Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, gisteren heeft de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in de marge van een congres in Antwerpen gewaarschuwd voor een dreigende overcapaciteit aan verbrandingsinstallaties in Vlaanderen. We weten uit buitenlandse voorbeelden waar dat kan toe leiden. In Nederland en Duitsland leidt de overcapaciteit tot dumpingtarieven en installaties die in slechte papieren verzeild geraken. De exploitanten komen in de rode cijfers. De overcapaciteit leidt ook tot het fnuiken van het beleid van selectieve inzameling en recyclage. Als men zijn afval zeer goedkoop kan verbranden, vermindert de druk op gemeenten en bedrijven om selectief in te zamelen en maximaal te gaan recycleren.
De VVSG waarschuwt voor dit scenario. We hebben een paar weken geleden naar aanleiding van een actuele vraag over Electrawinds de discussie al eens gevoerd. Als de vergunningsaanvragen die bijkomende capaciteit creëren, ook tot overcapaciteit leiden, hebt u als minister de bevoegdheid om in beroep die vergunningen aan te passen of te weigeren. De OVAM heeft ook beroep aangetekend tegen een aantal vergunningen. Dat is uw antwoord.
Is dat het beste instrument om die capaciteit te beperken? Ergens valt er dan een installatie weg in Vlaanderen. De aanvraag die dan op stapel staat, kan worden gehonoreerd. Ik denk dat we naar andere instrumenten moeten zoeken om de krappe capaciteit in stand te kunnen houden en de vervanging van oude installaties door nieuwe mogelijk te maken. Minister, hebt u zulke instrumenten in gedachten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Martens, ik ben het volledig eens met de VVSG. De VVSG kijkt naar de toekomst en waarschuwt voor toestanden zoals in onze buurlanden, onder andere Duitsland.
Zij kijken vooral naar de toekomst en zeggen dat een overcapaciteit moet worden voorkomen. Dat is ook altijd mijn standpunt geweest. Het beleid dat we de voorbije jaren hebben gevoerd, houdt in dat er een evenwicht moet zijn tussen het aanbod aan afval dat moet worden verbrand en de verbrandingscapaciteit. Dat evenwicht is er, dat blijkt ook uit de cijfers van de OVAM. Wij houden ons daar ook aan.
Tijdens deze legislatuur hebben we ook een omslag gemaakt van het Afvalstoffendecreet naar het Materialendecreet. We nemen daarin een aantal maatregelen waardoor meer wordt ingezet op recyclage en hergebruik, en dus nog minder op verbranding. Dat beleid zal uiteraard worden voortgezet. Ook het zelfvoorzieningsprincipe werd opgenomen in het Materialendecreet, we gaan dus niet voor aanvoer van afval uit het buitenland.
U weet dat we nog een instrument in handen hebben, wellicht het belangrijkste. Het uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen moet om de zoveel jaar worden herzien. Dat moet gebeuren in 2015. De evaluatie loopt. De oproep van de VVSG is vooral daarop gericht, dat meldt de vereniging mij. Het doel is dat de evaluatie en de bijsturing van dat plan in 2015 op een goede manier gebeurt. We staan daar volledig achter. Ik meen dat we helemaal op dezelfde lijn zitten.
Minister, we kijken inderdaad uit naar het nieuwe afvalstoffenplan. Het is nodig om desgevallend te eisen…
Dames en heren, het Koffiehuis is open, u kunt daar overleggen, dan kunnen wij horen wat hier gezegd wordt!
Mijnheer Verfaillie, mijnheer Bothuyne, mevrouw Taeldeman, mevrouw Smaers, de koffie is er gratis. (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
En het goede nieuws is dat er niet alleen koffie te verkrijgen is. (Gelach)
Minister, ik meen dat we de eisen voor bestaande verbrandingsinstallaties gaandeweg moeten verstrengen. Ik denk aan de eisen op het vlak van energierecuperatie. U weet dat er installaties zijn die ook hun restwarmte uitkoppelen naar warmtenetten en dergelijke meer. Als we de eisen voor bestaande installaties optrekken, kunnen we ook ruimte maken voor nieuwe installaties die op het vlak van milieu performanter zijn, die een hoger energierendement hebben en die misschien ook beter gelokaliseerd zijn naast een spoorweg of een binnenwater zodat de aanvoer van afval milieuvriendelijker kan gebeuren.
Mijn pleidooi is ook om, desgevallend via VLAREM, de energieprestatienormen voor bestaande installaties op te krikken zodat we een vorm van creatieve destructie krijgen. Ik pleit voor de vervanging van oudere installaties die minder goed scoren op het vlak van milieu en van energierecuperatie door meer performante installaties. We hoeven dan geen absolute vergunningenstop in te voeren, maar we maken we het mogelijk om het principe van de krappe planning overeind te houden en er toch voor te zorgen dat er een vernieuwing komt van heel het verwerkingspark.
Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Minister, wij kijken uiteraard ook uit naar het nieuwe afvalstoffenplan. Het is belangrijk dat daarin een aantal strategische opties worden opgenomen.
Ik had ook nog een vraag. Wat denkt u ervan om overheidsorders uit te schrijven waarop geïnteresseerde partners kunnen inschrijven? Op die manier kan men de beste projecten selecteren en kan er vanuit de overheid iets meer worden gestuurd. Nu duiken hier en daar afzonderlijke projecten op en die worden al dan niet vergund op basis van wie eerstkomend is. Het lijkt me beter om te kijken naar de beste opties en naar de strategisch best gelegen plaatsen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, twee weken geleden hebben we een gelijkaardig debat gevoerd. Ik ben blij dat de heer Martens mijn stelling van toen beaamt. Er zijn op Vlaams niveau eigenlijk geen instrumenten om echt te sturen op het vlak van de afvalverbrandingscapaciteit. Het enige wat u kunt doen, is op basis van een beroep dat bij u werd ingediend met uw duim naar omhoog of naar omlaag wijzen als er extra capaciteit zou komen. Dat is natuurlijk geen actieve aanpak.
Minister, het parlement stelt dit vast, de Bond Beter Leefmilieu (BBL) heeft dit al meermaals tegen u gezegd en nu zegt ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten het.
Maar u volhardt blijkbaar in de boosheid van niets te ondernemen. Mijn vraag is heel duidelijk: waarom, waarom volhardt u in die boosheid? Van een minister van Leefmilieu zou ik toch iets anders mogen verwachten?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: ik denk dat iedereen het erover eens is dat men inderdaad zo veel mogelijk naar beste beschikbare technologie moet gaan en stimuleren om op dat vlak te vernieuwen. Ik stel alleen vast dat, toen we in januari spraken over afvalverbrandingscapaciteit, het credo hier nog algemeen was dat de capaciteit, aanbod en verbranding, in evenwicht was en dat we dat zo moesten houden. Vandaag is de capaciteit blijkbaar te hoog.
Er is iets dat ik niet begrijp in het hele verhaal. We stellen vast dat de cijfers in gunstige mate evolueren. We moeten dus niet meer zeer veel afval verbranden. Toch zeggen we dat het laatste beetje dat moet worden verbrand, per definitie duur moet zijn. Zo lees ik het vandaag. Dat begrijp ik eerlijk gezegd niet.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Minister Schauvliege, mijnheer Martens, ik moet zeggen dat ik bijna van mijn stoel viel toen ik hoorde welk verhaal jullie vandaag brengen. Ik dacht: ze hebben het licht gezien, hoewel het nog geen Pinksteren is. Jullie volgen nu eindelijk het verhaal dat mevrouw De Vroe, de heer Sanctorum en ikzelf al een aantal jaren brengen, namelijk dat we dreigen in Vlaanderen met een overschot aan capaciteit te zitten. Vandaag brengen jullie dit verhaal. Ik viel bijna achterover.
Minister, ik wil u herinneren aan het debat tijdens de rondetafelconferentie, die in 2010 werd gehouden. Daaruit bleek dat we toen niet op dezelfde golflengte zaten met de sector en de actoren. Toen werd er reeds gezegd dat we met een overschot aan capaciteit zouden zitten. Vandaag geeft u blijkbaar toe dat we het anders moeten bekijken omdat we dreigen met een overschot te zitten. Ik begrijp het helemaal niet meer. Ik denk echt dat u het licht hebt gezien, nu het bijna Pinksteren is.
Minister, ik vraag mij af waarom u nu, op het einde van deze legislatuur, wel ineens deze theorie verdedigt. Ik vind het jammer dat u als CD&V’er en minister van Leefmilieu niet reeds langer deze taal spreekt. Ik verwacht van de minister van Leefmilieu klare taal. Die heb ik de voorbije vier jaar van u niet gekregen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat mevrouw Van den Eynde ongeveer dezelfde woorden heeft gebruikt die ik wilde gebruiken. (Opmerkingen van de voorzitter)
Maar ik zal ze aanvullen, voorzitter.
We hebben de voorbije jaren de vrees geuit dat er een overcapaciteit zou komen. Tot twee weken geleden zei de minister nog altijd dat het aanbod en de vraag in evenwicht waren. Nu blijkt dat toch te gaan veranderen.
Minister, ik moet toegeven dat ook ik van mijn stoel viel toen ik het antwoord vernam. Reeds geruime tijd geleden hebben de heer Sanctorum en ikzelf een gezamenlijk voorstel ingediend om een halt toe te roepen aan bijkomende verbrandingscapaciteit. Toen wilde de meerderheid ons voorstel niet steunen. Ik betreur dat nog steeds, en ik zal dat blijven herhalen.
