zijn we het allemaal over eens – is niet te onderschatten, zowel inzake de toegevoegde waarde als de export en de tewerkstelling. Ik volg in het Vlaams Parlement nu al tien jaar lang het beleidsdomein Landbouw en Visserij, en zoals ze bij ons zeggen: “Ge moet eigenlijk goed zot zijn om landbouwer te blijven, of meer nog, te willen worden.”
Geef toe, in de afgelopen jaren en decennia is de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen steeds meer onder druk komen te staan: hogere maatschappelijke, ecologische en milieueisen, een verstikkende administratieve druk, strengere regels inzake dierenwelzijn, rigide en soms waanzinnige Europese regelgeving, uit de pan swingende loonkosten, gebrek aan een level playing field, torenhoge energiekosten, een dalend inkomen, geen correcte prijzen voor het eindproduct, en ga zo maar door. Daarbovenop kwam nog de economische en financiële crisis die in de land- en tuinbouwsector extra hard toesloeg, de voortdurende crisis in de varkenshouderij, het Russisch embargo en u zult begrijpen dat het beroep van land- of tuinbouwer nog weinig aantrekkingskracht heeft.
Collega’s, minister, om de sector nog een toekomst te geven is het aan de overheid om hiervoor een ondersteunend kader te scheppen, een kader dat toelaat om te ondernemen, uit te breiden en nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Laten we dus met z’n allen ons gezond ‘boerenverstand’ gebruiken en onze Vlaamse land- en tuinbouwers een perspectief en toekomst bieden. In uw beleidsnota geeft u daartoe op papier een aanzet, nu is het wachten op daden. U zult in ons een constructieve partner vinden ten voordele van de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen.
Voorzitter, ik heb de voorbije twee dagen meermaals kunnen vaststellen dat sp.a bij monde van de heer Crombez vindt dat er te veel middelen worden geïnvesteerd in de landbouw. Ik zal die boodschap overmaken.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, met een eindproductiewaarde van 5,8 miljard euro mag het belang van de land- en tuinbouw voor onze economie niet worden onderschat. Hoewel het voor de meeste landbouwsectoren een prachtig productiejaar was, was 2014 voor onze landbouwers een rampjaar. Onder andere ten gevolge van de Russische boycot daalde het inkomen van een landbouwgezin met gemiddeld 15 procent, en helaas is het einde nog niet in zicht. De landbouwsector is voor onze fractie een belangrijke sector. De uitdagingen zijn niet min. Er is de druk op het leefmilieu, het moeilijke evenwicht aangaande het gebruik van de open ruimte, er is het aanslepende debat over faire landbouwprijzen, er is een versmelting van de bedrijfs- en privérekeningen, waardoor problemen in de familie vaak te laat worden gedetecteerd enzovoort.
De voorliggende beleidsnota en de begroting proberen daar binnen de budgettaire context een antwoord op te bieden. Daarom ben ik ook tevreden met de voorziene ondersteuningsmogelijkheden voor onze boeren. Zo bestendigt het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) zijn rol als motor van duurzame investeringen in de land- en tuinbouw. Er moet een selectie- en innovatiesysteem worden ontwikkeld om die investeringen te subsidiëren die een wezenlijke bijdrage leveren tot verduurzaming. We zijn het er allemaal over eens dat de absolute milieudruk van de landbouw en van andere sectoren naar omlaag moet.
N-VA is zich ten volle bewust van de bezorgdheid van de landbouwers in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De getroffen veeboeren moeten zo snel mogelijk rechtszekerheid krijgen. We moeten zo snel mogelijk tot een correcte, rechtszekere en toekomstgerichte oplossing komen voor de zwaarst getroffen bedrijven. Het is aan u, minister, om hiervoor zo snel mogelijk een plan uit te werken.
De crisis in de sector is ook een kans, een kans die de sector verplicht om creatief na te denken. Nichemarkten moeten volop worden ontwikkeld. Korte keten, streekproducten, plukboerderijen, hoevetoerisme zijn ontwikkelingen waar deze meerderheid wil blijven op inzetten. Het zijn economische, ecologische en trouwens ook sociale ontwikkelingen die zich perfect inpassen in een verhaal van multifunctioneel plattelandsgebruik. Ook voor de biolandbouw worden er middelen uitgetrokken voor de verdere uitrol van een strategisch programma. In vergelijking met het buitenland hinkt Vlaanderen nog achterop.
De pachtwetgeving zal worden geëvalueerd en bijgestuurd. Het moet voor eigenaars weer aantrekkelijk worden om gronden te verpachten, maar het moet voor landbouwers voldoende zekerheid bieden om gronden langdurig in pacht te hebben. Het is voor onze fractie belangrijk dat deze hervorming het mogelijk maakt dat jonge boeren aan voldoende landbouwgronden geraken.
De crisis noodzaakt de sector ook tot het ontdekken van nieuwe markten. Daarin zal VLAM een leidende rol blijven opnemen. Alles op alles zetten om toegelaten te worden tot nieuwe markten, zoals vandaag met de peren in Canada, Brazilië en India, is slechts het halve werk. We moeten ervoor zorgen dat onze producten in die landen ook bekend en bemind raken. Een peer en een appel zijn voor hen even exotisch als voor ons vroeger een kiwi of een mango. Daarop moet worden ingezet. We hebben een hoorzitting met VLAM gehad en ik ben er echt wel van overtuigd dat daar werk van zal worden gemaakt.
Ten slotte gaat ook de nodige aandacht naar de visserij. Zo zal het Europees gemeenschappelijk visserijbeleid verder worden geïmplementeerd en wordt de visserijsector begeleid dankzij de geleidelijke introductie van de aanlandingsplicht. Het financieringsinstrument van de Vlaamse visserij zal helpen om de visserij te verduurzamen. Ook het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) zal een partner zijn, en met onderzoek helpen een antwoord te bieden op de uitdagingen voor de sector. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de begroting voor landbouw is evenwichtig. Het VLIF als motor voor duurzame groei blijft het centraal instrument van het landbouwbeleid. Er wordt aandacht opgebracht voor verbreding en verduurzaming, voor biologische landbouw en voor innovatie ondersteund vanuit de verspreide maar toch gecoördineerde onderzoeksinstellingen in Vlaanderen. Het openzetten van de kmo-portefeuille blijft evenwel nog een ambitie. De land- en tuinbouwsector heeft nood aan een positieve drive, aan een positieve benadering, en dat is zeker zo in tijden waarin het onder meer ingevolge de Ruslandcrisis ook economisch niet voor de wind gaat.
Bovendien wil ik de aandacht vragen voor de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) en de programmatische aanpak van stikstof (PAS). Gisteren en vandaag voerden wij hier over de partijen heen een discussie over sociale correcties. Dat is terecht. De heer Crombez zei gisteren dat hij meer dan zeshonderd mails had gekregen van bezorgde leden van het COV, met daarin terechte bekommernissen. Ik heb er zelf ook een honderdtal gekregen. Bovendien krijg ik geregeld brieven van landbouwers die worden geconfronteerd met het IHD/PAS-verhaal. Als voorbeeld wil ik er u eentje voorlezen.
“In 2011 is onze zoon Bart (27 jaar) gehuwd met Veerle (26 jaar). In 2013 is hun zoontje Thibaut geboren. Ze hebben het ouderlijk bedrijf van Veerle overgenomen. Het betreft een gemengd bedrijf met melkvee en een 100-tal zeugen. Zoals het hoort, wilden ze hun bedrijf klaarzetten voor de toekomst. Ze kregen in 2011 de kans om een kippenstal op 300 meter van hun bedrijf aan te kopen. Ze besloten om dat te doen en deze stal om te bouwen tot een varkensstal.” Ze kregen de uitbreidingsvergunning, maar het werk is nog niet af. De investering is nog niet volledig uitgevoerd. “Dan krijgen ze een PAS-brief van de Vlaamse overheid, waarbij de ene exploitatie een oranje kleur krijgt, de andere een rode kleur.” In het laatste geval is een nieuwe vergunning niet meer mogelijk, terwijl in het eerste geval zware extra investeringen nodig zullen zijn.
Anderen, ook de heer Engelbosch, zegden het al: we zijn blij met het engagement van het Vlaams Parlement. Ik pleit ervoor om niet enkel aandacht te hebben voor de sociale problemen, maar ook voor de financiële problemen van die mensen. Graag zou ik willen dat we dat over de partijgrenzen heen kunnen doen.
Voorzitter, ik krijg de indruk dat u, mijnheer Dochy, meer en meer tot de oppositie behoort. Dat was gisteren zo, en vandaag gebeurt dat opnieuw. U uit hier kritiek op de instandhoudingsdoelstellingen, hoewel dat in het luik leefmilieu thuishoort. Voor mij is dat om het even. Die instandhoudingsdoelstellingen zijn wel het resultaat van het beleid van uw partijgenoten. Hier komt u een emotionele brief voorlezen van iemand die zijn vergunning niet meer zal krijgen, maar als lid van een meerderheidspartij bent u medeverantwoordelijk. Jarenlang al voert u een beleid dat ook een Europees beleid is dat ertoe leidt dat mensen een brief krijgen waarin wordt aangekondigd dat hun levenswerk ten einde is.
En u hebt natuurlijk gelijk: er wordt continu, op allerlei domeinen, over sociale correcties gesproken. Alleen in de landbouw is dat blijkbaar niet nodig.
Ik vind het bijzonder erg, daarover hebben we het al gehad. U hebt in de commissie, naar aanleiding van de hoorzitting, gezien hoe dit leefde bij de landbouwers, zeker bij de mensen die de boodschap hebben gekregen dat ze moesten verhuizen of dat hun vergunning stopte.
Maar mijnheer Dochy, u moet toch erkennen dat dat een gevolg is van het beleid en van uw stemgedrag net voor het reces.
Mijnheer Sintobin, ik dank u voor de aanvulling, want mijn tijd was op. Het is inderdaad een gevolg van een akkoord. Als ik goed ben ingelicht in dat dossier – en ik denk dat ik dat ben – draagt dat akkoord een aantal elementen in zich. Er is de uitvoering van de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) en de programmatische aanpak stikstof (PAS), maar er is ook een flankerend beleid. Dat flankerend beleid geeft het sociaal accent en zorgt ervoor dat de mensen die getroffen worden, op een correcte manier worden vergoed of een bedrijfsverplaatsing kunnenkrijgen.
Ik stel vast dat er daarbij vandaag vragen worden gesteld. Voor ons is het natuurlijk heel belangrijk dat het akkoord in zijn totaliteit wordt uitgevoerd. Vandaar die emotionele brief. Ik heb er nog vele dergelijke liggen. Het zijn schrijnende gevallen. Ik denk niet dat wij de verantwoordelijkheid kunnen nemen om een akkoord dat gemaakt is, half uit te voeren.
Vandaar de oproep naar iedereen, kamerbreed, om mee te werken aan een deftige oplossing voor de mensen die daarmee worden geconfronteerd. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Dochy, wat de steun voor de landbouw betreft, zitten we natuurlijk op dezelfde golflengte. Ik weet dat. U verwijst naar het flankerend beleid. We hebben die discussie over het flankerend beleid ook gevoerd in de commissie, maar dat werd nog niet concreet gemaakt. Waarop is dat flankerend beleid gericht? Welke middelen worden daarvoor uitgetrokken?
De landbouwers die hun vergunning kwijt zijn of misschien kwijt zullen zijn, weten echt niet waar ze aan toe zijn. Dat is jammer voor de rechtszekerheid van die mensen.
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Dochy, ik wil alvast een bijdrage leveren om partijoverschrijdend naar een oplossing te zoeken.
Net als u heb ik tal van die brieven gekregen. Een aantal landbouwers die in dat geval zijn, ken ik ook persoonlijk.
Ik wil het volgende kwijt: deze regel komt uit Europa. Het is niet alsof we dat pas sinds gisteren weten. We weten al jaren dat het komt. Toch zijn er de laatste jaren nog belangrijke investeringen gedaan in risicovolle gebieden, als ik het zo mag zeggen.
Dat verwijt ik vooral aan de Vlaamse Regering. Eigenlijk moest men daarop anticiperen. Als men straks compensaties wil geven aan landbouwers om elders te investeren, is dat twee keer geld geven voor hetzelfde. Eerst laat je toe om een stal te bouwen in een delicaat gebied en dan moet je nog eens geld geven om weer een nieuwe stal te bouwen. Dat verwijt ik u niet, maar wel de Vlaamse Regering.
