Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik schrok vanmorgen toen ik in de krant las dat één oudere op tien ondervoed zou zijn. Ik schrok nog meer toen ik las dat de cijfers binnen de rusthuisvoorzieningen tussen 40 en 80 percent zouden liggen.
Volgende week zou een vereniging van gespecialiseerde artsen, huisartsen en de voedingsindustrie, met name NutriAction, een opsporingscampagne starten binnen de rusthuissector om na te gaan of deze cijfers kunnen worden bevestigd.
Mijnheer de minister, ik herhaal mijn pleidooi om onze inspectiediensten op een andere manier te organiseren. Ik zou de inspectie de opdracht willen geven om naast de normen en de regelgeving die uiteraard moeten worden gecontroleerd, ook aandacht te besteden aan het aspect van het welzijn van onze bewoners. De inspectiediensten moeten de rusthuisbewoners bevragen over hun welzijn en welbevinden binnen de instelling.
Ik betreur dat deze problematiek wordt aangekaart via de pers. Ik vind het nogal eigenaardig dat noch de administratie noch het beleid daar de afgelopen jaren een signaal over heeft gegeven. Mijnheer de minister, welke initiatieven denkt u te ondernemen om gevolg te geven aan deze zaak?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw Van der Borght, ik ben blij dat u dit onderwerp aanhaalt. Het is goed om even na te denken over ondervoeding, vooral dan wanneer we horen dat die problematiek in rusthuizen groter is dan in de thuisomgeving.
Het is misschien goed om aan te duiden dat dit een mooi voorbeeld is van een statistisch verband dat geen causaal verband is. Ik verwijs ook naar het debat dat we daarnet hebben gehad over het gsm-gebruik.
Het is natuurlijk niet zo dat omdat iemand naar een rusthuis gaat, hij ook ondervoed geraakt. Het is omdat iemand zorgbehoevend is en met een hele reeks problemen geconfronteerd wordt, dat hij in een residentiële setting terechtkomt, waar ook problemen ontstaan die tot ondervoeding kunnen leiden. Het is erg belangrijk de nadruk te leggen op het feit dat het probleem van de ondervoeding altijd een signaal is dat er andere problemen zijn: mensen met beginnende of vergevorderde dementie, mensen met motorische problemen, mensen met psychologische problemen, mensen die voedsel weigeren. Elk van die problemen leidt of kan leiden tot ondervoeding. Het is echter niet een gebrek aan aanbod of een onvoldoende zorgvuldigheid bij het aanbieden van het voedsel dat ten grondslag moet liggen aan de verklaring van het feit dat we te maken hebben met ondervoeding bij de senioren, en niet het minst in de rusthuizen.
In dat verband heb ik in november van vorig jaar geparticipeerd aan een internationaal forum over 'malnutrition' en 'undernutrition' in 'home care' en 'care homes'. Ik heb daar kunnen toelichten wat de Vlaamse overheid doet. Ik kan u verzekeren dat als de inspectie nagaat of het kwaliteitshandboek wordt gerespecteerd, ze ook toeziet op de context waarbinnen de voeding wordt aangeboden. Er zijn ook heel wat creatieve voorstellen die vandaag worden toegepast. Ik denk aan het meer faseren van het moment dat er gegeten wordt, zodat er veel meer aandacht per persoon is voor het opnemen van het voedsel, verschillende manieren om bijkomende hulpverleners of vrijwilligers in te schakelen bij het maaltijdproces enzovoort. Onze rusthuizen zijn dus wel degelijk bezig met deze problematiek.
Het zou echter niet eerlijk zijn om de indruk te wekken dat, omdat het probleem daar vaker voorkomt - wat ook logisch is, aangezien men in een thuisomgeving meer zelfredzaam is en ondervoeding of slechte voeding kan vermijden - het in de rusthuizen fout loopt. We moeten daar nog meer aandacht aan besteden.
Mevrouw Van der Borght, ik zal de inspectie vragen om nog veel nadrukkelijker aandacht te besteden aan dit probleem. Ik kan u echter verzekeren dat dat vandaag toch wel gebeurt en dat plekken waar men onvoldoende zorgvuldig is, wel degelijk de nodige opmerkingen krijgen in het inspectieverslag.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. We mogen inderdaad niet het beeld scheppen dat al wie morgen naar een rusthuis gaat, overmorgen ondervoed raakt.
