Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer DHulster heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik heb drie dochters, en ben dus zeer bang voor het moment dat de pubertijd aanbreekt. Maar waar ik nog meer bang voor ben, is het moment waarop zij voor het eerst met de fiets alleen naar school zullen gaan. Het verkeer zit vol gevaren, en de strijd tussen een zachte weggebruiker en een vrachtwagen is erg ongelijk. Als er iets gebeurt, zijn de gevolgen bijna altijd zeer ernstig. In veel gevallen kennen ze een dodelijke afloop. De afgelopen jaren is er veel gebeurd om de dode hoek te verkleinen. Er zijn spiegels aangebracht en opleidingen georganiseerd, door zowel de sector als de overheid. Er zijn ook infrastructurele aanpassingen gebeurd.
Maar de beste maatregel om dodehoekongevallen aan te pakken, is nog altijd zachte weggebruikers en vrachtwagens zo veel mogelijk scheiden. In Vlaanderen is het zo dat op dat punt in veel wijken, schoolomgevingen en dorpskernen het schoentje knelt. Het vrachtroutenetwerk gaat al een tijdje mee en gaat erop vooruit. Kunt u ter zake een stand van zaken schetsen? Voorziet u ter bevordering van de veiligheid in extra maatregelen om die twee vervoersmodi uit elkaar te halen?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik heb zelf een zoon en een dochter, en die rijden met de fiets. Ik geef wat duiding bij het onderzoek. Op mijn verzoek onderzocht het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) voor het eerst 135 verkeersongevallen waarbij een vrachtwagen en een zwakke weggebruiker zijn betrokken. Die ongevallen gebeurden tussen 2000 en 2010, en het gaat om afgesloten gerechtelijke dossiers, waarover dus geen discussies meer bestaan. De BIVV focuste zich op de oorzaken van de ongevallen.
De resultaten zijn opmerkelijk: de helft van de ongevallen zijn dodehoekongevallen. Dat verbaasde mij. Ik heb mij dan laten informeren, en men zegt mij dat er effectief nog veel kwetsbare zones zijn. Wij investeren volop in afgescheiden fietspaden, maar dat kan niet overal: in stadscentra moeten winkels worden bevoorraad, en die vrachtwagens gebruiken in dat geval niet het vrachtroutenetwerk.
We moeten op drie fronten werken. Eerst en vooral is er de vrachtwagensector zelf. Men is zich daar bewust van het probleem. Chauffeurs moeten goede opleidingen krijgen en moeten de moeite doen om naar onze spiegelafstelplaatsen te gaan om er hun spiegels correct te laten afstellen. De tweede groep bestaat uit de scholen en uit de weggebruikers zelf. We zien dat de kwetsbaarste groepen de kinderen en jonge mensen tussen 10 en 20 jaar en de senioren zijn. Zij moeten ervoor zorgen dat ze gezien worden. Ten derde is er de overheid. Op de kruispunten waar gemengd verkeer onvermijdelijk is, moeten wij en dat ben ik, maar dat zijn ook de lokale besturen nog veel drastischer investeren in fietssluizen, waarbij je de fietsers voor de vrachtwagen zet, en in verkeerslichtenbeïnvloeding, waarbij de zwakke weggebruiker bij een rechtsafslaande beweging eerst die beweging mag maken en dan pas het andere verkeer.
Er zijn een aantal aanbevelingen gemaakt. Wij bekijken nu hoe wij deze op de efficiëntste en snelste manier kunnen implementeren. Dit is niet alleen een zaak van de Vlaamse overheid maar ook van de lokale besturen. Ongevallen gebeuren vaak op de plaatsen waar het verkeer nog gemengd is.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het is een heel goede zaak dat er een diepteonderzoek is gebeurd over dit thema. De resultaten tonen aan dat het zeer nuttig is.
Ik heb in uw antwoord nog niets gehoord over de beschikbare technologische middelen om de dode hoek te verkleinen. Wilt u daarin, samen met de sector, nog stappen zetten?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, wij steunen zeker ten volle de pistes die u bewandelt om dergelijke knelpunten op te lossen: uw zwartepunten- en fietspadenprogramma en uw sensibiliseringsacties zijn hoogst noodzakelijk om dergelijke ongevallen te vermijden. De hier geanalyseerde ongevallen dateren van de periode 2000-2010. De campagnes met betrekking tot de spiegelafstelplaatsen en het opzet van die afstelplaatsen: dat is pas in 2009 echt van start gegaan. Ik ben zeer benieuwd om te weten of er in die ongevallen een verschil in cijfers en oorzaken is tussen de periode 2000-2009 en de periode 2009-2010. Want daarop is toch sterk ingezet. Op basis daarvan moeten we kunnen concluderen of we die inspanning moeten voortzetten en eventueel nog intensifiëren.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Minister, u sprak over dat onderzoek. Ik vond dat bijzonder interessant. Maar ik zou graag weten op welk moment de meeste van die ongelukken gebeuren. Gebeuren ze op het ogenblik dat het licht van rood naar groen springt en de fietser rechts van de vrachtwagen staat? Dan is er een eenvoudige oplossing al is het nooit eenvoudig : dan zou u de sluizen kunnen privilegiëren of eventueel op het fietspad een soort van witte streep aanbrengen op 10 meter van de lichten. Dat is een vrij eenvoudige ingreep. Of gebeuren die ongevallen ook als het verkeer aan het rijden is en er een vrachtwagen plots naar rechts draait en daarbij een fietser meesleurt?
