Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de niet-deelname van de Vlaamse Regering aan de prinselijke handelsmissie naar Brazilië
Verslag
De heer Reekmans heeft het woord.
Minister-president, nog niet zo lang geleden heb ik u in de commissie een aantal vragen gesteld over het terugvallen van de Amerikaanse investeringen in ons land. Zowel in uw beleidsnota als in de commissie vertelde u dat we als Vlaanderen assertiever te werk moeten gaan om investeringen aan te trekken en onze export te bevorderen.
Vandaag stel ik vast dat er wel een zeer ruime delegatie naar China is vertrokken. China, dat dezer dagen wordt platgelopen door buitenlandse regeringen, daar zijn wij aanwezig. Tegelijk is er ook een missie naar Brazilië, een land met een afzetmarkt van 190 miljoen inwoners en een enorme potentie aan grondstoffen. Het economische belang van dat land wordt steeds groter. En wat krijgen we daar? Een missie, onder leiding van de kroonprins weliswaar een federale missie maar die toch mee voorbereid is door Flanders Investment & Trade (F.I.T.), en waar uiteindelijk geen enkele minister aanwezig is. Dat er geen federale minister van Economie aanwezig is, laat ik voor de rekening van de federale regering, die het blijkbaar belangrijker vindt om campagne te voeren dan om ons land te vertegenwoordigen. Maar ik begrijp dat woordje assertiever van u nog altijd niet, minister-president. Wij hadden daar aanwezig kunnen en moeten zijn.
Ik herhaal een uitspraak van u in de commissievergadering van 1 april laatstleden en het is geen aprilgrap: Wat betreft de missies geleid door de prins, maakt het Belgische agentschap keuzes. Als onze aanwezigheid noodzakelijk of relevant is daarbij, dan zal dat in de toekomst gebeuren, omdat elke zending een maximaal resultaat moet hebben.
Als geen enkele minister het de moeite vindt om mee te gaan op deze missie, was het hier dan niet relevant om aanwezig te zijn?
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, het blijft mij verbazen dat iedereen het over een Belgisch of een federaal agentschap heeft. Wij hebben in 2002, na de bevoegdheid Buitenlandse Handel uitsluitend aan de regios te hebben toebedeeld, in een samenwerkingsakkoord een interfederaal of een confederaal, u noemt het zoals u wilt, maar alleszins geen federaal agentschap vormgegeven, een agentschap waar de regios de meerderheid van de bestuurders hebben. Een van de bevoegdheden die we dan echt en uitsluitend hebben, is Buitenlandse Handel. We hebben daar een samenwerkingsakkoord gemaakt, en het agentschap doet inderdaad interfederale en interregionale missies, met aanwezigheid van de prins.
Het is niet de eerste keer dat u daar abdiceert, minister bevoegd voor Buitenlandse Handel. U bent nog nooit meegegaan. Niet naar Marokko, niet naar India.
Ik begrijp dat het voor u mediatiek interessanter is om eigen missies te organiseren, waarbij u dan de belangrijkste man bent, dan achter een prins te moeten lopen, zoals u het zelf ooit hebt uitgedrukt. Dat is echter niet de vraag. De vraag is: waar liggen de kansen voor het Vlaamse bedrijfsleven? Vandaag neemt het merendeel van de Vlaamse bedrijven deel aan die missie, die overigens wordt georganiseerd door ons eigen agentschap F.I.T. Ik vind dus dat u dan uw eigen idee even opzij moet zetten en wel moet mee moet met dat agentschap, onder leiding van de prins, die daar inderdaad deuren opent. De afweging is niet wat wij als politici fijn of interessant vinden om te doen. De vraag is: waar is het Vlaamse bedrijfsleven? Vandaag zijn ze in Brazilië. Ook de havens zijn daar. Misschien had de minister bevoegd voor Havens kunnen meegaan. Zij zijn in Brazilië en u bent voor de derde maal op rij niet mee.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, Brazilië is inderdaad een heel belangrijk land. Het maakt ook deel uit van de BRIC-landen, landen wier economie zich sterk ontwikkelt. Voor onze Vlaamse bedrijven, havens en overheden liggen daar heel wat kansen. Dat is duidelijk.
