Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het standpunt van de Vlaamse Regering in verband met het Rijnlandmodel en de sociale principes daarin vervat
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Vandeurzen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, beste collegas, ik had liever mijn vraag gesteld in de luwte van de commissie Algemeen Beleid, bij onze goede voorzitter Eric Van Rompuy. Ook had ik mijn vraag liever gesteld aan minister-president Peeters. Dat is niet, minister Vandeurzen, omdat ik u niet graag zie, maar omdat het gaat over de D.G. van Beuningenlezing, die de minister-president heeft gegeven in Rotterdam. Hij heeft daar opmerkelijke uitspraken gedaan.
Volgens de titel van een krantenartikel wil hij het Rijnlandmodel begraven. Minister-president Peeters geeft aan dat het Rijnlandmodel een pluspunt heeft. Het heeft gezorgd voor een sterke middenklasse, voor een verdeling onder de middenklasse. Maar het heeft een zeer zwaar negatief punt: het maakt de mensen risicoschuw. Daardoor is er een tekort aan innovatie en incentives voor welvaartsgroei. Waar hebben we dat nog gehoord? En hij geeft als oplossingen: lagere loonkosten, lagere energiekosten, loopbaanflexibiliteit en een stabiel ondernemersklimaat.
Minister-president Peeters denkt daarbij aan een nieuw model. Er moet in plaats van een Rijnlandmodel een Lage Landenmodel komen, en dat is Vlaanderen én Nederland pas de Wallonie, pas de Bruxelles. Zo kan het Lage Landenmodel naar een gouden eeuw gaan. Ik heb prompt mijn Harvardlezing over de Gouden Eeuw in de Hollandse Republiek naar hem gestuurd omdat daarin mijn stelling luidt dat die Gouden Eeuw er onder meer kwam door het staatsbestel van de Hollandse Republiek, en dat is een confederaal model.
In verband met dat Rijnlandmodel kun je over heel veel dingen discussiëren. Ik focus even op een belangrijke pijler ervan, althans volgens Yves Leterme, de verdediger van dat model: een zeer uitgebreide sociale zekerheid. Als je naar een Lage Landenmodel wilt gaan, moet je die sociale zekerheid hervormen. Hoe kun je dat doen als die sociale zekerheid niet in de Lage Landen zit, maar voor een deel ook in de Hoge Landen, namelijk in Wallonië.
Mijn vraag voor de minister-president maar minister Vandeurzen zal nu wel antwoorden was hoe die twee te verzoenen zijn: enerzijds die sterke uitspraken over het Lage Landenmodel, waarvoor ik hem feliciteer, en anderzijds geen uitzicht bieden op een drastische splitsing van de volledige sociale zekerheid.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het is inderdaad opmerkelijk dat minister-president Peeters het Rijnlandmodel verlaat. Het werd nog met hand en tand verdedigd door de heer Leterme. Maar niet alleen de heer Leterme heeft het verdedigd, ook de heer Van den Heuvel is een absolute voortrekker geweest van het Rijnlandmodel.
Het Rijnlandmodel moet een model zijn dat het kapitalisme een menselijk gezicht zal geven, zo wordt heel vaak gezegd. Het legt expliciet een aantal kerntaken bij de overheid, zoals onderwijs, milieu en sociale bescherming. De minister-president trekt dat model nu een beetje in twijfel. Hij vindt dat het ons wat risico-avers heeft gemaakt. Daarom stelt hij voor het Lage Landenmodel te onderzoeken.
Daarop reageerde prompt de heer Van Malderen. Hij schreef een beetje in paniek een column waarin hij zei dat hij de sociale bescherming absoluut niet wil prijsgeven en dat hij past voor een soort van reaganomics, zoals hij het noemde.
