Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Enkele dagen geleden verscheen de studie Gezinshereniging in België. De mythe ontcijferd van de Koning Boudewijnstichting.
Uit dit interessante document blijken een aantal zaken. Bijvoorbeeld dat het aantal huwelijksmigranten heel snel stijgt, dat zij in toenemende mate in Vlaanderen komen wonen nu is dat 41 procent -, en dat het fenomeen huwelijksmigratie verschillende ladingen dekt. Enerzijds is er wat ik de normale toename van de huwelijksmigratie zou noemen, door het feit dat Vlamingen in het buitenland gaan studeren en werken en daar ook hun partner leren kennen. Anderzijds is er het onmiskenbare feit dat we in de Marokkaanse, de Turkse en de Zwart-Afrikaanse gemeenschappen etnisch-endogame huwelijken zien. Deze technische term betekent dat men van generatie op generatie de partner in het thuisland gaat zoeken. Dit leidt en ik citeer uit de beleidsnota tot een vicieuze cirkel van kansarmoede, Nederlandsonkundigheid en uitsluiting isolement zou misschien beter zijn. Dat zijn negatieve aspecten waarmee structurele huwelijksmigratie gepaard gaat.
De problematiek is gekend. Daarover bestaat, denk ik, zelfs een grote consensus in dit halfrond. U hebt een aanzet gegeven om er iets aan te doen. Dat is uw verdienste. Maar wat kunnen we, nu die cijfers er zijn, concreet doen? U wilt nog in de loop van 2011 een fact sheet opstellen. Ik vraag mij af welke andere cijfers u nog zult vinden behalve wat hier voorligt. Er zijn convenanten met steden, maar heel veel staat daar niet in. Er zijn ook de projecten in het kader van Managers van Diversiteit, die in 2011 van start zouden moeten gaan. Ik heb op het internet echter nog geen lijst met projecten gevonden.
Minister, alles wat ik vind, zit nog in het stadium van we moeten dat bestuderen, dat moet bespreekbaar zijn, we moeten overleg plegen, enzovoort. Maar wanneer gaan we van de studiefase, waarin we nu zitten, naar een doorgedreven sensibiliserings- en ontmoedigingsbeleid? Ik gebruik hier de terminologie van een motie van de heer Dehandschutter die de meerderheid hier bijna een jaar geleden heeft laten goedkeuren. Wanneer gaan we van studie naar effectieve sensibilisering en effectieve ontmoediging? Hoe gaat u dat op het terrein doen? Wie zullen uw partners zijn?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, de studie van de Koning Boudewijnstichting leert niets nieuws. We kenden het aantal huwelijksmigranten. De studie verfijnt een aantal gegevens. Mijnheer Van Overmeire, u hebt al gedeeltelijk aangehaald dat uit die studie blijkt dat het fenomeen niet langer een in hoofdzaak Turks en Marokkaans fenomeen is. Integendeel, er is daar zelfs, als ik me niet vergis, een daling. Het is ook een fenomeen dat zich voordoet binnen de EU. U zegt terecht dat ook een aantal autochtone Vlamingen trouwen liefde kent geen grenzen met iemand van buiten België.
Uit de studie blijkt ook dat die huwelijksmigratie hoofdzakelijk vrouwelijk en jong is. Positief is dat uit de studie ook blijkt dat de arbeidsparticipatie van de huwelijksmigranten toeneemt. Uit de cijfers van 2008 blijkt dat een kleine meerderheid van die mensen, 51 procent, een job heeft. We zouden moeten kunnen vergelijken met de cijfers van 2010. Vroeger was dat 25 procent, veel lager dus. We stijgen daar, en dat is positief.
Wat doen we daar nu aan? Ik beklemtoon nog eens dat de bevoegdheid om ter zake echt regelgevend op te treden federaal is. Ik dring op het federale niveau aan om op te treden tegen schijnhuwelijken, tegen de afschuwelijke plaag van de gedwongen huwelijken, tegen de huwelijken tussen nicht en neef zoals het al in Nederland gebeurt. Het federale niveau ging de leeftijd om te mogen trouwen optrekken. Dat werd ooit, met de verdragen met Marokko, beloofd. Ondertussen heeft minister Milquet een nieuw verdrag met Marokko onderhandeld waarbij de leeftijd wel op 18 jaar blijft.
Ze moeten eisen dat er recente huisvesting is, eisen dat je een behoorlijk inkomen hebt om iemand te laten overkomen, wat nu niet het geval is. Uit die studie blijkt dat 14 procent van de residenten niet in het arbeidscircuit zitten, wat natuurlijk niet kan. Iemand laten overkomen en laten verblijven bij iemand die niet in zijn eigen bestaansmiddelen kan voorzien, is een handicap voor ons.
Wat doen wij? Wij voeren een inburgeringsbeleid. Dat zijn verplichte inburgeraars. Uit de cijfers die we zopas gekregen hebben uit de Kruispuntbank Inburgering, blijkt dat 37 procent van de inburgeraars huwelijksmigranten zijn. Dat spoort dus volledig met het aantal migranten dat binnenkomt, dat is namelijk ongeveer 37 procent. Zij volgen dus inburgering, ze leren Nederlands, ze krijgen maatschappelijke oriëntatie en loopbaanoriëntatie. Blijkbaar is dit niet met slecht gevolg. Een meerderheid is namelijk al aan het werk.