Ook de landbouworganisaties hebben volgens mij een beetje – ik ben voorzichtig – hun kop in het zand gestoken en daar niet voldoende op geanticipeerd.
Dat was het verleden, nu wil ik het over de toekomst hebben. (Opmerkingen van de heer Bart Dochy)
Wacht even, laat mij uitspreken. Ik wil het over de toekomst hebben.
Ik ben het met u eens dat er een oplossing moet worden gevonden: niet door het naar beneden halen van de natuurdoelstellingen – hopelijk bent u het daarover met mij eens –, maar wel door voor de getroffen landbouwers, voor wie de oplossing niet voor de hand ligt, oplossingen te helpen zoeken, investeringssteun te geven via landbouwkredieten, en die daarop te oriënteren, zodat de leefbare landbouwbedrijven in dat geval – al dan niet deels – kunnen delokaliseren, om op die manier daar een oplossing voor te vinden. Daar zijn we ook voor.
Ik denk dat we beide doelstellingen kunnen dienen. We hoeven niet in elkaars zakken te zitten. Ik denk dat we op die manier veel begrip kunnen creëren tussen de – helaas – vaak concurrerende sectoren.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik dacht even dat er slechte akoestiek was in de zaal, omdat ik de heer Sintobin hoorde zeggen dat de heer Dochy kritiek had op de IHD’s.
Ik had begrepen dat de heer Dochy vooral pleit voor het flankerend beleid dat onderdeel uitmaakte van die IHD’s. Want die IHD’s zijn inderdaad de vertaling van de Europese doelstellingen die geformuleerd zijn en die we in Vlaanderen hebben omgezet. Vooraleer we die IHD’s zullen realiseren, moeten we de mensen die vandaag met een rechtmatige vergunning die stikstofdepositie, die schadelijk en nefast is om die soort in stand te houden, hebben, op een correcte manier vergoeden of de mogelijkheid geven om te verplaatsen of een bedrijfsreconversie te doen. Daarover kan geen onduidelijkheid bestaan.
Ik heb daarjuist het pleidooi van de N-VA ter zake gehoord om daarin te voorzien. Ik hoor van onze mensen precies hetzelfde. Ik denk dus dat dat opdracht nummer één is, voordat we daar verder aan werken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, wat de doelstellingen en bezorgdheden rond landbouw betreft, moet u er niet aan twijfelen dat we daar op dezelfde golflengte zitten. Maar het helpt de landbouwers wel niet verder als men het hoofd in het zand steekt.
Waarom is er in de vorige legislatuur uiteindelijk tot een akkoord gekomen? Omdat er een sluipende vergunningenstop dreigde te komen. Daar zou elke landbouwer apart door getroffen worden. Daar zouden de volledige landbouwsector en de individuele, familiale landbouwbedrijven de dupe van worden. Er is toen gezegd dat dat niet kon en dat we tot een geheelakkoord moesten komen, waar duidelijk twee onderdelen in zitten, zoals collega Dochy daarnet heeft aangehaald.
Ik kan het niet goed verdragen dat collega’s tijdens de hoorzitting, maar zeker ook tijdens de plenaire vergadering, vooral als de landbouwers er niet bij zijn, de schuld bij de landbouwers zelf leggen. Als het de overheid is die vandaag pas de kennis heeft op welke manier zij haar vergunningenbeleid moet gaan aanpassen, kun je niet zeggen dat de landbouwer daar in dezen de schuld van draagt en zelf het hoofd in het zand heeft gestoken.
Het is met de kennis van vandaag dat de overheid de regelgeving heeft aangepast. Als die kennis en die regelgeving vandaag zo’n dergelijke impact hebben op landbouwbedrijven, is het ook de verantwoordelijkheid van de overheid om die ten volle te nemen en ervoor te zorgen dat de nodige flankerende maatregelen worden genomen om op een goede manier de toekomst uit te bouwen, zowel voor de natuur als voor de landbouwbedrijven.
Het is altijd gemakkelijk om de paraplu open te trekken en te zeggen dat het de schuld van Europa is. Wij waren vroeger de enige kritische partij ten opzichte van Europa, maar de laatste jaren, en zeker in de aanloop naar de verkiezingen, is dat toch een beetje veranderd. Ik wil toch opmerken dat het beleid van Europa ook gevoerd wordt door partijen die hier aanwezig zijn.
Mijnheer Caron, die fundamentele discussie kunnen we hier niet voleindigen. U zegt dat we de natuurdoelstellingen niet gaan verminderen, maar wat is de prioriteit inzake landbouw? Zijn het de natuurdoelstellingen of is het het economische belang van de landbouw? Voor mij is het het economische belang van de landbouwer. Uw partij en sp.a vergeten soms dat de landbouw instaat voor de voeding van een maatschappij, van de hele wereldbevolking. Als we straks zonder landbouwers zitten in Vlaanderen, zullen we alles moeten importeren uit landen waar minder regels zijn dan hier vandaag. U weet immers ook dat er geen level playing field is tussen de Europese landen en de landen buiten Europa.
Mevrouw Rombouts, wij zitten inderdaad meestal op dezelfde lijn, net als mijnheer Ceyssens. Maar nu krijgen mensen, zonder hen te verwittigen, gewoon koudweg een brief in de bus met de mededeling dat hun vergunning waarschijnlijk zal verlopen en dat ze een oranje of rode kaart hebben. Er wordt dan gesteld dat men het zal oplossen en dat er in flankerend beleid wordt voorzien. Alleen weet men nog niet wat dat zal zijn of hoeveel middelen daarvoor zijn. En dat vind ik verkeerd. Ik weet ook wel dat er een aantal vergunningen zouden aflopen en zo, maar dan moet je er eerst voor zorgen dat je aan de mensen kunt zeggen wat het flankerende beleid zal zijn en welke middelen daarvoor worden vrijgemaakt. U draait het om, en dat vind ik niet correct.
Mevrouw Rombouts, ook wij zijn naar de infomomenten van de Boerenbond geweest over de instandhoudingsdoelstellingen. Ook wij gaan luisteren naar wat de landbouwers te zeggen hebben. Ik weet niet of u geweest bent. Ik heb ondertussen trouwens geen enkele landbouwer aangevallen. Ik wil er wel even bij zeggen dat die landbouwers zware kritiek hadden op hun eigen organisaties. Mijn kritiek slaat dus in eerste instantie op de overheid, en in tweede instantie op de landbouworganisaties.
Mijnheer Sintobin, ik weet dat het Vlaams Belang goed is in het maken van intentieprocessen. Ik herhaal wat ik gezegd heb, en luister goed: volgens mij is het perfect mogelijk om de economische doelstellingen van de landbouwers te verenigen met de natuurdoelstellingen. Het zal ons iets meer kosten als samenleving, maar ik denk dat we dat ervoor over moeten hebben, om kwaliteitsvolle landbouwproducten op ons bord te krijgen en de landbouw leefbaar te houden, en tegelijk een kwaliteitsvolle, natuurlijke leefomgeving te hebben.
Ik denk dat we het over twee dingen eens zijn. Ten eerste treft landbouwers individueel geen schuld als ze over correcte vergunningen beschikken. Sommigen redeneren dat iemand die een rode brief krijgt, in overtreding is en geen vergunning had. Ik heb dat gelezen in een verslag van de commissie Leefmilieu. Dat is dus absoluut niet waar. Die mensen hebben geen schuld, zij hebben rechtsgeldige vergunningen. Ten tweede moet er een afweging worden gemaakt tussen doelstellingen en mogelijkheden om die doelstelling te bereiken. Als ik een grote chique auto wil maar het geld niet heb, dan moet ik eerst sparen. Eigenlijk moet de overheid zo ook redeneren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er is al zoveel gezegd zodat ik kort en bondig mag zijn. Ik wil toch even vier punten onderstrepen.
Eerst en vooral, voor ons is landbouw een economische sector. Minister, vandaar dat het bijzonder belangrijk is dat u het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) op het peil, zoals gepland in het regeerakkoord, hebt kunnen houden.
Ten tweede vinden wij het ook zeer terecht dat voor Boeren op een Kruispunt de noodzakelijke financiering behouden blijft en dat hier geen besparingen gebeuren, gezien de grote financiële crisis in de sector.
Ten derde zou ik uitgebreid ingegaan zijn op het flankerend landbouwbeleid, maar ik ga dat niet doen. Minister, in de eerste plaats is dit uw verantwoordelijkheid, maar niet alleen die van u maar ook die van de minister van Financiën, de minister-president en de hele regering. Ik hoop dat ze die boodschap ook horen terwijl ze koffie aan het drinken zijn, waarvoor ik alle begrip heb. Maar afspraken uit het verleden moeten worden gehonoreerd.
Ten vierde wil ik even stilstaan bij de crisis in de varkenshouderij, die reeds jaren duurt maar die nu op een bijzondere manier versterkt is door het importverbod van Rusland. Ik ben – en ik wik mijn woorden – eigenlijk zwaar ontgoocheld over de resultaten van de Landbouwministerraad van eergisteren. Ik weet dat u samen met zes andere landen, waaronder Denemarken, Frankrijk, Polen en nog een aantal andere landen, de problematiek van de varkenshouderij hebt aangekaart. Ik zou nogmaals willen onderstrepen dat na Finland en Litouwen, België het zwaarst getroffen is in het landbouwinkomen. Eurostat meldt dat wij op de derde laatste plaats staan wat betreft het landbouwinkomen, of beter geformuleerd dat wij het derde meest achteruitgaan wat betreft het landbouwinkomen. Bovendien is de conjunctuurbarometer – en dat is niet onmiddellijk uw verantwoordelijkheid – het laagst sinds 2007. In de varkenshouderij is het inkomen het laagst in vijf jaar.
Minister, ik zou erop willen aandringen dat u voor de Landbouwministerraad in januari voorafgaandelijk een aantal bondgenoten zoekt om Europa te overtuigen dat er wel een tegemoetkoming mag gebeuren en zelfs moet gebeuren. Ik merk dat voor Finland, dat zwaar is getroffen in zijn melkveehouderij, er wel serieuze inspanningen zijn gebeurd. Ik reken erop dat u zich, samen met een aantal bondgenoten, zeer goed voorbereidt om Europa te overtuigen om wel maatregelen te nemen. Minister, kan Vlaanderen bijkomende maatregelen nemen?
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de landbouw heeft het moeilijk. Niemand zal dat ontkennen. De collega’s die al hebben gesproken, hebben dat ook benadrukt. Maar laat het geen reden zijn om de moed te laten zakken. Dat doen onze landbouwers, die ondernemers zijn, ook nooit, ook niet wanneer ze worden geconfronteerd met crisissen, Ruslandboycots, uitdagingen als IHD, PAS of MAP 5.
Ik wil meteen hulde brengen aan de mensen van Boeren op een Kruispunt. Zij zijn een belangrijke steun voor heel wat land- en tuinbouwers in nood. Ondanks de moeilijke context zien wij drie opportuniteiten: het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB), de regionalisering van het Landbouwrampenfonds en het ambitieuze hoofdstuk over Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid in het Vlaamse regeerakkoord.
Mijnheer Crombez, deze ochtend haalde u aan dat er niet wordt bespaard op landbouw. Ik wil u eraan herinneren dat in de jaren 80 70 procent van de Europese begroting werd gereserveerd voor landbouw, terwijl dat vandaag een schamele 30 procent is. Maar goed, dat is hervormd. Belangrijker nog is dat door de hervormingen de melkplassen en boterbergen, de symbolen van overproductie, zijn aangepakt. Die hebben plaatsgemaakt voor bedrijfsgerichte ondersteuning, die inspeelt op de multifunctionele rol van de land- en tuinbouw. De nieuwste GLB-hervorming zet daar nog uitdrukkelijker op in.
Minister, wij zullen erop toekijken dat de afgesproken overgang van pijler 1 naar pijler 2 de nodige aandacht krijgt en dat die maximaal ten goede zal komen aan actieve landbouwers. Voor mezelf en mijn fractie is de spoedige ontwikkeling van een verzekering tegen extreme weersomstandigheden een prioriteit. Naast de regionalisering, die ik al aanhaalde, is de private verzekeringssector de missing link. Ook daar hoop ik dat u de nodige initiatieven zult nemen.
Collega’s, we weten allemaal dat landbouw voornamelijk komt uit Europa. Dat maakt de beleidsruimte beperkter dan ons allemaal lief is, zeker in tijden van crisis. Toch denken we aan een assertief beleid van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), om nieuwe afzetmarkten aan te snijden. Daarnaast willen we aandacht vragen voor de minder zichtbare gevolgen van de Ruslandcrisis. We denken dat het totale kostenplaatje omvangrijker is dan op het eerste gezicht lijkt.
