Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over een Europese studie betreffende de veiligheid van motorrijders op de Europese wegen en de slechte Belgische resultaten ter zake
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Crevits.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's, uit een studie in opdracht van de Europese Raad voor Transport blijkt dat een motorrijder 18 keer meer kans maakt op een dodelijk ongeval dan een automobilist. België scoort in die studie nog slechter dan het gemiddelde: bij ons heeft een motorrijder 23 keer meer kans op een dodelijk ongeval.
Er zijn verschillende oorzaken. Ten eerste zit het motorrijden de laatste jaren in Vlaanderen en België in de lift. Meer en meer mensen verplaatsen zich - zelfs in de winter - met de motor van en naar het werk. Een tweede oorzaak is de slechte staat van het wegendek, alsook de veranderende aard van het wegendek. De derde en belangrijkste oorzaak is de zichtbaarheid van de motorrijder in het verkeer. De M.A.G., de Motorcycle Action Group Belgium, heeft bevestigd dat de zichtbaarheid inderdaad de belangrijkste verklaring is voor de tragische cijfers.
Op federaal niveau wordt daar al werk van gemaakt. Er bestaan beschermende pakken, reflecterende helmen en dergelijke meer. Dat motorrijders zich onvoldoende beschermen, maakt natuurlijk deel uit van de vrijheid van het motorrijden, maar het maakt van hen ook heel zwakke weggebruikers.
Volgens de woordvoerder van de M.A.G. treft de motorrijder in drie vierde van de ongevallen echter geen schuld. In drie vierde van de ongevallen ligt de oorzaak dus bij het feit dat de automobilisten geen rekening houden met motorrijders op de weg.
Mevrouw de minister, kunnen wij vanuit de Vlaamse overheid, die toch in grote mate verantwoordelijk is voor de mobiliteit, een soort gentlemancampagne lanceren om de automobilist bewust te maken van het feit dat hij de weg moet delen met de motorrijders?
Wordt bij de aanleg van nieuwe wegen overwogen een studie te maken over hoe meer rekening kan worden gehouden met de motorrijder?
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik rijd niet zelf met de motor, maar er is wel een doelgroep van zo'n 300.000 motorrijders, waaronder de heren Huybrechts, Daems, Tavernier en andere.
Ik stel deze vraag naar aanleiding van een publicatie van de European Transport Safety Council. Op 18 december werden een aantal cijfers bekendgemaakt waaruit bleek dat België in de middenmoot zit. Zo'n 16 percent van de dodelijke slachtoffers in het Belgische verkeer zijn motorrijders. Zij rijden 2 percent van de 'voertuigkilometers'. Het aantal jaarlijkse verkeersdoden bedraagt in België 130. In sommige landen ligt dat cijfer veel lager. Ik verwijs bijvoorbeeld naar Noorwegen dat een streng handhavingsbeleid voert.
Volgens de Federation of European Motorcyclists' Associations, of FEMA, zijn de cijfers van de European Transport Safety Council te braaf. In Italië bijvoorbeeld wordt ook in de statistieken opgenomen wanneer iemand ter plaatse of binnen 24 uur overlijdt. In het Verenigd Koninkrijk, zo beweert mevrouw Hardy, adviseur bij FEMA, vergelijkt men appelen met citroenen.
We hebben dringend nood aan een diepgaande analyse over waar, waarom en wanneer er ongelukken gebeuren.
Daarnaast is er een verschil tussen de cijfers in Vlaanderen en die in Wallonië. En dat zeg ik niet omdat ik een overtuigd federalist ben. We krijgen doorgaans Belgische cijfers hoewel de Waalse aanpak anders is dan die in Vlaanderen.
Op 1 januari wordt het Vlaamse Gewest na een uitspraak van het Arbitragehof verantwoordelijk voor de aanvullende verkeersreglementen. In hoeverre zal dat een rol spelen?
Tot slot heb ik de indruk dat de mensen van de M.A.G. meer actie verwachten. Binnenkort verschijnen de resultaten van een onderzoek dat is gevoerd in samenwerking met de M.A.G., naar de oorzaken van verkeersongevallen. De M.A.G. voelt zich wat ondergesneeuwd als deelnemer in het verkeer. De overheid beschouwt hen te weinig als een groep die eventueel kan bijdragen tot de oplossing van de verkeerscongestie. Motorrijders kunnen overal immers sneller doorheen dan wagens.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Peumans, Vlaanderen beschikt over cijfermateriaal. De cijfers dateren wel van het jaar 2000. Het gaat om cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, gekoppeld aan de resultaten van een onderzoek dat destijds is gevoerd naar het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen.
