Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de krapte op de Vlaamse arbeidsmarkt, ondanks de vele ontslagen en saneringen
Actuele vraag over de krapte op de arbeidsmarkt en een internationale samenwerking voor knelpuntberoepen
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister, het is godgeklaagd dat men in moeilijke economische tijden in Europa verlegen zit om werk, terwijl wij hier problemen hebben om mensen te vinden. Uit de enquête van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) bleek dat een van de grootste kopzorgen van de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo) is dat zij geen geschikt personeel vonden en vinden.
Als er een vacature is, zouden daar gemiddeld 6 personen op moeten afkomen. Tijdens een van de moeilijkste periodes uit de voorbije decennia waren dat 9 personen. Vandaag stellen we vast dat slechts 3,8 personen reageren op een vacature. Dat doet vragen rijzen over het functioneren van onze arbeidsmarkt. Er zijn heel wat zaken die we op Vlaams niveau kunnen regelen. We moeten ons dan ook niet richten tot de Federale Regering. De zaken die op stapel staan, blijken echter geen effect te hebben. Anders zouden we ons niet bevinden in een situatie met 1.365.000 werklozen in dit land, maar waar vacatures toch niet ingevuld geraken. Een van die themas was de activering van de 50-plussers.
Minister, deze Vlaamse Regering is al drie jaar aan het werk. Hoe verklaart u dat er nog altijd een verkeerd spanningsveld bestaat tussen enerzijds de vele ontslagen en saneringen, en anderzijds de inspanningen van de Vlaamse Regering die hun doel voorbijschieten waardoor die vacatures niet ingevuld geraken?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in januari 2012 hebben we het al gehad over de krapte op de arbeidsmarkt, en de mismatch tussen openstaande vacatures en werklozen. Nu hebben we kennis genomen van het herfstrapport van de VDAB, dat vorige week op de vergadertafel lag. Wat lezen we in dat rapport? Sinds de lentenota van 2012 zijn de conjunctuur en de arbeidsmarkt sterk verslechterd. Ook UNIZO klaagt hetzelfde probleem aan. We hebben nog slechts 3,8 werklozen per openstaande vacature. In 2004 waren dat er nog 10, in 2010 waren dat er 6. Sinds 2010 daalt de spanningsindicator continu, met andere woorden groeit de mismatch en blijven we afstevenen op een echte knelpunteconomie.
Minister, wat gaat u daaraan doen? Zult u uw maatwerk voor de werkzoekenden aanpassen? Zult u afstappen van alleen maar zoeken naar jobopportuniteiten voor de werkzoekenden? Lijkt het u niet beter om te vertrekken van alle openstaande vacatures die maar niet ingevuld worden, in plaats van te blijven voortwerken op alleen maar maatwerk ten behoeve van de werkzoekende? De mismatch blijft en wordt niet weggewerkt, en dat is een prangende vraag van heel het economische bestel.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, enkele weken geleden hadden we in het Vlaams Parlement een debat over de ontslagen bij Ford Genk. Vorige zondag was er ook een mars waarop 20.000 mensen aanwezig waren. De mensen uit Limburg zijn terecht bezorgd over de toekomstige tewerkstelling.
Anderzijds zijn er nog altijd heel veel openstaande vacatures en ligt het aantal werkzoekenden per vacature heel laag: 3,8 werkzoekenden per vacature. In sommige streken, vooral in Zuid-West-Vlaanderen, daalt dat zelfs naar 1 werkzoekende per vacature. Van bedrijven hoor je dat ze veel moeite hebben om geschikt personeel te vinden. De VDAB neemt initiatieven en organiseert onder andere een jobbeurs in Portugal. Dat heeft ze ook gedaan in Spanje, en dat blijkt een succes te zijn. Ondertussen zijn er al 36 Portugese ingenieurs tewerkgesteld in onze regio. Dat is goed.
In de commissie hebben we al gediscussieerd over interregionale mobiliteit. Nu hebben we ook internationale arbeidsmobiliteit. Minister, hoe staat u tegenover de internationale arbeidsmobiliteit?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik trap een open deur in als ik zeg dat de mismatch tussen de vacatures en de werklozen geen een-op-eenrelatie is. Je kunt natuurlijk niet elke werkloze in elke job invullen: de kennis en kunde van iemand past niet in elke job. Iedereen begrijpt dat.
