Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, gisteren en vandaag was er in de media heel wat te doen rond een modern multimediafenomeen: het gebruik van de gsm in de klas. Mevrouw Raymonda Verdyck van het Gemeenschapsonderwijs volgt in haar uitspraak de analyse die een van haar medewerksters maakt, namelijk dat beperkt gebruik van een gsm in de klas moet kunnen omdat leerlingen het anders toch stiekem zullen doen.
Een aantal onderwijspedagogen hebben daar een andere mening over. Ze zeggen, minister, dat de school toch een oord, een plaats, is waar men nog even tot rust moet kunnen komen en waar het permanent gebruik van een mobieltje aan banden kan worden gelegd. Om informatie op te zoeken, hebben kinderen dat mobieltje niet nodig: ze kunnen hun taken perfect volbrengen door middel van de computer van de klas of in het multimedialokaal. Het legt bovendien een enorme druk op de ouders om steeds de laatste versie van al die multimedia-elementen te hebben.
Minister, wij weten dat hierover de autonomie van de school speelt en dat de beslissing in principe bij de scholen ligt. Bij het begin van het schooljaar hebt u gezegd dat u een rondetafelconferentie zou houden om de frictie die ontstaat bij het gebruik van multimedia, een beetje bespreekbaar te maken, en dat enige coördinatie wenselijk zou zijn.
Mijn vraag naar aanleiding van het artikel dat gisteren en vandaag in de kranten verschenen is, is dus of dit al ter sprake gekomen is bij de rondetafelconferentie. Zijn er al gevolgen aan gegeven?
Minister Smet heeft het woord.
Mevrouw Celis, met enige schroom moet ik op uw vraag antwoorden, omdat de wijze waarop men lesgeeft of daarbij al of niet iPads, smartphones of computers worden gebruikt en hoe dat wordt geïntegreerd in klasverband tot de autonomie en pedagogische vrijheid van de school behoort. Elke school moet kijken hoe ze ermee omgaat. Ik heb het krantenartikel ook gelezen. Ik begrijp dat mevrouw Verdyck het principe bring your own device, zoals dat in de privésector bestaat, huldigt voor de scholen. Goed, dat is een vaststelling.
We hebben inderdaad de opdracht gegeven aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) om de hele ICT-strategie in de scholen te bekijken. We moeten de Vlor nu de tijd geven om met de koepels, de pedagogische begeleidingsdiensten en andere rond de tafel te zitten. In het departement zijn we ook zelf de goede praktijken aan het verzamelen, om te kijken wat scholen al doen en wat niet. Het is mijn bedoeling om als overheid te faciliteren en te ondersteunen, zonder keuzes te maken, maar scholen eigenlijk te helpen om keuzes te maken over hoe ze al of niet ICT kunnen integreren in het onderwijs.
Ik verwijs naar de cijfers. Als we onderzoek van de Universiteit Gent maar ook van Mobistar mogen geloven, heeft ongeveer 98 procent van de kinderen een gsm. Dat wil nog niet zeggen dat die allemaal toegang hebben tot internet. Het is ook niet omdat je een gsm hebt met internettoegang, dat je meteen goed materiaal hebt om op een verstandige manier aan de slag te kunnen gaan. U hebt gelijk over de druk op de ouders. Het is belangrijk dat kinderen op een jonge leeftijd ook niet meteen verslaafd worden aan dat toestel. Het zal ook een kwestie zijn van het vinden van de goede middelen. We willen de scholen ondersteunen. Die opdracht is gegeven aan de Vlor.
Ik dank u voor het uitgebreid antwoord, minister. Het is natuurlijk zeker niet de bedoeling dat we terugkeren naar de tijd van lei en griffel. De multimedia hebben een plaats gekregen in de maatschappij. Scholen moeten daarop anticiperen en dat ook een plaats geven. In het begeleidend filmpje bij het krantenartikel zie je heel aangename dingen in een klasgroep van 4 of 5 leerlingen. In een andere constellatie, als in een groep van 20 of 25 leerlingen iedereen een mobieltje gebruikt, is het een ander verhaal. De focus ligt bij de school om te beslissen wat wordt toegelaten en wat niet.
