Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de invoering van een centrale zorgregie voor mensen met een handicap vanaf 1 januari 2008
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er zijn twee vragen van dezelfde fractie. Mijn vraag was oorspronkelijk een interpellatieverzoek. Dat is omgezet in een vraag om uitleg en kon derhalve worden toegevoegd aan de actuele vraag van mijn collega. Maar mijn vraag was ouder.
Onze vragen gaan over de afstemming van het aanbod op de vraag in de gehandicaptensector, en de relatie met het moeilijke probleem van de wachtlijsten. Mijn vraag is ingegeven door de kleine commotie van eind oktober, begin november over de lange wachtlijsten. Er staan 9000 mensen op die lijst. Elk jaar komen er bij: het afgelopen jaar 12,5 percent.
Een van de problemen met de afstemming van het aanbod op de vraag is de inschatting hoe dringend iemands zorgbehoefte is. In de krant heeft toen een voorziening voor beschermd wonen laten weten dat die instelling 102 mensen moest opbellen vooraleer een geschikte persoon is gevonden om een openstaande plaats in te nemen. Dat leidde tot de creatie van een sfeertje dat er wel een immense wachtlijst is, maar dat, als er dan een plaats vrijkomt, de aanvragers daarvan geen gebruik willen maken.
In die dagen zei de minister in De Morgen het volgende over de urgentiecodes. Voor alle duidelijkheid: hij had het over die 9203 mensen met een dringende zorgvraag; in totaal zijn er veel meer aanvragers. Volgens de krant zei de minister dit: "Nu bestaan al de urgentiecode 1 en 2, om een onderscheid te maken tussen de meer en minder dringende gevallen. Vanackere voegt daar urgentiecode 1bis en 2bis aan toe voor mensen die een passend voorstel weigeren. Wie drie keer een geschikte plek in een instelling weigert, tuimelt een trapje lager op de lijst." Wie dat leest, krijgt een vreemde indruk.
Ik kreeg de indruk dat de minister eigenlijk wil zeggen dat personen met een handicap ondankbaar zijn, dat hij veel voor hen doet maar dat ze niet op zijn aanbod ingaan. Hij wekt de indruk dat hij die mensen wil straffen en ze een trapje lager zet. Maar misschien is er effectief een probleem van afstemming van het aanbod op de vraag? Misschien krijgen de mensen wel een aanbod, maar gebeurt dat niet op de goede plaats? Misschien hebben mensen wel goede motieven om een aanbod te weigeren? Dat zou kunnen. In het onderwijs bestaat een keuzevrijheid: de ouders kiezen de school, en niet de overheid. Mijns inziens moet ook in de zorgsector het principe van de keuzevrijheid worden gerespecteerd. Er zijn verschillende initiatiefnemers met een verschillende filosofische inslag nodig om de keuzevrijheid te garanderen.
Misschien weigeren mensen omdat de voorzieningen geen gepast aanbod hebben? Omdat de huiscultuur van de voorziening niet overeenkomt met die van de aanvragers? Omdat het aanbod te ver van huis ligt en familie en vrienden hen moeilijk kunnen bezoeken? We moeten de keuzevrijheid introduceren, want dat is een blijk van respect voor de menselijke waardigheid van de gehandicapten.
Ik ben dus ongerust. Als aan de urgentiecodes 1 en 2 de urgentiecodes 1bis en 2bis worden toegevoegd, is dat dan niet hetzelfde als het opsteken van een vermanend vingertje? Is dat geen vorm van straf - een middel om mensen van de lijst af te duwen? Misschien is er wel een fundamenteel probleem met de afstemming?
De vraag is dus waarvoor deze urgentiecodes dienen. Hoe moet ermee worden omgegaan? Welke effecten wilt u ermee bereiken? Bent u bereid om het principe van de keuzevrijheid en de waardering voor de zorgvragen van personen met een handicap te honoreren?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er zijn inderdaad twee vragen vanuit dezelfde fractie. Collega Caron heeft uitgelegd hoe dat komt. Het is ook tekenend voor het feit dat de minister op het beleidsdomein van personen met een handicap geen rust wordt gegund. Met de regelmaat van een klok worden vragen gesteld en interpellaties ingediend. Dat is ook normaal.