Niet iedereen wil ook elke job aanvaarden. Dat kan zijn omdat er geen vervoer van of naar het werk is, omdat men geen ploegen- of nachtdienst wil doen, omdat het loon onvoldoende hoog is. Anders gezegd, de werkloosheidsuitkering als alternatief om geen job te aanvaarden, ligt onvoldoende in spanning met het loon dat iemand op een bepaald moment voor een bepaalde job kan krijgen.
Iedereen kent de werkloosheidsval. Iemand wil werken maar moet dan kinderopvang zoeken, vervoer van en naar het werk regelen, en dat zijn elementen die meespelen en die maken dat er een mismatch is. De kennis, de kunde en de arbeids- en loonvoorwaarden: die elementen zijn voor een groot deel de verklaring voor de mismatch.
Een tweede element is het beleid. Mevrouw Peeters, u kent het loopbaanakkoord. Daar zal ik niet in detail op ingaan. Een van de fundamentele zaken is dat we vandaag op de arbeidsmarkt niet altijd werken op basis van kennis en kunde. Wat iemand kent en kan, stemt niet altijd overeen met wat een job vereist. Heel vaak gaan we uit van mijn cv en mijn diploma. De filosofie van veel werkgevers en werknemers is nog altijd: Ik kom uit de textiel, dus ik zoek een job in de textiel.
We kijken nu niet alleen meer naar het cv en de diplomas, maar ook naar de competenties en talenten. Dat is een fundamenteel nieuw aspect. Hoe kunnen we iemand in dat licht oriënteren? De werkgevers zowel als de werknemers moeten daar open voor staan. Idealiter zal de wetgeving de heroriëntering ook aanmoedigen. We zitten nog altijd met de filosofie van een passende betrekking: de eerste vijf maanden moet men alleen bepaalde jobs aannemen, dat is niet stimulerend om een heroriëntering te doen.
Mevrouw Peeters, het idee van UNIZO om uit te gaan van de vacatures en te zoeken naar een geschikte persoon, is al lang uitgeprobeerd en met Competent zal dat nog meer het geval zijn. We moeten voor beide aandacht hebben. Voor de werkzoekenden zullen we een werkzoekendenaanpak hebben, voor de werkgevers de werkgeversaanpak. We gaan op basis van de vacature van de werkgever zoeken naar de geschikte kandidaat, met het juiste kennen en kunnen. We zullen nagaan welke bijscholing hij nog nodig heeft voor die baan. Voor de werkzoekende zullen we zoeken naar de geschikte job. Het is niet het een of het ander, de twee aanpakken gelden.
Dat is niet alles. Competent is niet alles. Ingaan op talenten en heroriëntering zijn niet alles. We zijn binnen de VDAB al jaren bezig om alle opleidingscapaciteit te richten op de knelpuntberoepen. We doen dat blijkbaar op een andere manier dan de rest van Europa. We doen dat zeer sterk gericht op de werkvloer. De International Labour Organization (ILO) of de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft ons een pluim gegeven en ons als best case naar voren geschoven. De ILO zegt dat de opleidingen zoals Vlaanderen die organiseert naar knelpuntberoepen op de werkvloer vanuit een vraaggerichte invalshoek, de juiste aanpak is. De werklozen komen in hun opleiding terecht naast werknemers. Dat is een heel goede aanpak.
Er zijn nog instrumenten waar we nog sterker gaan op inzetten, en waar afspraken rond zijn gemaakt in het loopbaanakkoord. Ik denk aan de individuele beroepsopleiding (IBO). Ik denk ook aan de excellente centra: ik heb vorige week nog aangegeven dat we die zullen organiseren samen met bedrijven, scholen en de VDAB. Daar zijn succesverhalen bij. Het werkplekleren kent u. De extra stages voor jongeren die ongekwalificeerd uitstromen, vormen een derde element. We gaan met het loopbaanakkoord een nieuwe richting uit, of we gaan de juiste richting versterken.