Ik vraag mij af, minister, wat het standpunt van de regering is. De uitspraken van de collegas uit twee meerderheidspartijen hebben gevolgen op het beleid van de regering. Het ene of het andere model kan serieuze gevolgen hebben voor beslissingen die we nog nemen het komende anderhalf jaar. Graag hoor ik het standpunt over die verschillende sociaal-economische modellen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collegas, ik ben gedoemd om u in uw verwachtingen teleur te stellen, dat begrijp ik wel. Ik ga ervan uit dat u die toespraak hebt gelezen, dat heb ik uiteraard ook. U moet zich voorstellen dat in het kader van de lezing de minister-president eerst de grote verworvenheden van het Rijnlandmodel heeft geciteerd en dan heeft vastgesteld dat de wereld verandert en globaliseert. Dat betekent dat wij ons ook moeten bezinnen over de manier waarop wij de welvaart in de toekomst veilig kunnen stellen.
De minister-president heeft dan een pleidooi gehouden om op basis van het Rijnlandmodel ook een aantal verworvenheden van de Duitse en de Scandinavische aanpak te verwerken en te introduceren. Hij heeft een accent gelegd op innovatie, op duurzaamheid en op het feit dat je een levensloopbeleid moet proberen te ontwikkelen. Hij heeft daarbij niet uitdrukkelijk de ene of de andere bevoegde overheid aangeduid, maar als het ware een model bepleit waarin die elementen worden geïntroduceerd en waarin ook een uitdrukkelijke rol voor de overheid is weggelegd.
In het slot van zijn betoog heeft hij gewezen op het feit dat een van de belangrijke zaken daarin is dat de overheid ook haar begroting in orde moet brengen. Met enige fierheid, uiteraard, heeft hij dan verwezen naar de Vlaamse begroting. Hij heeft ook bevestigd dat de inspanningen die de Vlaamse overheid doet op het vlak van innovatie enzovoort helemaal passen in de filosofie die hij naar voren heeft gebracht.
Dat is het beeld. Ik denk niet dat u dat moet vertalen naar grote consequenties op heel korte termijn. Het is gewoon een overtuiging dat er in dat model een aantal nieuwe dimensies moeten worden benadrukt of geïntegreerd. Het is wellicht interessanter, denk ik persoonlijk, dat u daarover eens rustig een grondig en inhoudelijk debat voert in de commissie met de minister-president, dan dat te behandelen in een actuele vraag, dan nog beantwoord door de minister die hem vervangt. Ik geef u de elementen zoals hij die naar voren heeft gebracht. Hij heeft daarmee helemaal niet wil aanduiden dat het Vlaamse beleid op dit moment niet op die koers zou zitten, integendeel.
Minister, Kris Peeters is natuurlijk geen professor, zoals ik. Hij is minister-president. In het vorige debat was dat ook zo. De heer Bourgeois is ook geen professor. Hij is minister. Als een minister uitspraken doet, hebben die wel een politieke draagwijdte. Wat hier wordt gezegd, is niet onbelangrijk. Het Rijnlandmodel is door de christendemocratische familie gedurende decennia verdedigd als de derde weg tussen het onmenselijke Angelsaksische kapitalisme en de planeconomie. Plots komt daar een voorman van de christendemocratie doodleuk zeggen: we gaan het model dat we met onze familie decennialang hebben verdedigd, begraven. Dat is een politiek feit.
Een belangrijk aspect van het Rijnlandmodel is het overlegmodel. We laten de zaken niet direct door de overheid of de wetgeving regelen, maar we bespreken de zaak met allerlei organisaties in een tripartitemodel. Ik wil u wijzen op de interessante column van Guy Tegenbos vandaag in de Standaard. Hij zegt: dat onderdeel van het Belgisch Rijnlandmodel is dood. Het blokkeren van dossiers is een sport geworden. Men geraakt geen millimeter meer vooruit in het sociaal overlegmodel en straks dreigt de social cliff. 8 juli 2013, onthoud die datum. Tegen dan moet het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden er komen. Het zal er waarschijnlijk niet via het sociaal overleg komen.