De gevolgen van de melkquota mogen we evenmin onderschatten. Op korte termijn dreigen onze melkveehouders te worden geconfronteerd met een superheffing die kan leiden tot liquiditeitsproblemen. Ik heb het reeds aangekaart, maar de achterstand bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) blijft ons zorgen baren. Niet alleen omdat de machtiging aan het VLIF voor 2015 enkele miljoenen lager ligt, alweer een besparing bij landbouw, maar ook wegens de aankondiging tot verbreding van de VLIF-steun naar milieugerichte investeringen ten gevolge van de nieuwe verplichtingen in het kader van de IHD- en PAS-problematiek. We zijn daar op zich niet tegen, zolang de economische dimensie van het VLIF niet ondergesneeuwd geraakt.
Tot slot geef ik drie belangrijke aandachtspunten. De loonwerkers, die doorgaans vergeten worden, worden evengoed geconfronteerd met zware investeringen, waarvoor ze niet kunnen aankloppen bij het VLIF. Hun problematiek moet ook dringend in kaart worden gebracht.
Wat zal de impact zijn van de nieuwe Europese regeling inzake de visquota voor onze Vlaamse vissers? Het ontwerpvoorstel belooft alvast weinig goeds. Daarom pleiten wij ervoor om de begrotingsmiddelen optimaal in te zetten voor het opvangen van de gevolgen.
Ten slotte is er de kwestie van het flankerend beleid en de middelen voor de instandhoudingsdoelstellingen en de Programmatorische Aanpak van de Stikstofproblemen. We hebben in de commissie gezien welke schrijnende toestanden er op ons af zullen komen. Ik meen dat ook daarvoor in de nodige middelen moet worden voorzien.
Minister, u hoort het: ik denk dat we onze middelen accuraat zullen moeten inzetten, zodat Vlaanderen niet het museum van de landbouw wordt. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Vanderjeugd, dat was een heel goede speech. Dan heb ik het niet over de inhoud, maar over de vorm. We zijn het misschien over alles eens, en misschien ook niet. Ik wil een vraag stellen aan u, en tegelijk ook aan de minister. Een van de thema’s in de landbouw is de schaalgrootte van landbouwbedrijven. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zet eigenlijk in op een instrumentarium dat op veel vlakken verdedigbaar is, maar ook als effect heeft dat het vooral grootschalige landbouwbedrijven stimuleert en kleinschalige ontmoedigt. U kent het klassieke voorbeeld van de twintig zoogkoeien die men minimaal moet hebben om steun te krijgen. Is het ook het standpunt van Open Vld dat men ter zake moet streven naar schaalvergroting, en dat die kleinere bedrijven dan geen steun meer mogen krijgen?
Mijnheer Caron, ik denk niet dat dit het standpunt is van onze fractie. Het is heel belangrijk dat de landbouw met zijn tijd mee evolueert. Het is niet omdat men spreekt van schaalvergroting dat dit geen familiebedrijven kunnen zijn, integendeel. Ik zie ook in mijn eigen gemeente dat op tien jaar tijd het aantal landbouwbedrijven drastisch is verminderd, met de helft. Dat is inderdaad schrijnend. Op zich blijft het landbouwareaal echter wel gelijk. U haalde dat aan. We zullen dus te maken hebben met grotere bedrijven, die daarom echter niet minder familiaal zijn, die de aspecten hebben van de familiale landbouw. Dit gaat ook over de korte keten voor kleinere bedrijven. Ik meen dat ook in het regeerakkoord staat dat die korte keten ook de nodige aandacht moet hebben. Ik meen dus dat ook ter zake voldoende ademruimte wordt gegeven in het regeerakkoord en de beleidsnota. (Applaus bij Open Vld)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik wil alle leden bedanken voor hun bijdragen, waarin ook heel wat aspecten van de nota werden onderstreept. Ik herhaal nogmaals dat wij met de beleidsnota heel uitdrukkelijk gaan voor een duurzame landbouw, en dan heb ik het heel uitdrukkelijk over de drie pijlers: de economische en de ecologische, maar ook de sociale. Eigenlijk zijn die drie aspecten even belangrijk in de beleidsnota en in het beleid dat we de komende vijf jaar zullen voeren.
We hebben ook heel veel aandacht voor nieuwe instroom in de sector, voor het ervoor zorgen dat jongeren nog heel uitdrukkelijk voor de landbouwstiel kiezen. Collega’s, dit is geen kwestie van alleen voor grootschalige landbouwbedrijven zijn, of ook voor familiale landbouwbedrijven, geen kwestie van voor of tegen de biologische landbouw zijn. U zult zien dat we in de beleidsnota alle soorten landbouw kansen willen geven, en voor al die soorten landbouw ook ondersteuningsmechanismen hebben. Daarvoor is inderdaad ook het VLIF bijzonder belangrijk. Mijnheer Vanderjeugd, het klopt dat de generieke besparing die we samen hebben afgesproken binnen de Vlaamse Regering, natuurlijk ook wordt toegepast op het VLIF, maar vanaf volgend jaar is er ook een nieuwe VLIF-regeling. Er zal ook sneller duidelijkheid zijn bij wie een dossier aanvraagt of die al dan niet een beroep zal doen op dat VLIF. Er zal ook snel uitsluitsel zijn.
Er zijn heel wat vragen gesteld en bezorgdheden geformuleerd over de instandhoudingsdoelstellingen, en terecht. Dit is een belangrijk dossier, dat wij ook verder goed zullen blijven volgen. Ik wil herhalen dat dit dossier van de instandhoudingsdoelstellingen in april door de vorige Vlaamse Regering is goedgekeurd. We hebben dit goedgekeurd omdat we zo snel mogelijk rechtszekerheid willen geven aan landbouwers. Hadden we geen beslissing genomen, dan zouden heel wat individuele dossiers – milieuvergunningen en dergelijke meer – op de helling zijn komen te staan. We hebben dat willen vermijden. Daarom hebben we een totaalpakket goedgekeurd, waarmee we zo snel mogelijk rechtszekerheid willen geven. Aan de andere kant hebben we ook duidelijke afspraken gemaakt over een flankerend beleid.
We zullen niemand in de kou laten staan. Ik heb het al een aantal keren gezegd. Ook voor de 135 bedrijven die een negatieve rode brief hebben ontvangen, zullen wij oplossingen op maat zoeken en bekijken hoe wij hen individueel kunnen helpen. Een aantal van die bedrijven zal verder op die plaats kunnen blijven boeren, voor andere bedrijven zal een andere oplossing moeten gezocht worden. Je moet dat inderdaad goed uitwerken. We hebben daarvoor een inrichtingsnota klaar. Het was ook de afspraak dat wij in december met een inrichtingsnota naar de Vlaamse Regering zouden gaan. Dit staat vrijdag op de agenda van de regering. Ik hoop dan ook dat alle partijen een goed flankerend beleid willen en dat er vrijdag een goede beslissing kan worden genomen over de inrichtingsnota en het flankerend beleid, waar dan ook de nodige middelen tegenover moeten staan.
Er zijn ook heel wat bezorgdheden geformuleerd over de varkenssector. Dat is terecht. We zijn heel hard getroffen door de Ruslandboycot. U weet dat Europa heel snel na onze vraag maatregelen heeft genomen voor de fruit- en groentesector. Dat is zeer goed, en wij maken daar ook heel veel gebruik van. Het is anders voor de varkenssector. Gisteren werd nog in de Europese Landbouwraad heel hard gepleit om maatregelen te nemen, maar wij stoten bij de Europese Commissie op een ‘njet’. Je hoort daar steeds het verhaal dat het dieper zit dan de Ruslandcrisis, dat er een structureel probleem is. De Europese Commissie is niet bereid extra maatregelen toe te laten. Wij zitten daar dus een beetje vast. Wij kunnen niet ingrijpen in de markt als er geen toelating is van Europa.
Wij hebben ook gevraagd om een Europees observatorium op te richten om alles goed in kaart te brengen en voldoende transparantie te kunnen krijgen. Wij blijven daar verder op doorgaan. Het is nog maar een week geleden dat we daarover samenzaten. Morgen is er opnieuw een varkensoverleg, waarbij wij de volledige keten samenbrengen om te bekijken of we daar nog bijkomende oplossingen kunnen vinden.
Mijnheer De Meyer, het klopt niet dat er in Denemarken wel maatregelen kunnen genomen worden voor de varkenshouderij. Finland heeft voor zijn melkveesector een aantal bijkomende maatregelen kunnen nemen omdat het vlak naast Rusland ligt en daardoor zware gevolgen moet ondergaan. Daar heeft Europa een uitzondering gemaakt.
Ik zei daarnet al dat de VLIF-steun belangrijk is om de toekomst veilig te stellen. We zullen er verder op toezien dat dat goed en vlot verloopt.
Mijnheer Vanderjeugd, het is niet zo dat er met betrekking tot de visquota een ontwerpbeslissing op tafel ligt. Er is gisterenavond laat een beslissing genomen. Toen jullie hier de begroting aan het bespreken waren, waren wij aan het onderhandelen in de Europese Visserijraad. Daar werden de nieuwe vangstquota voor 2015 vastgelegd. Voor onze visserijsector was er voor wat betreft tong een grote bezorgdheid. De Europese Commissie stelde voor om de vangst van tong naar min 60 procent en min 35 procent te brengen. Dit was voor ons dramatisch omdat onze sector vooral op tong vist. Nu is het wel zo dat het tongbestand het heel slecht doet. Er komt heel weinig nieuwe tong. Dat komt inderdaad onder druk te staan. Door te onderhandelen en door heel goed te duiden wat de grote economische gevolgen zijn voor onze visserijsector, hebben wij die min 60 procent kunnen terugdringen tot min 28 procent. En het voorstel van de min 35 procent hebben wij kunnen terugdringen tot min 15 procent. Dat was het maximale dat wij daar hebben kunnen uithalen. Dit geeft iets meer ademruimte voor onze vissers. Maar het zal een moeilijke beslissing blijven. We zullen goed moeten overleggen en bekijken hoe wij aan de ene kant kunnen zorg dragen voor de tongbestanden en daar de duurzaamheid garanderen, en aan de andere kant ook onze vissers een mooie toekomst kunnen geven.
Voorzitter, ziedaar mijn antwoorden op de vragen. Ik heb vooral begrepen dat heel wat collega’s veel van hun bezorgdheden terugvinden in de beleidsnota Landbouw, Visserij en Platteland, en dat we daarover de komende jaren nog heel veel van gedachten zullen kunnen wisselen in de commissie.
Minister, om elk misverstand te voorkomen: ik heb niet gesproken over Denemarken, dat daar speciale maatregelen zijn genomen. Ik heb wel gezegd dat zeven landen, waaronder België, Denemarken, Frankrijk en Polen, bijzondere maatregelen vragen voor de varkenshouderij. Ik heb eraan toegevoegd dat wat mogelijk is voor de melkveehouderij in Finland voor deze landen toch ook mogelijk zou moeten zijn voor de varkenshouderij.
Ik lees in een persbericht vandaag dat de Landbouwcommissaris wel bereid is om de vraag opnieuw te evalueren in de maand januari. Volgens hem is dit geen Europese crisis in alle landen maar in een beperkt aantal landen. Wat de melkveehouderij betreft, is het ook geen crisis in alle Europese landen, Finland is het zwaarst getroffen. Daar zijn wel speciale maatregelen genomen.
Ik hoop ook dat er nog eens wordt nagegaan of er eventueel Vlaamse maatregelen kunnen worden genomen. Ik weet dat die nooit van dezelfde aard en even groot kunnen zijn, maar misschien kan voor de Rendac-factuur worden nagegaan of een tegemoetkoming vanuit Vlaanderen mogelijk is.
Ik vind het fijn voor de Vlaamse vissers dat ze minder hard worden aangepakt. Men moet echter het geheel bekijken. Wanneer het gaat over visbestanden, mag men niet denken aan morgen maar aan overmorgen. We moeten die visbestanden kunnen herstellen. Wordt dat dan gecompenseerd binnen een Europese context? Blijven de totale quota van de Europese landen op hetzelfde niveau? Of wordt er gecompenseerd in andere soorten voor onze vissers?
Mijnheer De Meyer, ik had uw vraag anders begrepen. U zei dat in Denemarken een aantal maatregelen worden genomen. Het klopt dat Denemarken met een beperkt aantal Europese lidstaten ook vragende partij is om iets te doen aan de varkenssector. Wij blijven dat ook vragen en zullen blijven proberen Europa te overtuigen om ons toe te laten een aantal bijkomende maatregelen te nemen. De toestand is immers heel acuut.