Uw partij, mijnheer de minister, heeft van het wegwerken van de wachtlijsten in 2004 de inzet van de verkiezingen gemaakt. Het was toen een gerechtvaardigd kiesthema. We hebben dat nooit betwist. Het is logisch dat we naderhand nagaan of de verkiezingsbeloften wel werden ingelost. We hebben altijd gesteld dat de wachtlijsten voor ons geen fetisjdiscussies mogen opleveren. Voor ons staat de zorggarantie centraal: een zorggarantie op maat en op vraag van de persoon met een handicap. We hebben ook altijd gezegd dat er nog iets erger is dan geen perspectief, namelijk een perspectief dat gecreëerd wordt en nadien weer toegegooid. Het is de deur die op een kier wordt gezet en vervolgens wordt dichtgegooid. Dat is geen gebrek aan hoop, dat leidt tot wanhoop en diepe frustratie.
Gisteren lazen we in de krant dat de vzw Opvang Tekort, een vzw die in het verleden niet altijd negatief was gestemd, nu ook niet meer weet van welk hout pijlen te maken en de vraag stelt wanneer er eindelijk resultaten zullen zijn en de wachtlijsten zullen krimpen.
Ik wil daarmee niet zeggen dat de minister niets doet. Integendeel, op 1 januari treedt de zorgregie in werking. Dat hopen we. Er is een nieuw systeem opgestart voor de toekenning van plaatsen in de gehandicaptenzorg, waarbij alle vragen worden ingevoerd in een centraal databestand. Op basis van de urgentie worden er dan plaatsen toegekend. Elke zorgvraag moet vooraf worden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Naar aanleiding van de bespreking van uw beleidsbrief hebben we daar vragen bij geplaatst. U hebt ons toen verzekerd dat het systeem in werking zal treden.
Nu lezen we gisteren, samen met de zure opmerkingen van vzw Opvang Tekort, een vrij fundamentele kritiek vanuit de sector. Er wordt gesteld dat er een heleboel technische problemen zijn waardoor de registratie heel traag verloopt. Bovendien brengt het administratieve overlast met zich mee. Een fundamentele opmerking is dat het dit niet is waar de sector om vraagt. Een deel van de sector stelt met andere vragen te worstelen. Dit deel van de zorgregie komt daar niet aan tegemoet. Ik parafraseer een beetje, maar toch is het ongeveer wat in dat artikel wordt gezegd.
Dat roept bij mij vragen op over de manier waarop dit nieuwe initiatief is doorgesproken met de sector. Werd het wel doorgesproken met de sector? Op welke manier komt u tegemoet aan de opmerkingen die zijn geformuleerd?
In Limburg, voor één keertje heetgebakerd, wordt blijkbaar een staking aangekondigd. Zal de zorgregie effectief en zonder technische problemen van start kunnen gaan? De onderliggende vraag is de volgende: welke garanties kunt u aan de ouders van personen met een handicap bieden opdat hun zorgvragen voortaan sneller en beter zouden worden behandeld?
Minister Vanackere heeft het woord.
Ik ben beide collega's dankbaar dat ik de kans krijg om sommige misverstanden recht te zetten. Ik zal trachten kort op iedere bekommernis te antwoorden.
De datum van 1 januari staat niet meteen gelijk aan een big bang. Het is niet zo dat de zorgregie op 1 januari wordt ingevoerd. De zorgregie bestaat eigenlijk al tien jaar en wordt geleidelijk aan geperfectioneerd. Op 1 januari wordt wel een belangrijke stap gezet. Deze belangrijke nieuwe stap is wel degelijk met de sector doorgesproken. Wat meer is, het is de vrucht van een jaar lang werken binnen de sector. Het is grotendeels het resultaat van wat tien jaar geleden op initiatief en op vraag van de sector is ontstaan. Dat gebeurde eerst inde provincies Antwerpen en West-Vlaanderen en werd later geleidelijk aan versterkt.
Tien jaar geleden heeft toenmalig minister Martens middelen uitgetrokken om inderdaad rekening te houden met behoeften en om vraag en aanbod goed te matchen. Als u me vraagt of de start op 1 januari goed overlegd is met de sector, dan zeg ik met bijzonder veel overtuiging dat wat we laten ingaan op 1 januari, is besproken met de permanente cel. Die permanente cel heeft daar meer dan een jaar aan gewerkt. Zowel de voorzieningen als de gebruikers waren vertegenwoordigd en waren vrij goed op de hoogte van de verschillende stappen die gezet werden.
