Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het nationale hiv-plan
Verslag
Mevrouw De Knop heeft het woord. (Opmerkingen van de heer Erik Tack)
Mijnheer Tack, u hebt het woord niet! De microfoon staat trouwens uit. U kunt wel bij motie van orde het woord vragen, maar u moet niet lelijk beginnen te doen.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, gisteren werd het nieuwe hiv-actieplan voorgesteld door de Federale Regering en de respectieve gewestregeringen. Ik heb begrepen dat zowel Sensoa als çavaria, maar ook heel wat wetenschappers dit plan absoluut verwelkomen. Minister, we moeten eerlijk zijn: op zich komt dat plan ook geen dag te vroeg.
Want jaar na jaar blijft het aantal infecties stijgen, met een gemiddelde van 2,5 besmetting per dag. Dit is nog altijd een fundamenteel probleem. U weet, minister, dat Open Vld in dit parlement altijd gepleit heeft voor meer preventieve acties. Daarmee kunnen we het verschil maken: voorkomen dat mensen een infectie oplopen, en laat dat nu net de bevoegdheid zijn van Vlaanderen.
Dit plan moet niet alleen worden onderschreven door de verschillende deelregeringen, het moet ook worden uitgevoerd. Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat het Vlaamse luik van het nationale actieplan wordt uitgevoerd? Hoe zult u uw collega-ministers in de Vlaamse Regering daarvoor warm maken?
De heer Roegiers heeft het woord.
Minister, dertig jaar na de ontdekking van het aidsvirus zijn de overheden van dit land tot een nationaal plan gekomen. Het klinkt cynischer dan ik het bedoel, ik wil u en uw collega’s feliciteren dat het plan er nu eindelijk ligt.
Het plan is belangrijk. Het is een goed plan. Ik heb het grotendeels kunnen doornemen. Het is grotendeels de invulling van een resolutie die hier unaniem werd goedgekeurd. Het plan noemt de problemen bij naam, het noemt de prioritaire groepen bij naam: mannen die seks hebben met mannen en migranten. Het omvat een groot preventief luik. Op dat vlak sluit ik me aan bij de opmerkingen van mevrouw De Knop. Het zwaartepunt van het nationale actieplan ligt bij de preventie en dat is een gemeenschapsbevoegdheid.
Het plan loopt van 2014 tot 2019. In mei zijn er verkiezingen. Minister, ik zou graag willen dat we zo snel mogelijk beginnen met de uitwerking van het plan en dat we niet wachten op de verkiezingen. Bent u bereid om hard in te zetten op die preventie en daarmee vandaag te beginnen zodat we een uitrol hebben tegen de verkiezingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb gisteren tijdens de voorstelling van het plan verwezen naar de resolutie van het Vlaams Parlement. Die werd hier op uw initiatief goedgekeurd. De bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap was gestoeld op het signaal van het parlement.
Het plan is belangrijk en uniek. Alle overheden, middenveldorganisaties en de mensen die op het terrein actief zijn rond deze problematiek hebben het samen opgemaakt. Ze hebben zich geëngageerd. Ik heb het plan al in kennis gebracht van de Vlaamse Regering zodat mijn collega’s kunnen lezen wat van hen verwacht wordt.
De afspraak is dat de verschillende overheden nu het plan moeten concretiseren. Ze krijgen daarvoor de tijd tot april 2014. Voor de Vlaamse overheid zal het Agentschap Zorg en Gezondheid die taak opnemen. Daarna wordt het plan uitgerold in de volgende jaren.
We moeten beseffen dat het plan niet alleen gaat over gezondheidszorg. Het is veel breder. De destigmatisering is een onderdeel. Het appel op heel wat partijen en stakeholders in de samenleving om mee strijd te voeren tegen hiv en aids is zeer uitdrukkelijk naar voren gebracht. De Vlaamse overheid is in eerste instantie betrokken op het vlak van preventie. Dat is niet alleen Volksgezondheid, ook Onderwijs en Gelijke Kansen en dergelijke zijn daarbij betrokken.