Op dit moment gaan we na hoe we via een aantal andere maatregelen de sector iets meer ademruimte kunnen geven. De Rendac-factuur is een van de zaken die wij bekijken maar dat betekent dat er middelen moeten worden gevonden om daar een oplossing voor te vinden. We bekijken momenteel hoe we daar een antwoord op kunnen bieden. We laten dit dossier zeker niet los. We zitten morgen opnieuw rond de tafel om te blijven zoeken naar oplossingen.
Mijnheer Caron, om die visbestanden duurzaam op peil te houden hebben we eigenlijk tijd tot 2020. We hebben nu een meer geleidelijke afbouw kunnen bedingen, geen min 60 procent maar wel min 28 procent. De Vlaamse visserij heeft zich ook geëngageerd om een aantal bijkomende maatregelen te nemen om meer zorg te dragen voor het tongbestand. Onze eigen vissers hebben voorgesteld om de gaten in hun netten groter te maken zodat de kleine jonge vissen gemakkelijker door de netten kunnen zwemmen en dus niet worden gevangen.
Er is ook afgesproken dat in de kuit- en paaigebieden niet zal worden gevist. Op die manier streven we naar een duurzaam visbestand en willen we tegelijk de visserijsector meer ademruimte geven. Dat wordt verder opgevolgd. Het engagement houdt ook in dat dit wetenschappelijk verder wordt bekeken om de duurzaamheid van het visbestand maar ook van onze eigen sector in evenwicht te kunnen houden.
Dat is heel positief nieuws voor onze vissers. Het zag er zeer dramatisch uit. Het is dan ook positief dat die vermindering met 60 procent is teruggedrongen.
Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening
Dan gaan we nu over naar het onderdeel Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening.
De heer Vandaele heeft het woord.
De beleidsnota Omgeving is een bijzonder document. Het is de eerste keer dat Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening op een gecoördineerde en geïntegreerde manier worden behandeld.
Collega’s van mijn fractie zullen straks ingaan op specifieke thema’s. Ik noem er slecht een paar.
De waterproblematiek blijft een belangrijk aandachtspunt. Voortbouwend op de vorige legislatuur moeten we zeker werk maken van ruimte voor water. Methodieken zoals die met betrekking tot de signaalgebieden worden voortgezet. Ik heb er lang op moeten aandringen, maar uiteindelijk besloot de vorige regering dat ook het Rubiconfonds kan worden ingezet om lokale besturen te helpen om planschade te betalen als ze waterzieke gebieden herbestemmen. We moeten natuurlijk vermijden dat het Rubiconfonds uitdroogt. Dat moeten we in de gaten houden.
We weten dat er nood is aan blijvende inspanningen om ons afvalwater te verzamelen en te zuiveren. Het is daarbij zeer belangrijk dat de gemeentelijke saneringsbijdragen worden aangewend voor wat het decreet voorschrijft, namelijk het onderhoud, de vervanging en de aanleg van rioleringen, en niet voor andere leuke zaken.
We moeten voortwerken op basis van de conceptnota van de vorige Vlaamse Regering met betrekking tot de afstemming tussen de verschillende financiële compensatiemogelijkheden. De kloof tussen de regelingen voor de planschade en de planbaten moet kleiner worden.
Op het einde van de vorige legislatuur is een plan van aanpak opgesteld om de ruimtelijk meest bedreigde bossen te herbestemmen. We hopen op de nodige planningsinitiatieven, waaronder sectorale ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s).
Aangezien we hier twee weken geleden een debat over de klimaatproblematiek hebben gevoerd, zal ik dit punt kort houden. De Vlaamse overheid moet en zal haar verantwoordelijkheid nemen.
Tal van dossiers bevinden zich op het snijvlak tussen Landbouw en Leefmilieu. Dit punt is hier al aan bod gekomen. Hoewel we de milieudoelstellingen natuurlijk moeten halen, moeten we tegelijkertijd de landbouwers op een rechtvaardige en correcte wijze behandelen. Volgens mij bestaat hierover een consensus. Ik denk hierbij onder meer aan de programmatische aanpak van stikstof. Ook het Mestactieplan komt op ons af.
Verder zijn er ook meer streekgebonden dossiers. Ik denk hierbij aan de poldergraslanden. Het openbaar onderzoek is afgesloten. Ik hoop dat de definitieve lijst nu snel kan worden vastgesteld. Elke dag die we verliezen, betekent ook een bijkomend verlies aan waardevolle graslanden.
Tot slot wil ik nog iets over ruimte voor wonen zeggen. Planologisch beschikken we momenteel nog over een ruime hoeveelheid aan woongebied. Het gaat om onbebouwde kavels en om de mogelijkheid grote percelen te splitsen. Er is, met andere woorden, nood aan een activering van het woonaanbod. Het beleid moet gericht zijn op inbreiding, op de renovatie van bestaande woningen, op de versterking van kernen en op het mogelijk maken van innovatieve woonvormen. Zolang we over voldoende woonzones beschikken, houden we onze woonuitbreidingsgebieden het best als reserve. Indien het echt nodig is, kunnen we die gebieden aansnijden. Waar ze slecht liggen, moeten we ze echter, zoals in het Vlaams regeerakkoord staat, durven schrappen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me tot Ruimtelijke Ordening beperken. Mevrouw Rombouts zal het straks over Leefmilieu hebben.
Wat de ruimtelijke ordening betreft, komen we elk jaar tot de vaststelling dat de impact van de ruimtelijke ordening op de begroting omgekeerd evenredig is aan de impact van de ruimtelijke ordening op ons dagelijks beleid. Ik wil de beperkte tijd waarover ik beschik gebruiken om op twee heel belangrijke uitdagingen op het vlak van de ruimtelijke ordening in te gaan.
Minister, vorige maand hebt u in Oostende het startschot gegeven van het inspraakproject met betrekking tot het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Tijdens de vorige legislatuur hebben we vijf jaar aan het groenboek gewerkt. Het wordt stilaan tijd om, op basis van de inspraak, te landen.
We vinden het enorm belangrijk dat de principes in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) niet zomaar op de schop belanden. We vinden het een goed principe dat de vierkante meters bij de opmaak van een RUP niet meer op een apothekersweegschaaltje zullen worden gelegd. Tegelijkertijd vinden we het goed om de kwantitatieve doelstellingen van het RSV te bewaren. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen moet volgens ons voldoende dynamisch en flexibel zijn om ons niet in nutteloze juridische discussies vast te rijden. Tegelijkertijd moet het de ambitieuze doelstellingen van een realistische ruimtebalans voor ogen houden.
Voor mijn volgend punt grijp ik ook even terug naar de vorige legislatuur. Gedurende drie maanden hebben we in de zogenaamde commissie-Sauwens over een versnelling en verbetering van onze procedures gebrainstormd. Ik wil hier terecht niet enkel over een versnelling spreken. Indien onze procedures beter worden, zullen ze op termijn ook sneller worden. Het akkoord dat toen over de partijgrenzen heen is bereikt, bevat een heel belangrijk gegeven, namelijk de omgevingsvergunning. We staan aan de vooravond van een omwenteling van de wijze waarop vergunningen in Vlaanderen worden afgeleverd.
Minister, de uitdagingen zijn dan ook niet min. Ik wil ze nog even in herinnering brengen. Eerst en vooral zijn er de uitvoeringsbesluiten die er nu moeten komen in de geest van de aanbevelingen die we hebben gedaan voor de omgevingsvergunning. We hebben gezegd dat de omgevingsvergunning ervoor moet zorgen dat we maar één keer over hetzelfde discussiëren, één keer over hetzelfde beslissen en één keer over hetzelfde eventueel in beroep gaan of handhaven. Daarmee heb ik stap twee en stap drie uiteraard ook al genoemd. We hebben een sluitende beroepsprocedure nodig. Ik wil niet uit den treure, zoals ik vorige legislatuur heb gedaan in de commissie, het proces maken van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Ik denk dat we het fiasco van de Raad voor Vergunningsbetwistingen het liefst zo snel mogelijk uit ons geheugen wissen, maar wel gebruiken als een goede les om te zorgen dat het bestuursrechtscollege dat minister Homans zal moeten installeren, een performant college wordt waar degenen die in beroep zijn rechten zoekt, dat op een korte termijn en op een duidelijke manier kan en zal vinden. Minister, uiteraard zal er handhaving moeten gebeuren over de grenzen van Ruimtelijke Ordening en Milieu heen.
Het laatste stuk is misschien nog het belangrijkste, en dat is het stuk van de opleiding. Minister, al die architecten en studiebureaus die vandaag bouwvergunningsaanvragen en milieuvergunningsaanvragen doen, zullen op relatief korte termijn moeten leren om een omgevingsvergunning aan te vragen. De gemeentebesturen zullen moeten leren om die af te leveren. Hiermee doe ik een warme oproep aan alle collega’s in het parlement. Ik herinner me de discussie destijds over het Vrijstellingenbesluit en het Meldingenbesluit. Er was onzekerheid bij ambtenaren. Besluiten die werden genomen, werden naderhand door de politici die ernaar hadden gevraagd, opnieuw in twijfel getrokken. Collega’s we hebben allemaal samen gepleit voor de omgevingsvergunning. Ik ga ervan uit dat we, over de partijgrenzen heen, daar onze schouders mee onder zetten.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, de heer Vandaele heeft het al gezegd: we willen u feliciteren met het feit dat u hier vandaag een globale beleidsnota Omgeving presenteert. Het gaat niet meer om twee aparte dingen, Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening. In de regeringsverklaring stonden ze nog apart, maar nu hebben we één beleidsnota Omgeving. Ik hoop uiteraard dat dat ook een voorbode mag zijn voor een efficiënt en integraal beleid inzake Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening.
Minister, onze fractie juicht alleszins de rode draad in uw beleidsnota to. Dat is vooral vereenvoudiging, efficiëntiewinst, minder administratieve lasten, subsidiariteit, geen betutteling of bevoogding van lokale besturen en een oplossingsgerichte administratie die faciliteert en projecten vooruit helpt. Dat is alleszins voor ons zeer belangrijk.
De heer Ceyssens heeft het al een paar keer aangehaald: zeker de operationalisering van het Omgevingsdecreet maar ook de evolutie naar een echte omgevingsplanning is iets waar we met zijn allen naar uitkijken en waarvan we oprecht hopen dat het een bijdrage kan leveren aan een efficiënter, sneller en uitvoeringsgericht vergunningenbeleid.
We weten evenwel dat er nog heel wat werk op tafel legt, niet alleen voor het Omgevingsdecreet waarvan we hopen dat het uitvoeringsbesluit eind 2015 ten uitvoering kan komen, maar er is legistiek nog heel wat werk wat dat betreft, en zeker ook wat betreft de begeleiding en ondersteuning van de lokale besturen. Hierbij wil ik ervoor pleiten dat men enerzijds de bestaande knowhow bij de lokale besturen, zeker de ontvoogde lokale besturen, niet mag miskennen. Anderzijds hoop ik uiteraard dat men middelen als vooroverleg en advies in het kader van de omgevingsvergunningscommissie facultatief zal maken zodat het geen vertragende middelen zullen worden.
Enerzijds is er nog veel werk, maar anderzijds wil ik nogmaals een oproep doen om zeker bepaalde dingen vooruit te schuiven. We pleiten er zeker voor om nu reeds onmiddellijk de socio-economische vergunning mee op te nemen in heel de omgevingsvergunning. We denken dat dat zeer belangrijk is. Immers, een handelszaak, ik denk bijvoorbeeld aan een doe-het-zelfzaak, die vandaag weliswaar een milieuvergunning en bouwvergunning krijgt, maar daarna geen exploitatievergunning of socio-economische vergunning, staat nog nergens, zeker niet als de socio-economische vergunning ook nog wordt aangevochten.
Een ander item waarop we de nadruk willen leggen, is de digitalisering. We weten dat dit heel belangrijk is als men sneller en efficiënter vooruit wil gaan. Het is ook belangrijk voor de uitwisseling van de diverse data tussen de verschillende instanties. Op dit ogenblik zijn inzake ruimtelijke ordening een aantal pilootgemeenten bezig met digitalisering. Tot op heden zijn er echter nog maar een tiental digitale vergunningen ingediend. Inzake milieu is onlangs het eMIL online van start gegaan, waarmee in de toekomst milieuvergunningen digitaal moeten kunnen worden ingediend, maar vandaag kunnen er enkel gegevens digitaal worden ingebracht. We hopen dat ook op dat vlak de trein iets sneller kan gaan.