Minister, u weet dat ik van praktische oplossingen voor moeilijke problemen houd. De ideale oplossing is het aanpassen van de fietspaden. U weet ook dat ik van verkeerstekens houd. Kunnen wij in afwachting op die plekken waar er veel ongevallen zijn gebeurd, dus op specifieke zwarte punten, niet een zeer indrukwekkend verkeersteken, met een doodshoofd of zo, plaatsen? Dat zou duidelijk moeten maken dat er een gevaarlijk punt aankomt en ik refereer weer aan het knooppuntensysteem waar er op gevaarlijke punten waarschuwingen staan voor fietsers.
Mevrouw Smaers heeft het woord.
Minister, het resultaat van de studie, dat nog bijna de helft van de ongevallen tussen vrachtwagens en zachte weggebruikers te wijten is aan de dode hoek, heeft mij verrast. Ik vond dat een hoog cijfer.
We weten allemaal dat u heel hard inzet op de veiligheid van fietsers via veilige fietspaden, afgescheiden fietspaden, verkeerseducatie in de scholen en de spiegelafstelplaatsen. Ik zou ter aanvulling van de vragen van de collegas graag willen weten of de spiegelafstelplaatsen en het afstellen van de spiegels voldoende resultaat boeken. Moet er eventueel worden geïnvesteerd in bijkomende uitrusting zoals cameras op vrachtwagens? Zijn er nog elementen die moeten of kunnen bijdragen aan de veiligheid? Volstaan de spiegels qua uitrusting om ongevallen te vermijden?
De heer Penris heeft het woord.
Voorzitter, ik begrijp de insteek van onze goede collega DHulster, ik heb zelf ook vijf kinderen, drie jongens en twee meisjes, en ik ben ook heel ongerust als ze de baan op gaan.
Maar ik weiger om in dezen alleen de vrachtwagensector te demoniseren. De vrachtvervoersector is zich heel goed bewust van het gevaar die hij op de weg creëert en doet de nodige inspanningen om dat gevaar te temperen.
Er is wel een andere vervoerstak die in dezen mee verantwoordelijk is voor heel wat dodelijke en zware ongevallen: ons eigen openbaar vervoer. Niet langer geleden dan gisteren is er weer een dodelijk ongeval gebeurd in mijn eigen stad. Een tram heeft een voetganger, een zwakke weggebruiker dus, aangereden. De nonchalance van sommige bestuurders van het openbaar vervoer is minstens even dodelijk als wat de heer DHulster de vrachtwagensector aanwrijft.
Ik zou niet willen stigmatiseren. Ik zou als er een probleem is, ervoor willen pleiten om het in alle openheid te bekijken en ook onze eigen verantwoordelijkheid mee op te nemen.
De studie heeft niet tot doel iemand te stigmatiseren. Ik heb zelf, voor het eerst, gevraagd aan het BIVV om een ongevalanalyse te doen van een aantal ongevallen tussen vrachtwagens en zwakke weggebruikers, fietsers en/of voetgangers. Jaarlijks gebeuren er nog altijd vijftig dodelijke ongevallen tussen vrachtwagens en zwakke weggebruikers en ik wilde wel eens weten wat de oorzaken daarvan zijn en op welke manier we kunnen remediëren.
De resultaten hebben me ook verrast, dat heb ik al gezegd. Plusminus de helft van de ongevallen is te wijten aan de dode hoek. Ik wil toch ook de inspanningen die vandaag worden geleverd, en waarnaar meerdere sprekers hebben verwezen, wat duiden. De vrachtwagensector zelf is zich heel goed bewust van dit probleem. Twee dagen geleden was ik in Moerbrugge, in de duizendste school die werd bezocht door de vrachtwagensector en waarbij aan kinderen wordt aangeleerd op welke manier ze ervoor kunnen zorgen dat ze worden gezien door een vrachtwagen. Er werd gevraagd of de spiegels volstaan. Als de spiegels goed afgesteld zijn, kan de bestuurder een fietser naast de vrachtwagen zien. De fietser zelf heeft er belang bij om in die spiegel te kijken en om oogcontact te zoeken met de chauffeur. Er wordt aan de kinderen echt wel aangeleerd hoe ze hier op een goede manier mee moeten omgaan.