De digitale media moet een plaats krijgen in het onderwijs. De cruciale vraag is: hoe kan leren het best worden bereikt? De rust van de leerlingen en aandachtig kunnen luisteren hebben ook hun plaats in de school en moeten die in de toekomst blijven hebben.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Ik ben een grote voorstander van het gebruik van nieuwe media op school. Ik was gisteren nog in een school waar nu overal iPads worden gebruikt, wat toch interessant lijkt. Dat is het vooral als het een pedagogisch nut heeft, als het leren daardoor beter wordt ondersteund en het motiverend werkt voor de leerlingen.
Ik ga akkoord met u, minister: over het gsm-gebruik op zich en deze casus hebben wij niets te zeggen. Dat behoort toe aan de autonomie van de school en kan worden bepaald in het schoolreglement, behalve wanneer er bijvoorbeeld bepaalde gezondheidsdoelstellingen in het gedrang zouden komen. Daarom wil ik u even herinneren aan een debat in de commissie vorig jaar, naar aanleiding van een document van de Raad van Europa over de mogelijke gevolgen van straling op de hersenen van kinderen vooral. Er werd toen voor gepleit om het voorzorgsprincipe te hanteren. Is er nieuws op dat vlak vanuit wetenschappelijke hoek of over de informatiesessies die minister Schauvliege zou organiseren voor scholen?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Zonder in te gaan op de pros en contras van het gsm-gebruik want het behoort inderdaad toe aan de scholen om daarover regels uit te vaardigen en dat in het schoolreglement te gieten , stoorde mij aan de uitspraken van mevrouw Verdyck en haar collegas de achterliggende gedachte dat men iets wat moeilijk beteugelbaar is in de klas uiteindelijk maar moet toelaten.
Volgens mij mag een van de opvoedkundige aspecten van een school erin bestaan de leerlingen discipline bij te brengen en hen leren respect voor de bestaande schoolregels op te brengen. Ze zullen daar in hun latere leven vaak genoeg mee worden geconfronteerd. In dat verband vind ik de uitspraken van mevrouw Verdyck en haar collega op zijn minst ongelukkig. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Voorzitter, wij zijn uiteraard ook voorstanders van het gebruik van multimedia. We zijn het er volledig mee eens dat dit voor alle leerlingen heel belangrijk is. De autonomie van de scholen is ook heel belangrijk. Dat wordt in de commissie vaak ter sprake gebracht.
We moeten echter opletten. De autonomie is een zaak, maar we moeten er tegelijkertijd op letten dat we geen nieuwe drempels voor bepaalde leerlingen opwerpen. Er is even over de druk op de ouders gesproken. We moeten hier absoluut voor waarschuwen. Indien dit wordt toegelaten, moet het voor elke leerling toegankelijk zijn. Een school mag, bijvoorbeeld, het feit of een leerling al dan niet wordt aanvaard hier niet afhankelijk van maken.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Voorzitter, u zult me moeten excuseren. Ik heb de helft van de uitleg niet begrepen omdat ik aan het smsen was en omdat mijn ziekelijke moeder me belde. (Gelach)
Minister, dat is ongeveer wat gisteren op de website van het Gemeenschapsonderwijs te lezen stond. Ik verwacht van u een straffe uitspraak hierover. Iemand van het Gemeenschapsonderwijs vindt het blijkbaar noodzakelijk het gebruik van de gsm in de klas toe te staan omdat de leerlingen het toch doen.
Ik geef in de weinige vrije uren die me nog resten ook les. Ik heb in het begin van het academiejaar een uitspraak gedaan die mijn studenten heeft geschokt. Ik heb hen gezegd dat ik weet dat ze in de klas kunnen smsen en dat ik het allicht niet zal zien, maar dat ik hen als ik het zie in september zal terugzien. Ik kan u verzekeren dat dit heel wat efficiënter is dan een wak stukje op de website van het Gemeenschapsonderwijs waarin onder meer staat dat een moeder van een student indien ze ziek is met haar kind moet kunnen spreken.
