Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, zoals we deze week op de televisie hebben gezien, op de radio hebben gehoord en in de krant hebben gelezen, is ons onderwijsveld ongerust over de uitrol van het M-decreet. Vanaf 2015 kunnen ouders een kind met een beperking inschrijven in het regulier onderwijs en dit vanaf het schooljaar 2015-2016. De voorwaarden zijn dat de aanpassingen redelijk zijn en dat er het vooruitzicht is dat het curriculum kan worden bereikt.
Een bijzonder element in deze discussie is dat meer dan 50 procent van de leerkrachten het ziet zitten dat inclusief onderwijs waar te maken. Ze willen hier ten volle voor gaan en er een succes van maken. Meer dan 80 procent van diezelfde groep leerkrachten vreest echter dat ze het niet zullen kunnen waarmaken. Volgens hen zal er misschien onvoldoende professionele scholing of ondersteuning zijn. Ze zijn bang dat ze niet voor elk kind, zowel het kind met als het kind zonder een beperking, zullen kunnen betekenen wat ze moeten betekenen. Daarnaast zijn er ook leerkrachten die vrezen dat hun hele school nog niet klaar is voor het inclusief onderwijs.
Tijdens de voorbereidingen van het M-decreet hebben we getracht initiatieven te nemen om dit in fases voor te bereiden. We hebben getracht effectieve initiatieven te nemen. Zo zal de pedagogische begeleidingsdienst heel intensief in de scholen aanwezig zijn voor de directies en voor de leerkrachten. Er zijn uiteraard ook plannen om voor nascholingen te zorgen. De organisatie hiervan in het licht van het M-decreet is een prioriteit.
Minister, mijn vraag is heel eenvoudig. Welke mogelijke bijkomende maatregelen voorziet u nog of hebt u nog in gedachten om die ongerustheid bij de leerkrachten weg te nemen?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik wil starten met de mededeling dat we in Vlaanderen uitstekend gewoon en buitengewoon onderwijs hebben. Dat buitengewoon onderwijs zal in de toekomst blijven bestaan. Er zullen sowieso altijd kinderen zijn waarvoor het buitengewoon onderwijs de beste plaats is om onderwijs te genieten.
Volgens mij onderschatten veel leerkrachten de mate waarin zij en hun school er nu al voor zorgen dat kinderen met specifieke onderwijsbehoeften een plaats op school krijgen. We merken trouwens dat het aantal kinderen dat in het lager onderwijs buitengewoon onderwijs volgt, daalt. In het secundair onderwijs is dat nog niet het geval.
Het M-decreet wil de regel enigszins omdraaien. Elk kind met een bijzondere onderwijsbehoefte moet de kans krijgen om zijn plaats in het gewoon onderwijs te krijgen. Het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) wordt de partner van de ouders, de kinderen en de scholen om na te gaan of dat, mits redelijke aanpassingen, mogelijk is.
Twee weken geleden heeft de Vlaamse Regering het ontwerpformulier goedgekeurd waarmee het CLB aan de slag kan. We hebben het CLB veel vrijheid gegeven in de manier waarop het omgaat met de behoeften, en waarop het kan beoordelen of de plaats van een kind in het gewoon onderwijs met redelijke aanpassingen mogelijk is. We hebben niet gekozen voor een strak theoretisch kader omdat we net willen dat dat onderzoek op maat van de school en van het kind, samen met het CLB kan gebeuren.
We zijn met de CLB’s en de pedagogische begeleiding aan het onderhandelen om dat goed uit te rollen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat ze daar op een rustige en verstandige manier mee zullen omgaan. Het M-decreet zal geen aardverschuiving teweegbrengen, maar het moet er wel voor zorgen dat, als een kind zich aanmeldt om een plaats te krijgen in het gewoon onderwijs, dat in alle ernst kan gebeuren, en dat er kan worden uitgezocht of dat met redelijke aanpassingen kan. Als dat niet kan, blijft de plaats van het kind uiteraard het buitengewoon onderwijs. Dit vraagt een aanpak op maat van de school en op maat van het kind. Het CLB krijgt alle ruimte om dat zo in te vullen.
Minister, in mijn carrière voor de politiek was ik zelf zorgcoördinator. Ik ben me dus heel bewust van wat leerkrachten nu al doen om elk kind het onderwijs te geven dat hij of zij verdient. Met de kinderen die er nu zitten, moeten ze al heel wat ondernemen om hun klasmanagement helemaal in orde te krijgen. Nu komt daar nog van alles bij, en dat maakt dat ik de ongerustheid wel kan begrijpen.
