Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de minister, begin vorig jaar maakte u bekend dat u maar liefst vijf miljoen euro had uitgetrokken voor gezinsvriendelijke diensten in bedrijven. Op die manier wilde u bedrijven stimuleren om bepaalde diensten voor hun werknemers aan te bieden. Ik denk daarbij aan een strijkatelier of kinderopvang. Er mag geen enkel misverstand over bestaan dat we die doelstelling enkel maar kunnen onderschrijven. Dat is ook de reden waarom we benieuwd waren naar de resultaten van dat experiment. Op het eind van vorig jaar zagen we dat meer dan de helft van de middelen onaangeroerd was gebleven en dat de projecten die werden ingediend en goedgekeurd, vooral kwamen van gemeentebesturen, OCMW-besturen en enkele grote ziekenhuizen. Ze kwamen nauwelijks van bedrijven en bijna helemaal niet van kmo's.
Als meer dan de helft van het geld blijft liggen en een groot stuk van de beoogde doelgroep niet wordt bereikt, dan kunnen we moeilijk spreken van een succes. Verschillende potentiële initiatiefnemers geven een aantal knelpunten aan. Daaruit blijkt dat er toch verbeteringen mogelijk zijn om het initiatief wel te laten slagen.
Mevrouw de minister, we stellen vast dat die middelen niet terechtkomen op de juiste plek en dat meer dan de helft blijft liggen. Wat zijn volgens u de oorzaken dat slechts een beperkt aandeel van de middelen werd aangewend? Hoe komt het dat zo weinig bedrijven worden bereikt?
Minister Van Brempt heeft het woord.
Mevrouw Jans, laat me toe het niet volledig eens te zijn met uw analyse. U verwijst heel terecht naar het feit dat het om een pilootproject gaat, waaruit effectief heel wat lessen kunnen en moeten getrokken worden. We zullen dat zeker en vast doen.
Voor alle duidelijkheid zal ik nog eens aangeven waarom we het project hebben opgestart. U weet dat de Vlaamse Regering en ikzelf, als minister voor Sociale Economie en Gelijke Kansen, heel wat initiatieven opstarten om de combinatie gezin-arbeid te verbeteren, te vergemakkelijken. Van werkgeverszijde was er een heel grote vraag voor bijkomende ondersteuning. Met dit experiment heb ik vooral op die vraag willen inspelen.
We hebben er ook geld voor vrijgemaakt. Het feit dat het om 5 miljoen euro gaat, heeft te maken met de beschikbaarheid van de middelen op dat moment. Het gaat ook om eenmalige en niet om recurrente middelen. Een niet onbelangrijk deel van dat bedrag is ook gebruikt en een belangrijk deel niet. Dat geld is natuurlijk niet verdwenen. Het wordt voor andere heel belangrijke doeleinden gebruikt. De doelstelling is en blijft natuurlijk ervoor te zorgen dat we dat experiment goed op gang trekken en dat we vooral ervaring opdoen.
Ik ben het niet helemaal eens met uw analyse. Er waren meer dan 300 bedrijven en organisaties geïnteresseerd. Van dat aantal hebben er 63 een dossier ingediend. Dat is een groot verschil. Dat komt natuurlijk doordat heel wat bedrijven nog niet klaar waren, dat de expertise vaak nog niet in huis was. We moeten die zaak te gronde evalueren en nagaan hoe we in de toekomst kunnen zorgen voor een betere ondersteuning.
Heel belangrijk is dat achter die 63 indieners 150 organisaties en bedrijven zitten. Van die 150 organisaties zijn er 8 lokale besturen, 26 non-profitorganisaties en 67 gewone ondernemingen uit de reguliere economie. Dat betekent dat het heel vaak over samenwerkingsverbanden gaat. De indiener is vaak een non-profitorganisatie, die vaak de expertise in huis heeft. De conclusie dat er geen gewone bedrijven aan hebben deelgenomen, is echter fout. De conclusie dat er geen kmo's aan hebben deelgenomen, kan ik niet bijtreden. Daarover moet nog een evaluatie gebeuren. Ik durf dat te betwijfelen. Het gaat heel vaak over bedrijventerreinen en een cluster van bedrijven met grote en kleine bedrijven.
We zijn nog volop met de echte evaluatie bezig. Deze projecten worden nu opgestart. We zullen die evaluatie te gronde maken. De resultaten moeten als basis dienen om te zien of we het project voortzetten, hoe we dat dan doen, structureel of via nieuwe pilootprojecten.
Dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoord. Wij kijken uit naar de verdere evaluatie waarin wij alle mogelijke informatie zullen krijgen. Ik juich alvast toe dat er op basis van die evaluatie ook met de minpunten rekening zal worden gehouden, zodat bij volgende uitgaven een optimalisering mogelijk is. Alle initiatieven, proefprojecten en beleidsmaatregelen die zich richten op een betere combinatie van arbeid en gezin kunnen op onze steun rekenen.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik sluit mij graag aan bij de vraag van mevrouw Jans. Ik ben benieuwd naar de evaluatie. Met het oog op een harmonieuze combinatie van gezin en arbeid is het heel belangrijk dat een gezinsvriendelijke bedrijfscultuur wordt gestimuleerd en dat de overheid daarin haar verantwoordelijkheid opneemt. Op het terrein, mevrouw de minister, moeten we spijtig genoeg vaststellen dat er veel te weinig wordt gerealiseerd en dat er dringend een tandje bij moet worden gestoken. We hebben nu het experiment, dat al dan niet volledig is afgerond. Ik heb dat uit uw antwoord niet goed kunnen opmaken. Wel dat het zal worden geëvalueerd. Ik pleit ervoor om een en ander structureler te organiseren. Losse projecten leiden vaak tot veel te veel versnippering, en dat heeft tot gevolg dat de te schaarse middelen worden verspild en dat er op het terrein te weinig doeltreffend wordt gehandeld. Ik pleit dus voor een meer structurele aanpak van dit dossier.
De heer Delva heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij de vraag van mevrouw Jans. Ik heb de minister enkele weken geleden een schriftelijke vraag gesteld over de toepassing van deze diensten in Brussel. Zij bevestigde mij dat deze diensten ook in Brussel kunnen worden aangewend als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, onder andere dat de dienst in kwestie behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Als voorbeeld wordt dan kinderopvang gegeven.
Uit het antwoord bleek dat deze diensten in Brussel absoluut geen succes hebben, dat er geen enkele vorm van samenwerking is met de Brusselse minister van Sociale Economie, en dat er ook geen specifieke informatiecampagne werd opgezet naar Brusselse ondernemingen, hoewel deze toch in een fundamenteel andere context moeten werken dan de ondernemingen in het Vlaamse Gewest.
Mevrouw de minister, wilt u in de toekomst meer specifieke aandacht schenken aan de toepassing van dat zeer interessante initiatief met betrekking tot gezinsvriendelijke diensten in de hoofdstad?
De evaluatie zal betrekking hebben zowel op wat er nu gebeurt, de indiening van de projecten, welke projecten en welke bedrijven, als op de uitvoering van de projecten zelf die nu van start gaan.
Ik zal ook rekening houden met de opmerking over Brussel.
Het incident is gesloten.