Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 25 mei 2014 zijn we allemaal verkozen als Vlaams volksvertegenwoordigers. Hopelijk mogen we hier tot 2019 zitten. We hebben vijf jaar om bij te leren, om te groeien, om fouten te maken, want ook van fouten kun je veel leren. Beeld u eens in, collega’s, dat dat niet het geval zou zijn. Dat we elke week opnieuw te horen krijgen: volgende week mag u misschien terugkomen, misschien niet. Of sterker nog, beeld u in dat we dat elke dag te horen krijgen: waarschijnlijk mag u morgen terugkomen, maar zeker zijn we niet. Beeld u in welk effect dat zou hebben op u, op uw partner, op uw kinderen, op uw gevoel van zelfwaarde, op uw financiële situatie.
Dat is vandaag de situatie voor heel wat uitzendkrachten in België. Eén op de drie van de uitzendkrachten heeft een jaar of langer gewerkt binnen hetzelfde bedrijf met dag- of weekcontracten. Dat stond in het rapport van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) in opdracht van het ACV. Het is een Belgisch onderzoek, maar 80 procent van de respondenten was Nederlandstalig. Collega’s, straffer nog: één op de acht van de uitzendkrachten werkt vijf jaar of langer met een interimkantoor.
Minister, u hebt het op pagina 26 van uw beleidsnota over het evenwicht tussen gezin, privé en werk, een belangrijk evenwicht. Maar beeld u wat het effect moet zijn als iemand elke dag opnieuw twijfelt of hij wel aan de slag kan, of hij er morgen of volgende week weer bij mag zijn. Wat als hij een dag of twee ziek is, wat als zijn kinderen ziek zijn?
Minister, wat gaat u eraan doen om de grote groep van mensen die wil bijdragen tot onze arbeidsmarkt, actief wil zijn, meer stabiliteit te geven? Om hen meer te beschermen, zodat ze kunnen blijven bijdragen op een productieve manier? (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Annouri heeft zeer duidelijk de pijnpunten aangehaald. Ik herhaal ze niet, ze spreken voor zich. Minister, het is toch duidelijk dat, waar interim voor heel wat werknemers een poort is naar een vaste tewerkstelling, voor heel wat anderen de poort veel te smal is. Zij blijven voor de poort staan. De heer Annouri heeft de onzekerheid geschetst die daarmee gepaard gaat. Die gaat verder dan enkel de sfeer van het werken. Het krijgen van een lening bij een bank wordt heel vaak afhankelijk gemaakt van het hebben van vast werk.
Wat is vast werk als je langer dan een jaar, langer dan vijf jaar, bij een zelfde bedrijf dezelfde job uitoefent? Alleen heet het zo niet. In datzelfde bedrijf werken mensen die dezelfde job doen, die hetzelfde loon ontvangen, maar waarbij de ene wel extralegale voordelen krijgt en de andere niet. Een gsm, een bedrijfswagen: de ene krijgt het, de andere niet.
En de ongelijkheid gaat nog verder: 80 procent van degenen die in die zeer precaire situatie zitten, zijn laaggeschoolden. Ik heb uw beleidsnota nagekeken, minister. Het is geen toeval dat de collega is uitgekomen bij de combinatie werk-gezin. Ik heb in uw beleidsnota bijzonder weinig teruggevonden over de functie van interim in een duurzaam Vlaams arbeidsmarktbeleid.
Minister, zult u alsnog aan de slag gaan met de bevindingen van deze studie, om ervoor te zorgen dat interim voor elk van diegenen die er gebruik van maken, een duurzame opstap is naar een vast contract, naar zekerheid, naar kansen om zich te ontplooien? Hoe gaan we ervoor zorgen dat dit geen achterpoortje is naar een sociale dumping, die we al al te lang tolereren?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik vind dat beide heren interimarbeid wel heel stigmatiserend behandelen. Heel veel van de rechten die een gewone werknemer heeft, heeft een interimwerknemer ook. Ze hebben dezelfde rechten op het vlak van loon en behandeling, zij krijgen ook maaltijdcheques als in een bedrijf met maaltijdcheques wordt gewerkt, zij krijgen ook een eindejaarspremie, zij bouwen rechten op inzake vakantiegeld. Heel veel zaken zijn dus gelijklopend.
