Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Eyken heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de zaak waarover ik het zal hebben, is ongeveer negen jaar geleden begonnen. Een inwoner van Wezembeek-Oppem kreeg toen zijn aanslagbiljet voor zijn onroerende voorheffing in het Nederlands.
Hij heeft toen een brief geschreven aan de administratie met de mededeling dat hij die aanslagbiljetten voortaan in het Frans wou ontvangen. Hij kreeg daar geen antwoord op. Een jaar later kreeg hij een herinneringsbrief, nog steeds in het Nederlands, waarop hij niet heeft gereageerd. Twee jaar later kreeg hij het bezoek van een deurwaarder. De man is vervolgens bij de beslagrechter in beroep gegaan tegen het dwangbevel. Die rechter oordeelde dat de Vlaamse Gemeenschap die aanslagbiljetten in het Nederlands niet had mogen versturen, aangezien de persoon ze in het Frans wou. De Vlaamse Gemeenschap is in beroep gegaan. Het hof van beroep stelde dat dit niet mocht en dat de persoon in beroep had moeten gaan bij de administratie. Daarop werd er cassatie aangetekend. In cassatie werd het arrest van het hof van beroep vernietigd en werd dit doorverwezen naar het hof van beroep van Mons.
Onlangs heeft dat hof geoordeeld dat die persoon uiteindelijk gelijk had: men had hem die documenten onmiddellijk in het Frans moeten toezenden. Het arrest stelt duidelijk het volgende over de omzendbrieven van de Vlaamse Gemeenschap: (...) que ces circulaires constituent donc des commentaires législatifs. Ze worden dus enkel als legistieke commentaar beschouwd en hebben dus geen enkele reglementaire waarde.
Minister, dat is toch een zware klap voor de omzendbrieven. Welke conclusies trekt u uit dat arrest van het hof van beroep van Mons?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Eyken, zoals u goed weet, heeft het FDF een aantal jaar geleden tientallen procedures gesponsord om telkens opnieuw de omzendbrieven-Peeters en -Martens aan te vechten. Al die procedures zijn met een sisser afgelopen, zowel voor Nederlandstalige als Franstalige rechtbanken. Er is één uitzondering, namelijk het arrest van Bergen. Daarbij had een van die gesponsorde ingezetenen bezwaar aangetekend bij de Franstalige beslagrechter in Brussel. Die procedure is vervolgens naar het hof van beroep en het Hof van Cassatie gegaan, tot in het hof van Bergen. Dat hof heeft inderdaad, bij uitzondering, gezegd dat die omzendbrieven geen reglementair karakter heeft en dat men daar niet door is gebonden. Wel, ik zeg u, ik ben al evenmin gebonden door die uitspraak van het hof van beroep. Ik leg die naast mij neer. De Vlaamse Regering is daar helemaal niet door gebonden.
Het zal u bekend zijn dat de burgerlijke rechter volgens artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek op geen enkele manier een uitspraak mag doen over een algemeen als regel geldende beschikking. Het is een uitspraak die geldt in dit ene geval. Die uitspraak doet niets af aan de vaststaande rechtspraak van de Raad van State, die bij herhaling al uw beroepen tot vernietiging van die omzendbrieven heeft afgewezen. De Raad van State heeft gesteld dat het feit dat Franstaligen telkens opnieuw de toepassing van het Frans moeten vragen, niet in strijd is met artikel 25 van de taalwetgeving in bestuurszaken.
Mijnheer Van Eyken, het omgekeerde zou betekenen dat u het tweetalig karakter van dat gebied wilt laten erkennen. Dat is natuurlijk wat u zou willen. U wilt afwijken van de indeling van België in taalgebieden. U wilt laten erkennen dat het hier een tweetalig gebied betreft. Dat is niet het geval.
Ik verwijs in dit verband naar een uitspraak van het Arbitragehof. We hebben niet enkel de Raad van State aan onze kant. In 1998 heeft het Arbitragehof gesteld dat de faciliteitenregeling niets afdoet aan het feit dat het hier om een principieel eentalig Nederlandstalig gebied gaat. Dat is de vaste rechtspraak. Een burgerlijk rechter kan daar niet van afwijken. Hij kan niet op een algemene wijze statueren. De conclusie is bijgevolg dat een Bergense zwaluw nog geen Vlaamse lente maakt. (Applaus bij het Vlaams Belang en bij de N-VA)
Minister, ik begrijp uw redenering. U kiest voor het standpunt dat de Raad van State heeft ingenomen. Ik wil echter verwijzen naar de uitspraak van de Raad van State over het beroep dat een aantal gemeentebesturen hebben aangetekend. De Raad van State heeft zich hierover nooit ten gronde uitgesproken. De Raad van State heeft de ingestelde beroepen verworpen omdat ze zonder grond zijn.
Ik stel vast dat het hof van beroep van Mons een uitspraak heeft gedaan. Die rechtbank heeft een belangrijke jurisdictie. Dat de voorzitter van een bepaalde partij van Mons afkomstig is, laat ik nog in het midden. De wet is er. Er is rechtspraak. Zoals de voorzitter van uw partij soms zegt: dura lex, sed lex.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Voorzitter, ik zou de minister willen danken voor zijn antwoord en willen feliciteren voor zijn rechtlijnigheid.
