Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de problemen voor zogenaamde re-enacters van de Eerste Wereldoorlog door de wapenwet
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister-president Peeters.
De heer Sintobin heeft het woord.
Het project ‘100 jaar Groote Oorlog’ moet niet alleen een serene herdenkingsperiode worden, het moet ook Vlaanderen internationaal op de kaart zetten. Het moet vooral honderdduizenden toeristen naar Vlaanderen lokken. Mensen uit Nieuw-Zeeland, Australië, Engeland zullen ongetwijfeld begrijpen wat re-enactment betekent.
De voorbereidingen zijn nu wel echt op kruissnelheid. Tal van initiatieven staan in de steigers. De laatste voorbereidingen worden getroffen. Een van de evenementen vormen de re-enactmentgroepen. Deze mensen spelen veldslagen op een historisch correcte manier na.
Er waren drie problemen. We maken ons eigenlijk weeral hopeloos belachelijk in het buitenland met onze complexe regelgeving. Er was een probleem met de Staatsveiligheid. De mensen moeten met hun wapens passeren langs de staatsveiligheid. Twee, om die wapens officieel te kwalificeren moet men naar de Proefbank voor vuurwapens in Luik. Ten derde was er nog een probleem qua vergunning op Vlaams niveau.
Deze problemen leidden ertoe dat verschillende groepen lieten weten dat ze niet zouden komen. Ze waren bang voor juridische toestanden en voor inbeslagname van hun wapens. Dat kunnen we toch vermijden?
Ik heb het u vanmorgen al gezegd in de commissie: ik heb het antwoord eigenlijk al gekregen. Ik las gisteren dat u dezelfde regelgeving wilt toepassen als voor wapenbeurzen. Daarmee zou alles opgelost zijn, maar dat is niet zo, niet alles is opgelost. Er is natuurlijk nog een federaal element.
Ik zou ook graag wat toelichting krijgen bij uw verklaring over eenzelfde regeling als bij wapenbeurzen. Hoe zult u daarover communiceren met de re-enactmentgroepen?
De heer Reekmans heeft het woord.
Minister-president, het gaat over figurantengroepen die naar Vlaanderen komen voor de herdenking van '100 jaar Groote Oorlog'. Zij figureren mee in gevechtssituaties. Meestal gaat het om soldaten, en soldaten dragen wapens.
Het is des te opmerkelijker dat de discussie losbarstte naar aanleiding van vragen die vanuit het buitenland werden gesteld. Eergisteren zei uw dienst dat er inderdaad een probleem was. Wat later zei u dat u het probleem zou oplossen door dit dossier te behandelen zoals in geval van een wapenbeurs.
Het probleem ligt op federaal niveau, minister-president, want het is het KB van 8 mei 2013 dat dit probleem creëert. Dat KB bepaalt dat voor elk wapen dat ingevoerd wordt, een retributie betaald moet worden van 99,27 euro per wapen, en dat degene die het wapen draagt, ook nog eens een medisch onderzoek moet ondergaan om het wapen te mogen dragen, goed voor 105,11 euro. Afgerond is dat 200 euro. Het gaat over ongeveer 10.000 figuranten. 10.000 maal 200 is 2 miljoen euro, minister-president. Hebt u dat extra budget ingeschreven voor de herdenking van de Groote Oorlog? Zo niet, zullen we gevechtssituaties moeten uitbeelden zonder wapens. We kunnen ermee lachen, minister-president, maar eigenlijk is het niet om te lachen, want welk figuur slaan we dan in het buitenland? En dan heb ik het nog niet over het feit dat dat via de Staatsveiligheid moet worden aangevraagd en dergelijke. Mijn vraag is heel concreet: treedt u hierover in overleg met de Federale Regering?
Ik heb deze morgen even overwogen om mijn vraag terug te trekken, omdat u heel kordaat zei dat het probleem was opgelost, tot ik iets dieper ben gaan graven. Ik heb de vraag toch staande gehouden, want, minister-president, het probleem is niet opgelost. Ik hoop dat u een oplossing vindt, of extra geld vindt om de wapens toch naar Vlaanderen te kunnen laten komen.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, nog voor u de vragen had gesteld, heb ik het probleem, wat onze bevoegdheden betreft, al opgelost. Het is een goed voorbeeld van iets wat ook op veel andere vlakken geldt: bepaalde vragen zijn al opgelost voor ze gesteld worden.
In Flanders Fields is inderdaad een wereldbegrip. Van de Verenigde Staten tot het Verenigde Koninkrijk, van India tot Nieuw-Zeeland, allemaal kennen zij In Flanders Fields. Wij hebben heel veel energie gestopt, en zullen dat ook blijven doen, in de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Collega Geert Bourgeois en ikzelf hebben heel wat zaken op poten gezet, en er hebben er intussen al een paar plaatsgevonden.