Mijnheer Reekmans, ik zal u zeggen hoe assertief wij zijn. Ik ben in de vorige legislatuur zelf al tweemaal naar Brazilië gegaan. In november 2009 heeft F.I.T. een multisectorale zending gedaan. Elk jaar gaat men erheen met het oog op de logistiek. Er is ook nog de beurs voor de agro-industrie eind dit jaar. We zijn meer in Brazilië aanwezig dan u denkt, en we waren er al voor u die vraag had gesteld en voor de kroonprins daarheen is gegaan. Dus, over assertiviteit gesproken: we zijn al heel lang en heel intensief bezig met Brazilië.
Er zijn natuurlijk agendakwesties. Vorig jaar hebben we geoordeeld dat het heel belangrijk zou zijn om aanwezig te zijn tijdens de Vlaamse dag in Shanghai, die volgende week plaatsvindt. Ook China is heel belangrijk. Onze agenda is daaraan aangepast. Volgende week zitten we al in Shanghai, dus we hebben een keuze gemaakt, rekening houdend met het feit dat we daar al meermaals zijn geweest, dat er heel intensieve contacten worden gelegd, ook met onze havens, onze baggerbedrijven enzovoort.
Ik zal binnenkort, van 7 tot 10 juni, naar Turkije gaan, om daar ook een aantal belangrijke gesprekken te voeren. Dan kunt u zich daar al op voorbereiden.
Deze vragen waren relevant om te onderstrepen hoe belangrijk Brazilië is, maar, met alle respect, ze zijn niet relevant als er wordt gesteld dat de Vlaamse Regering daar niet assertief en zeer intensief mee bezig is.
Mevrouw Ceysens, ik ging er niet op terugkomen, maar u hebt zelf verwezen naar het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Het klopt dat dit wordt aangestuurd door de drie gewesten en de federale overheid samen. U, die al mee was met een dergelijke zending, weet dat de afspraak is gemaakt dat de kroonprins telkens moet worden vergezeld door een federaal minister. Er is niet afgesproken dat er een regionaal minister bij moet zijn. Dat is niet uitgesloten: u hebt dat zelf ervaren en daar zelf aan meegedaan. Dat is interessant, als daar de nodige argumenten en de nodige ondersteuning voor worden gegeven. De aanwezigheid van een regionaal minister is dus niet vereist. Er is geen uitdrukkelijke vraag gesteld naar de aanwezigheid van een Vlaams minister van welk vakdomein dan ook. Brazilië is een belangrijk land. We investeren daarin. We besteden daar energie aan. Dat zullen we ook blijven doen. Ik heb de nodige tekst en uitleg gegeven over deze zending en ga ervan uit dat de beide vraagstellers bij dezen voldaan zijn.
Volgens de minister-president is er nooit gevraagd een Vlaams minister mee te sturen. Volgens mij telt dit land voldoende ministers. De partij van de minister-president heeft uiteindelijk een minister van Staat gevonden. Ik weet dat dit geen partijpolitieke kwestie is. Het is trouwens in de mode dat het paleis ministers van Staat laat opdraven als er problemen zijn. De minister-president had evengoed een lid van zijn eigen regering kunnen afvaardigen. In feite heeft de minister-president de federale overheid nu de mogelijkheid geboden de buitenlandse handel opnieuw te claimen.
Volgens de minister-president zijn we assertief. Volgens mij is dit een blamage voor de 227 ondernemers die de missie vergezellen. De minister-president heeft letterlijk gezegd dat ze met de verkeerde missie zijn meegegaan. Ze zouden een tijdje geleden met hem naar Brazilië zijn geweest en binnenkort met hem naar Turkije moeten gaan.
Ik stel me toch ernstige vragen. Een tijdje geleden is uit een rapport van Ernst&Young gebleken dat het aantal investeringen in ons land in 2008 met 19 percent is gedaald. In het licht van die feiten raad ik de minister-president aan beter overleg te plegen met de federale overheid. De missies zouden op elkaar moeten worden afgestemd. Er zouden prioriteiten moeten worden vastgelegd. Alle ondernemers zouden voordeel moeten halen uit eender welke missie die door de Vlaamse Regering wordt georganiseerd.