Ik vind het ook stigmatiserend omdat hier nogal snel voorbij wordt gegaan aan het feit dat interimarbeid soms een bewuste keuze kan zijn. Beeld u eens in, mijnheer Annouri, dat ik zelf wil bepalen dat ik op bepaalde dagen wel en op andere dagen niet werk, bijvoorbeeld vanuit mijn werk-gezinssituatie. Zou het dan kunnen?
Bovendien vind ik dat er snel wordt voorbijgegaan aan het feit dat interim de grootste en beste stap naar werk is. Alle werkgevers zien dat zo. Waar eerst misschien tijdelijk werk is voor een extra werknemer, kunnen die mensen daarna ook blijven als er extra werk is. Ik moet dus eerlijk zeggen, collega’s, dat u dit heel stigmatiserend naar voren brengt.
De VDAB doet hier wel degelijk iets, en in mijn ogen het juiste. De VDAB beschouwt iemand die geen vier weken na elkaar voltijds als interim werkt, als werkzoekende. Dat betekent dat die mensen op dezelfde manier als werkzoekenden dienstverlening krijgen van de VDAB. Ze krijgen vacatures toegestuurd, ze krijgen suggesties voor opleiding, vorming en sollicitatietraining en noem maar op, zoals alle andere werkzoekenden.
Wie toch lang interimjobs doet, kan bij de VDAB terecht, zoals andere werkenden, om de zoektocht naar een andere job samen met de VDAB in te zetten. Dat is de job die de VDAB moet doen, en hij doet die goed.
Mijnheer Van Malderen, ik ga nog even in op een element dat enkel in de schriftelijke versie van uw vraag stond, maar dat u hier niet herhaald hebt. Het heeft mij nogal gestoord, maar misschien hebt u het niet herhaald omdat u zelf de oneerlijkheid van dat element inzag.
U verwees namelijk naar een OESO-studie over mensen van buiten de EU en hoe weinig kansen die mensen krijgen. U stelde dat de twee grootste problemen daarbij discriminatie en het onderwijs zijn. Maar wat u vergat te vermelden, is dat daarbij ook verwezen wordt naar de regels voor gezinshereniging. Dat systeem wordt door OESO aangehaald als een van de grote knelpunten.
De cijfers die geciteerd worden, onderschrijven dat. Het Europese gemiddelde van gezinsherenigers ligt op 35 procent, bij ons is dat 52,7 procent. En nog belangrijker: slechts 10 procent van de nieuwkomers komen vanwege een baan naar België. Wij moeten proberen die mensen naar een job te begeleiden, maar hun uitgangspunt is vaak niet dat ze voor een job komen. Wij doen wat we kunnen, ook via interim, om hen toch naar een job te begeleiden. Maar stop met de stigmatisering van interimarbeid. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik wil klaar en duidelijk zeggen dat ik de interimsector niet stigmatiseer. Mijn vraag gaat over het HIVA-rapport. Het klopt dat 35 procent van de uitzendkrachten een vast contract krijgt. Dat staat in het rapport. En er staat ook in dat sommigen bewust voor interimarbeid kiezen, want dat staat toe om werk flexibel te combineren met andere activiteiten. Er staat ook in dat een grote groep zegt dat ze geen alternatief hebben: er zijn geen andere jobs voorhanden. Zo hopen die mensen toch een vast contract te krijgen. Laat dat nu net mijn betoog zijn: mensen worden in hetzelfde bedrijf met dag- of weekcontracten een jaar of langer vastgehouden. Ik stel de vraag anders, en verbeter me wanneer ik het fout heb. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de interimsector ervoor zou zorgen dat een groot aantal nieuwe vacatures zou worden ingevuld, of mensen zou helpen om een vaste job te vinden. Denkt u dat dit gebeurt wanneer mensen een jaar lang met dag- en weekcontracten worden tewerkgesteld?