Met de historische reconstructie of de ‘re-enscenering’ willen die verenigingen een bijdrage leveren tot de boodschap van vrede, en daar is dus een probleem gerezen. Wij hebben daar vorig jaar zelf een aantal acties rond ondernomen. Er zijn twee aspecten aan dit probleem.
Het eerste is het aspect van de vergunningen en de vergunningsprocedure. Dat is gewestelijke materie, en dat probleem is ook opgelost, collega’s. Wij zullen daar dezelfde procedure op toepassen zoals bij wapenbeurzen. Dat wil zeggen dat de organisator van die historische reconstructies zich zelf verantwoordelijk stelt om bij de vergunningsdiensten, dat is de Dienst Controle Strategische Goederen, alle administratieve modaliteiten af te handelen. Wij hebben contact opgenomen met al die verenigingen en die zijn daar zeer positief over. Voor onze bevoegdheden is het probleem dus opgelost, vooraleer u de vraag hebt kunnen stellen.
Er is inderdaad een tweede aspect: welke wapens gehanteerd mogen worden, het bezit van wapens, welk soort wapens enzovoort. Dat is federale materie. Daar zijn heel wat federale instanties bij betrokken.
Er is op 7 november van vorig jaar een vergadering over geweest, ook onze diensten waren daar aanwezig. Op 24 januari is er opnieuw een vergadering. We hebben erop aangedrongen dat ook het federale aspect daar zal worden opgelost.
Wat is de stand van zaken? Als ik juist ben geïnformeerd over de federale overheid, dan is men daar nog een en ander aan het bekijken. Om het voorzichtig uit te drukken: men zit nog niet op één lijn. Sommigen vinden dat moet worden gewerkt met een KB, anderen verkiezen referentielijsten enzovoort. Ik heb erop aangedrongen bij de verschillende federale kabinetten dat op 24 januari ook het federale aspect wordt opgelost.
U hebt gelijk, mijnheer Sintobin, dat we imagoschade lijden als de federale overheid dit probleem niet op dezelfde manier oplost.
Mijnheer Reekmans, ik ga ervan uit dat men niet afkomt met bedragen van 200 euro voor medische testen en zo meer.
Men zal een beslissing moeten nemen. Ik zal er alles op inzetten om dit op een goede manier te laten plaatsvinden zodat de mensen die hier ‘in Flanders Fields’ een reconstructie willen meemaken en daarvoor historische wapens kunnen of moeten gebruiken, op een zo werkbaar mogelijke oplossing kunnen rekenen van onze federale collega’s.
Dus, op 24 januari vindt de vergadering plaats op federaal niveau en wij zullen aanwezig zijn.
Minister-president, ik dank u voor het antwoord. U zegt dat u een oplossing hebt gevonden alvorens de vraag hier werd gesteld. De vraag werd gesteld op 23 december in de West-Vlaamse provincieraad aan de gouverneur van West-Vlaanderen. Op 9 januari 2014 antwoordde de gouverneur van West-Vlaanderen dat hij ermee bezig is. Ik veronderstel dat hij ook de Vlaamse instanties heeft ingelicht over dit probleem, dat hij heeft gezegd dat een oplossing gezocht moet worden. We zijn ondertussen een halfjaar verder, sinds het nieuwe KB van 8 mei 2013. Nu komen zeggen dat u de oplossing hebt gevonden nog voor de vraag werd gesteld, klopt niet: de vraag werd gesteld op 23 december 2013.
U hebt een positief antwoord gegeven en dat is natuurlijk een goede zaak, maar tegelijkertijd geeft u met uw antwoord aan dat we ons hopeloos belachelijk maken, dat de regelgeving bijzonder complex is en dat de manier waarop de federale overheid hiermee omgaat, allesbehalve is. Ik heb misschien een slecht karakter en dat zal ik nu misschien tonen wanneer ik zeg dat het misschien om een soort sabotage van de Federale Regering gaat. Blijkbaar kan die nog steeds niet verkroppen dat Toerisme een Vlaamse bevoegdheid is en dat dit project rond ‘100 jaar Groote Oorlog’ in gang werd gezet door Vlaanderen en ook een Vlaams evenement blijft. Nietwaar, mijnheer Vanlerberghe?