De permanente cel heeft gedurende een jaar aan drie belangrijke documenten gewerkt: de kwaliteitseisen bij de zorgbemiddeling met daarbij horend de prioriteitenstelling bij opname, het zogenaamde protocol urgentiecodering en het protocol noodsituatie. Dit document is in oktober aan de Vlaamse Regering overgemaakt en was wel degelijk de vrucht van arbeid binnen de sector. De ongerustheid van vandaag is voor een groot deel gebaseerd op misverstanden.
Wat moeten we verstaan onder die nieuwe urgentiecodering? In het huidige systeem is iemand die op code 1 staat, eigenlijk iemand waarvan we zeggen dat die binnen drie maanden een adequaat antwoord moet krijgen. Ook de heer Van Gestel van Opvang Tekort vzw zegt zelf dat het gebeurt dat mensen zich laten registreren, in urgentiecode 1 terechtkomen maar eigenlijk niet op zoek zijn naar opvang binnen de drie maanden. Ze willen echter wel een echte zorggarantie hebben als er in hun omgeving iets verandert waardoor ze dringend hulp willen. Dat is een realiteit. Het is een signaal van de wens tot zorggarantie als bijvoorbeeld de loopbaanonderbreking van de ouder beëindigd is, als er in het gezin iets verandert, als door omstandigheden de draagkracht van het gezin de zorg niet meer toelaat.
De biscode wil toch registreren wanneer men niet ingaat op een passend aanbod. Ik insisteer op het woord 'passend'. Als iemand niet ingaat op iets wat niet als passend moet worden beschouwd - de afstand kan te groot zijn waardoor de coördinator de weigering als perfect gemotiveerd kan beschouwen -, dan zal die persoon ook niet gesanctioneerd worden. Het gaat erom dat als de coördinator op een objectieve manier kan vaststellen dat een passend aanbod geweigerd wordt, hij dit kan noteren. De persoon heeft met andere woorden zelf gezegd dat hij geen hulp zoekt binnen de drie maanden.
Pas als men drie keer een passend voorstel weigert, dan kan men op urgentiecode 3 terechtkomen. En het is niet omdat men op urgentiecode 3 komt, dat de Vlaamse Gemeenschap de zorgvraag niet au sérieux neemt of de mensen vergeet. U zei daarnet dat u me niet met rust zou laten. Wel, u hoeft me niet met rust te laten. Ik zal mezelf niet met rust laten tot er ook voor urgentiecode 3 en 4 passende antwoorden zijn.
Het gaat over het prioriteren van onze inspanningen. Ik denk dat iedereen in dit parlement ermee akkoord gaat dat als er situaties zijn waarbij we niet aan iedereen onmiddellijk een antwoord kunnen geven, we dan moeten starten met diegenen die de hoogste zorgnood hebben.
Het gaat dus niet over het kunstmatig reduceren van de wachtlijsten: het is zorgen dat men een beeld heeft van de echt dringendste vragen. Het verslag van de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) moet volledig worden gelezen, met inbegrip van de urgentiecodes 3 en 4. Dan ziet men dat de Vlaamse Gemeenschap die mensen niet uit het oog verliest en ook de ambitie heeft om voor hen een oplossing te zoeken.
al dat nu op 1 januari zonder problemen kunnen starten? Daarover bestaat nog een misverstand. Ik heb op zeker ogenblik de zweep erop gelegd ten aanzien van mijn administratie en mijn kabinet. Een aantal bouwstenen van wat we moeten realiseren als we een goede zorgregie willen realiseren, moeten - wat ons betreft - op 31 december rond zijn. Vandaar ook de uitvoeringsrichtlijnen en de databank. Mijnheer Van Malderen, ik heb in de commissie gezegd dat die klaar zou zijn, wel, ze is klaar.
De sector heeft gedacht dat de stress die ik een beetje aan mijn eigen administratie en kabinet heb opgelegd, omdat het vooruit moest gaan, sloeg op de hele sector. Dat is niet zo. Het is de bedoeling om het op een stevige, maar geleidelijke manier in te voeren. We hebben in de provincies al duidelijk gecommuniceerd dat het de bedoeling is om op een besliste, maar geleidelijke manier de nieuwe uitvoeringsrichtlijnen uit te voeren.