Het antwoord van de minister-president heeft me niet overtuigd. Het is niet de eerste maal dat ik mijn standpunt hier naar voren breng. De discussie of al dan niet een federale minister de missie moet vergezellen, heeft met de zogenaamde dekking van de prins te maken. Volgens mij is dit niet vereist. Die discussie moet op het niveau van de federale overheid worden gevoerd.
Wij hebben altijd verklaard dat de buitenlandse handel een regionale materie is. We voeren hier vaak debatten over de bevoegdheden die we nog graag zouden hebben. We voeren hierover graag met iedereen debatten. We zouden echter ook de bevoegdheden die we hebben, voluit moeten benutten en ter harte nemen.
Ik vind dat we onze persoonlijke bekommernissen om de vraag of we al dan niet met de prins mee moeten, hierbij opzij moeten zetten. We moeten reizen naar de plaatsen waar het Vlaams bedrijfsleven zich bevindt. In Brazilië gaat het om de havens en de daar aanwezige bedrijven. Volgens mij hadden de betrokkenen een Vlaams minister verwacht. Normaal gezien hoeven de Vlaamse ministers nu geen campagne te voeren.
Ik vind het ongehoord dat de Vlaamse Regering liever zelf missies organiseert. Het is misschien interessanter zelf aan het hoofd van een Vlaamse missie te staan. We moeten ons echter achter de belangen van het Vlaams bedrijfsleven scharen. Die belangen gaan in dit verband immers voor.
Ik heb de vertegenwoordiging van F.I.T. in Brazilië zelf versterkt. Het is steeds mijn ambitie geweest meer in de BRIC-landen te doen.
De minister-president heeft daarnet verklaard dat hij in Shanghai is geweest. Ik ben echter niet vergeten dat we zijn arm hebben moeten omdraaien om ervoor te zorgen dat hij daar aanwezig zou zijn.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, hier worden eigenaardige standpunten naar voren gebracht.
Het verbaast me dat LDD ons vraagt ons naar de grillen van de federale regering en van de kroonprins te schikken. Ik heb daar helemaal geen zin in.
Ik ben blij te horen dat Open Vld eindelijk erkent dat de buitenlandse handel een Vlaamse bevoegdheid is. Als in de commissie wordt gediscussieerd over federale ministers van Open Vld die een handelsmissie vergezellen, is dat niet altijd even duidelijk.
De eerste overweging die we moeten maken, blijft dat Vlaanderen zijn buitenlandse handel goed moet beheren. We moeten zeker dergelijke missies sturen. Ik ben echter tevreden van de minister-president te horen dat de deelname aan een dergelijke missie van de meerwaarde voor ons economisch leven afhangt. Of die missie al dan niet door het reisbureau van de prins wordt georganiseerd, maakt me niet uit. Daar hoeven we niet naar te kijken. We moeten nagaan of een missie een meerwaarde voor onze economie heeft.
Blijkbaar zijn er in het verleden al voldoende missies naar Brazilië geweest en zullen, indien dit nodig blijkt, in de toekomst nog soortgelijke missies worden georganiseerd. Dat is het enige punt waarop we moeten letten.
Ik ben in elk geval blij te horen dat Open Vld eindelijk erkent dat de buitenlandse handel een exclusieve Vlaamse bevoegdheid is. Nu moet deze partij haar eigen ondervoorzitter nog duidelijk maken dat ze geen bevoegdheden mag usurperen.
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, beide sprekers hebben voor 100 percent gelijk, en ik wil hun betoog enkel versterken. U kunt wel zeggen we zijn ermee bezig en we gaan er regelmatig naartoe, maar bepaalde missies hebben een symboolfunctie en deze missie heeft die zeker.
Ik wil hier nog een aantal zaken aan toevoegen. U bent er toch van op de hoogte dat het WK voetbal in 2014 plaatsvindt in Brazilië, dat de Olympische Spelen van 2016 ook plaatsvinden in Brazilië en dat Brazilië, in tegenstelling tot de wereldeconomie, een land is dat een gemiddelde groei neerzet van 4,5 percent per jaar? Bovendien is Brazilië heel sterk in sectoren waarin wij ook belangen hebben zoals de agro-industrie, de havens en de volledige ontwikkeling van het land. U had daar effectief zaken kunnen doen, belangrijke zaken. En daarom hadden beide sprekers overschot van gelijk en vind ik dat u zich er goedkoop vanaf maakt door te zeggen dat men ermee bezig is. Ermee bezig zijn, is er zijn.