Minister, u zegt dat ze niet moeten afkomen met die bedragen. Ik herhaal even. In het KB dat nu van toepassing is, staat duidelijk dat dat per wapen een retributie van 99,27 euro moet worden betaald en bij wapendracht voor een vergunning medische controle van 105,11 euro. Voor buitenlanders moet het via de Staatsveiligheid verlopen. Ik maak de simpele rekensom: voor 10.000 figuranten moet 2 miljoen euro worden betaald.
De meeste groepen doen het gratis, minister-president, en ik denk dat we ze vooral welkom moeten heten, want dat is net het succes van zulke initiatieven. Ik vergelijk even met de herdenking van de Slag van Waterloo. Toen ging het over bijna 25.000 figuranten. Ik houd mijn hart al vast, want dan hebben we het al over 5 miljoen euro en ik denk dat u dat geld niet gaat vinden.
De belangrijkste vraag blijft onbeantwoord. U zegt dat er een vergadering is geweest. Wat ik niet snap, is dat er geen probleem was tot het nieuw KB van 8 mei 2013. Als men het toen niet had aangepast, dan was er geen probleem. Er is dus eigenlijk één oplossing en ik roep daartoe alle partijen op die ook deel uitmaken van de Federale Regering: schaf dat KB af, dan maken we ons niet langer belachelijk. Ik begrijp niet hoe het kan dat tussen het overleg door opeens dit KB is ontstaan en dat niemand doorhad wat erin stond.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, de bekommernis over de re-enacting is terecht, laat dat duidelijk zijn, ook al ben ik geen groot liefhebber ervan. Ik heb vorig jaar per toeval zo’n moment meegemaakt in Zonnebeke.
Voor mij zijn er nog twee aspecten, minister-president. Ik heb een informatieve vraag. Het gaat, neem ik aan, over de historische wapens en niet over de munitie. Is dat zo of is dat niet zo?
Ik zou ook nog iets voorstellen, omdat de heer Sintobin dat opmerkt. Er is ook een federale coördinator met betrekking tot de herdenking van de Eerste Wereldoorlog, namelijk de heer Breyne. Dat is een West-Vlaming en hij woont in Ieper. Hij kent de streek dus goed. Ik stel voor dat de dienst eens contact met elkaar opnemen om te bespoedigen dat de materiële hindernissen worden opgeruimd.
De heer Verstreken heeft het woord.
Ik ben geen fan van re-enactment. Die dingen moeten kunnen, ik heb er geen probleem mee, en ik gun die mensen absoluut hun hobby, alleen niet met echte wapens. Dat is te gevaarlijk, voor henzelf en eventueel ook voor het publiek. Op een andere manier moet dat kunnen.
In Nederland gebeuren ook historische evocaties met een nog veel strengere wapenwetgeving, maar daar wordt het in een context geplaatst van vrede en zijn er uitzonderingsmaatregelen mogelijk. Daarom wil ik u vragen, minister-president, en ik ga de vraag ook stellen in het federale parlement, om eens te kijken hoe het daar gebeurt.
Scholieren die die dag soldaat spelen, bijvoorbeeld in het project het Memorial Museum Passchendaele 1917, krijgen ook geen echte wapens. Het zijn namaakwapens, vooral om te zien hoe loodzwaar het was voor de soldaten in de Eerste Wereldoorlog om met 30 kilo materiaal te sleuren door de modder. Wapens zijn geen speelgoed, dat moet heel duidelijk zijn. Het accent moet liggen op vredeseducatie.
Maar we moeten kijken naar een andere procedure om het mogelijk te maken. Ik gun die mensen dat en het moet kunnen, maar de nadruk moet ergens anders op liggen. (Applaus)
De heer Vanden Bussche heeft het woord.
Minister-president, het is bijna om moedeloos van te worden, om een hele namiddag te moeten spreken over vergunningen om zandzakjes te plaatsen en om afgedankte geweren van WOI te gebruiken. Gelukkig maar dat onze soldaten in WOI geen vergunning nodig hadden om zandzakjes aan te brengen en om hun geweren te gebruiken, maar alle gekheid op een stokje.
Wij organiseren in Koksijde de show Fly In op 2 en 3 augustus van dit jaar, met deelname van vliegtuigen uit WOI. Ik hoop dat de minister-president ons kan verzekeren dat daarvoor geen speciale vergunningen nodig zijn. Mocht dat wel het geval zijn, hopen wij op zijn prompte medewerking om een en ander in orde te brengen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Er zijn twee aspecten, enerzijds het praktische probleem in verband met het materiaal dat hier al aan bod is gekomen, anderzijds de terechte bekommernis dat alle activiteiten van re-enactmentgroepen in het juiste kader plaatsvinden, het kader van een serene herdenking van WOI annex vredesboodschap annex vredestoerisme.