Hoe gebeuren de ongevallen het vaakst? Het links afslaan is geen probleem. Het probleem ontstaat bij een vrachtwagen die, al dan niet bij een verkeerslicht, de beweging naar rechts maakt. Als een fietser blijft staan naast de vrachtwagen die draait, dan maait de vrachtwagen de fietser als het ware weg door het maken van de draaibeweging. Het is onwaarschijnlijk om te zien. Blijven staan naast een vrachtwagen heeft geen zin, de fietser is een vogel voor de kat. De fietser moet zorgen dat hij een goede positie inneemt.
Ik kom tot de oplossingen. Ik dacht dat als we overal, bij alle verkeerslichten in Vlaanderen, fietssluizen zouden maken, het probleem opgelost zou zijn, maar dat is niet helemaal juist. Als de fietser uiterst rechts van de fietssluis gaat staan en hij een gelijktijdig startschot krijgt aan de lichten, bestaat de kans dat hij toch in die minder goed zichtbare hoek van de vrachtwagen geraakt. We zouden eigenlijk de meest rechtse meters van de fietssluis niet mogen gebruiken om er zeker van te zijn dat de zichtbaarheid goed is, maar dit wordt verder bekeken.
Opvallend is dat de ongevallen die werden geanalyseerd, niet speciaal s ochtends vroeg of s avonds laat, wanneer het donker is, zijn gebeurd, maar tijdens de dag bij normaal verkeer en zonder speciale omstandigheden. Vooral de rechtsafslaande beweging is de gevaarlijkste als beweging als het gaat over dodehoekongevallen.
Mijnheer Van Der Taelen, ik weet niet of het met of zonder lichten gebeurt. Ik ken de studie niet van buiten, het is een vrij lijvige bundel. Hij zal ter beschikking worden gesteld. Het blijkt in elk geval dat met goed afgestelde spiegels en alert gedrag veel kan worden vermeden. Toch zijn er nog ongevallen.
Mevrouw Jans, ik kan geen analyse maken tussen het oude en het nieuwe. Ik kan dat nu niet uit het hoofd. De grote campagnes die we sinds een jaar of twee voeren, zouden vruchten moeten afwerpen. Ik heb zon educatieve les gezien. Heel wat bedrijven zijn geïnteresseerd in die spiegelafstandplaatsen. Het is wel van belang dat ze gebruikt worden. Spiegels hebben geen enkel nut als ze niet correct afgesteld zijn. Ze kunnen het zicht wel op een aanzienlijke manier vergroten.
Er zijn twee soorten technologie, mijnheer DHulster en mevrouw Smaers. Er is de technologie die ervoor moet zorgen dat de vrachtwagens niet in de stadscentra rijden als ze er niet moeten zijn. Ik denk aan de gps-toepassing. Dat is nog een zeer groot probleem vandaag. Niet langer dan een paar weken geleden werd ik er nog persoonlijk mee geconfronteerd. Op dat punt moeten we echt proberen tot een consensus te komen met de providers. Dan zijn er de sensoren die lawaai maken als er fietsers in de buurt zijn. Daar wordt volop overleg rond gepleegd. Ik denk dat dat past in een mogelijke sensibilisering in de toekomst.
Mijnheer Penris, u haalt het openbaar vervoer aan. De studie van het BIVV was echt wel gericht op de vrachtwagensector en het analyseren van die ongevallen. Ik vind het belangrijk dat we daar proberen concreet mee om te gaan. De ongevallen met trams worden ook geanalyseerd. Er wordt gezocht naar de oorzaken. Ik vind het voorbarig om nu een schuldige aan te duiden. Het onderzoek heeft zich nu niet op het openbaar vervoer toegespitst, maar op de vrachtwagens.
Mijnheer Penris, ik denk niet dat ik iemand gestigmatiseerd heb, behalve mijn dochters misschien een beetje. Ik wil nog eens de puntjes op de i zetten.
Het dodehoekongeval is een nachtmerrie voor fietsers, ouders en ook voor de vrachtwagenchauffeurs. Ik ben ervan overtuigd dat de sector daar al jaren heel bewust mee bezig is en zelf heel veel maatregelen rond neemt. We moeten dat als overheid ook doen, op twee vlakken. Ten eerste moeten we de zichtbaarheid zo groot mogelijk maken door alle hulpmiddelen die we hebben: de spiegels, de infrastructurele aanpassingen, de technologie en de opleidingen. Ten tweede moet het voor ons een prioriteit blijven die twee vervoermiddelen die toch een beetje met elkaar vloeken, de zachte weggebruiker en de transportsector, zoveel mogelijk uit elkaar te houden.
De actuele vraag is afgehandeld.