Ik heb geluisterd naar de collega’s van de andere deelstaten en overheden die betrokken zijn bij het plan. Vlaanderen mag fier zijn op het traject dat al is afgelegd. Er zijn al een aantal zaken uitgerold die anderen misschien kunnen inspireren.
Een eerste is de algemene preventie, investeren in relationele vorming, seksuele gezondheid. Er lopen op dat vlak al een aantal initiatieven. De vraag is of die nog versterkt moeten worden.
Het tweede punt is het doelgroepenbeleid, waar u terecht naar verwezen hebt. De sekswerkers, de mannen die seks hebben met mannen, de Sub-Saharaanse Afrikaanse migrantenpopulatie: een aantal groepen zijn nu benoemd en die komen goed overeen met wat de laatste jaren in Vlaanderen als speerpunt in de preventie naar voren werd gebracht. Dat is trouwens niet zozeer mijn verdienste, maar die van mijn voorgangers.
Wat op zich ook goed nieuws is, is dat we al een aantal structurele financieringen hebben met partners die zich engageren, met name ook in dat doelgroepenbeleid: het Instituut voor Tropische Geneeskunde, Sensoa, de mensen die zich bezighouden met de ondersteuning van sekswerkers, Ghapro, Pasop enzovoort.
Het is nu de bedoeling om bij de opmaak van het Vlaamse luik van dat plan te bekijken hoe we met die partners de opdrachten verder kunnen uitvoeren. Uiteraard zal op dat moment ook bekeken moeten worden of dat aanpassingen betekent aan de bestaande budgettaire inspanningen die Vlaanderen doet.
Na preventie is er screening. Ook daar zal Vlaanderen een gedeelde verantwoordelijkheid moeten opnemen. Een deel daarvan bevindt zich immers in de actieradius van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). En dan heb je natuurlijk nog heel de zorg, waar de federale overheid meer in betrokken is.
Ook in het laatste deel van het plan zal de Vlaamse Gemeenschap mee aan zet zijn. Dat gaat om meer maatschappelijke zaken, zoals destigmatisering, een breed draagvlak creëren voor de problematiek, maatschappelijke acceptatie voor hiv-patiënten stimuleren. Dat zijn zaken waar in de Vlaamse concretisering van het plan wellicht meerdere collega’s bij betrokken zullen zijn.
Minister, de operationalisering moet klaar zijn tegen april volgend jaar. Dan is het ook logisch dat we concreet zeggen welke bijkomende acties we ingevolge dat nieuwe plan zullen nemen. U zegt terecht dat het niet alleen acties zullen zijn die binnen uw bevoegdheid vallen. Ook de ministers van Onderwijs en Gelijke Kansen komen daarbij aan bod. Welke bijkomende acties en financiële consequenties worden hieraan gekoppeld in de begroting van 2014?
Minister, ik wil u bedanken voor uw uitgebreide antwoord. U hebt terecht verwezen naar de voortrekkersrol die Vlaanderen in België heeft gespeeld. We hebben dat kunnen doen door de grote steun in dit parlement, over de partijgrenzen van meerderheid en oppositie heen, zowel in deze als in vroegere legislaturen. Dat mag onderstreept worden.
Ik dank u voor uw inzet in dit nationale actieplan. Ik hoop dat het resultaat ervan een vermindering van de dramatische cijfers zal zijn die we hier helaas jaar na jaar rond 1 december bekend moeten maken. In die zin is het misschien jammer dat gisteren in de pers alles een beetje op een hoop werd gegooid. De cijfers die daarin bekendgemaakt zijn, waren helemaal niet de cijfers van dit jaar, maar van andere jaren. Maar dat is uiteraard uw schuld niet.