Minister, inmiddels ben ik veel van u gewoon, maar nu hebt u toch de hoofdvogel afgeschoten. U antwoordt op een vraag die niet is gesteld. U citeert uit een rapport om niet op de inhoud van de zaak te moeten ingaan. Het probleem is niet interimarbeid of de interimsector, het probleem is de anomalie dat een op acht mensen langer dan vijf jaar als interimaris werkt. En wat u ook mag beweren, die mensen worden in vergelijking met mensen die dezelfde job maar met een vast contract uitvoeren, gediscrimineerd op het vlak van ziekteverzekering, loonvorming, promotiekansen en dergelijke. U bent blind voor die anomalie, minister. En u bent doof voor wat we hier hebben gezegd, zoals u in het regeerakkoord en in uw beleidsnota doof bent voor de precaire positie van laaggeschoolden. 80 procent van de laaggeschoolden verricht langer dan een jaar interimarbeid. Dat is niet het probleem van de interimsector, maar van de arbeidsmarkt. En als u uw job goed zou uitvoeren, zou dat ook uw probleem zijn. (Applaus bij sp.a)
De heer Gryffroy heeft het woord.
U creëert hier een sfeertje, mijnheer Annouri. Dit rapport is opgemaakt en opgevraagd door het Algemeen Christelijk Werknemersverbond (ACW). De tweeduizend respondenten zijn allemaal ACW-leden. Ik kan u een ander rapport tonen: van de Federatie van Partners voor Werk (Federgon). Federgon ondervroeg zesduizend mensen. 70 procent is tevreden tot zeer tevreden; 80 procent zou er opnieuw aan beginnen en 85 procent raadt het aan. In het rapport dat het ACW bestelde, heb ik de woorden armoede, stress en burn-out niet teruggevonden.
Mijnheer Van Malderen, u spreekt over het probleem van de nepvacatures. Het decreet van 2010 staat toe om klacht in te dienen. Minister, klopt het dat mensen bij uw inspectie klacht kunnen indienen? (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, Ik ben ervan overtuigd dat de interimsector waardevol is voor ons economisch systeem. De interimsector is volgens mij nuttig op het moment dat werkgevers tijdelijk meer of minder werk kunnen aanbieden. Zo kan de interimsector de nood aan werknemers leningen op het moment dat een werkgever een nieuw project opstart. Minister, ik heb wel een probleem met het feit dat een op drie interimarissen meer dan een jaar werkt met dag- of weekcontracten. Een werkgever moet doorgaans toch kunnen inschatten hoe lang een project duurt? Medewerkers zouden voor de duur van dat project een contract moeten kunnen krijgen.
Controle lijkt me belangrijk. Het kan toch niet dat interimcontracten worden gebruikt om de proeftijd te omzeilen. Het moet gebruikt worden waarvoor het is ontwikkeld. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik treed u bij dat uitzendarbeid het belangrijkste instroomkanaal is. Zeven op de tien waren ook heel tevreden van de diensten van de uitzendkantoren. Toch wil ik twee bedenkingen maken bij het rapport.
Wat betreft de dagcontracten is me uit de studie niet helemaal duidelijk of het gaat om personen die een langere opdracht uitvoeren met opeenvolgende dagcontracten, dan wel of het werkelijk gaat om een nood aan arbeid, een contract voor één dag.
De studie spreekt ook over 22 procent minder loon voor uitzendkrachten. Ik begrijp niet waar ze dat halen. Het is onwettelijk. Ik verwijs naar de Commissie van Goede Diensten, die werd opgericht door Federgon met de sociale partners. Hoe past dit hierin? Misschien spelen er andere indicatoren mee zoals anciënniteit of bepaalde voordelen die ze niet krijgen. Kunt u dat verduidelijken?