Mijnheer Van Eyken, ik heb op de website van het FDF gezien dat uw partij victorie kraait omwille van de uitspraak van de rechter in Bergen. Die uitspraak zou belangrijk zijn voor de rechten van de Franstaligen in de periferie. Eigenlijk maakt u daar misbruik van de taal. Het gaat hier niet om rechten, maar om een aantal voorrechten. In een aantal gemeenten in de Vlaamse Rand gelden bepaalde privilegies voor de Franstaligen.
U eist die rechten, nog meer dan vroeger, op in de naam van de vrijheid. Dat is ook nog een mooi woord. Eigenlijk gaat het om de vrijheid in Vlaanderen zeker nooit het Nederlands te moeten gebruiken of zelfs maar te moeten begrijpen. Ik kan me voorstellen dat een Nederlandstalig aanslagbiljet pijn aan uw ogen doet.
Eigenlijk eist u in Vlaanderen voorrechten op die in uw eigen taalgebied nooit aan de andere taalgroep zou toekennen. Zelfs in het tweetalige Brussel hebben veel Franstaligen jammer genoeg de vrijheid het Nederlands zeker nooit te moeten gebruiken. Ik denk hierbij aan de wantoestanden in de Brusselse ziekenhuizen.
Wij eisen geen voorrechten op in het andere taalgebied. Wij eisen geen uitbreiding van ons taalgebied. Wij eisen respect voor onze taal in Vlaanderen, want dat is ook respect voor de mensen. Zolang politici als u en partijen als het FDF in de Vlaamse Rand blijven stoken, is in dit land geen pacificatie mogelijk. U, en niemand anders, ondermijnt het Belgisch model. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mijnheer Van Eyken, uw partijgenoot, de heer Reynders, is bemiddelaar geworden. Mijn felicitaties daarvoor. Indien hij in zijn bemiddelingsopdracht wil slagen, zult u een aantal van uw stellingen moeten afzwakken. We bereiden er ons op voor dat het FDF in de komende weken een aantal van zijn stellingen zal laten vallen. Indien u de bemiddelingsopdracht van uw partijgenoot niet wilt bemoeilijken, kunt u de vragen die nu stelt de komende weken best niet stellen. U moet zich hier wat matiger opstellen en een aantal stellingen laten vallen. Afgezien daarvan, feliciteer ik de heer Reynders, die nu de grote pacificateur van België zal worden. (Applaus bij CD&V en bij de N-VA)
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Rompuy, ik kan er niets aan doen, maar ik meen niet dat het de bedoeling is van Coburg om met de aanstelling van Reynders tot een pacificatie te komen, ik denk dat de uitputtingsslag gewoon verder gaat.
Minister, ik denk dat u gelijk hebt, de Raad van State heeft wel degelijk ten gronde geantwoord. De bezwaren die er toen waren, waren er tegen de omzendbrief-Peeters en de omzendbrief-Martens.
Mijn vraag aan u is of het eventueel afzwakken van het toepassen van de omzendbrieven een mogelijk voorwerp is van de lopende onderhandelingen inzake de staatshervorming. Ja of neen?
Mijnheer Van Eyken, u beweert dat de Raad van State zich nooit ten gronde heeft uitgesproken. Ik raad u de lectuur aan van een aantal arresten. Ik heb hier het arrest van 19 juni 2008, nummer 184.353, bij me. In de motivering staat exact wat ik hier zeg, met name dat Nederlands de voorrangstaal is, dat de voorrangsregeling geldt voor het Nederlands. Het feit dat je de toepassing van de faciliteiten vraagt, is niet in strijd met artikel 25 van de taalwetgeving in bestuurszaken.
Er omgekeerd over oordelen, zoals u wilt doen, zou erop neerkomen dat u aan dat eentalige Nederlandstalige gebied een tweetalig statuut geeft. De heer Demesmaeker heeft gelijk: wat u wilt, is het onderuithalen van de evenwichten. U wilt dat de francofonie opschuift naar het noorden en dat de taalwetgeving met de indeling in taalgebieden, die er nota bene is gekomen op vraag van uw voorgangers, van de Franstaligen, zou worden onderuitgehaald.
Ook het Arbitragehof ik heb het arrest bij me heeft zich bij die rechtspraak aangesloten. Dat ene arrest zal er niets aan veranderen, want een burgerlijke rechter doet geen uitspraak op algemene wijze. Dit arrest bindt niemand. Het is trouwens nog vatbaar voor cassatie. Dit arrest geldt alleen in dit ene geval, wij beroepen ons verder op de omzendbrieven. Er is geen sprake van om daar een andere interpretatie aan te geven.
Minister, ik kan begrijpen dat u het arrest naast u neerlegt, maar kunt u me verzekeren dat in de toekomst, wanneer een Franstalige inwoner van een van de zes faciliteitengemeenten een document in het Nederlands krijgt en hij het vraagt in het Frans, hij dat ook krijgt? Hij stelt die vraag immers op basis van de taalwetgeving, die hem die mogelijkheid geeft; het is dus geen kwestie van een uitbreiding. Ik veronderstel dat de taalwetgeving aan weerszijden van de taalgrens wordt nageleefd.
Geregeld verneem ik van inwoners uit de Rand dat ze de documenten vragen, maar niet of laattijdig krijgen. Het zou een mooi teken zijn van de Vlaamse Gemeenschap, van uw bestuur, dat ze worden opgestuurd zodra de vraag wordt gesteld.
Het incident is gesloten.