Degenen die vandaag nog altijd bezorgd zijn en denken dat ze op 1 januari helemaal klaar moeten zijn, wil ik geruststellen. Het is de bedoeling om er via begeleiding voor te zorgen dat het geleidelijk wordt ingevoerd, stapsgewijs.
Na zes maanden zullen we ook een evaluatie houden en hebben we de kans om bij te sturen. Er is dus geen enkele reden om te staken ten aanzien van een instrument dat eigenlijk de vrucht is van reflectie binnen de sector zelf, waarvoor ik op zeker ogenblik, omdat ik vooruit wil gaan, heb gezegd dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap tegen 31 december klaar moet zijn met zijn deel.
Welke garanties kan ik nu eigenlijk geven dat ouders hun zorgvragen sneller en beter behandeld zien? Ik kan minstens zeggen dat, wat we nu doen, zorgt voor een gelijkwaardige procedure in alle provincies. Men kan erop rekenen dat het meer waarschijnlijk is dat de mensen met de dringendste zorgnood eerst worden geholpen. We stappen af van het principe 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. Mijnheer Caron, dat is ook mijn zwaarste argument om de 1-bis'ers en de 2-bis'ers te willen kennen. Niet omdat ik hen wil straffen, want ik neem hun zorgvragen au sérieux, maar omdat ik met de beschikbare plaatsen - ik neem aan daarin gesteund door het hele parlement - eerst aan de hoogste zorgvragen een antwoord wil geven.
Om een effectief antwoord te geven op de noodsituaties en de knelpuntdossiers, verwijs ik naar het uitbreidingsbeleid. Voormalig minister Vervotte heeft elk jaar 22,5 miljoen euro bovenop het budget gegooid. In de zomer hebben wij er nog eens 10 miljoen euro extra aan toegevoegd, zodat 32,5 miljoen euro extra wordt ingezet. Dat is ook het antwoord dat ik wil geven aan degenen die zeggen dat men te veel bezig was met de zorgregistratie en niet met het uitbreiden van het aantal plaatsen. Ik verzet me tegen dat beeld.
Dames en heren, sinds deze legislatuur is er in de residentiële en de semiresidentiële sector elke dag een plaats bijgekomen. Het gemiddelde is 343 plaatsen per jaar. Op een paar zondagen na, komt er dus elke dag een plaats bij in de residentiële en semiresidentiële sector.
Voor wie het interesseert: ten opzichte van de vorige legislatuur is dat een stijging met 23 percent. Ik ga niet aanvaarden dat men, ten aanzien van een minister die een adequate zorgregistratie doet en wil weten hoe we zorg op maat geven en zorgen dat degenen die de zorg het hardst nodig hebben eerst aan bod komen, zegt dat hij bezig is met de zorgregistratie en zich niet bezighoudt met het uitbreiden van de plaatsen. Er komen er per jaar 23 percent meer bij dan in de vorige legislatuur.
Mijnheer de minister, vroeger zei men: vroeger was het altijd beter. Dat is duidelijk niet waar, als ik u moet geloven.
Laat me duidelijk stellen dat u een belangrijk deel van de ongerustheid hebt weggenomen. Daar dank ik u voor. Ik ben ook blij dat u het concept zorggarantie gebruikt. Dat betekent dat u staat voor het idee dat de overheid aan mensen die noden hebben een garantie moet kunnen geven.
We zitten natuurlijk met een paradoxale situatie: 343 extra plaatsen per jaar en 9300 dossiers. We hebben dus nog een tijdje werk. Misschien is het nu beter dan vroeger, maar ik wil het toch allemaal wat relativeren. Het is geen verantwoordelijkheid van nu en van vroeger, het is ook geen verantwoordelijkheid van u alleen, maar van iedereen. We hebben dus nog belangrijk werk te doen.
Maar we zitten met de paradoxale situatie dat we door de lengte van de lijsten mensen ongerust maken, waardoor ze aangezet worden om zich sneller in te schrijven als zorgvrager en dan misschien een hogere urgentiecode krijgen, en de lijst weer langer maken. We krijgen dan een inventaris van iedereen die potentieel ooit eens in aanmerking zou kunnen komen om ambulant, semi-residentieel of residentieel te worden opgevangen. Als het uw bezorgdheid is om daar helderheid in te krijgen, deel ik ze. Het niet-antwoorden van de overheid op de noden zorgt ervoor dat de lijsten langer worden.