Minister, ik geloof in de initiatieven die we nemen, maar het zal toch uw taak zijn om te zorgen dat die in voldoende mate bij de klas en de leerkrachten terechtkomen. Dat zal onze taak zijn, maar vooral die van u.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, er zijn op dit moment inderdaad veel vragen over de consequenties van het decreet, maar ik heb er alle vertrouwen in dat de leerkrachten op het terrein dat met heel veel expertise zullen toepassen, omdat ze dat vandaag voor veel leerlingen al doen. Er is wel wat onzekerheid. We moeten niet wachten, maar van start gaan met het decreet en dat vooral zeer goed opvolgen.
Het decreet voorziet ook in een zeer goede opvolging om uit te zoeken welke bewegingen en noden er zijn. We hebben de nodige ondersteuning gepland. Ik heb er alle vertrouwen in en denk dat het goed zal lukken, maar het is wel belangrijk om het op te volgen.
Mocht het toch anders gaan dan we vandaag verwachten, dan moeten we tijdig kunnen bijsturen. Dat is ook bepaald in het decreet, maar ik vraag aan u, minister, om dat goed uit te voeren zodat we in februari volgend jaar samen kunnen zien wat de consequenties zijn en of er bijsturingen nodig zijn.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, onze fractie gelooft oprecht in het engagement en de kracht van onderwijs om leerlingen met beperkingen op te nemen in het gewoon onderwijs. In de cijfers van de enquête die vorige week is gepubliceerd, zie ik niet zozeer angst bij de leerkrachten, maar wel realiteitszin. Als 85 procent van de leerkrachten zegt dat ze te weinig voorbereid zijn, dan zijn daar ook mensen bij die geloven in inclusief onderwijs. De actuele vraag van mevrouw Krekels is dan ook belangrijk: wat doen de mensen in het onderwijs – niet alleen de minister en het ministerie van Onderwijs – die leerkrachten kunnen bijstaan in deze belangrijke nieuwe taak?
Na het afschaffen van het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) zou er een protocol komen. Ik hoop nog voor nieuwjaar een signaal te krijgen van de inrichtende machten en de pedagogische begeleiding dat ze in de maanden die ons nog resten voor de start van het M-decreet, een betere ondersteuning geven dan nu het geval is.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ook onze fractie wil het grote belang van inclusief onderwijs benadrukken. Uit de reportage in Koppen bleek dat 80 procent van de leerkrachten wel degelijk de meerwaarde inziet van het inclusief onderwijs, maar dat ze de nodige ondersteuning en omkadering vragen.
Net zoals mevrouw Krekels zegt u dat het belangrijk is dat het via de CLB’s en de pedagogische begeleiding gebeurt. Het decreet voorziet in de nodige wettelijke omkadering en ondersteuning. De vraag is natuurlijk hoe we dat in de praktijk zullen brengen want op de CLB’s en de netoverschrijdende pedagogische begeleiding wordt er respectievelijk 1,5 miljoen euro en 1 miljoen euro bespaard. Komt daardoor de omkadering, die broodnodig is in de klas, niet op de helling te staan?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik maak mij grote zorgen over het M-decreet. Ik vrees dat het een lege doos zal worden en ik vind dat jammer. Ik vind het jammer voor jongens zoals Wout uit de reportage. Hijzelf zegt dat hij wil participeren, dat hij naar school wil met de buurtkinderen, dat hij het recht wil om in een buurtschool naar school te gaan.
Tegelijk maak ik me ook zorgen over de leerkrachten. Zij zeggen dat ze het wel willen, maar dat ze het niet aankunnen, dat ze niet zien hoe, dat ze hiervoor niet zijn opgeleid, dat ze het op dit moment niet kunnen. Nochtans steunt iedereen wel het principe van een inclusieve maatschappij, van een maatschappij waar iedereen het recht heeft om deel te nemen. Dat dreigt nu verloren te gaan door een decreet dat onvoldoende is uitgebouwd, waar te weinig middelen tegenover staan, waar u nog eens op bespaart en drastisch op bespaart – 20 procent op de pedagogische begeleidingsdienst, 10 procent op de CLB’s. Waarom? U bespaart op iets waar we echt wel moeten achterstaan als maatschappij, als beleidmaker. Ik vraag u om uw verantwoordelijkheid op te nemen en een goed decreet, met goede uitvoeringsbesluiten en met ondersteuning en met middelen voor de werkvloer, uit te vaardigen zodat er werk kan van worden gemaakt.