U bevestigt nog een keer wat de heer Reekmans heeft gezegd. (Opmerkingen van de heer Peter Reekmans)
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ik hoor graag zeggen dat we al proactief aanwezig zijn in Brazilië, en het zou jammer zijn indien dat niet het geval zou zijn. Toch vind ik dit een gemiste kans. Ik denk niet dat dit dramatische gevolgen zal hebben voor onze economie, maar ik vind toch dat er van die afspraken zijn die je maar beter niet kunt missen.
Er werd gevraagd wat de meerwaarde van de missie is. Ik denk dat er een duidelijke meerwaarde is. Zon belangrijke missie krijgt de nodige aandacht en kan opportuniteiten opleveren voor Vlaamse bedrijven.
U zegt dat het een beetje een agendaprobleem is. Ik zie dat: u hebt een minister die, vergezeld van een Limburgse tv-ploeg, naar Shanghai afreist om er een Limburgse week te promoten. Het is heel belangrijk dat de Limburgse bedrijven in China worden gesteund. Ik zou er door vuren voor gaan om te hopen dat dat blijft gebeuren. Maar, het is toch een beetje een kwestie van verhoudingen en prioriteiten leggen. Ik meen dat u misschien beter de taken had verdeeld en dat u beter aan uw Limburgse minister had gevraagd om mee te gaan naar Brazilië, want dan hadden we daar iets meer kunnen doen voor meer Vlaamse bedrijven dan alleen de Limburgse.
Minister-president Peeters heeft het woord. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Mijnheer Van Hauthem, ik heb tot nu toe altijd aan iedereen het woord gegeven. Ik ben een mens van vlees en bloed en ik heb de heer Van Overmeire niet gezien. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
U moet niet zo lelijk doen tegen mij. Ik kijk alle kanten uit, ik kijk zowel naar rechts als naar links, daarover moet u zich geen zorgen maken.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, de discussie over exportpromotie is een discussie die al te vaak in dit Vlaams Parlement terugkomt, dat gebeurt met de regelmaat van de klok. Dat is te wijten aan het feit dat in 2001 de duidelijke afspraak werd gemaakt dat exportpromotie de bevoegdheid van de gewesten is en dat men in 2002 met een Agentschap voor Buitenlandse Handel, een typisch Belgische bricolageconstructie, daar een uitzondering op heeft gemaakt.
Dat agentschap is hier al ettelijke keren ter sprake gekomen. Men heeft gezegd: die prins die kan deuren openen in koninkrijken zoals Saoedi-Arabië. Ik stel vast dat Brazilië een fatsoenlijk democratisch land, dus een republiek, is en ik vraag me af wat de meerwaarde is van een prins daar.
Wat me veel meer stoort, collegas, is dat in 2002, toen het samenwerkingsakkoord hier in het Vlaams Parlement besproken werd, wij zijn voorgelogen. Wij zijn voorgelogen door de toenmalige liberale minister Gabriels. Hij heeft toen gezegd, dat kunt u nalezen: Het is perfect mogelijk dat gewestministers meegaan met de prins en ik maak me sterk dat bij de helft van de missies die door de prins geleid zullen worden, een Vlaamse minister zal meegaan. De praktijk sindsdien leert ons dat geen enkele keer een gewestminister alleen met die prins mee is geweest. We zijn indertijd dus voorgelogen. Wat we zien, al jarenlang, is een Belgische, federale recuperatie op het terrein van de exportpromotie, met en zonder prins, met en zonder Agentschap voor Buitenlandse Handel, op alle mogelijke terreinen.
Ik zit hier niet om de Vlaamse Regering te verdedigen, maar ik kan me perfect inbeelden dat de Vlaamse Regering op een bepaald moment vindt dat het genoeg is geweest. En dat, wanneer missies worden opgezet en federale ministers niet kunnen meegaan omdat ze met verkiezingen zitten en andere zaken te doen hebben, de Vlaamse ministers zeggen: excuseer, in die omstandigheden zit ook onze agenda vol.