Een ander belangrijk item is de modernisering van het instrumentarium en een krachtdadige, evenwichtige gedifferentieerde handhaving. Wat het instrumentarium betreft, is er nog heel wat werk op het vlak van de planprocessen en de planningsinstrumenten. We moeten heel snel werk maken van de integratie van de MER-procedure in de planprocedure. Voor een gewestelijk GRUP bedraagt de gemiddelde doorlooptijd ongeveer 680 dagen, en een MER-procedure duurt gemiddeld 730 dagen. Er schort op dat vlak dus nog een en ander. We moeten zeker sneller vooruitgaan.
Mevrouw de minister, wat de typevoorschriften betreft, juich ik ook uw initiatief toe om betere en adequatere voorschriften in te voeren. Ik hoop dat ook daarvan snel werk wordt gemaakt. Zeker wat de instrumenten betreft, die voor onze fractie heel belangrijk zijn, is het onderzoek naar de invoering van de lex silentio positief. In het verleden stond men daar eerder vijandig tegenover, maar voor onze fractie is het zeer belangrijk dat de stilzwijgende vergunning er eindelijk komt. Als een overheid te lang talmt met de aflevering van een vergunning, mag dat een individu uiteraard geen schade berokkenen.
Ik wilde nog iets zeggen over de woonuitbreidingsgebieden.
Daarvoor is het te laat, mevrouw Peeters.
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Beste collega’s, minister, ik ben bezorgd. Ik ben bezorgd over de gevolgen van de slechte luchtkwaliteit op de gezondheid van onze kinderen en kleinkinderen. Daarom is het heel belangrijk dat de nodige maatregelen worden genomen en dat er een visie is die erin bestaat de industrie niet zozeer te compenseren maar om te bouwen en die onze kmo’s de kans geeft om nieuwe technologieën te kunnen uitdragen, die ervoor zorgen dat onze bedrijven minder energie nodig hebben, energie kunnen recupereren, minder uitstoten en minder grondstoffen nodig hebben. Kijk naar Duitsland, waar effectief werd gekozen voor een dergelijk beleid.
Minister, ik zeg dat omdat ik vind dat u in de steek wordt gelaten door uw collega’s. Ik zie dat de regering de strategische focus om te werken aan duurzame mobiliteit, aan een duurzaam energiebeleid en aan eco-innovatie gewoon heeft verlaten. Daardoor komen we voortdurend in een systeem terecht waarin we bedrijven compenseren voor de kosten, maar niet werken aan de vernieuwing van onze kmo’s en niet werken aan de verbetering van onze luchtkwaliteit, noch aan de verbetering van onze competitiviteit.
Ik ben ook bezorgd over de veiligheidsrisico’s die heel wat van onze inwoners lopen door de opwarming die zich doorzet en die voor een stijging van het waterpeil zorgt. Mensen die aan de kust of in de poldergebieden wonen, maar ook in rivierbekkens of in grote steden als Antwerpen, worden bedreigd. Daarom roep ik u op verder te werken aan een preventief beleid. Gebruik de instrumenten van de ruimtelijke ordening, maar werk ook verder aan een strategische visie en aan de plannen om inzake rivierbeddingen een keuze te maken zowel voor het economische belang, de veiligheid, maar ook voor de kwaliteit van het leven en de biodiversiteit. En vooral, voorzie daarvoor in voldoende middelen. Dat gebeurt op dit moment niet.
Collega’s, ik ben ook bezorgd over de achteruitgang van het welzijn en de geluksbeleving van onze mensen. Er ontstaat steeds meer een onevenwicht tussen het hectische leven enerzijds en onze verbondenheid met de natuur. U zult van mij aannemen dat ik geen geitenwollensokken naïeveling ben. Ik voel en ik weet – heel wat studies tonen het aan – dat mensen die ontheemd geraken en te weinig natuur hebben, gaan stresseren.
Minister, zet toch in op die kleine natuurgebieden, op de nabijheid van natuur, op de speel- en stadsbossen. Die maken het mogelijk dat mensen even kunnen ontsnappen aan het hectische stedelijke leven. Dat doet u niet door te besparen op de subsidies voor natuurverenigingen, minister. Doe dat alstublieft ook niet door – onder het mom van de besparingen – de resterende middelen in te zetten voor de grote Europese natuurprojecten, ten nadele van de nabije natuur.
Minister, ik ben bezorgd over het verdwijnen van de biodiversiteit. Dit gaat zeer snel en de schade is onherstelbaar. U hebt vele bondgenoten: de provincies die het voortouw nemen om klimaatneutraal te worden, de gemeenten die een bedreigde diersoort adopteren, de natuurverenigingen die een sterk engagement hebben in het ontwikkelen en beheersen van natuur, de bekende Vlamingen die hun nek willen uitsteken, en mijn partij die vanuit de oppositie haar verantwoordelijkheid wil opnemen.
Minister, respecteer uw bondgenoten en trek ze dichter naar u toe in plaats van ze af te stoten. Neem hun subsidies niet af maar maak ze sterker. Geef hen zuurstof om hier samen met u hun schouders onder te zetten.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, collega’s, ik zou willen beginnen met de volgende stelling. De omgeving in Vlaanderen staat onder druk. Onze leefomgeving staat onder druk.
Ik heb het niet alleen over de lucht- en waterkwaliteit, over het materialengebruik en de klimaatverandering, de bodemkwaliteit, de toenemende verharding van de open ruimte; nee, ik heb het in de eerste plaats over het beleidsdomein Omgeving. Dat omvat nu Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening. Dat beleidsdomein staat onder druk. Het budget van Omgeving staat onder druk. Een aantal punctuele zaken tonen dat aan.
Ik kan een aantal voorbeelden geven. Het gaat niet alleen over generieke besparingen. Er valt een parallel te trekken met Cultuur. We hebben onlangs het grote klimaatdebat gehad. Wel, het Klimaatfonds heeft sinds 2013 nul euro erbij gekregen. Er wordt steeds gezegd dat er geld komt, dat er geld op een rekening staat van de Nationale Bank, 188 miljoen euro. Dat moet nog worden verdeeld met de federale overheid en de andere gewesten; en dan komt dat allemaal in orde. Dat horen we intussen al vijf jaar en ik neem daar geen genoegen meer mee.
Er is onduidelijkheid over de financiering van het klimaatbeleid vanaf 2015. Het is bijna 2015! Het gaat hier over het begrotingsontwerp 2015! Wel, er is geen enkel budget in het Klimaatfonds voor bijkomend beleid. Het gaat nog altijd over de uitwerking van het beleid dat we beslist hebben voor 2013 en 2014.
Voor het luchtbeleid: geen nieuwe middelen. De verminderde toelage aan de drinkwatermaatschappijen staat expliciet in het begrotingsontwerp: vanuit een beleidsbeslissing 48 miljoen euro bespaard. Hoe wordt dat gecompenseerd, minister-president? Door een belastingverhoging natuurlijk. U hebt altijd gezegd: geen belastingverhoging! Dat doen alleen de socialisten! Dat was uw credo. (Opmerkingen van de heer Matthias Diependaele)
We stellen vast dat de bovengemeentelijke saneringsbijdrage zal stijgen omdat jullie de toelage aan de drinkwatermaatschappijen verminderen. Regionale Landschappen en Bosgroepen zijn geëvacueerd uit de Leefmilieubegroting, kwamen in het Provinciefonds terecht, tenminste de middelen daarvoor of toch een groot stuk daarvan, en ondertussen is het Provinciefonds afgeschaft.
Het Rubiconfonds dan: men verwacht voor 2015 inkomsten uit de planbaten. Wat gebeurt er met die inkomsten? Die gaan naar de algemene middelen. Daar wordt nu niets mee gedaan.
Een laatste voorbeeld: via een regeringsamendement in de commissie Financiën, dus na de discussie in de commissie Leefmilieu, wordt er nog beslist om 10 miljoen euro minder dotatie te geven aan het Minafonds. Dat fonds dient echt om milieubeleid te financieren. Het wordt gewoon uit de milieubegroting gehaald en het gaat dan naar studietoelagen.
Minister, ik leid daaruit af dat het budget voor Omgeving een reservepot is voor alle andere beleidsdomeinen. Als er ergens geld nodig is, maak u geen zorgen, want er is nog altijd een Omgevingsbudget waar nog wel iets kan worden afgepitst. Minister, dat is eigenlijk in lijn met wat uw beleidsnota stelt, namelijk dat er twee uitgangspunten zijn: ‘no gold plating’ en een sterk investeringsklimaat. ‘No gold plating’ betekent dat we vooral niet meer doen dan wat Europa ons vraagt, terwijl Europa nu net aan een afbouw bezig is van milieuwetgeving. Minister, ik ben het met u eens dat economie een belangrijke focus is, maar u bent minister van Omgeving en u moet vertrekken vanuit de bekommernis voor Omgeving en niet vanuit een economische bekommernis. (Applaus bij Groen)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Collega’s, wat de planologische verankering van gerealiseerde natuurgebieden betreft, is het voor ons in de eerste plaats belangrijk dat de effectieve bos- en natuurgebieden maximaal worden gevrijwaard, net als de rest van de open ruimte. We vinden dan ook dat dit een belangrijk uitgangspunt moet zijn in het nieuwe beleidsplan Ruimte Vlaanderen en bij alle beslissingen van de Vlaamse Regering om in bijkomende ruimte te voorzien voor harde functies.
Vanuit het principe van verstandig ruimtegebruik zou het nogal vreemd zijn om bestaande natuurgebieden op te offeren voor bijvoorbeeld nieuwe bedrijventerreinen, terwijl we terecht moeten focussen op bijkomende natuur, onder meer in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen (IHD). Ja, daar zijn ze weer.
Wie IHD zegt, zegt Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Een van de laatste parlementaire beslissingen van de vorige legislatuur betrof het wijzigen van het Natuur- en Bosdecreet om uitvoering te geven aan de instandhoudingsdoelstellingen, iets waar Europa terecht op wees en toe verplichtte. Keerzijde van deze positieve evolutie is de onzekerheid die over een aantal landbouwbedrijven is gekomen. We menen dat we met PAS daar een gepast antwoord op kunnen geven: een combinatie van maatwerk, flankerend beleid, diversificatie, herstructurering, nieuwe technologieën, en die moeten het mogelijk maken om rechtszekerheid en bedrijfsvoering maximaal te behouden.
Soortbescherming is al jaren een wat moeilijk verhaal. Het gaat behoorlijk traag. De aanzet van de minister in de beleidsnota om vier dieren, vier planten per jaar te beschermen gaat in de goede richting en kan op onze volle medewerking rekenen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, sta me toe mijn betoog te beginnen met nog even terug te komen op de opmerkelijke bevoegdheidsverdeling binnen de Vlaamse Regering. U hebt een zeer mooie en coherente bevoegdheidsportefeuille. De kruisbestuivingen en wederzijdse verrijkingen die mogelijk zijn met de combinatie Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Landbouw biedt kansen en zullen zeer belangrijk zijn in de uitdagingen die in de drie beleidsvelden op ons afkomen. Natuurlijk zal een interessante bevoegdheidsverdeling er niet voor zorgen dat de tegengestelde ruimtevragen plots wegsmelten. Betere instrumenten zullen het kader waarin die veelheid aan ruimteclaims tegen elkaar afgewogen worden, transparanter en vlotter maken.
Tegelijkertijd hebt u in uw verschillende bevoegdheden ook nog grote sectorale uitdagingen. Voor Leefmilieu en Natuur is de inzet op de instandhoudingsdoelstellingen om te komen tot een veerkrachtige natuur, een rijkere biodiversiteit en een beter leefmilieu, als prioritaire doelstelling opgenomen in het regeerakkoord en beleidsnota. Tegelijkertijd moet er in voldoende budget voorzien worden voor zowel natuurherstel als voor mitigerende maatregelen die de, soms moeilijke, beslissingen moeten omkaderen. Onderschat niet, minister en misschien vooral collega’s, de impact van deze maatregelen op honderden familiale bedrijven in Vlaanderen.
We doen zeer moeilijke en grote inspanningen om de natuur in Vlaanderen te versterken en te verduurzamen. In het kader van de Europese instandhoudingsdoelstellingen wordt gevraagd om de stikstofdepositie in de speciale beschermingszones radicaal aan te pakken. Dit zal zware inspanningen vragen vanuit industrie, verkeer en landbouw. Tegenover deze zware inspanningen voor natuur moet er een eerlijk en fair mitigerend beleid worden uitgewerkt voor de getroffen bedrijven.