Collega’s, ik dank u voor al deze aanvullende vragen.
Een verschil van sommige betogen met dat van mij is dat ik uitga van een fundamenteel vertrouwen in wie vandaag lesgeeft. Vandaag hebben 16.000 kinderen met specifieke onderwijsbehoeften al hun plaats in het gewoon onderwijs. We moeten dan toch vaststellen dat heel veel Vlaamse scholen vandaag ook al optimaal, of zo goed als ze kunnen, bezig zijn om zoveel mogelijk kinderen met specifieke onderwijsbehoeften te laten schoollopen in een gewone school.
Mevrouw Meuleman, mevrouw Gennez, als u er natuurlijk van uitgaat dat het buitengewoon onderwijs overbodig zal worden, dan ben ik het daar niet mee eens. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
Mevrouw Meuleman, mag ik antwoorden alstublieft? Het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen heeft zijn plaats. De bedoeling van het M-decreet is zeer duidelijk. Wat ik u probeer duidelijk te maken, is dat vandaag scholen ook al bezig zijn om kinderen met specifieke onderwijsbehoeften een plaats in de gewone school te geven. We moeten ervoor zorgen dat nog meer kinderen dan vandaag hun plaats vinden in het gewone onderwijs. Er zijn zeventig extra begeleiders bij de pedagogische begeleidingsdiensten aangeworven. Ze gaan op pad. Ze gaan monitoren hoe de verschuivingen gebeuren. Voor mij is het van belang dat elk kind dat zich aanmeldt, au sérieux wordt genomen en dat het CLB samen met de school een pad uitwerkt om na te gaan of het kind een plaats kan krijgen of niet.
Ik heb de voorbije weken heel veel schooldirecteurs ontmoet die mij zeggen dat ze er volledig klaar voor zijn en volledig georganiseerd zijn. Anderen zeggen dat ze nog begeleiding nodig hebben. Er staat ook begeleiding klaar. Het buitengewoon onderwijs ziet ook niet graag een enorm verloop van kinderen die na twee of drie maanden terugkeren. Alles moet dus zeer zorgvuldig worden gemonitord, op maat van de school en op maat van het kind.
Als u mij vraagt of ik bezorgd ben en of ik dat goed zal opvolgen, is mijn antwoord absoluut ‘ja’. Als de heer De Ro vraagt of het protocol er komt, dan is mijn antwoord uiteraard ‘ja’. De heer De Ro vraagt om nu al te monitoren, want er zijn kinderen die nu al versneld de overstap maken. Dat probeer ik hier ook duidelijk te maken. Men is er op het terrein mee bezig, maar ik wil hier op deze banken nu niet de indruk wekken dat elke klas zal worden overstelpt met een grote hoeveelheid extra kinderen uit het buitengewoon onderwijs. Het is een pad van geleidelijkheid waar dit parlement ook voor gekozen heeft.
Ik geloof echt dat we op 1 september op een goede basis zullen kunnen starten. Mevrouw Helsen, u hebt uiteraard een punt. We zullen zorgvuldig opvolgen hoe ouders, kinderen en de school met de nieuwe situatie omgaan. De reden waarom het parlement dit decreet heeft goedgekeurd, is dat we ervan overtuigd zijn dat meer kinderen dan vandaag een plaats kunnen hebben in het gewone onderwijs mits een goede omkadering. Er is ook een waarborgregeling waar we gebruik van willen maken. Ik wil echter ook dat de expertise die er vandaag is in het buitengewoon onderwijs kan blijven bestaan. Hoe dan ook zal een groep kinderen zijn plaats blijven vinden in het buitengewoon onderwijs.
Minister, ik dank u voor uw engagement. We geloven in dit verhaal en in de leerkrachten. We willen daar volledig voor gaan en moeten dit voor 100 procent ondersteunen. We moeten ervoor zorgen dat de zorg terechtkomt waar de noden het grootst zijn. De N-VA zal daarop toezien.(Applaus bij de N-VA)
Dit was het eerste optreden van mevrouw Krekels in de plenaire vergadering. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.