Toch wil ik de zaken iets scherper stellen. U erkent voor een deel het probleem. Ik vraag nadrukkelijk dat de inspectie de bewoners bevraagt. In het kwaliteitshandboek en de inspectieverslagen is opgenomen of er een menu uithangt. Meestal is dat het geval. Daarmee weet men echter nog niet veel. Het is enorm belangrijk dat de bewoners of de familie bevraagd worden.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een typisch dossier dat op het terrein genoegzaam bekend is en dat pas aandacht krijgt als het in de pers aan bod komt. Dat is erg spijtig. Het probleem is al lang gekend.
Mevrouw Van der Borght wil dat de bewoners bevraagd worden. Dat is een beetje te utopisch. In rusthuizen gaat het vaak om zwaar zorgbehoevenden en dementerenden.
Ik herinner me uit mijn eigen praktijkervaringen dat mensen heel vaak verklaarden dat ze al twee of drie dagen lang niets te eten hadden gekregen. Dergelijke bevragingen zijn dan ook niet evident.
De ondervoeding heeft natuurlijk een bepaalde oorzaak. Het gaat om de kwaliteit en niet om de kwantiteit van de voeding. Er worden voedingssupplementen bedeeld. Die zijn echter vrij smaakloos.
De minister heeft terecht opgemerkt dat de slechte voeding van de residenten vaak een gevolg van het personeelstekort in de rusthuizen is. Het personeel is afwezig of neemt niet de tijd de mensen die niet meer zelfstandig kunnen eten, rustig te helpen. Ik vind een fasering en de inschakeling van vrijwilligers dan ook een goed idee.
Mijnheer de minister, hoe wilt u dit in de toekomst meten? Zult u steekproeven houden? Zult u de op til zijnde studies financieel ondersteunen? Hoe zit het met de Europese richtlijnen? Zult u zelf praktische richtlijnen uitvaardigen?
Ik kan niet onmiddellijk op de suggestie van mevrouw Van Linter ingaan. Ik weet dat we met de voorzieningen belangrijke gesprekken over dit onderwerp voeren. Hieruit is het idee gegroeid om de maaltijden gefaseerd te bedelen en om vrijwilligers in te zetten. Die vrijwilligers moeten aandachtig zijn op het ogenblik dat de maaltijd moet worden genuttigd. We zullen nagaan hoe we dit, in overleg met de sector, verder kunnen aanpakken.
Mevrouw Van der Borght heeft terecht gewezen op het belang dat we aan deze problematiek moeten hechten. Ik heb evenwel ook haar nuancerende opmerking gehoord. We mogen niet vergeten dat het hier een zorgbehoevend publiek betreft. Dit publiek wordt al met diverse problemen geconfronteerd. Wanneer die problemen door de betrokkenen en door de hulpverleners worden gedefinieerd, blijkt de ondervoeding niet in eerste instantie het probleem te zijn. Het gaat vooral om onderliggende problemen, die deze mensen de lust tot eten of de kunst van het eten ontnemen.
We hebben al maatregelen met betrekking tot het psychisch welzijn van de senioren in onze rusthuizen genomen. Ik denk hierbij onder meer aan de outreachprojecten die de centra voor geestelijke gezondheidszorg ten aanzien van de rusthuizen hebben opgezet. Een versterking van deze projecten zou, paradoxaal genoeg, een sterkere invloed op het probleem van de ondervoeding hebben dan maatregelen die echt op de problematiek zelf zijn gefocust. Deze projecten zijn immers in sterke mate verbonden met het geestelijk welbehagen en met een aantal vaardigheden die mensen met een hoge zorgbehoevendheid verliezen. De slechte voeding is hier een gevolg van.
Ik wil tot slot nog opmerken dat zich onder onze senioren ook overmatig veel obese mensen bevinden. De voedingsgewoonten in onze rusthuizen verdienen meer aandacht. Ik bedank mevrouw Van der Borght voor het feit dat ze dit thema hier ter sprake heeft gebracht.
Eenmaal de cijfers bekend zijn, zullen we dit in de commissie allicht verder opvolgen. Ik bedank de minister alvast voor zijn antwoord.
Het incident is gesloten.