Tot slot, de fundamentele reden om wel of niet naar bijkomende kandidaten te zoeken in het buitenland is dubbel. We gaan geen verdieningseffect creëren met de Vlaamse arbeidsmarkt. We gaan geen concurrentie creëren tussen Vlaamse werklozen en buitenlandse. Dat is logisch. Een tweede voorwaarde is dat we geen braindrain doen in het land waar we werkzoekenden gaan halen. U noemde zelf twee goede voorbeelden: Portugal en Spanje. Daar zijn ingenieurs en verpleegsters die geen werk meer vinden en die wij nodig hebben. We halen ze niet uit hun job. Aan de andere kant is er Letland als voorbeeld: ze hebben daar dezelfde knelpuntberoepen als wij. Met zon land sluiten we geen akkoorden, we gaan daar niet concurreren. Op die manier voeren we een totaalbeleid.
Minister, ik hoor u die maatregel al sinds 2009 verkondigen, maar het werkt niet of onvoldoende. Laat ons eerlijk zijn, van de 50- en 55-plussers bereikt u nog altijd maar 10 procent met uw activeringsbeleid, zelfs niet ten volle 10 procent. Dat betekent dat 90 procent van die doelgroep sinds 2009 toen u in de regering stapte nog altijd niet benaderd is of niet in de activering zit.
De Vlaamse belastingbetaler betaalt bovendien nog altijd 54 miljoen euro per jaar om mensen aan te moedigen om niet te werken. Ik heb het dan over de aanmoedigingspremie voor de loopbaanonderbreking. Ik dacht dat we mensen wilden helpen om te werken, en niet hen aanmoedigen om niet te werken.
Een ander voorbeeld is de individuele beroepsopleiding. Die werkt niet. En zo kan ik u nog een paar maatregelen geven die aantonen dat uw beleid onvoldoende of niet werkt.
Minister, ik had verwacht dat u opnieuw een opsomming zou geven van alle maatregelen die u genomen hebt sinds de aanvang van deze legislatuur. Maar wat moeten we vaststellen? Sinds 2010 daalt de spanningsindicator continu en groeit de mismatch tussen openstaande vacatures en werklozen. Er zijn vandaag 210.000 werklozen. In het verslag van de sociale economie lezen we bovendien dat 90.000 van hen voldoen aan de criteria om in de sociale economie terecht te komen.
Er zijn 210.000 werklozen, tegenover 55.000 openstaande vacatures. U hebt dan misschien een goed rapport gekregen inzake de knelpuntvacatures, maar van de mensen die een opleiding volgen voor een knelpuntberoep, hoeft slechts 65 procent effectief uit te stromen naar een knelpuntberoep. Dat streefcijfer is veel te laag. We moeten ingaan op de vraag van UNIZO: ga uit van de openstaande vacatures, en niet alleen van de kansen voor de werklozen.
Na al die negatieve berichten zal ik eindigen met iets positiefs. De VDAB levert heel goed werk. Mijn dochter heeft het aan den lijve ondervonden. Zij is eind juni afgestudeerd en vond begin september een job. Gedurende die twee maanden dat ze geen werk had, is ze verschillende keren gecontacteerd door de VDAB. Ze is ter plaatse moeten gaan, heeft mails moeten beantwoorden. Het deed deugd om te zien dat de VDAB daadwerkelijk bezig is op de werkvloer.
Een bijkomend punt, dat hier nog niet is aangehaald, is onderwijs. Iets wat we al vele keren aan bod hebben laten komen in zowel de commissie Onderwijs als de commissie Werk, is de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daar nu nog over uitweiden, zou te lang duren, maar ik wil hier toch blijvende aandacht vragen voor een betere afstemming tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, het is onbegrijpelijk dat we in periode van grote werkloosheid en ontslagen moeten vaststellen dat voor bepaalde jobs nog altijd geen invulling kan worden gevonden. Vooraleer u over de grenzen gaat kijken voor de invulling van eventuele vacatures, vind ik dat we in eerste instantie moeten kijken hoe we er in Vlaanderen zelf via bijscholing of herscholing voor kunnen zorgen dat onze eigen werklozen aan een nieuwe job kunnen worden geholpen.