U hebt het woord 'passend' verduidelijkt. Ik neem aan dat het in de teksten nog preciezer zal worden verduidelijkt, want ik wil zeker niet dat het als een soort zwart beest of straf zou worden behandeld.
Ik wil verder gaan op dat laatste punt. U verwijst terecht naar het begrip zorggarantie. Dat is heel belangrijk. Als een kind schoolgerechtigd wordt, stelt niemand de vraag om op een wachtlijst te gaan staan voor het basisonderwijs: dat kind vindt een school.
De heer Caron heeft het gehad over het aanzuigeffect dat het ontbreken van die garantie meebrengt. Ik wil nog een aspect inbrengen dat te maken heeft met de draagkracht van de omgeving van de persoon met een handicap. Heel veel mensen kiezen er in de eerste plaats voor om als mantelzorger op te treden, maar door gewijzigde omstandigheden en door het ouder worden van de directe omgeving, wordt dat soms moeilijk. Daarom poogt men heel snel iemand in te schrijven. We moeten daar alle begrip voor hebben, alsook voor de frustratie die voortkomt uit het feit dat de garantie niet kan worden geboden.
U hebt een belangrijk signaal gegeven aan de sector die de nodige nervositeit heeft gekend de afgelopen dagen omwille van de stress die u op uw administratie hebt gelegd. Dat is een eigenaardig watervaleffect, maar dat is onterecht gebleken. Ik vraag u om duidelijk te communiceren, op zijn minst duidelijker dan vandaag. Als er ongerustheid is, is dat een uiting van het feit dat er blijkbaar een gebrek aan communicatie is geweest.
U zegt dat alles met de sector is besproken. Ik wil dat aannemen, maar blijkbaar schaart een deel van de sector zich fundamenteel niet achter uw beleid. Ik lees dat wat voorgesteld wordt in het kader van de zorgregie, niet beantwoordt aan de vragen die er zijn. Dat staat vrij letterlijk in een mededeling. Dat betekent dat er een probleem is in de relatie tussen de minister en op zijn minst een deel van de sector.
Misschien zit de kern van het probleem niet bij de zorgregie, maar veeleer in een ongerustheid bij de sector. We zullen de zorgregie hebben, een experiment-PGB - waarvoor dank, want we hebben daarop aangedrongen -, en een verschuiving van de financiële middelen in het kader van de zorggradatie. De sector vreest dat dit niet voldoende zal zijn om de kwalitatieve sprong te maken die toelaat om de middelen effectief in te zetten zodat we de zorggarantie, waar we allemaal voor willen gaan, effectief op het terrein tijdens deze legislatuur kunnen realiseren.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit debat is eergisteren op identiek dezelfde wijze aan bod gekomen, naar aanleiding van de bespreking van de begroting en de beleidsbrief.
Mijnheer de minister, met uw antwoord hebt u bij mij de ongerustheid niet echt weggenomen. Ik blijf de bezorgdheid delen van de sector en de ouders. Ik zal niet zeggen dat de Vlaamse Regering in deze legislatuur nog niets heeft gedaan. Er zijn bijkomende en fundamentele inspanningen gedaan, maar het probleem blijft bestaan. Ondanks het cijfer van 23 percent dat u hebt genoemd - en ik neem aan dat het een correct cijfer is -, blijven er op dit ogenblik meer dan 3000 dringende wachtvragen. U zult een nieuw systeem invoeren in de hoop dat dit hulp kan bieden bij het oplossen van de wachtlijsten, maar dat is eigenlijk geen antwoord aan de mensen die op dit ogenblik op een gepaste oplossing wachten: zij wensen zorgzekerheid.
U stelt dat u het hele dossier een jaar lang hebt besproken met de sector. Daar twijfel ik niet aan, maar het is duidelijk niet echt helemaal doorgesproken. De sector is niet tevreden met de oplossing. Zoals daarnet al werd gezegd, wordt er zelfs gedreigd met stakingen. De kritiek van de sector is toch wel vrij fundamenteel. Ik citeer: "De overheid bekijkt de problematiek en weigert het totale plaatje te zien. Verder lees ik: "De nieuwe zorgregie is niet het juiste systeem om de wachtlijsten weg te werken." Het lijkt me belangrijk dat u nog eens opnieuw met de sector rond de tafel gaat zitten. Dat moet ten eerste gebeuren om te voorkomen dat er zou worden gestaakt. Dat is immers het laatste wat men zou willen in dit dossier. Ten tweede moet het gebeuren om een oplossing te vinden.