Ik wens u veel succes met de concretisering van dit plan en ik maak graag een afspraak met u in april volgend jaar.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Minister, we hebben intussen de gelegenheid gehad om het nationale actieplan volledig door te nemen. Er staan een aantal zeer goede actiepunten in, maar het gaat om het actieplan 2014-2019, en ik hoor u nu verklaren dat de overheden aan de slag kunnen om het plan te concretiseren tegen april 2014. In april 2014, minister, zijn de verkiezingen nog niet voorbij, maar is dit Vlaams Parlement eigenlijk al niet meer actief.
Heel veel aspecten van dit plan zijn echt Vlaamse bevoegdheden: preventie, sensibilisering enzovoort.
Ik zou een oproep willen doen om dit onderwerp niet in een notendop van enkele minuten actuele vraag af te haspelen, want dat plan is daar veel te belangrijk voor. Ik stel voor dat we in de commissie – eventueel de verenigde commissies – daar een uitgebreid debat over hebben om sneller tot concretisering te komen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de problematiek van hiv mag niet worden gemedicaliseerd. U hebt daar gisteren zeer wijze woorden over gesproken, minister. We beseffen allemaal dat het zoeken naar een behandelwijze van de ziekte van groot belang is, maar daarnaast is de context waarin iemand leeft, werkt, sport en ontspant, cruciaal. Daar bijzondere aandacht aan besteden, is zeker aangewezen.
Een nieuw punt in dit plan is de grote betrokkenheid van personen met hiv. Het is altijd wat oncomfortabel om over mensen en niet met mensen te spreken. Een van de verdiensten van dit plan is dat het daar definitief mee breekt.
Minister, ik verwijs naar de resolutie waarin stond dat een nationaal plan belangrijk is, maar dat we het ook ruimer moeten bekijken. De problematiek stopt niet aan de landsgrenzen. Zijn er al initiatieven genomen in de Benelux, en in andere Europese landen om af te stemmen en te komen tot een bredere aanpak?
De heer Verstreken heeft het woord.
Zowel de voorzitter van de UNAIDS-organisatie, die hier gisteren is ontvangen door de minister-president, als Sensoa, schaart zich achter dit plan. Dat is voor een deel gebaseerd op de resolutie die het Vlaams Parlement heeft aangenomen. Chapeau voor de collega’s die in de commissie – en ook u, minister – veel degelijk werk hebben verricht en een voortrekkersrol hebben gespeeld.
Misschien is er wat onzekerheid over de boodschappen die in de afgelopen weken de wereld zijn ingestuurd over hiv, over seks zonder condoom binnen een relatie. Daarover zijn nieuwe standpunten ingenomen. Minister, is er dan geen kleine bijsturing nodig in het beleid op het vlak van preventie? Hoe gaat het Vlaamse preventiebeleid daarmee om?
In de concretisering van dat plan zullen we met deze gegevenheden rekening moeten houden. Een van de grote punten uit dat plan, is dat we moeten blijven inzetten op het sensibiliseren voor het veilig vrijen en het condoomgebruik. Met de nieuwe informatie en wat daar de laatste maanden over is gecommuniceerd, zullen de experts in de Vlaamse overheid zoals Sensoa, moeten nagaan hoe we onze boodschappen daarop moeten organiseren en eventueel bijstellen of versterken. Dat is een van de zaken die nu op de tafel liggen.
Gisteren was er iemand aanwezig van de Wereldgezondheidsorganisatie. Die heeft het Belgische plan uitgeroepen tot een best practice en aangegeven dat het inspirerend zou kunnen zijn voor Europese landen die nog een hele weg hebben te gaan. Ik denk aan landen in Oost-Europa. Het is dus wel degelijk getoetst en ingebed in de internationale aanbevelingen. Dat is goed bewaakt.