Mijnheer Sanctorum, misschien moeten we het voorstel nog eens snel indienen, de meerderheid is nu wat wijzer geworden en zal het voorstel nu allicht alsnog goedkeuren. (Applaus bij Open Vld en LDD)
Collega’s, ik hoor hier door een aantal onder jullie zeggen dat er geen instrumenten zouden zijn, dat we niet kunnen sturen en dat het eigenlijk fout loopt met ons afvalbeleid. Ik snap dat niet. Wij halen 71 procent. 71 procent van onze huishoudelijke afvalstoffen wordt gerecycleerd. Wij zijn top in de wereld op dat vlak. Het loopt dus fantastisch. De instrumenten die we hebben, leveren dus op.
Mijnheer Sanctorum, u moet mij dus niet zeggen dat er niets gebeurt en dat het fout gaat. Het gaat niet fout. Mevrouw De Vroe, op dit moment is er een evenwicht tussen het aanbod en de verwerkingscapaciteit. Ik heb hier de meest recente cijfers van de OVAM, van 2012. De cijfers van 2013 worden momenteel nog verwerkt. Het aanbod aan afval dat moet worden verbrand, is 2.123.000 ton. De verwerkingscapaciteit bedraagt op dit moment 2.141.000 ton. U ziet een evenwicht tussen beide. Dat is ook het beleid dat we de voorbije jaren hebben gevoerd. We hebben voldoende instrumenten om dat in de hand te houden. Ik denk dat we dat door een aantal beslissingen heel duidelijk hebben aangetoond.
Het uitvoeringsplan Milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afvalstoffen wordt om de zoveel jaren herzien. Als dat in 2015 moet worden herzien, mevrouw Van den Eynde, roept de VVSG op er rekening mee te houden dat men misschien nog meer dan die 71 procent zal halen in de toekomst. Uiteraard zal daar rekening mee worden gehouden. Die oefening gebeurt nu door OVAM.
Mevrouw Eerlingen, u vraagt wat ik vind van het idee dat de overheid zelf een aantal overheidsopdrachten zou uitschrijven om dan te kijken welk project het beste is en geselecteerd kan worden. Op dit moment heeft dat geen zin omdat er een evenwicht is. Wij zijn geen vragende partij voor bijkomende initiatieven. Ik denk dat de stelling van heel dit parlement is dat we geen bijkomende verbrandingscapaciteit moeten creëren. Om die reden moet de overheid dan ook geen bijkomende overheidsopdrachten uitschrijven.
Mijnheer Martens, ik ben het met u eens dat wij er in de toekomst voor moeten zorgen dat een aantal van die installaties performanter en energiezuiniger zijn. We moeten er ook voor zorgen dat de energie die daaruit voortkomt, wordt gerecupereerd. Wij hebben altijd het standpunt verdedigd dat het beter is te opteren voor meer performante installaties dan voor oudere installaties die misschien meer uitstoten en minder performant zijn. Uiteraard maakt dat ook deel uit van het beleid. Op dit moment zitten heel wat gemeenten echter in een dubbele situatie, we moeten daar niet blind voor zijn. Ik hoor heel graag de oproep van de VVSG en ik ben het daar ook mee eens, maar we moeten er ook rekening mee houden dat die gemeenten mee hebben geïnvesteerd in de bestaande verbrandingscapaciteit en dat zij wensen dat de tarieven voor die afvalverbranding heel hoog worden gehouden zodat zij hoge inkomsten hebben. Ook daar moeten we eerlijk zijn. De VVSG speelt een dubbele rol in dezen.
Minister, we kijken allemaal uit naar dat nieuwe afvalstoffenplan omdat we daar opnieuw vraag en aanbod zullen kunnen bepalen. We zullen moeten kijken naar maximale materialenrecyclage, het sluiten van kringlopen en de impact die dat kan hebben op het aanbod van restafval. Laten we hopen dat dit nog verder kan zakken, ook tijdens de volgende 5 jaren.
Wat die instrumenten betreft om aanbod en verwerkingscapaciteit op elkaar af te stemmen, moeten we nog eens goed nadenken of we die niet moeten moderniseren. Vandaag is het enige instrument het vergunningenbeleid en in afgeleide orde uw bevoegdheid als minister om in beroep vergunningen te weigeren of aan te passen. Ik merk gewoon op dat we in de resolutie die we naar aanleiding van het Materialendecreet hebben goedgekeurd, aan de regering hebben gevraagd om nieuwe economische instrumenten te onderzoeken waaronder een systeem van verhandelbare afvalverwerkingsrechten waarmee tegelijk een krappe planning kan worden gehandhaafd en nieuwe meer performante installaties kansen kunnen krijgen. Ik denk dat we naar dit soort instrumenten op zoek moeten gaan om ervoor te zorgen dat het verbrandingspark continu kan worden vernieuwd, er voortdurend betere technieken kunnen worden toegepast en het energierendement kan worden opgekrikt.
De actuele vraag is afgehandeld.