Mijnheer de minister, u hebt nog 542 dagen voor het einde van deze zittingsperiode. Ik blijf erop aandringen dat u prioritair werk blijft maken van dit dossier en dat u zo veel mogelijk inspanningen doet om uw belofte waar te maken dat tegen het einde van deze zittingsperiode alle vragen een gepast antwoord zouden krijgen, met andere woorden, dat alle wachtlijsten voor dringende hulpvragen zouden zijn weggewerkt.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ook ik heb uiteraard akte genomen van het grote voorbehoud van de voorzieningen met betrekking tot de zorgregie zoals die door de minister wordt voorgesteld. Het belangrijkste voor onze fractie is dat er uiteraard bijkomende plaatsen worden gecreëerd, maar ook en vooral dat personen met een handicap de gepaste en dus de beste opvang krijgen voor hun zorgnoden. Daarvoor hebben we uiteraard een goede en eenduidige registratie nodig, net zoals het eveneens belangrijk is dat de meest dringende zorgnoden prioritair aandacht krijgen. In die zin kunnen we het enigszins eens zijn met die centrale zorgregie.
Mijnheer de minister, anderzijds is het wel even cruciaal dat die centrale zorgregistratie niet mag leiden tot een bijkomende administratieve rompslomp voor de voorzieningen, die al te veel energie, middelen en tijd opslorpt. Het woord 'planlasten' werkt, zoals u weet, bij alle voorzieningen, gemeenten en OCMW's als een rode lap op een stier. Telkens komen er nieuwe regeringen en nieuwe ministers met nieuwe wetten en maatregelen, en telkens moeten al deze mensen opnieuw beginnen met dat werk.
Ik ben blij dat u zelf hebt voorgesteld een evaluatie te doen. Dat was immers eigenlijk mijn slotpleidooi. Ik pleit ervoor om deze zaak na een aantal maanden te evalueren en desgevallend bij te sturen.
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben ooit verantwoordelijk geweest voor de residentiële opvang van volwassenen met autisme. Ik zal het nooit vergeten: op de ene of andere studiedag kwamen jonge ouders met een autistische kleuter van vier jaar naar me toe. Zij kwamen hun kind toen al inschrijven bij onze leefgroep, voor als het 18 of ouder zou zijn. Dat is het persoonlijke drama waarmee ouders worden geconfronteerd als ze een kind met een handicap hebben. Daaruit heb ik geleerd nooit demagogisch om te gaan met dossiers uit de welzijnssector. Daarom vond ik het ook zo gruwelijk dat uw partij gemeend heeft in 2004 van de wachtlijsten een echt verkiezingsthema te moeten maken, met de boodschap dat de schuld bij paars en paars-groen lag en dat zij al die dramatische dossiers van al die mensen wel eens zou oplossen. Daar zit u nu mee. Op een zeer poujadistische, populistische wijze heeft uw partij toen beloofd die wachtlijsten te zullen wegwerken.
Nu probeert u als goed bestuurder een goed antwoord te geven. Ik aanvaard het antwoord dat u geeft als beleidsmaker, maar niet als CD&V'er die stelde dit probleem te zullen oplossen binnen de 4 à 5 jaar dat uw partij aan de macht zou zijn. Ik hoop dat u hebt geleerd om, als verantwoordelijk politicus, zeer rustig en goed om te gaan met dossiers en zorgvragen in de welzijnssector, en dat u er niet meer, zoals mevrouw Becq heeft gedaan, een politiek poujadistisch dossier van maakt. Ik hoop dat de zorgregie enigszins een antwoord zal geven voor een aantal vragen. Mijnheer de minister-president, het structurele probleem blijft echter: u zult meer geld moeten pompen in de gehandicaptensector om die vragen op te lossen, met een goede zorgregie, waarvan ik voorstander ben. Ik hoop dat we kunnen afspreken dat we over deze dossiers geen poujadistische en populistische campagnes meer zullen voeren.
