Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega’s, laat mij beginnen met het goede nieuws: de minister heeft gisteren in Sint-Niklaas de eerste steen gemetseld voor het eerste DBFM-project (Design, Build, Finance, Maintain) van het Gemeenschapsonderwijs.
Ik had u aangeboden om te helpen, minister. Ik heb dat niet moeten doen. Jammer genoeg hebt u de eerste steen dan ook niet volledig juist gemetseld. (Gelach. Opmerkingen)
Voor het gemeentelijke onderwijs is de eerste steen een aantal maanden geleden al gelegd. De eerste steen voor het proefproject voor het vrij onderwijs is jammer genoeg niet gelegd, omdat het project te duur werd.
Wat is de stand van zaken? 55 projecten zitten in de aanbestedingsfase, 89 projecten in vergunningsfase, 21 projecten in ontwerpfase. Dat zijn in totaal 165 projecten, plus de 2 die bezig zijn. Maar er hebben er ook 35 afgehaakt, omdat de hele procedure te zwaar en te duur werd.
Deskundigen die de procedures van heel nabij volgen, leren mij het volgende. Het beoogde schaalvoordeel is er vandaag niet, zegt men. Van de lage interesten is uitermate weinig te merken. De bouwkosten zijn enorm gestegen. En er is enige vrees met betrekking tot de interpretatie van de zogenaamde prestatiebestekken.
Mijn zorg is dubbel, minister. Ik zal het vandaag niet hebben over de ESR-neutraliteit, een aspect dat gevolgen zou kunnen hebben voor de Vlaamse begroting. Ik hoop dat de regering ons op dat vlak nog voor het einde van deze legislatuur gerust zal kunnen stellen. Wat ik vandaag wel naar voren wil brengen, is de kostprijs voor de scholen zelf. Ik verneem dat voor het basisonderwijs de bruto beschikbaarheidsvergoeding niet de 15 tot 25 procent is die men had vooropgesteld, maar dat het tussen de 49 en 65 procent van de werkingsmiddelen zal liggen. Op welke wijze volgt u dat op? Hoe kan hier nog iets aan verholpen worden?
Minister Smet heeft het woord.
Je mag de heer De Meyer niet uitnodigen op een eerstesteenlegging, want dan krijg je de dag nadien meteen een vraag daarover. We hebben die stenen trouwens met opzet anders gelegd, mijnheer De Meyer, omdat ze anders zouden opgaan in het geheel. Nu ziet men ten minste dat wij die eerste stenen hebben gelegd. (Opmerkingen)
Maar alle gekheid op een stokje. De DBFM-operatie is uitgewerkt. We hebben in moeilijke financiële tijden een doorstart gemaakt. Dat was allemaal niet evident. Er doen 165 scholen mee, maar dat komt overeen met 200 gebouwen. Dat moet u er wel bij vertellen.
U doet alsof er scholen hebben afgehaakt, maar dat is niet echt zo. We hebben een tweede oproep gedaan, waarvoor heel wat interesse is. Op dit moment staan er nog altijd 95 projecten op de wachtlijst. Dat betekent dat scholen nog altijd bereid zouden zijn om met een DBFM-operatie te starten. Ik deel uw analyse wel dat we de hele operatie goed moeten evalueren, ook inzake kostprijs, duur enzovoort. Daar hebben we het al herhaaldelijk over gehad.
De kostprijs is tot stand gekomen na een marktbevraging. Als we alles bij elkaar nemen, is het min of meer hetzelfde als een reguliere schoolbouw, met dien verstande dat in de beschikbaarheidsvergoeding ook het onderhoud zit. Dat mag je niet vergeten, want dat is meegerekend in die prijs, terwijl een andere school dat zelf moet betalen. Je mag ook niet vergeten dat de subsidiëring voor de scholen die meedoen met DBFM gevoelig is gestegen. Dat wordt voor een deel gecompenseerd.
Het is belangrijk dat we dit goed evalueren. Dat hebben we ook al gedaan. De kans dat er nog een grootschalige pps-operatie van die omvang zal komen, is niet zo groot. U weet dat we op andere pistes zitten. Dat hebben we al verschillende keren in de commissie besproken.
Minister, ik deel uw analyse voor een deel. Het is menselijk dat je gevoelig bent voor successen die er vandaag zijn, maar ik wil aanbevelen om minstens even empathisch te zijn voor scholen die wel nog met grote financiële zorgen zitten, ook inzake DBFM.
Hier wordt geregeld met de OESO geschermd. De leerlingen halen goede resultaten, maar de scholenbouw haalt geen goede resultaten. We zitten in de onderste helft van het OESO-gemiddelde. Bovendien laten we enkel Zuid-Afrika en Mexico achter ons.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Minister, ik denk dat we in de bouwkunde een nieuw begrip moeten inlassen. Men spreekt van een sluitsteen, nu komt er ook een ‘Smetsteen’. Dat is een verkeerd gelegde steen.
Herhaaldelijk is in de commissie het probleem van DBFM aangekaart, meestal door de heer De Meyer. Er is gezegd dat de DBFM-formule op zich niet slecht is. Het houdt een andere spreiding van risico’s in, maar het is te grootschalig. U moet daarover duidelijkheid scheppen. Tijdens een bezoek aan Brasschaat hebben we gezien dat een kleinschalige DBFM goed kan functioneren en dat dat misschien het best gebeurt op gemeentelijk vlak.