Collega’s hebben enkele keren het woord ‘spelen’ gebruikt. Dat is geen goede term, denk ik. In de mate dat ik die groepen ken, denk ik dat er ook voldoende aandacht en gevoeligheid is voor de catastrofale periode die WOI uiteindelijk in onze geschiedenis was. Ik neem aan dat een en ander niet onverzoenbaar is, dat de activiteiten van die re-enactmentgroepen perfect kunnen passen in een serene herdenking annex vredesboodschap. Dat moet kunnen en daar moeten we voldoende aandacht voor hebben.
In het begin van mijn antwoord heb ik gezegd dat het uitdragen van de vredesboodschap In Flanders Fields een heel belangrijk gegeven is, de rode draad door al wat wij doen. De historische reconstructie kan daar zeker toe bijdragen. Ik ga ervan uit dat het wordt opgelost voor ons deel. Mijnheer Caron, ik ga er ook van uit dat men daar geen scherpe munitie nodig heeft. Als men al munitie zou gebruiken zullen dat losse flodders zijn, om het geluid erbij te voegen.
Het overleg vindt plaats op 24 januari 2014. Iedereen die ertoe kan bijdragen is daar ook welkom, denk ik. Er zijn initiatieven genomen. Er is overleg, hè. Ik hoop enkel dat dat overleg op 24 januari ons tot resultaten brengt en dat er op federaal niveau niet verder wordt gediscussieerd over een en ander en dat men dit, ook in het licht van KB’s die in het verleden zijn genomen, met veel gezond verstand aanpakt. Het zou heel jammer zijn om de buitenlandse groepen niet naar hier te halen.
Van buitenlandse vliegtuigen of oorlogsvliegtuigen heb ik nog geen weet. Indien wij bevoegd zouden zijn voor deze problematiek in het geval deze zich zou voordoen, dan zal ik een bijdrage leveren vanuit de belangrijke herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Met de vredesboodschap willen we alle mogelijkheden openlaten, waaronder ook die historische reconstructie die in dat kader plaatsvindt. Mijnheer Verstreken, als dat het kader is, kunt u misschien de toegevoegde waarde van die historische reconstructies onderschrijven.
Ik geef de heer Caron gelijk. Ik was zelf geen voorstander van de federale coördinator. Dat leek me een bemoeienis van het federale niveau in een uitsluitend Vlaamse bevoegdheid. Maar hij is er nu eenmaal. Men heeft me altijd gezegd dat er op regelmatige basis overleg wordt gepleegd tussen het federale, Vlaamse en provinciale niveau. Ik stel vast dat dat in dit dossier niet het geval is. Ik vraag me dan ook af wat er eigenlijk wordt verteld op dergelijke overlegmomenten.
Mijnheer Verstreken, die wapens zijn ontmanteld. U hoeft zich geen zorgen te maken. Er is geen enkel gevaar. Ik zou ook niet willen dat we die mensen vragen om er een soort carnavalsgroep van te maken en pijltjes te gebruiken die op het voorhoofd blijven plakken. We moeten een beetje ernstig blijven.
Mijnheer Van Overmeire, ik ben het met u eens dat het een herdenkingsmoment moet zijn. Maar in een oorlog wordt nu eenmaal gevochten. Als men dat wil naspelen, dan moet men dat op een historisch zo correct mogelijke manier doen.
Ik heb ook nog een vraag over de proefbank van Luik. Die vraag is ook gesteld aan de gouverneur van West-Vlaanderen. Minister-president, acht u het mogelijk om een Vlaams filiaal op te richten van de proefbank voor vuurwapens van Luik?
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het een klein beetje oneerbiedig hoe sommigen van die herdenking een cowboy- en indianenverhaal maken waarbij er oorlogje wordt gespeeld. Het uitbeelden van die oorlog is op zich al educatief voor de jongere generaties. Op zo’n moment kunnen zij zich indenken wat er toen is gebeurd en hoeveel leed – ook menselijk leed – die oorlog heeft veroorzaakt. Dat is educatie. Ik vind het dan ook een beetje spijtig dat sommigen nogal oneerbiedig doen ten aanzien van die groepen.
Minister-president, we moeten niet rond de pot draaien. De Federale Regering moet het koninklijk besluit van 8 mei 2013 gewoon afschaffen en terugbrengen naar het oude KB. Daarmee is het probleem opgelost. En als dat niet zo is, dan moeten de retributies betaald worden. Als men dan spreekt over tienduizend figuranten, dan spreekt men over 2 miljoen euro. Ik zou het jammer vinden dat we groepen die dat gratis doen, daarvoor zouden betalen of dat Vlaanderen zelf de rekening zou moeten betalen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.