Die cijfers zijn vervolgens samengebracht. Zodoende werd nagegaan wat het risico is op een dodelijk ongeval of een ongeval met een ernstig lichamelijk letsel. Die cijfers zijn beschikbaar.
We zijn nu echter wel zes jaar later. Dat is ook de reden waarom minister Van Brempt een nieuw onderzoek over het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen heeft besteld. Dat wordt nu afgerond. Als het klaar is, zullen we een beter zicht krijgen op het verplaatsingsgedrag. Daarna kunnen we ook de koppeling maken naar de cijfers of statistieken van het NIS om na te gaan wat het risico is op een ongeval in functie van de duurtijd, de vervoersmodi en het aantal kilometers dat wordt afgelegd. We verwachten de resultaten binnenkort.
U hebt beiden gezegd dat niemand kan ontkennen dat een voetganger, net als een fietser en een motorrijder, een groter risico loopt als hij zich op de weg begeeft, omdat hij minder beschermd is. Voor een motorrijder geldt dat des te meer omdat hij sneller is dan de fietser en de voetganger. Uit de cijfers waarover we vandaag beschikken, blijkt dat er bij de autobestuurders ongeveer tien dodelijke slachtoffers zijn per miljard kilometer. Voor motorrijders loopt dat cijfer op tot 183,6. Dat is achttien keer meer. Die verhouding is ook opgenomen in de meest recente studie van de European Transport Safety Council (ETSC). De cijfers van die studie komen dus wel overeen met de gegevens waarover wij beschikken.
Binnenkort is Vlaanderen bevoegd voor de aanvullende reglementen op het wegverkeer. Mijnheer Peumans, u weet dat de lokale overheden een meldingsplicht hebben ten opzichte van de federale overheid. Betekent dit dat we ons helemaal niet zullen bemoeien? Helemaal niet. U weet dat er op dit ogenblik, op initiatief van de Motorcycle Action Group (MAG), een charter over motorvriendelijke infrastructuur is opgesteld. Een tijdje geleden werden alle Vlaamse gemeenten schriftelijk gevraagd om dat charter te ondertekenen en er bij het uitvoeren van alle projecten in de gemeente rekening te houden.
Vandaag hebben ongeveer 80 steden en gemeenten dat charter ondertekend. Misschien moeten we nog een bijzondere inspanning leveren. Het zou goed zijn dat we contact opnemen met de initiatiefnemers van dat charter.
U verwijst naar de goede voorbeelden in het buitenland. We nemen die ook in rekening. In het Veiligheidsplan Vlaanderen wordt ook een vademecum Motorrijders opgenomen. Het wordt opgemaakt in zeer nauw overleg met de vertegenwoordigers van de MAG. Hun ervaringen op het terrein worden verwerkt in het vademecum.
Het is zeer belangrijk dat we een goed zicht krijgen op de oorzaken van de ongevallen. Op dit moment werkt het Vlaams centrum verkeersveiligheid, in opdracht van minister Van Brempt, aan een studie. Op basis van een aantal dossiers van verzekeringsmaatschappijen wordt nagegaan wat de precieze oorzaken zijn van ongevallen. Pas als we daar een duidelijk zicht op hebben, kunnen we goede en doeltreffende sensibiliseringsacties voeren. Op korte termijn verwacht ik daar de resultaten van.
Op dit ogenblik zorgt het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) voor de sensibilisering. Van zodra de resultaten van de ongevallenanalyse bekend zijn, zullen we een zeer gerichte sensibiliseringscampagne voeren voor, onder andere, de motorrijders.
We kunnen nog heel wat leren van de buurlanden. Een van de slechte punten in Vlaanderen zijn de vangrails aan de kant van de snelwegen. Als een motorrijder wegschuift, hebben die vangrails voor hem het effect van een guillotine.
Om ongevallen met een fatale afloop te vermijden, zijn op die plaats planken aangebracht. Dergelijke infrastructurele maatregelen lijken niet erg ingrijpend, maar kunnen een sterke impact op de schade bij ongevallen hebben. We moeten dit denkspoor blijven volgen.
Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik merk dat met betrekking tot deze zaak reeds veel initiatieven zijn genomen. Aangezien de zomer nakend is, hoop ik dat hier snel aan zal worden voortgewerkt.
De ongevallenanalyses lijken me zeer belangrijk. Ik hoop dat de Vlaamse Regering het charter heeft ondertekend. Ik heb vernomen dat 80 steden en gemeenten reeds tot de ondertekening zijn overgegaan. Het lijkt me belangrijk dat de Vlaamse overheid zich ook engageert. Het charter bevat veel positieve elementen. We kunnen beter vooraf op de hoogte zijn dan achteraf te moeten remediëren.
De vraag naar de oorzaak van de ongevallen is duidelijk gesteld. Het gaat vaak niet om de motorrijder zelf, maar om de andere weggebruikers. Dit heeft onder meer met de zichtbaarheid van motoren te maken.
Ik heb gehoord dat de sensibiliseringscampagnes van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) geen effect sorteren. Blijkbaar heeft de Katholieke Universiteit Leuven de opdracht gekregen hierover een studie te verrichten. In kringen van motorrijders worden dergelijke uitspraken betreurd. Het gaat om een kwetsbare groep. Sensibilisering blijft een noodzaak.
We hebben dringend behoefte aan degelijk onderbouwd materiaal om de oorzaken van ongevallen weer te geven. Het gaat hier niet enkel om de motorrijders, maar ook om de wegomstandigheden en dergelijke. Ik heb vernomen dat de Vlaamse overheid hier iets aan wil doen. Ik vraag me af wat de Vlaamse overheid wil doen en wanneer dit zal gebeuren.
De heer Koninckx heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, alvorens enkele bijkomende vragen te stellen, wil ik twee opmerkingen maken om de discussie in de correcte context te plaatsen.
Uit de door de heer Peumans aangehaalde cijfers blijkt dat de bestuurders van gemotoriseerde tweewielers 16 percent van de slachtoffers van dodelijke ongevallen uitmaken. De gemotoriseerde tweewielers vormen evenwel slechts 2 percent van het totale verkeer. Het moet duidelijk zijn dat het hier om Europese en niet om Belgische cijfers gaat. Bovendien hebben de vorige sprekers het enkel over motorrijders gehad. De Europese studie omvat evenwel ook de bromfietsen.
Aangezien ik zelf twee fundamentele vragen over dit onderwerp had willen stellen, had ik een actuele vraag ingediend. Aangezien die actuele vraag blijkbaar tussen de mazen van het net is geglipt, sluit ik me aan bij de vragen van de vorige sprekers.
Aangezien de hier aangehaalde cijfers tevens bromfietsen betreffen, vraag ik me af of we niet in de mogelijkheid moeten voorzien bromfietsen te verbaliseren. We beschikken gelukkig over een stijgend aantal flitspalen. Indien we willen vermijden dat bromfietsers ongestraft bepaalde overtredingen kunnen begaan, moeten we bromfietsen laten inschrijven en van een nummerplaat voorzien. Hoe staat de Vlaamse Regering tegenover dit idee?
Er zijn al een aantal initiatieven genomen om motorrijders bijkomende rijopleidingen aan te bieden. Er is een duidelijk gebrek aan rijvaardigheid bij een gedeelte van de motorrijders. Zal in bijkomende initiatieven worden voorzien? Zullen de aanvullende rijopleidingen voor motorrijders worden voortgezet of opgedreven?
Mijn volgende vraag is al gedeeltelijk beantwoord. Eind 2006 hadden al 60 gemeenten het charter ondertekend. Klopt het dat ondertussen 80 gemeenten hun handtekening hebben gezet? Ik vind dit alvast nog steeds te weinig.
Mijn laatste vraag betreft de beschermende lagen onder de vangrails. Zal het aantal kilometers aan beschermende lagen nog worden uitgebreid?
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, aangezien de voorgaande sprekers haast al mijn vragen reeds hebben gesteld, beperk ik me tot een enkel vraagje.
Binnen afzienbare tijd staan de lente en de zomer voor de deur. Zal de Vlaamse overheid voldoende aandacht schenken aan de jongeren die als duozitter op de zware motor van hun moeder of hun vader in het verkeer terechtkomen?
De heer Decaluwe heeft het woord.