Minister, in uw plannen om het gemeentelijke net af te schaffen en tot één officieel net te komen, zal het gemeentelijk platform verdwijnen. Dat is een beetje tegenstrijdig.
De heer Wienen heeft het woord.
Minister, wat velen vergeten, is dat dit systeem al in de vorige legislatuur werd ingevoerd. Ondanks de enorm grote nood aan capaciteit, hebt u sindsdien één steen gelegd. Als ik de heer Bouckaert mag geloven, nog slecht ook.
De DBFM-procedure is duur en log. We spreken van een terbeschikkingstellingsvergoeding van 49 procent van de werkingsmiddelen. Dan wordt het moeilijk voor de scholen om daarin te participeren. Ondanks de grote capaciteitsnood hebben de vorige en de huidige Vlaamse Regering gefaald. Van een inhaaloperatie is er eigenlijk geen sprake.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik zou graag verwijzen naar het bezoek van onze commissie aan Brasschaat, maar ook aan andere scholen. Daar zagen we dat de kleinschalige pps-projecten die op gemeentelijk niveau worden georganiseerd, wel veel haalbaarder en betaalbaarder zijn. De overheid moet wel nog zaken stimuleren en mogelijk maken. Zijn er incentives? Bent u van plan op die piste voort te werken? Ziet u daar brood in?
Het grote probleem zit in de maintenance. Design, build, finance and maintain, weet je wel. Dat zijn de onderhoudscontracten van de scholen. Ziet u mogelijkheden om de zaken haalbaarder te maken door daar oplossingen voor te zoeken?
Mijnheer Wienen, u onderschat nogal snel de werkelijkheid.
Ze komen uit verschillende Europese landen naar Vlaanderen kijken omdat wij erin slagen om met 1,5 miljard euro tweehonderd nieuwe scholen te bouwen! En dat in tijden van economische en financiële crisis. We doen dat. U zou de kaart eens moeten bekijken van de scholen van de toekomst en het project van DBFM: ze zijn verspreid over heel Vlaanderen en Brussel. Dus nu doen alsof we daar niets aan doen, dat is eigenlijk een beetje onnozel – als ik dat zo mag zeggen.
Daarnaast hebben we ook – en dat zult u in de begroting 2014 zien – het bedrag voor de reguliere scholenbouw, dat 150 miljoen euro was, niet alleen behouden, er is 30 miljoen euro bij gekomen. Het is dus opgetrokken tot 180 miljoen euro. U mag toch ook niet vergeten dat we voor de hele capaciteitsproblematiek 187 miljoen euro extra geld, geld waarin nog niet voorzien was, hebben uitgetrokken om overal in Vlaanderen, vooral in de steden, maar niet alleen daar, in extra plaatsen te kunnen voorzien. Dat er geen inhaaloperaties zijn, dat klopt niet.
Er moet natuurlijk nog veel werk gebeuren, dat weet iedereen ondertussen. Het is de erfenis die ik heb gekregen van al mijn voorgangers uit het verleden, omdat, zoals een van die voorgangers gezegd heeft, stenen niet betogen. Ik herhaal wat ik onlangs ook in de commissie heb gezegd. Het feit dat we zo veel scholen zullen moeten bouwen in de toekomst, is een enorme kans voor de hervorming van het secundair onderwijs. Zo worden bijvoorbeeld domeinscholen mogelijk doordat er toch zo veel nieuwe scholen gebouwd zullen moeten worden. Het is een ongelofelijke kans om informaticagewijs nieuwe scholen te bouwen via een nieuw concept, we hebben een ongelofelijke mogelijkheid.
De kleinschalige pps-projecten hebben in het verleden kunnen bestaan en kunnen dat nu nog. Ik heb verschillende keren in de commissie gezegd dat ik daar voorstander van ben. Het is de reden waarom we nu met de verzekeringsmaatschappijen en het kenniscentrum over de pps-projecten van Vlaanderen bezig zijn met een nieuw model. Antwerpen, en binnenkort ook Limburg, zal een voorloper zijn. We moeten het daarna verder uitwerken om het ESR-matig neutraal te krijgen, en daarvoor zijn er meerdere mogelijkheden.
Maar nogmaals, de volgende Vlaamse regeringen zullen in heel wat meer middelen moeten voorzien bij de opmaak van het regeerakkoord voor de scholenbouw. En dan moeten we meteen ook het nieuwe concept voor scholenbouw toepassen.
Met andere woorden: er is al veel gebeurd, het is een heel proces dat loopt. Dat is nog niet voldoende, niemand beweert dat het voldoende is. Er is nog heel wat werk aan de winkel. Wij bereiden al dat werk uiteraard voor.
Minister, pps-projecten, kleinschalig, zijn vooral geschikt voor het gemeentelijk onderwijs gezien de aard en de structuur van de schoolbesturen.
Scholenbouw vergt een genuanceerd verhaal. Als parlementslid moeten we hier natuurlijk niet alleen met het wierookvat zwaaien, maar ook de zorgen die op het veld aanwezig zijn, regelmatig aan bod laten komen.
Uw laatste zinnen zijn heel terecht. Als we dit probleem op termijn willen oplossen, de volgende legislaturen, dan zal er geld, veel geld, nodig zijn.
De actuele vraag is afgehandeld.