Wat gaat er nu gebeuren? Vele dingen die in Vlaanderen gebeuren – dat is absoluut niet mijn verdienste, vele voorgangers en velen onder u hebben hieraan gewerkt – zijn hernomen als de juiste dingen die te doen zijn in dit plan. U moet dan ook niet altijd zoeken naar sensationele nieuwe dingen. Dingen die we doen, worden nu eindelijk ingepast in een breder geheel. Ik heb er gisteren mensen over horen vertellen. Het is fascinerend hoe we met zovelen bezig zijn met hetzelfde thema, maar elkaar nauwelijks kennen.
Tussen preventie en zorg leggen we eindelijk een goede relatie. Het is duidelijk dat je die twee nooit artificieel kunt scheiden. Dat punt is gisteren ook gemaakt. We gaan een aantal zaken stabiliseren. Uiteraard vraagt men naar wat er bijkomend moet gebeuren, maar die vragen zullen worden beantwoord in de volgende fase.
Mevrouw Dillen, uiteraard kunt u er in de commissie over spreken. Dat is het prerogatief van het parlement. Onze mensen zullen er uiteraard ook tekst en uitleg over kunnen geven. Maar het is de bedoeling dat de concretisering met de verschillende actoren samen wordt opgebouwd. Sommige zaken die aangekondigd zijn, moeten gebeuren op het niveau van het RIZIV. Wat gaan we doen met de zorg buiten de referentiecentra? Hoe zal de screening gebeuren. Hoe gebeurt de financiering?
Het heeft weinig zin dat één overheid een versnelling hoger zit dan de andere, we moeten het plan in zijn concretisering ook integreren. Het is logisch om eerst die fase te doorlopen om dan te proberen om het samen, daar zijn de nodige overlegstructuren voor gemaakt, te bevestigen en te consolideren dat dit wel degelijk beantwoordt aan de uitvoering van het plan. En dan zullen we daar de begrotingsconsequenties voor nemen in 2014, maar wellicht ook in 2015, 2016, 2017 enzovoort, dat zal u niet verwonderen, dat is de normale logica in de opbouw van het plan die moet worden gerespecteerd.
Ik herhaal dat de grootste verdienste ervan blijkt, dertig jaar na het ontdekken van het virus, uit het feit dat er nu een vrij consistente aanpak is die ook internationaal erg gewaardeerd wordt. En die moet er ons allemaal van overtuigen om van dit momentum gebruik te maken om de nodige banden te leggen, afspraken te maken en zaken op elkaar af te stemmen. Ik kan wat dat betreft eerlijk zeggen dat ik gisteren alleen maar heel tevreden en geëngageerde mensen heb gezien. Ik ben blij dat dit soort benadering in ons land ook mogelijk is.
Minister, samengevat luidt uw antwoord: we zijn goed bezig. Ik wil zeker geen afbreuk doen aan de inspanningen van de mensen van çavaria en Sensoa, want zij werken hard aan het verbeteren van de toestand, maar we kunnen toch moeilijk zeggen dat we goed bezig zijn als het aantal infecties blijft stijgen of in het beste geval stabiel blijft.
Voor mij was dit nationale actieplan toch echt het momentum om een stap verder te zetten. Ik heb u heel concreet gevraagd welke financiële consequenties dit heeft op de begroting 2014. Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Of ik heb het antwoord gekregen: we blijven doen wat we al deden. Ik stel vast dat we, alle aangenomen resoluties ten spijt, het hoge woord voeren, maar dat we de daden er niet bij voegen die er bij horen en die deze problematiek zeker verdient.
Ik wil de slotopmerking van mevrouw De Knop, die zich voor altijd inzet voor deze thematiek, omdraaien. Ik wil de hoop uitspreken dat dit nationaal actieplan ertoe kan leiden dat we vanaf volgend jaar minder infecties, minder besmettingen hebben en dat we eindelijk de steeds stijgende curve naar beneden kunnen krijgen.
Ik herhaal wat ik daarstraks heb gezegd: minister, alle succes.
De actuele vragen zijn afgehandeld.