Door de verwevenheid van het agrarische gebied en de speciale beschermingszones, de ligging van de bedrijfszetels en de specifieke stikstofuitstoot, staat de landbouwsector op de frontlijn in deze discussie. Alle landbouwbedrijven werden de voorbije maanden geïnformeerd. Velen kregen een moeilijke tot zeer moeilijke boodschap. De informatiebrieven hadden onmiddellijk impact op de bedrijfsvoering in honderden familiebedrijven die nu al investerings-, uitbreidings-, verhuis- of andere plannen hadden.
De heer Dochy citeerde daarstraks uit een brief, waarbij ik spijtig genoeg moet vaststellen het geen unieke brief is, en dat naast de vele telefoontjes en gesprekken. Een landbouwersgezin van dertigers besliste een tijdje geleden dat Vlaanderen te klein was voor hun ondernemerschap en zij zochten een nieuwe uitdaging in het buitenland. Deze zomer vonden zij het landbouwbedrijf van hun dromen in Frankrijk. Zij onderhandelden en tekenden het contract onder voorwaarde dat ze hun huidige Vlaamse bedrijf konden overdragen. Gelukkig gaat het hier over een modern, goed uitgerust bedrijf en vinden zij op korte tijd een overnemer. Tijdens de onderhandelingen en op het punt van ondertekening valt de PAS-brief in de brievenbus: rood! Er is geen financiering meer voor de overname. De overname wordt stopgezet en het aankoopcontract in Frankrijk wordt vernietigd.
Collega’s, de problemen zullen niet enkel ontstaan bij het aflopen van de milieuvergunningen, zoals velen foutief denken. De problemen zijn er nu en vragen nu een oplossing. Op de hoorzitting was er een kamerbrede consensus dat deze bedrijven en bedrijfsleiders correct en fair moeten worden behandeld. Deze regering maakt zich sterk dat ze een verstandig natuurbeleid wil voeren en ondernemersvriendelijk wil zijn. Ik hoop dan ook dat de woorden die zijn uitgesproken tijdens de hoorzittingen en tijdens deze vergadering meer waren dan louter het bewijzen van lippendienst. Ik kijk niet enkel naar u, minister, zoals sommigen wel naar u kijken. Zij weten dat er een nota op de tafel ligt en dat het nu misschien aan hen is om de stap te zetten. Ik hoop effectief dat het over de partijgrenzen heen oprecht de bedoeling is om een serieus antwoord te bieden op de noodkreet, en dat met spoed. Ik kijk dan ook uit naar vrijdag. (Applaus bij CD&V)
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, jaarlijks wordt meer dan 2.000 hectare extra ruimte in Vlaanderen in gebruik genomen. Dat zei u tijdens de relance van het beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Terecht stelt deze regering dat we onze manier van omgang met ruimte moeten herdenken. Het is daarom erg belangrijk dat u, voortbouwend op het Groenboek, het beleidsplan Ruimte Vlaanderen zult realiseren. Inbreiding en herbestemming zullen daarbij essentieel zijn, want de beschikbare ruimte is schaars. Het beleidsplan Ruimte Vlaanderen zal ook bepalend zijn voor onze mobiliteit en onze klimaatdoelstellingen. Een beleidsoverschrijdende aanpak is dus aangewezen. Onze fractie zal u steunen bij het uitwerken van een eigentijds, visionair en sterk gedragen kader, zodat Vlaanderen zijn ecologisch en economisch potentieel kan blijven waarmaken.
Minister, u voorziet niet alleen in een nieuw kader, maar ook in nieuwe procedures over hoe we onze ruimte zullen benutten. U zult immers de omgevingsvergunning en het decreet over de complexe projecten in de praktijk omzetten. Ik volg daarbij de teneur van de uiteenzetting van de heer Ceyssens. Het betreft twee instrumenten die inzetten op een betere kwaliteit van beslissingen en vereenvoudigde procedures. Het is heel belangrijk dat deze instrumenten goed zijn uitgewerkt alvorens ze in werking treden. Daarbij denk ik aan een aantal zaken die voor ons belangrijk zijn. Een: volgens de huidige regelgeving is de milieuvergunning geldig voor twintig jaar. In het kader van de omgevingsvergunning wordt die permanent, maar wordt ze wel geëvalueerd aan de hand van de best beschikbare technieken. Het is dan erg belangrijk dat er duidelijkheid is over de aanleiding van de evaluatie en de overgangsperiodes waarin vergunninghouders na een evaluatie zich kunnen regulariseren.
Twee: de beroepsprocedure voor milieuvergunningen wordt vandaag door de Raad van State behandeld. Na de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning worden ze ook door een administratief bestuurscollege behandeld. Het is cruciaal dat we de behandeling van beroepen op zijn minst even vlot laten verlopen als dat vandaag door de Raad van State gebeurt. Zonder garantie op goede beroepsprocedures is elk nieuw instrument per definitie zinloos. Drie: het decreet over de complexe projecten voorziet in kortere procedures en versnelde adviezen voor projecten van groot maatschappelijk belang. Daarbij is het erg belangrijk dat de Vlaamse Regering van bij de aanvang duidelijkheid schept over de criteria die zullen worden gehanteerd. Een vierde punt betreft de omgevingsvergunning. Er is nood aan grote aandacht voor de implementatie door de lokale besturen. Het digitaal loket kan dan van belang zijn om daarin het milieuaspect op te nemen.
Ten slotte nog dit: ons ruimtelijk beleid is even bepalend voor het ondernemersklimaat als de loonkost en de fiscaliteit. Uw beleidsnota bevat alle elementen die nodig zijn om de uitdagingen aan te gaan. Uw beleid zal geslaagd zijn wanneer ondernemers op een eenvoudige en rechtszekere manier hun vergunningen kunnen verkrijgen, zodat ze in optimale omstandigheden aan onze welvaart kunnen bouwen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb de eer u te onderhouden over het meest welriekende onderwerp: het Mestactieplan. Ondertussen staat er een nieuw plan in de steigers. Ik heb begrepen dat dit een moeizaam proces is geworden en ook nog steeds is. De discussie met de Europese Commissie over de oppervlakte en de grondwaterkwaliteit in het voorliggend ontwerp is nog gaande. Voorts is er het wantrouwen van de milieubewegingen over wat er vandaag op tafel ligt. Ook onze fractie maakt zich zorgen. We vragen ons af of dit nieuwe plan, dat voortbouwt op het vorige en dezelfde focus heeft, de waterkwaliteitsdoelstellingen zal realiseren.
In elk geval lopen we vandaag al achter bij de realisatie van de doelstellingen. Het klopt dat we van ver komen en dat er al heel wat inspanningen zijn geleverd, maar u weet ook dat de laatste loodjes het zwaarst wegen.
En dat is in dit dossier niet anders. Men start altijd met de gemakkelijkste inspanningen, wat evident is omdat het kosten-batenefficiënt is. Daarom is het voor onze fractie van belang dat er ditmaal resultaatsverbintenissen in het MAP 5 staan. Het is niet meer voldoende om te proberen, het moet ook tot resultaat leiden. Een inspanningsverplichting alleen is niet voldoende.
Tot slot wil ik stilstaan bij het fosfaatprobleem in onze bodems. Het debat lijkt in dezen te vervallen in een of-ofverhaal, terwijl het voor ons juist een en-enverhaal moet zijn. Landbouw en milieu kunnen en moeten hierin samengaan. Helaas lijkt het fosfaatprobleem er alleen maar groter op te worden. We zijn benieuwd of de minister de intentie heeft om dit probleem daadwerkelijk structureel aan te pakken.
Naar ik verneem, blijft dat een van de twistpunten met de Europese Commissie die aandringt op maatregelen, terwijl dat vandaag in de ontwerpfase van MAP 5 zwaar onderbelicht is.
Beste collega’s, we willen dat het nieuwe MAP 5 doeltreffend is en daadwerkelijk effect heeft op het terrein. Het nieuwe MAP 5 mag voor onze fractie dus gerust ambitieuzer zijn. Gelet op de kanttekening die ik zonet uitte namens mijn fractie, maar die ook anderen zoals de milieubeweging en de Europese Commissie hebben, ben ik ervan overtuigd dat er nog werk aan de winkel is. Maar er is nog ruimte tot aanpassing. Ik hoop dan ook dat de minister wil meeschrijven aan positief verhaal. Onze fractie is er alleszins toe bereid om daar volop aan mee te werken.
Ik wil graag nog iets zeggen over het Stookolietankfonds. Dat is iets waar tal van burgers met een vervuilde bodem ten gevolge van lekkage van hun stookolietank, al een tijdje op wachten. Er is de wachtlijst bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), die maar aangroeit omdat het fonds, in weerwil van de goede voornemens, maar niet van de grond geraakt.
In 2009 stond het reeds in het regeerakkoord. Nu staat het er opnieuw in. Minister, ik wil u vragen de koe nu daadwerkelijk bij de horens te pakken en het Stookoliefonds op te nemen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Nevens, ik ben toch wat verrast over de teneur van uw toespraak in de mestproblematiek. Ik heb u misschien verkeerd begrepen. Maar als ik u goed heb begrepen, pleit u er eigenlijk voor om het MAP 5 nog strenger te maken dan het nu voorligt. Verder pleit u er vooral voor om de verantwoordelijkheid bij de landbouwers te leggen. Nu, ik heb de discussie meegemaakt van MAP 3 en MAP 4. Steeds was het volgende MAP een verstrenging.
We hadden het daarnet over de discussie over de IHD’s. In mijn algemeen betoog heb ik gesteld dat de land- en tuinbouwsector het afgelopen jaar steeds meer onder druk komt te staan, door allerlei zaken als het MAP en de Europese richtlijnen ter zake. Nu zegt u dat er een tandje moet worden bij gestoken. Het verbaast mij van jullie fractie. Ik dacht dat er in het verleden een ander standpunt werd ingenomen. U kunt mij misschien zeggen of het klopt wat ik over uw betoog zeg? Of heb ik het volledig verkeerd begrepen?
Mijnheer Sintobin, men heeft ons hier al voor cultuurbarbaren versleten en nu verslijt u ons voor klimaatbarbaren. (Opmerkingen van de heer Stefaan Sintobin)
Wij vragen hier enkel wat Europa ons oplegt. Wij vragen om uit te voeren wat men ons vraagt. Niet meer of niet minder. Wij vragen de minister om dat nieuwe MAP niet vrijblijvend te maken, maar om daar effectief doelstellingen aan te koppelen waarvan men weet dat die ook kunnen worden gerealiseerd.
U moet begrijpen dat we vandaag een probleem hebben rond stikstof en fosfaten in ons grondwater. Als we daar vandaag niets aan doen, schuiven we de boodschap inderdaad door naar de toekomst. Wij willen dat onze fractie daar effectief vandaag oplossingen voor vindt. Wij vragen de minister om rekening te houden met wat Europa ons vandaag oplegt en om dat te verwerken in dat nieuwe MAP 5. (Applaus bij de N-VA)
Ik erger mij nog altijd een beetje aan het feit dat er zo’n eenzijdige benadering is van de hele MAP-discussie, alsof er een gigantisch groot probleem is met de Europese Commissie, omdat er een partner aan tafel gaan lopen is. In dezen wordt er naar één kant van het verhaal geluisterd, wij hebben de gewoonte om naar de twee kanten te luisteren. Ieder zijn eigen manier van werken, maar ik heb er wel een beetje een probleem mee dat de discussie zo eenzijdig benaderd wordt.
Los daarvan wil ik u een heel punctuele vraag stellen, collega Nevens. U haalde in het begin van uw betoog aan dat u resultaatsverbintenissen wenst in het MAP 5. Aan welke resultaatsverbintenissen of methodieken denkt u dan? (Applaus bij de heer Stefaan Sintobin)
Ik ga hier vandaag geen resultaatsverbintenissen op tafel leggen. Het is de taak om samen aan tafel te zitten om oplossingen te zoeken en om haalbare en betaalbare oplossingen in het MAP 5 te verwerken. Maar daarvoor is er dialoog nodig. Die is essentieel om een MAP 5 op tafel te krijgen dat werkbaar en realiseerbaar is. We pleiten ervoor om opnieuw die dialoog aan te gaan met de natuur- en milieubewegingen, om samen een oplossing te zoeken voor het probleem dat vandaag reëel is, want er zitten vandaag veel te veel fosfaten en stikstof in ons grondwater.