Wat ik verder doe, is sensibiliseren. Het projectmanagement van diversiteit staat dit jaar volledig in het teken van sensibilisatie. Er zijn een aantal projecten, zoals dat van de Unie van Turkse verenigingen. Dat project zet daadwerkelijk in op het confronteren van die mensen met de gevolgen van die huwelijksmigratie, hen wijzen op de negatieve aspecten, erop wijzen dat je in een nieuwe cultuur terechtkomt enzovoort.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We moeten aandacht hebben voor wat die cijfers tonen, met name dat de huwelijksmigratie toeneemt. Die neemt toe door het feit dat meer mensen, in tegenstelling tot vroeger, niet meer uit de traditionele landen als Marokko, Turkije of Zwart-Afrika komen. En daardoor worden die statistieken in mijn ogen een stuk vervalst omdat we een toestroom hebben van mensen uit meer Westerse landen, landen waar mensen een hogere opleiding hebben.
Dat mag ons natuurlijk niet blind maken voor de problematiek die in het verleden bestond en nu nog bestaat. Daar zie ik u toch niet echt een antwoord op geven. Voor die problematiek, die categorieën, die etnisch endogame huwelijken wil men hier in het Vlaams Parlement een motie van de meerderheid, een doorgedreven sensibilisering en ontmoedigingsbeleid. Ik vraag me af hoe u, met de middelen waarover u beschikt want de sleutels liggen federaal tot dat doorgedreven sensibiliserings- en ontmoedigingsbeleid komen?
Naarmate de andere landen u wees zelf op Nederland de wetgeving ter zake wat verstrengen, krijgen wij natuurlijk een aanzuigeffect. In mijn eigen stad, Aalst, is er een Congolese gemeenschap die het Nederlands staatsburgerschap heeft. Zij organiseren op vrij grote schaal huwelijksmigratie. Dat is natuurlijk het effect.
Welke instrumenten hebt u op Vlaams vlak en wat kunnen we doen om de ogen op federaal vlak te openen?
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ter aanvulling van uw antwoord, wil ik even zeggen dat in het rapport staat dat de grootste groep nog steeds uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika komt. De tweede grootste groep komt uit de Europese Unie en de derde groep uit Oost-Europa.
Bij de bespreking van de beleidsbrief had ik ook al gewezen op de risicos op kansarmoede en schoolachterstand ten gevolge van de huwelijksmigratie. Uit het rapport blijkt vooral toch ook het probleem met de arbeidsmarkt. U zegt dat het niet zo slecht gesteld is, maar ik lees in het rapport dat bij de vrouwelijke migranten 65 procent niet aanwezig is op de arbeidsmarkt. Ik vind dat toch een zeer hoog cijfer.
Minister, u hebt verleden jaar, in het kader van de projectoproep Managers van Diversiteit, ter versterking van uw inburgeringsbeleid, de nadruk gelegd op de huwelijksmigratie. Mijn concrete vraag is wanneer we van die oproep resultaten krijgen en daar meer zicht op krijgen? In welke mate verwacht u op dit moment dat deze projectoproep het fenomeen beter in kaart zal brengen en een aantal oplossingen voor de problemen zal aanreiken?
De heer Van Dijck heeft het woord.
We kunnen inderdaad discussiëren over de cijfers, over wat juist toeneemt, de huwelijksmigratie in zijn geheel, of over de afname bij sommige groepen. Dat neemt niet weg dat de huwelijksmigratie toch een groot probleem blijft. We kunnen de vicieuze cirkel, die al jaren bestaat, niet doorbreken. Telkens weer ontstaan er gezinnen waar kinderen worden grootgebracht in hun thuistaal en niet in de Nederlandse taal, met alle gevolgen van dien op school en voor de kansen van die kinderen later op de arbeidsmarkt.
Het inburgeringsbeleid tracht daaraan te remediëren maar dat gaat zeer moeilijk omdat wij de hefbomen niet hebben om op die huwelijksmigratie een afdoend antwoord te bieden. Die hefbomen zijn federaal. Wij doen misschien ons best, alhoewel ik het inburgeringsbeleid kan bekritiseren, maar Vlaanderen blijft dweilen terwijl federaal de kraan openstaat. Zolang we die hefbomen voor dat migratie- en asielbeleid niet in handen hebben, blijft het dweilen met de kraan open.
De heer Yüksel heeft het woord.
Collegas, niet de gezinshereniging op zich is het probleem, maar wel het feit dat mensen die hier arriveren niet goed inburgeren, of niet goed genoeg. Daar moeten we blijven op inzetten. We mogen niet blind zijn voor de problemen: de schijnhuwelijken en de carrousels. We moeten daaraan werken. Wat me vooral opvalt in de cijfers, is dat een op vijf migratiehuwelijken na vijf jaar worden stopgezet. Dat wijst op een probleem. We moeten onze verantwoordelijkheid ter zake opnemen.