Dat wil zeggen dat de minister-president volkomen gelijk heeft dat we grote onderdelen van dat Rijnlandmodel moeten herzien. We moeten echt eens nadenken over het uitbesteden van allerlei taken aan overleg. Moeten we daar nog aan houden? Moet de wetgever niet in vele zaken rechtstreeks zijn verantwoordelijkheid nemen? Ik denk daarbij natuurlijk aan de Vlaamse wetgeving.
Weer verschillen we van standpunt.
Minister, u probeert het opnieuw aan een persoon toe te wijzen, deze keer aan de minister-president. U zegt ook dat het niet onmiddellijk gevolgen heeft voor ons beleid. Maar het is heel duidelijk: de heer Van Malderen, lid van uw coalitiepartner, is wel ongerust over het Vlaamse beleid terzake. Hij schrijft letterlijk in zijn stuk: We zijn het er toch over eens dat de stijgende jeugdwerkloosheid en de systematische achterstelling van verschillende kansengroepen complexere oorzaken hebben en krachtige, maar ook gerichte maatregelen vergen. Hij zegt dat een reagonomicsmodel toch wel ernstige gevolgen kan hebben, onder andere voor de werkloosheid of de aanpak ervan. Hij maakt zich zorgen. Ik zou wel wat meer willen horen dan het antwoord dat nu gegeven is.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Meuleman citeert me, en ze doet dat correct. Ik zou er nog aan willen toevoegen dat ik helemaal niet overtuigd ben van het gegeven dat er een oorzakelijk verband is met het Rijnland- of andere modellen dat mensen al dan niet risicoschuw zouden zijn. Eerst en vooral moet dat nog bewezen worden, en daarnaast is het mijn ervaring dat mensen net meer risico nemen als er een vangnet is, en ze dus makkelijker ondernemen als ze weten dat falen geen nefaste gevolgen heeft.
Wat ik prikkelend vond aan de toespraak van de minister-president, was het gegeven om op lange termijn ons model te evalueren en na te gaan waar we moeten bijsturen. We hebben onze bezorgdheden in het debat proberen in te brengen. U hebt er enkele geciteerd. Ik denk inderdaad dat kan bekeken worden wat elders werkt, waarbij men zich wel moet hoeden niet in de vallen en fouten te trappen van de andere modellen. Een groot deel van de Duitse groei is gebaseerd op sociale dumping, er is daar een groot leger van working poor. Laten we alstublieft niet in die val trappen. De sociale cohesie in Angelsaksische landen is niet wat wij daaronder verstaan. Integendeel, ook dat drukt op de groei.
We zijn wel helemaal bereid om, wat de loco minister-president in dezen net zei, in de commissie een heel grondig en genuanceerd debat te voeren. Dat is ook nodig. Op dat vlak delen we absoluut de analyse van de minister-president. De wereld rondom ons is veranderd, en we zullen op een aantal heel complexe problemen ook genuanceerde en complexe antwoorden moeten geven.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil toch heel duidelijk benadrukken dat de toespraak van de minister-president natuurlijk een heel belangrijke speech in het buitenland was, waarin hij een brede reflectie geeft over de sociaal-economische modellen. Wat wij twee jaar geleden binnen de partij hebben gedaan, is op zoek gaan naar een actualisering van het Rijnlandmodel. Het is niet zo dat we ons toen krampachtig hebben vastgehouden aan het Rijnlandmodel. Neen, we hebben die oefening toen goed ingezet, nagegaan wat zijn beste tijd heeft gehad en hoe we daarop kunnen inspelen. In zijn speech doet de minister-president eigenlijk een extra oefening, en borduurt hij verder op wat toen binnen de partij is uitgewerkt.