Als u ervoor pleit om opnieuw aan tafel te gaan zitten, ga ik ervan uit dat u, in plaats van het verhaal eenzijdig te bekijken, het van twee kanten bekijkt en misschien ook de partners zelf aanmoedigt om samen aan tafel te zitten.
Ik ga er ook van uit dat u de mestactieplannen uit het verleden en de hele evolutie ervan kent, dat u weet op welke manier er gewerkt en samengewerkt wordt met sectoren om resultaten te behalen. Als u aangeeft dat er in het verleden geen goede methodieken gebruikt werden, en u pleit nu voor resultaatsverbintenissen, mag ik u toch vragen aan welke methodieken u specifiek denkt?
Mevrouw Rombouts, uw opmerking verbaast mij. Het is niet zomaar een partner die weggelopen is van de onderhandelingstafel. Het zijn de natuur- en milieuverenigingen, die kennis van zaken hebben over deze problematiek, die een groot engagement hebben en die ook in het verleden een heel grote onderhandelingsbereidheid en realiteitszin hebben getoond. Als die opstappen van de onderhandelingstafel, omdat ze geen goodwill meer zien en het niet meer zien zitten, is dat wel een ernstig signaal. Het verbaast mij dat u, als voorzitter van de commissie Natuur en Leefmilieu, dat zomaar een beetje minnetjes beschrijft.
Mevrouw Rombouts heeft de heer Nevens dingen horen zeggen die ik hem niet heb horen zeggen. Hij zegt dat we moeten doen wat Europa vraagt. Dat is ook wat in het regeerakkoord staat. Meer heeft hij niet gezegd, en ook niet minder.
Hij zei ook dat dialoog nodig is. Hij verwees naar de natuurverenigingen, omdat die nu opgestapt zijn. Ik heb het daar zelf onlangs over gehad. Dat is dus geen geheim. Maar uiteraard wil de collega ook dat de landbouwsector daarbij betrokken is, want anders heb je geen dialoog. Ik heb hem dat alleszins niet zo horen zeggen zoals u het interpreteert.
Wat die resultaatsverbintenissen betreft: wij zeggen ook niet dat het allemaal verkeerd is wat in het verleden is gebeurd. We stonden telkens achter de stappen die gezet zijn. We hebben dat ook samen gedaan. We zijn allemaal blij dat er veel verbetering is opgetreden en dat er stappen gezet zijn. Maar goed, de eisen verstrengen, de techniek gaat vooruit, er zijn dingen mogelijk die in het verleden niet mogelijk waren. Ik denk dat we nu inderdaad kunnen gaan naar resultaatsverbintenissen in plaats van inspanningsverbintenissen.
Mevrouw Lieten, voor een goed begrip: ik heb niet gezegd dat ik dat niet spijtig vind. Ik vind het zelfs erg. Maar ik heb wel de gewoonte om de twee kanten te aanhoren. Ik zal dan ook beide partners stimuleren om opnieuw aan tafel te gaan zitten. Over die eenzijdige benadering heb ik zonet mijn repliek al gegeven.
Als het over mest gaat, is er altijd wat nervositeit in het parlement. Collega’s, ik ben het helemaal eens met collega Nevens. Hij heeft volledig gelijk. Ik stel vast, mevrouw Rombouts, dat u vooral steun krijgt vanuit de Vlaams Belangfractie. Dat is ook een vaststelling. Maar het is aan jullie om die afweging te maken. (Applaus bij Groen)
Ik hoor hier maar één bekommernis, en ik hoop dat de hele Vlaamse Regering en de hele meerderheid die zal meenemen.
We staan zeer dicht bij het aflopen van MAP 4 en nog altijd wordt voor 26 procent van de MAP-meetpunten de nitraatnorm niet gehaald. Dat is alles wat we tot nog toe in het verleden hebben gedaan. Als er dan bezorgdheid is om die 5 procent-doelstelling te halen tegen 2018, dan vind ik dat meer dan terecht omdat blijkt dat het met de methodes en de technieken die we tot nu toe hebben toegepast, zeer moeilijk is. Dan is het zeer terecht dat men zegt dat we meer zullen moeten doen dan we vandaag proberen te doen vanuit een reflex om zoveel mogelijk landbouw af te schermen. Want dat is natuurlijk wat hier aan de gang is.
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is een grote stap voorwaarts dat er een globale beleidsnota Omgeving is. De zorg voor het leefmilieu is een constante evenwichtsoefening tussen enerzijds het nemen van milieuvriendelijke maatregelen en anderzijds het vrijwaren van economische en sociale belangen. Men kan ook economische instrumenten gebruiken om het milieu duurzamer te maken.
De regering heeft die evenwichtsoefening goed begrepen. Zij zet wat de verbetering van de grondwaterkwaliteit betreft resoluut in op een zuinig gebruik en hergebruik van water. Door het correct maar wel redelijk en billijk doorrekenen van de werkelijke kosten van watergebruik, wil zij streven naar een gedragsverandering en wordt duurzame innovatie gestimuleerd.
Gratis bestaat echter niet. Ook drinkwater heeft een kostprijs. Wij hebben in Antwerpen gemerkt dat bij het overstappen van een forfait naar meters en het aanrekenen van een saneringsbijdrage, mensen veel bewuster en duurzamer met water omgaan, wat een goede zaak is. Zo worden er bijvoorbeeld veel meer regentonnen gekocht in Antwerpen, mijnheer Vanbesien.
Er zijn natuurlijk wel flankerende maatregelen nodig om de toegankelijkheid tot drinkwater voor iedereen te waarborgen. Wat het beleid ten aanzien van grotere vervuilers zoals de industrie en de landbouw betreft, zal er worden ingezet op een handhavingsbeleid gecombineerd met ondersteuning en begeleiding. Ik ga het landbouwdebat niet heropenen, u zult wel begrijpen dat ik daar minder affiniteit mee heb.
De regering is er zich ook van bewust dat, ondanks de goede kwaliteit van het geleverde drinkwater, het distributiesysteem kwetsbaar is voor incidentele verontreiniging. Daarom is er verhoogde aandacht en sensibilisering voor de conformiteit van binneninstallaties in alle gebouwen, het probleem van de loden buizen. Ook aan de gebruikers van putwater geeft de regering aandacht. Het gebruik van putwater kan immers gezondheidsrisico’s tot gevolg hebben en kan zelfs een impact hebben op de kwaliteit van de openbare drinkwatervoorziening. Deze bijzondere aandacht voor de kwaliteit en het duurzaam gebruik van ons drinkwater en van het grondwater zal onze fractie blijven steunen.
Minister, ik vraag ook bijzondere aandacht en geef ook de volle steun voor het decretaal kader dat u zult maken voor de lage-emissiezones. Het zal een kader zijn waarbinnen ook de steden, zoals Antwerpen, die pionier zijn wat de lage-emissiezones betreft, de nodige accenten zullen kunnen leggen, rekening houdend met de sociale draagkracht van de toe te passen criteria. Een aantal steden, zoals Antwerpen, gaan zo’n lage-emissiezone invoeren. Dat is belangrijk omdat zo’n zone een wezenlijk onderdeel vormt van de uitvoering van het luchtkwaliteitsplan voor een agglomeratie. Minister, ik kijk uit naar uw antwoord.
Mijnheer Van Campenhout, ik heb een vraag die ik wil richten aan de minister, maar ik ga uw betoog gebruiken als aanleiding. U hebt nogal de nadruk gelegd op de kwaliteit van water, afvalwater, zuivering enzovoort. Er is een verschuiving van dotatie van het Mina-fonds naar studietoelagen. Waar wordt die 10 miljoen euro precies weggehaald? Als je kijkt in de begrotingstabellen, wordt die 10 miljoen euro weggehaald bij ‘werking en toelage aan de Vlaamse Milieumaatschappij voor integraal waterbeleid’ en meer bepaald bij de post ‘ondersteuning van onder meer lokale besturen bij de aanleg van rioleringen, afvalwaterzuivering’. Daar wordt net 10 miljoen euro bespaard.
Minister, waar zal de besparing exact gebeuren? Welke riolering, welke afvalwaterzuivering zal niet kunnen gebeuren door de besparing?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, Dierenwelzijn is voor het eerst een Vlaamse bevoegdheid. Voor het eerst ligt hier dan ook een Vlaamse beleidsnota en een Vlaamse begroting Dierenwelzijn voor. Net zoals in de commissie wil ik, ondanks mijn beperkte tijd, benadrukken dat dit een unieke kans is. De uitdagingen op het vlak van dierenwelzijn zijn immers groot.
Met zijn beleidsnota wil de minister een actieplan uitwerken op drie pijlers. Het eerste punt is het beleid: de bestaande wetgeving verbeteren en op sommige punten uitbreiden. Het tweede onderdeel is de controle: de wantoestanden moeten worden aangepakt. Het derde punt is sensibilisering.
Een actief beleid brengt de nodige uitgaven mee. Daarom zal de minister een dierenwelzijnsfonds oprichten, een vraag die al langer leeft. Ik ben zeer verheugd dat het ervan komt. Belangrijk hierbij is voor onze fractie dat het gaat om reeds bestaande middelen. We gaan geen nieuwe lasten voor de burger creëren. Dit dierenwelzijnsfonds zal dienen voor de financiering van de drie pijlers. Ik denk aan adviesraden, onderzoek en studies, een opleiding voor asielmedewerkers en de oprichting van een meldpunt voor dierenartsen, het ondersteunen van controles, sensibilisering en communicatie ten aanzien van niet enkel dierenhouders, maar ook kwekers en schepenen voor Dierenwelzijn in de lokale besturen.
Onze fractie is zeer verheugd met de beleidsnota van minister Weyts. Hij grijpt de kansen die voor ons liggen. Hij zet Dierenwelzijn op de kaart als een volwaardige Vlaamse bevoegdheid in het Vlaams Parlement. Hij zet ook Vlaanderen op de kaart als een regio die inzet op zorg voor dieren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Joosen, proficiat met uw eerste optreden. (Applaus)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb goed geluisterd. Ik wil de collega’s bedanken die hebben gewezen op de grote opportuniteiten die het samenvallen van Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu biedt, om een echt omgevingsbeleid te voeren. Voor mij is de vereenvoudiging en versnelling van instrumenten natuurlijk ook een prioriteit. Het uitvoeringsbesluit voor de omgevingsvergunning wordt vrijdag besproken door de regering. Wij doen snel verder.
Het klopt dat we moeten kijken, mijnheer Ceyssens, dat ook de lokale besturen en alle actoren die ermee aan de slag moeten gaan, goed voorbereid zijn op die omgevingsvergunning. Daarom ook heeft de Vlaamse Regering het engagement genomen om opleidingen te organiseren. Er is nog wat tijd, als wij het besluit goedkeuren, moet het nog een traject doorlopen. We hebben nog een aantal maanden om ervoor te zorgen dat iedereen voldoende is voorbereid. Ook voor de complexe projecten doen we verder en hebben we intussen een aantal bijkomende beslissingen genomen.
Voor het beleidsplan Ruimte Vlaanderen hebben we inderdaad een nieuw participatietraject opgezet, met de bedoeling om in de helft van 2015 tot concrete resultaten op het terrein te komen. We willen geen complete breuk met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. We willen zorgen voor continuïteit. Het is inderdaad ook de bedoeling om de ruimtebalans, die is uitgewerkt onder het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, verder te behouden.
De administratieve vereenvoudiging en de digitalisering staan ook heel prominent in de beleidsnota. Dat zullen we uitvoeren. Het is de bedoeling dat de socio-economische vergunning op termijn ook wordt samengevoegd met de omgevingsvergunning. Ik heb in de commissie gezegd dat het niet meteen zal gebeuren. We willen eerst wat tijd geven aan de omgevingsvergunning, om op het terrein uitvoering te krijgen. Dan pas zullen we de socio-economische vergunning toevoegen.
Wij kennen de vraag om de lex silencio verder te onderzoeken. Dat is afgesproken in het regeerakkoord. Dat zullen we doen. Misschien een kleine correctie: het is niet zo dat ik er zelf weigerachtig tegenover sta. U zult zien dat we in de nieuwe omgevingsvergunning heel strikte termijnen hebben waarbinnen moet worden beslist. Wel is er in verband met de lex silencio Europese rechtspraak, die stelt dat het niet evident is om het op die manier door te voeren. Daarom hebben we in de meerderheid afgesproken om de mogelijkheden goed juridisch te onderzoeken. Dat zullen we op korte termijn doen.