Minister, wat is dat toch voor onzin? (Applaus bij de Open Vld, het Vlaams Belang, de N-VA, Groen en LDD)
Blijkbaar zitten er nog heel wat verstandige mensen in het Vlaams Parlement. Indien u dergelijke onzin op die website toelaat en daar begrip voor kunt opbrengen, zeg ik zonder schroom dat ik voor een terugkeer naar de tijd van de lei en de griffel ben. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik voel me niet geroepen om elke uitspraak van mevrouw Verdyck, mevrouw Van Hecke of andere mensen uit het onderwijs te becommentariëren. Ik ga ervan uit dat het om verstandige mensen gaat. Indien zij hun mening willen ventileren, mogen zij dat doen. Wie daar problemen mee heeft, moet zich maar tot hen richten. Ik heb niet de ambitie, de wil of de rol om als hun advocaat, verdediger of aanklager op te treden. Dat is niet de rol die we aan de minister van Onderwijs moeten toekennen.
Een paar maanden geleden hebben we al eens een soortgelijk debat gevoerd. Ik heb toen verklaard dat ik een voorstander ben van ICT en nieuwe media in de scholen. De voorwaarde is echter dat dit een onderdeel van een weloverwogen strategie moet zijn. Er moet een toegevoegde waarde zijn. Het mag geen gadgetgehalte hebben. Dit moet niet worden toegelaten omdat de kinderen het toch doen. Daar ben ik het mee eens.
Mevrouw Vanderpoorten heeft terecht opgemerkt dat het voor elk kind toegankelijk moet zijn. We weten dat dit, zeker in deze crisistijden, voor een groot gedeelte van de ouders niet altijd evident is. De scholen kunnen de bring your own device-techniek hanteren. Dit betekent dat de leerlingen alles zelf moeten kopen, meebrengen en onderhouden. Dat betekent wel iets.
Ik pleit voor een weloverwogen strategie. Om die reden heb ik de Vlor, onder meer naar aanleiding van dit debat, de opdracht gegeven samen met alle actoren een dergelijke strategie uit te werken. Ik voel me dan ook niet geroepen vandaag mijn persoonlijke mening of mijn mening als minister te geven. Ik heb trouwens ook nog niet met mevrouw Verdyck gesproken. Ik weet dat in de krant niet altijd verschijnt wat iemand heeft gezegd. Dat is ook een belangrijk element. Ik ga ervan uit dat het Gemeenschapsonderwijs oud en wijs genoeg is om een strategie te ontwikkelen. De mensen van het Gemeenschapsonderwijs zullen vernemen wat tijdens dit debat is gezegd. Ze zullen hier bij het maken van hun afweging rekening mee kunnen houden.
De opdracht is gegeven om die strategie te ontwikkelen. Het is dan ook mijn taak om te wachten tot die strategie er is alvorens daar commentaar op te geven. Laat het ons integreren in het schoolgebeuren, als het toegankelijk is en een toegevoegde waarde heeft, en niet als gadget.
Ik ben het uiteraard eens met diegenen die zeggen dat in een school jongeren ook moeten leren om aandachtig te luisteren, ook moeten leren de juiste attitude te hebben, moeten leren dat als men afspraken maakt, men die nakomt. Maar het ene sluit uiteraard het andere niet uit.
Ik heb van u, minister, en van de collegas alle argumenten voor en tegen gehoord. Zowel in positieve als negatieve zin zijn er een aantal zaken aan te reiken. Ik denk dat u gelijk hebt als u zegt dat u uitgaat van een weloverwogen strategie zodat u kunt toepassen wat op dat moment welke multimedia binnen de school het meest aangewezen zijn. De hoofdopdracht van onderwijs is toch nog altijd kennis overdragen of leren. Ik denk dat we ook leren omgaan met multimedia in de discussie moeten opnemen.
De actuele vraag is afgehandeld.