Natuurlijk moeten we dat model vernieuwen, natuurlijk is dat anders dan 50 of 60 jaar geleden, na de Tweede Wereldoorlog. Er is een andere arbeidsmarkt, een andere sociologische samenstelling van de bevolking, de transitie, de loopbaanbenadering, de concurrentiekracht, de vraag naar de efficiëntie van de overheid. Mevrouw Meuleman, de speech van de minister-president geeft een zeer gemodereerd standpunt, en biedt absoluut niet wat de heer Van Malderen enigszins provocerend reagonomics noemt. Hij verwijst ook naar het Scandinavisch model, waar, zoals u weet, het overheidsbeslag nog ruimer is dan in ons landje. Hij verwijst ook naar een aantal voordelen van de Duitse aanpassingen, en uiteindelijk ook, zoals minister Vandeurzen heeft gezegd, naar een aantal verdiensten van het Rijnlandmodel.
De minister-president doet een oproep om daarover verder na te denken en ons model te actualiseren, aan te passen, zodat we de welvaart van de Vlamingen ook in de toekomst kunnen garanderen. Iedereen onder ons moet eigenlijk die oefening maken en actief deelnemen aan dat debat.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Ik kan alleen maar bevestigen dat ik als christendemocraat de mening van onze fractieleider deel. Het is uiteraard een model dat geen status-quo is, maar iets dat je in een nieuwe context moet toetsen aan nieuwe uitdagingen. Dat is uiteraard eigen aan dat model.
Als ik even mag getuigen vanuit mijn eigen vakbevoegdheid, als er een signaal is dat deze Vlaamse Regering uitdrukkelijk kiest voor een spoor waarin welzijn en zorg voldoende aandacht krijgen, dan is het wel in de wijze waarop de budgettaire prioriteiten worden gelegd in deze regering. In die zin deel ik de wijze woorden van de minister-president, die overigens daarin kan ik u volgen voor ons altijd gelijk heeft. Ik kan uw bezorgdheid daarover dan ook niet delen.
Minister, de speech was natuurlijk in het buitenland, maar was voor binnenlands gebruik. Het ging over binnenlandse zaken. Het was ook een model voor Vlaanderen en Nederland. Daarom mag u dat niet afdoen als een fait divers.
Als u spreekt over de Lage Landen Vlaanderen en Nederland, dan moeten de bevoegdheden worden herschikt. Dat is misschien nog niet het belangrijkste. De belangrijke zinsneden daarin zijn dat de minister-president erkent dat ons model de mensen risicoschuw maakt. De heer Van Malderen ontkent dat. Elk economisch handboek zal zeggen dat wanneer je overdreven zorg verstrekt, je terechtkomt in een uitkeringseconomie en dat je de incentives om risicos te nemen en te ondernemen, vermindert, en dat je aan de sociale bescherming, die dikwijls veel te uitgebreid is, moet morrelen.
Duitsland is inderdaad overgeschakeld naar een systeem van lageloonverdieners, maar dat aantal is nu aan het verminderen. Scandinavië is zeer sterk geliberaliseerd. Het zal dus in de richting van een grotere liberalisering van de economie moeten gaan.
Ik wil de grote mijnheer van het Rijnlandmodel, Ludwig Erhard, architect van het Duitse Wirtschaftswunder en christendemocraat, citeren. Mocht hij hier terugkomen, u zou hem afbranden als een vuile neoliberaal. Zijn gevleugelde woorden zijn: Hoe vrijer een economie, hoe socialer een economie.
Er zijn blijkbaar verschillende lezingen van de speech van de minister-president. De heer Van Malderen had het over reaganomics. De heer Van den Heuvel ontkent die lezing en ziet er verschillende andere modellen in. De een vindt dat er veel positiefs in staat over het huidige model, ik vond een andere klemtoon. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Mijnheer Van Rompuy, ik wil graag ingaan op het debat en de voorstellen van de minister-president of van hemzelf horen wat hij precies heeft bedoeld. Dan zal ik u met veel plezier zeggen wat ik ervan vind.
De actuele vragen zijn afgehandeld.