Mevrouw Lieten, u vroeg naar mijn visie en wou weten waar we naartoe gaan. Uiteraard is die transitie belangrijk. We hebben heel sterk ingezet op dat duurzaam materialenbeheer, op het Nieuw Industrieel Beleid (NIB), dat u welbekend is. We zullen daar ook verder op inzetten. Onlangs hadden we nog een belangrijke conferentie met alle bedrijven die in Vlaanderen gespecialiseerd zijn in milieutechnologie. We geloven daar heel sterk in en ondersteunen die ook heel sterk. Ik moet u enigszins corrigeren. U zei dat de luchtkwaliteit in Vlaanderen vooral een zaak van de industrie is. Een recent nieuw rapport van de Vlaamse Milieumaatschappij stelt heel uitdrukkelijk dat de industrie op dit moment niet de grote boosdoener is, maar dat de grote uitdagingen zich eigenlijk nog bevinden bij de mobiliteit en de woningen. Daarom ook hebben we ons luchtkwaliteitsplan, dat we ook samen hebben aangenomen in de vorige Vlaamse Regering. We voeren dat plan ook uit en zullen dat op elk moment ook verder verfijnen.
Mijnheer Van Campenhout, ook over de lage-emissiezones zal er op korte termijn worden beslist. Dat zal vrijdag op de agenda van de Vlaamse Regering staan.
De aandacht voor kleine natuur is terecht. Ook voor ons is dit een punt. Wij zullen het merendeel van de middelen inzetten voor instandhoudingsdoelstellingen, maar daarnaast blijft die toegankelijkheid evengoed belangrijk. Ook is er het investeren in onze stadsrandbossen: we voorzien in heel veel budgetten voor de aankoop en de realisatie op het terrein. Ik verwijs naar een aantal heel mooie verwezenlijkingen die we met heel veel Vlaamse middelen hebben kunnen doen. Een voorbeeld is het parkbos rond Gent. Ter zake zijn er toch al heel grote stappen vooruit gezet.
Mijnheer Sanctorum, u hebt onder andere verwezen naar het klimaatbeleid, naar het Klimaatfonds. U hebt uw kritiek enigszins veranderd. Eerst zei u dat die maatregelen er niet komen, dat die niet worden uitgevoerd. Nu zegt u dat ze allemaal zijn genomen en vraagt u wat ik nu verder zal doen. Vorige week nog heeft de Vlaamse Regering nog een laatste reeks maatregelen goedgekeurd, die heel concreet zijn. Het gaat over ongeveer 20 miljoen euro uit dat Klimaatfonds. Die middelen zijn besteed aan die quickwins, zoals ook werd voorzien in het Klimaatbeleidsplan. Het klopt dat we ook nog bijkomende maatregelen willen nemen. Ik weet dat onder andere mijn collega van Onderwijs nog plannen heeft met betrekking tot scholenbouw, maar ook vanuit Wonen zijn er nog heel wat voorstellen die kunnen worden ingediend in het kader van het Vlaams Klimaatfonds. Dat zijn projecten waarover wij ook samen verder zullen beslissen binnen de Vlaamse Regering. We maken dus wel degelijk werk van concrete maatregelen die de uitstoot van broeikasgassen naar beneden moeten halen.
U hebt dan kritiek op ons beleid die erop neerkomt dat u zegt dat wij een belastingregering zijn. Ik vind het heel eigenaardig dat u daarvoor het voorbeeld aanhaalt van de waterfactuur, de bovengemeentelijke saneringsbijdrage. Het verkiezingsprogramma van uw partij, van Groen staat bol van het principe dat de vervuiler betaalt: als iets moet worden gesaneerd, dan moet degene die de vervuiling heeft veroorzaakt, daar ook voor betalen. U zegt ook volop in te zetten op ecofiscaliteit, op retributies. Dat is nu net wat wij hier doen. Op dit moment betalen we uit het Minafonds per jaar honderden miljoenen euro aan waterzuivering. We hebben beslist dat te verminderen met 48 miljoen euro en dat door te rekenen, vanuit het principe dat de vervuiler betaalt. Dat is een kwestie van wie water verbruikt ervan bewust maken dat daar ook zuiveringskosten aan verbonden zijn, niets meer en niets minder. Het klopt dus niet dat dit iets te maken heeft met een belastingregering zijn. Het is gewoon het toepassen van het principe dat de vervuiler betaalt. Ik vind het dus nogal kras dat u nu juist kritiek levert op iets dat u zelf voorstelt in uw eigen verkiezingsprogramma.
Dan is er het Minafonds. U haalt het voorbeeld aan van die 10 miljoen euro die we hebben verschoven naar de studietoelagen. Dat klopt. Er was sprake van een heel acuut probleem met het betalen van de studietoelagen die al waren aangevraagd. Ik denk dat uw collega, mevrouw Meuleman, alleen maar kan toejuichen dat we ter zake naar oplossingen zoeken. Er was inderdaad een bereidheid om te zoeken naar oplossingen binnen de Vlaamse Regering. Toen is beslist om tijdelijk, voor een jaar – en ik benadruk dat het iets tijdelijks is – 10 miljoen euro te verschuiven naar de studietoelagen, om ervoor te zorgen dat kinderen en gezinnen niet in de kou blijven staan, dat die toelagen kunnen worden betaald. Ik veronderstel dat u daar ook geen probleem mee hebt. Is die 10 miljoen euro dan weg uit de waterzuivering? Neen, er is een afspraak dat het jaar erop, in 2016, dat bedrag opnieuw naar waterzuivering zal gaan. Geen enkel project op het vlak van waterzuivering in Vlaanderen zal dus niet kunnen worden uitgevoerd omdat we nu tijdelijk die zuurstof geven aan die studietoelagen.
Ik denk dat dit bewijst dat de Vlaamse Regering ook bezorgd is voor onze kinderen en gezinnen, en dat wij mee zoeken naar de oplossingen voor de meest acute noden.
Wat betreft waterzuivering en de hele discussie over het MAP 5: we zullen een heel gebiedsgericht beleid voeren en daartoe een voorstel op tafel leggen. Mijnheer Sanctorum, u had het over 26 procent overschrijdingen. Dat is fout, het gaat om 21 procent. Er is dus een forse daling gerealiseerd vorig jaar. Ik wil u daar toch eventjes op wijzen.
Wij zetten in op haalbare en betaalbare maatregelen. Ik ben heel blij dat u daar heel uitdrukkelijk naar verwijst, dat wij dat op die manier, met het MAP, moeten doen. Wij zullen dat ook voorstellen aan de Europese Commissie. Iedereen is uitgenodigd om daarover mee te discussiëren, ook de organisaties die op een bepaald ogenblik de beslissing hebben genomen om aan de zijlijn te gaan staan. Zij ontvangen alle voorstellen en alle documenten die op tafel liggen. Het is effectief de bedoeling om daar naar heel resultaatgerichte voorstellen te gaan, die haalbaar, betaalbaar en aanvaardbaar zijn, maar die aan de andere kant ook concreet resultaat moeten opleveren op het terrein, om op die manier de waterproblematiek in Vlaanderen verder te kunnen aanpakken.
Voorzitter, ik denk dat ik heb geantwoord op de meeste vragen en opmerkingen. (Applaus bij CD&V en van de heer Willy Segers)
Minister, bedankt voor uw reactie. U zegt dat u mij enkele antwoorden en correcties zult bezorgen. Ik zal dat meteen ook doen.
U herinnert zich misschien dat tijdens het klimaatdebat mijn eerste van drie oproepen ging over het feit dat de beloofde beslissingen voor de periode 2013-2014 zo snel mogelijk en dus nog deze maand moesten worden beslist. Wel, ik ben blij te kunnen vaststellen dat dit ook gebeurd is. Het is inderdaad gepasseerd op de laatste ministerraad. Alleen had u in uw klimaatbeleidsplan beloofd om dat voor de periode 2013-2014 te realiseren. Dat betekent dat als u eind 2014 met een beslissing afkomt, en geen realisatie die van 2015 tot 2020 blijft doorwerken, u natuurlijk uw belofte niet nakomt. Maar nogmaals, ik ben blij dat u mijn oproep van tijdens het klimaatdebat hebt gevolgd.
Met betrekking tot die 10 miljoen euro probeert u meteen de emoties te bespelen. U hebt het over de studietoelage, en dat er engagementen zijn aangegaan. Ik ben de eerste om te zeggen, minister, dat de Vlaamse Regering inderdaad de engagementen moet aangaan met betrekking tot de studietoelagen. U moet de mensen inderdaad niet in de kou laten staan, uiteraard niet. Maar moest u die 10 miljoen euro in uw Leefmilieubegroting vinden? U had dat ook ergens anders kunnen vinden. Bijvoorbeeld in de ondersteuning van de regionale luchthavens, ik zeg maar iets en ik kan er zo nog wel opnoemen, minister. Dit gaat over prioriteiten. U geeft duidelijk het signaal dat de Leefmilieubegroting eigenlijk een reservepot is. Zodra er zich een acuut en oprecht probleem stelt, dat zegt u: “Geen probleem, we lossen dat op via de Leefmilieubegroting.”
Het klopt dat mijn partij, ook in het begrotingsalternatief, heel wat milieufiscaliteit heeft verwerkt. Dat gaat in de eerste plaats om een verschuiving. Jullie zeggen altijd: “Wij gaan geen belastingen verhogen.” Ik stel alleen maar vast dat het wel over een belastingverhoging gaat. En als u zegt dat ik achter het principe ‘de vervuiler betaalt’ moet staan, dan zeg ik u dat ik daar 100 procent achter sta. Ik stel trouwens vast dat daar in de Leefmilieubegroting vaak van wordt afgeweken. Maar goed, we zullen hier niet in detail gaan. Als het gaat over de waterfactuur, dan gebruikt u de besparing op de drinkwatermaatschappij als een ecologische drogreden omdat u tegelijkertijd de gratis kubieke meter water afschaft, wat nu net een ecologische en sociale impuls was. Dat was een vorm van progressieve tarifering. U schaft dat af en bovendien kondigt u in uw beleidsnota aan dat wij de variabele tarieven zullen verlaten en dat wij vooral naar vaste tarieven zullen gaan.
Wel, minister, een principe dat nu eenmaal gekoppeld is aan de werking met capaciteitstarieven, vaste tarieven, is dat er geen ecologische impuls is. Dus u bouwt de ecologische impuls in de waterfactuur af. Dat is wat u belooft voor de volgende vijf jaar. Als u zegt dat het principe ‘de vervuiler betaalt’ geldt, dan is dat een drogreden, daar trappen wij niet in.
Mijnheer Sanctorum, hoe kunt u in godsnaam uitleggen dat een gratis kubieke meter water een positieve ecologische maatregel is? Volgens mij is er bij elke kubieke meter water die niet moet worden betaald, geen enkele drijfveer om het minderverbruik van water te stimuleren.
Ik weet dat dit een beetje contra-intuïtief lijkt. Ik besef dat. Ik nodig u echter uit om de rapporten van de Vlaamse Milieumaatschappij er eens op na te lezen. Deze maatregel is wel ecologisch en sociaal omdat men een basispakket standaardkleinverbruik, waar iedereen recht op heeft, gratis maakt. De grootverbruikers moeten natuurlijk meebetalen voor die gratis kubieke meter water. Zodra men meer verbruikt dan die gratis hoeveelheid, betaalt men ook meer netto. Wie heel veel verbruikt, betaalt veel meer dan wanneer die gratis kubieke meter waterregeling niet zou bestaan. Het is dus een manier om de sociaal zwakkere te beschermen, om hen gratis een standaardpakket water te leveren en om de grootste verbruikers net meer te laten betalen. Dat is het principe van die gratis kubieke meter water, en niet het gratisverhaal van Steve Stevaert waar altijd naar wordt verwezen.
Waarschijnlijk mis ik een kronkel in mijn hersenen die u wel hebt, maar uw uitleg bevredigt mij niet. Ik kan niet begrijpen hoe een gratis kubieke meter water ecologisch te verantwoorden is. U roept uiteindelijk de hulplijn in voor een sociale maatregel. Wanneer het gaat over sociale maatregelen, kunt u minister Schauvliege allesbehalve verwijten dat zij geen stappen voorwaarts heeft gezet. Zij heeft er tijdens de vorige legislatuur voor gezorgd dat mensen niet zomaar meer kunnen worden afgesloten van water. Wanbetalers die wel kunnen maar niet willen betalen, kunnen wel afgesloten worden. Bovendien is in het tarief voorzien in een sociale correctie.
U luistert niet.