Als ik u hoor argumenteren, krijg ik een déjà-vugevoel. Uw argumentatie over de werkloosheidsval is terecht, maar ik heb die al vaak gehoord, en oplossingen komen er niet. Ook hier brengt de loonkostproblematiek, die voor een stuk federale materie is, ons in de problemen. Ik moet vaststellen dat die zesde staatshervorming ons weinig soelaas brengt.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister, u zit met uw competentiegerichte beleid op de juiste weg. Dat is een terechte keuze. Alleen blijft het effect ervan wat uit. Dat heeft ermee te maken dat er wat hinderpalen zijn op het moment dat je zon beleid ontwikkelt. En die raken niet opgelost. We moeten daar in de komende jaren zwaar op inzetten. Er is al verwezen naar de link tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Maar ik denk ook aan hoe bedrijven omgaan met competenties. Heel wat bedrijven zijn daar zelfs nog niet aan toe. Ook dat is een deel van het verhaal.
Dan is er nog een laatste element. Sommige groepen worden zeer moeilijk bereikt. Zij zetten niet de stappen naar de vacatures en naar het solliciteren. Dat zijn dikwijls kansengroepen. De begeleiding van die kansengroepen kan beter.
Voorzitter, ik zal een paar dingen die ik daarnet heb gezegd, moeten herhalen, want blijkbaar wordt het niet altijd helemaal begrepen.
Mijnheer Deckmyn, ik heb duidelijk gezegd dat een van de voorwaarden om naar het buitenland te gaan, is dat we geen concurrentie aandoen aan de eigen werklozen. Je kunt met competentiemanagement bijdragen tot de mogelijke heroriëntatie van mensen. Je kunt bijvoorbeeld iemand uit de textiel morgen in de milieusector laten werken. Dan moet je bekijken over hoeveel competenties die hij daar nodig heeft, hij beschikt. Als hij ze nog niet heeft, gaan we dat met opleiding bijschaven. Die gaan wij het eerst doen. Ik volg uw opmerking dat we nog niet alle instrumenten in handen hebben. Dat is altijd een aspect.
Mijnheer Sabbe, u zegt dat het niet werkt. Ik ben het niet met u eens. We hebben nu al maanden na elkaar, ondanks de slechtere werkloosheidscijfers, een verbetering bij de 50-plussers. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat onze werking daar zijn eerste effecten heeft. Aan de ene kant werken we met de 50 pluspremie, die we in januari hervormen. Aan de andere kant activeren we de nieuwe instroom tot 58 jaar. De effecten zijn er. Maar er is nog werk te doen. Ik volg daarin de heer Watteeuw, die ik bedank voor zijn objectieve uitspraken daarover.
Die dingen vergen ook een mentaliteitsverandering. Werkgevers en werknemers zijn het niet altijd gewoon om zich te heroriënteren en om af te stappen van het beeld van het verleden: Ik werk in de textiel en ik blijf in de textiel. Ik doe een financiële job en zal dat blijven doen. Ik doe dat soort werk en kijk alleen naar dat soort vacatures. Dat voor de werknemers. De werkgevers zeggen: Van waar komt hij en welk diploma heeft hij? Die mentaliteit wijzigen kost bij veel mensen tijd. Dat doe je niet van de ene dag op de andere.
Mevrouw Peeters en mijnheer Sabbe, jullie zeggen dat we dat al horen. Maar een aantal van die maatregelen hebben we afgesproken met de sociale partners en gaan pas in werking op 1 januari 2013. Er is tijd nodig om die dingen in de markt te zetten.
Mevrouw Peeters, u haalt UNIZO aan. Ik heb in mijn antwoord duidelijk gezegd dat we dat al doen en dat we dat nog meer gaan doen met competenties. Ik veronderstel dat u daarmee zeer tevreden bent.