Belangrijk, minister-president, is dat die discussie nu eindelijk eens wordt uitgeklaard. Straks zijn we 10 jaar bezig met discussies over bevoegdheden inzake exportpromotie, terwijl de duidelijke afspraken over de bevoegdheden 10 jaar geleden al werden gemaakt.
Minister-president, als er na de federale verkiezingen een grote omwenteling komt, een copernicaanse omwenteling, als het stof weer gaat liggen, en alles anders ligt, welke rol ziet u dan nog voor prinsen, voor agentschappen van buitenlandse handel en voor het federale niveau inzake exportpromotie?
Mijnheer Van Overmeire, als er een federale regering komt, moeten er heel duidelijke afspraken worden gemaakt. We moeten overlappingen en discussies vermijden. We moeten duidelijke taal spreken met de nieuwe regering.
U hebt gelijk, er is mij geen enkele zending bekend van dat agentschap waar alleen een regionale minister aanwezig was. Het was altijd een federale minister en dan werd een regionale minister gevraagd om mee te gaan.
De beide vraagstellers stellen sommige zaken verkeerd voor en spreken zichzelf tegen. Mijnheer Reekmans, u vindt het cruciaal dat we onze bevoegdheden invullen. Dan moeten we zelf zendingen organiseren en daarin maximaal investeren. Dat heeft niets te maken met persoonlijke voorkeuren of afkeer. Het is een Vlaamse bevoegdheid, wij leggen de agenda vast en we zullen op basis van de voorbereiding van het F.I.T. en anderen, ook met de havens, zendingen organiseren. Dat is het eerste wat we moeten doen en dat doen we. Als er andere mogelijkheden zijn, gaan we die bekijken en gaan we na of het zinvol is om daaraan deel te nemen of niet. Dat gebeurt in de praktijk.
In eerste instantie, ik geloof dat niemand ons dat kwalijk kan nemen, vertrouwen we op eigen inzichten en organiseren we zelf zendingen. Ten tweede, u stelt het nu voor alsof onze afwezigheid op die zendingen, investeringen in gevaar zou brengen omdat we kansen zouden missen. Ik zeg u, we zijn zelf al verschillende keren naar Brazilië geweest, we zijn daar elk jaar op bepaalde manifestaties uitdrukkelijk aanwezig, vanuit de gedachte: daar gaan we stappen vooruit kunnen zetten. Dat moet ons bewegen. We moeten elke keer de afweging maken tussen het ene en het andere.
De aanwezigheid in Shangai en de collegas die daarnaartoe gaan, dat lijkt me niet de juiste afweging. Mijn collegas leveren eveneens serieuze inspanningen. Naast Brazilië is China zeer belangrijk. Ik ga trouwens niet alleen naar China, maar ook naar Hong Kong en misschien nog een ander land. We investeren daarin en dat is onze verdomde plicht. Ik ga ervan uit dat dat de resultaten oplevert die we ervan verwachten.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Mijnheer Diependaele, ik snap uw reactie niet. U begrijpt mij blijkbaar niet. De reden waarom ik hier vandaag sta, is net om meer afrit Vlaanderen te creëren, om meer buitenlandse investeerders aan te trekken zodat we effectief de afrit Vlaanderen op de kaart zetten en onze Vlaamse bevoegdheden maximaal gaan gebruiken. U bent daar blijkbaar tegen, dat is nieuw. Ik stel het maar vast.
Minister-president, ik ga het citaat afronden van een eminent onderzoeker in verband met internationale relaties van de VUB, de heer Holslag. Hij vertelde recent in De Tijd: In menig opzicht heeft Vlaanderen de diplomatieke cultuur van een dorpscafé. Veel gepalaver maar weinig zichtbare resultaten. Dat gaat ten koste van de jobs. Dat zijn niet mijn woorden maar die van een eminent wetenschapper.
Minister-president, de Vlaamse economie moet het hebben van twee sporen: innoveren en internationaliseren. Eerlijk gezegd, ik kan alleen maar vaststellen dat nadat de innovatie is stilgevallen, u nu ook nog op buitenlandse handel verstek laat gaan.
Het incident is gesloten.