Minister, u hebt vorig jaar aangekondigd dat er inburgeringspakketten zouden worden aangeboden in de herkomstlanden. Dat zou in 2011 van start gaan. Hoever staat u daarmee in Turkije en Marokko?
Collegas, de problematiek heeft een enorme maatschappelijke impact. Ik heb dat aangekaart, ik steek dat niet onder stoelen of banken. U hebt op diverse aspecten gewezen. Eén, er zijn gemaakte en zelfs gedwongen huwelijken bij. We moeten dat toegeven, mijnheer Yüksel. Van die huwelijken mislukt een abnormaal hoog percentage, maar eigenlijk is dat normaal, lijkt me.
Twee, bij een normale migratie is de tweede en derde generatie al redelijk ingeburgerd. Met die huwelijken keren we telkens terug naar een nulpunt. We moeten telkens herbeginnen. Er komen telkens opnieuw mensen binnen die niet ingeburgerd zijn en de taal niet kennen. Daar komt nog bij, mijnheer Van Overmeire, dat daar een percentage ongeschoolde of ongeletterde migranten bij zit. Dat vinden we terug in de vertegenwoordiging op de arbeidsmarkt. Wie geen Nederlands kent, kan natuurlijk niet aan de slag.
Mijnheer Kennes, ik heb niet euforisch willen doen over die arbeidsparticipatie. Ik weet dat het probleem groter is bij jonge vrouwen dan bij jonge mannen. Alleen blijkt, in totaliteit, dat die groep meer aan het werk is dan enkele jaren geleden. Nu blijkt dat in 2008 meer dan 51 porcent mannen en vrouwen aan het werk was. Dat is een meerderheid. Bij de vrouwen is de meerderheid niet aan het werk. Dat baart mij zorgen. Die mensen worden naar de arbeidsmarkt toegeleid als ze van een uitkering leven of werkloos zijn. Wie inburgert, heeft de cursussen te volgen en dat is het dan. Die wordt toegeleid naar de arbeidsmarkt met loopbaanoriëntatie maar wordt niet gedwongen om via de VDAB een vak aan te leren. Dat is de volgende stap. Dat kan via het OCMW, via de uitkering van leefloon. Dat kan niet via inburgering.
Hoe moeten we dat aanpakken? Ik neem aan dat u mijn analyse deelt, de sleutel ligt bij de federale overheid. Wij kunnen niet regelgevend optreden. We kunnen alleen verplichten om in te burgeren. Dat doen we en dat doen we goed. We zitten op schema. 37 procent van de inburgeraars zijn van die categorie. Ik neem aan dat dat bijdraagt tot hun integratie. Dat is niet voldoende. De arbeidsmarktparticipatie is belangrijker.
We doen aan sensibilisering. Ik verwacht daar geen wonderen van, maar ik vind het belangrijk dat nu voor het eerst mensen van allochtone afkomst gesensibiliseerd worden. We confronteren de mensen. We maken duidelijk dat het hier niet de hemel op aarde is, dat er zelfs grote problemen kunnen zijn als ze toekomen in een land waarvan ze de cultuur niet kennen.
Ik ga inderdaad de pakketten aanbieden in het land van herkomst. De pakketten worden nu gemaakt. Ze moeten kunnen uitrollen vanaf 2012. Een van de onderwerpen zal zijn: degenen die naar hier komen door een huwelijk, erop wijzen wat dat allemaal impliceert.
Dat kan globaal allemaal tot een oplossing bijdragen. Elk op zich garandeert geen oplossing. Het maatschappelijke probleem blijft. Het familiale probleem blijft ook.
Collegas, persoonlijk verwacht ik heel veel van de jonge allochtone vrouwen. Zij hebben meer en meer in allerlei situaties een voorbeeldrol. Ik hoop dat dat ook in de media gebeurt, op de VRT. Ik zie het in andere maatschappelijke geledingen wel. Ik ontmoet meer en meer jonge, vrijgevochten allochtone vrouwen, die gestudeerd hebben, die een universitair diploma hebben, die zich inschakelen in de pluralistische samenleving die wij kennen. Zij kunnen een trekker zijn voor de vrouwen die uit een totaal andere cultuur komen en geconfronteerd worden met een andere wereld. Zij kunnen zien dat jonge vrouwen zich hier een weg kunnen banen, als ze Nederlands kennen en als ze zich aanpassen aan onze waarden en normen.
De opmerking van de heer Yüksel verbaast mij. Hij zegt dat huwelijksmigratie het probleem niet is. Een jaar geleden heeft hij een motie ondertekend waarin wordt gevraagd om een onderzoek naar het fenomeen van de huwelijksmigratie en een doorgedreven sensibiliserings- en ontmoedigingsbeleid.
We zijn het erover eens dat er een problematiek is. Alleen dat sensibiliserings- en ontmoedigingsbeleid, minister, zie ik niet of heel weinig in uw beleid. Ik zie het niet in de convenanten die met de gemeenten zullen worden afgesloten en ook niet met die diversiteitsmanagers. Ik hoop dat het, meer dan vandaag het geval is, een plaats krijgt in het beleid.
Het incident is gesloten.