Mijnheer Sabbe, u zegt dat de individuele beroepsopleiding (IBO) niet werkt. Daar val ik van dood. De cijfers tonen aan dat het aantal IBOers stijgt. De werkgevers zetten ons onder druk om de aantallen IBOers te verhogen. Ik kan in geen bedrijf komen of men zegt mij dat dat nu eens een goede maatregel is. Men vraagt mij een hoop andere maatregelen af te schaffen en daarop verder in te zetten. Maar misschien ziet u andere werkgevers dan ik en zeggen zij dan andere dingen. Misschien werven ze vandaag minder aan. Aan de IBO is natuurlijk een contract van onbepaalde duur verbonden. Het zou wel kunnen dat er een klein element is in de markt. De vraag van de werkgevers blijft daar onbetwijfelbaar.
Mevrouw Fournier, ik ben heel blij dat u zegt dat u het nu eens aan den lijve hebt ondervonden dat de VDAB zeker ten aanzien van de jongeren veel doet. Dat heeft zeker ook resultaten. Elke jongere werkloze is er een te veel. Maar we hebben nog altijd vrij positieve cijfers. Ik heb vorige week in de commissie nog de nieuwe vergelijking gemaakt. We zitten voor wat betreft jongerenwerkloosheid zeer goed. Ook daar is het werk niet af. Ik zal met mijn collega Pascal Smet spreken, ook in het kader van het loopbaanakkoord, om de jongeren nog beter te begeleiden naar een job die achteraf kansen biedt op de arbeidsmarkt. We zijn, zoals de heer Watteeuw zegt, op de juiste weg. Maar wie denkt dat je dingen met een knip kunt veranderen en dat je morgen meteen een nieuwe mentaliteit hebt, is mis. Maatregelen zullen niet van de ene dag op de andere alles oplossen.
De grootste fout die ik vandaag zou kunnen maken, is mijn beleid helemaal veranderen om iets helemaal anders te doen, om een andere weg in te slaan. En als ik een andere weg moet inslaan, zeg me dan welke. (Applaus)
Minister, u vraagt wat de weg is. De maatregelen moeten niet veranderen, maar het moet sneller gaan. U moet het sneller vooruit laten gaan.
U gaf het voorbeeld van de verplichte omscholing. Ik kom uit de textiel en ik zit in de voeding, en dat is zonder verplichtingen gebeurd. Het is iets waarop u veel meer kunt werken. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
U zegt wat u allemaal doet, maar het gaat niet snel genoeg. We zien op de markt dat de vacatures niet ingevuld geraken.
Er is nog een andere zaak en ook daarover hebben we al eerder gesproken: de inter- en intraregionale mobiliteit. Zo zouden de duizenden werklozen van Gent verplicht moeten worden om jobs op te nemen in Zuid-West-Vlaanderen, want daar zijn er nog steeds te veel openstaande vacatures.
En last but not least: u blijft 54 miljoen euro uitgeven aan de aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking!
Dit zijn remmende factoren voor een goed functionerende arbeidsmarkt. U zegt dat de individuele beroepsopleiding werkt, maar u hebt uw eigen doelstellingen naar beneden moeten halen omdat ze anders niet gehaald werden. U kunt dan toch niet zeggen dat uw individuele beroepsopleiding functioneert.
Minister, u zegt dat u werkgevers tegenkomt die u feliciteren met uw maatregelen. De cijfers liegen er niet om. Ik kom heel wat werkgevers tegen en die blijven er continu over klagen dat een openstaande vacature niet wordt ingevuld. U kunt dan wel keer op keer zeggen dat het een kwestie van attitude en van heroriëntering is, zowel van de werknemer als van de werkgever, maar ik denk dat UNIZO een terechte bedenking heeft gemaakt en een terechte vraag heeft gesteld: kunnen we niet beter uitgaan van de openstaande vacatures in plaats van louter en alleen van de jobkansen voor de werklozen? (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
U zegt dat u dat doet, maar ik meen dat we zeker een tandje bij moeten steken. We zitten volledig in een knelpunteconomie en die blijft maar toenemen.
Minister, u zegt dat uw beleid de juiste weg is. Ik ben het daar grotendeels mee eens, maar ik vrees dat het soms iets rapper zou mogen gaan. Ik volg de heer Sabbe dat het soms traag gaat, maar ik denk dat dit eigen is aan de politiek en dat het heel moeilijk zal zijn om dit te veranderen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.