Mevrouw Talpe, wat betreft de dagcontracten vraagt u het best aan de onderzoekers wat ze bedoelen. Ik zal dat niet voor hen interpreteren.
Mevrouw Claes, u hebt gelijk – de heer Annouri was daar verkeerd –: interimarbeid is gecreëerd voor tijdelijk werk, bijvoorbeeld vanwege seizoensverhogingen, een groot contract dat tijdelijk extra werk geeft of tijdelijke vervanging van iemand in zwangerschapsverlof, ziekteverlof enzovoort. Dat is al een deel van het antwoord: het is niet altijd duidelijk op voorhand hoelang iemand ziek zal zijn. Er zijn dus elementen die ervoor kunnen zorgen dat werkgevers niet altijd op voorhand kunnen inschatten hoelang iets kan duren. Als werkgevers zien dat het werk toch langer duurt, dan bieden ze de mensen die tijdelijk werken, regelmatig een vast contract aan.
De heer Gryffroy heeft een sterk punt dat de studie moet geplaatst worden binnen wie de studie heeft gevraagd en wie heeft geantwoord. Andere studies zeggen iets anders.
Wat betreft de nepvacatures hebt u voor 100 procent gelijk. In de wet van 2010 is dat ingeschreven met de kans op boetes van 5 tot 500 euro. Elke klacht over nepvacatures wordt door de Sociale Inspectie onderzocht, die de nodige maatregelen neemt.
Mijnheer Annouri, hoe u de vraag formuleerde, is een beetje stigmatiserend. U gaf de indruk dat het pech is als er met uitzendarbeid wordt gewerkt. Neen, interimarbeid is voor heel veel gevallen een goede zaak, zowel voor de werkgevers als voor de werknemers.
Wat betreft het loon en de arbeidsvoorwaarden vraag ik aan de heer Van Malderen waarom de vorige federale minister van Werk, mevrouw De Coninck, dat niet heeft rechtgezet? (Applaus bij de N-VA. Opmerkingen)
Collega’s, ik stel voor dat u verder doet met de hashtag ‘het is de schuld van de sossen’ zodat we hier verder kunnen gaan.
Er wordt mij sfeerschepping verweten. Ik baseer me op een onderzoek uitgevoerd door het HIVA. De reactie van Federgon was niet het ontkennen, maar wel zeggen dat de resultaten inherent zijn aan de sector waarin wordt gewerkt. De resultaten zijn niet weerlegd.
Minister, het moet me dan ook van het hart dat u heel veel antwoorden hebt gegeven, maar geen enkele op de vraag wat u doet met mensen die één, twee of drie jaar werken met dag- of weekcontracten. Is dat dan altijd gerechtvaardigd? Is er nooit een andere oorzaak? Ik zeg dat niet stigmatiserend, maar stel me de vraag. Ik vind dat opvallend.
Minister, ik kijk naar u en ik zal vragen blijven stellen, net zoals alle mensen die in het rapport staan beschreven en elke uitzendkracht naar u kijkt om duidelijkheid te krijgen.
Minister, ik vraag u in alle rust opnieuw – en ik zal het blijven vragen – om eindelijk eens aandacht te hebben voor de positie van laaggeschoolden op onze arbeidsmarkt. Dat zijn mensen die elke dag aan de slag gaan, niet wetend wat er volgende week op hen staat te wachten, en dat voor sommigen vaak vijf jaar aan een stuk. Dat heeft niets met ziekte te maken. Dat heeft niets met zwangerschappen te maken. Ik ken niemand die zo lang zwanger is. Dat heeft te maken met een anomalie op onze arbeidsmarkt, waarvoor u ondertussen al bijna zes jaar verantwoordelijk bent. Neem in godsnaam nu eens uw verantwoordelijkheid, in plaats van altijd naar een ander te wijzen. (Applaus bij sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.