Onaangepaste infrastructuur speelt vaak een rol bij ongevallen, maar er staat in het regeerakkoord een belangrijk stuk over verkeersongevallenanalyse. Er is al lang een voorstel van decreet van de heer Peumans en mezelf hangende. Zal in 2008 die belangrijke paragraaf uit het regeerakkoord worden uitgevoerd? Zo ja, op welke manier?
De heer Daems heeft het woord.
Ik sluit me als ervaringsdeskundige graag aan bij deze vraag. Mevrouw Hermans had het over het probleem van gebrekkige zichtbaarheid. Ik wil nog twee extra punten onder de aandacht brengen. Ten eerste wil ik het hebben over de kwaliteit van onze wegen. Tijdens de zomervakantie was ik in Kroatië en ik heb empirisch vastgesteld dat de kwaliteit van de wegen daar voor motorrijders een stuk beter is dan bij ons. In Slovenië was dat dan weer helemaal niet het geval. Ik pleit er net zoals andere collega's voor om daar oog voor te hebben bij het onderhoud van wegen.
Ten tweede wil ik het hebben over de obstakels die we vooral vinden op heel wat gemeentewegen. De heer Koninckx zei daarnet dat 80 gemeenten het charter hebben ondertekend. De Motorcycle Action Group gaat daar al drie jaar de boer mee op. Ik vind 80 geen groot resultaat. Er is een extra duw in de rug nodig. Mevrouw de minister, u hebt tijdens de discussie over de beleidsbrief gezegd dat het vademecum voor gemeenten er eerstdaags aankomt. Dat is een belangrijk instrument. Het zou goed zijn dat het ook zou worden begeleid door een sensibiliseringscampagne of zelfs een omzendbrief om gemeenten effectief aan te zetten om iets te doen aan obstakels zoals biggenruggen en dergelijke gevaarlijke punten.
Wanneer komt u naar buiten met dat vademecum? Bent u bereid om nog iets meer te doen dan alleen maar dat vademecum in een mooie enveloppe naar de gemeenten te sturen?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank u voor de opmerkingen en nuttige suggesties. Mijnheer Koninckx, over uw vragen wil ik overleg plegen met minister Van Brempt. Het zou ongepast zijn om daar ten gronde op in te gaan. Het zal ongetwijfeld nog het voorwerp van debat vormen in de toekomst.
Bij elke omvorming van bestaande weginfrastructuur wordt op de wegen van het Vlaamse Gewest rekening gehouden met de suggesties en opmerkingen uit het charter en het vademecum. Dat gebeurt al. Er is me gevraagd of er nog middelen zullen worden uitgetrokken voor de gevaarlijke punten. Dat gebeurt systematisch. De gevaarlijkste knelpunten zijn in kaart gebracht en systematisch worden er beschermingen aangebracht.
Er wordt terecht opgemerkt dat het van groot belang is dat we goed analyseren wat de oorzaken zijn van ongevallen. Ik betwist helemaal niet dat wellicht een van de grote oorzaken van buitenaf komt en niet ligt bij de motorrijders, maar dat wordt mee onderzocht. Er wordt aan de hand van 145 concrete dossiers nagegaan wat de precieze oorzaak is. Dat moet binnen enkele maanden worden afgerond en de resultaten moeten in de loop van 2008 worden voorgesteld in een studie.
Mevrouw de minister, ik blijf aandacht vragen voor het probleem en ik ben heel blij dat we vandaag de kans hebben gekregen om daarover te debatteren.
Mevrouw de minister, ik wil nog een bezorgdheid overbrengen. U zult het vademecum van toepassing maken op de gewestwegen. De leesbaarheid van onze Vlaamse wegen hangt een beetje af van de smaak van de desbetreffende ingenieur. Ik zie u lachen, maar ik geef een voorbeeld. Langs drievaksbanen in Limburg staan groene paaltjes terwijl dat ergens anders gele of witte zijn.
Ik vind dat elke weg op dezelfde manier moet worden ingericht. Dat moet afdwingbaar worden gemaakt. Vroeger was dat veel beter het geval. In Nederland of Duitsland is de signalisatie van wegenwerken op autosnelwegen overal dezelfde. Hier verschilt dat van plaats tot plaats. Ik zou dus willen vragen om een dergelijk vademecum afdwingbaar te maken, in de eerste plaats voor de eigen diensten. Er zijn ongeveer 6000 kilometer gewestwegen, en het zou al een hele vooruitgang zijn als dat principe daar zou worden toegepast.
Het incident is gesloten.