Ik reageer eerst op de laatste opmerking. In dit parlement moet u toch eens kiezen tussen Sonja Becq ongelijk geven of mij gelijk geven. We moeten voorbij die discussie geraken. Ik sta waar ik sta met het beleid waar ik voor sta. In dat beleid komt er elke dag een residentiële of een semiresidentiële plaats bij. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
In het politieke debat van het recente verleden werden de wachtlijsten als barometer gebruikt voor de onvoldoende beantwoorde zorgvraag - laat iedereen daar de verantwoordelijkheid nemen die hij wil nemen. Ik signaleer trouwens dat Inge Vervotte voldoende objectiviteit aan de dag heeft gelegd om heel wat zorgcategorieën toe te voegen aan de wachtlijsten van 2003 of 2004. Wie wil vergelijken, moet dus vergelijken wat vergelijkbaar is.
Er wordt voor gepleit om de mate waarin extra capaciteit wordt gerealiseerd te koppelen aan de zorggarantie. Ik merk bij de heer Caron, bij de heer Van Malderen, bij de oppositie en bij de meerderheid dat iedereen het daarover eens is. We kunnen het debat hierover misschien voeren. Ik denk dat we met een sterk dossier zitten.
Mevrouw Dillen, mijnheer Van Malderen, de communicatie is ondertussen gebeurd. In elk van de provinciale platforms werd het duidelijke verhaal van de geleidelijke invoering verteld. Ik maak me eerlijk gezegd niet veel zorgen dat er acties zouden komen. Ondertussen heeft men immers begrepen dat wat van start moet gaan, vooral aan de kant van 'Brussel' zit en dat wij voldoende tijd zullen geven om een en ander in te voeren.
De fundamentele vraag werd gesteld of dit wel het antwoord is. Dit is een heel interessant debat. Toen ik hier stond met 32,5 miljoen euro in plaats van met 22,5 miljoen euro zei onder meer de VLD-fractie terecht: "Met geld alleen zult u er niet komen." Ik heb dat meteen beaamd, want er was meer geld nodig, maar ook een andere aanpak. Nu voeren we het debat over die andere aanpak en wordt er gezegd: "Met die andere aanpak alleen zult u er niet komen." Dat is ook waar natuurlijk. De sector is kritisch en vzw Opvang Tekort zegt dat er nog wel wat meer nodig is, maar dat zeg ik ook. Ik zeg al van de eerste dag dat ik hier sta, dat er én meer geld moet zijn om de stijging van het aanbod te realiseren én dat we een andere aanpak nodig hebben om de mensen met de hoogste zorgnoden eerst te helpen. Beide zijn nodig.
Indien ik geen extra geld had en alleen een nieuwe zorgregie, dan zou ik inderdaad de armoede aan het regisseren zijn. Ik zou moeten zeggen dat gerantsoeneerd moet worden. We zouden nooit een duurzame oplossing kunnen realiseren. Indien ik alleen maar geld zou hebben, zou ik nog lang bezig blijven als ik niet ook kijk naar de hoogste noden. Het is de combinatie die ons een duurzame oplossing zal bieden, een duurzame oplossing waarvan ik hoop dat zelfs de meest kritische oppositie moet erkennen dat we een flinke vooruitgang boeken.
Mijnheer de minister, een duurzame oplossing is goed.
Ik wil nog een iets kwijt. Wie meent dat het vroeger slechter of beter was, of wie meent dat hij het veel beter kan dan wie het vroeger slechter of beter deed, heeft in beide gevallen ongelijk.
De problematiek is zo omvangrijk dat we heel bescheiden tegen de grote maatschappelijke problemen moeten aankijken. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen in een dergelijk debat. Er zijn dingen gezegd, fout en juist, in het verleden en vandaag. Ik roep op om verder te kijken en te zeggen: "We hebben nooit gelijk." Maar, we moeten wel keihard doorwerken.
Mevrouw de voorzitter, collega's, een beetje in dezelfde lijn zou ik kunnen zeggen dat ik weet dat in groene middens homeopathie populairder is dan in andere middens, maar kwaad met kwaad bestrijden of populisme met populisme, brengt ons geen oplossingen bij.
Aan de andere kant hebben we de minister toch horen suggereren dat Sonja Becq misschien geen gelijk had. Ook dat is een geschiedkundig gegeven. Partijen hebben geschiedenissen en dit parlement heeft een geschiedenis. Er werden dingen gezegd en er werden verwachtingen gecreëerd bij ouders, en af en toe veroorzaken die heel zure oprispingen. We moeten daar veel begrip voor tonen en we moeten in alle nederigheid voortwerken.
Het incident is gesloten.