Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de decretale regeling van de zorg- en bijstandsverlening in Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de minister, u kunt het niet laten om personen met een handicap, en dan vooral diegenen die met een assistentiebudget werken, steeds weer de kast op te jagen. Afgelopen vrijdag is er door een aantal budgethoudersverenigingen een petitie opgestart, omdat u in het decreet Niet-medische zorg, dat niets te maken heeft met de gehandicaptensector, 'en stoemelings' een klein artikel toegevoegd hebt dat zegt dat assistenten die bij meerdere personen met een handicap hulp verlenen, aan bepaalde kwalificatievereisten moeten voldoen.
Meer zelfs, elke gehandicapte die zo iemand in dienst neemt zonder die vereiste, zou een zware boete krijgen. Mevrouw de minister, daarmee haalt u een van de twee basisprincipes van het persoonsgebonden assistentiebudget onderuit. Independent Living Vlaanderen is al sinds de jaren zeventig, tachtig bezig om het PAB te zien als een alternatief voor de opvang in instellingen. Het is inderdaad niet normaal dat je alleen omwille van een handicap wordt gedwongen om de rest van je leven in een voorziening te gaan leven. De tweede belangrijke reden is de eis om een eigen leven te kunnen uitbouwen en zoals elk normaal mens de vrijheid te hebben om te beslissen wat je in de loop van de dag doet. Voor mensen met een handicap betekent dit dat zij een assistent kunnen hebben die hen helpt van punt a naar punt b. Mensen met een handicap hebben absoluut geen behoefte aan iemand met een diploma, maar aan een assistent waar zij een vertrouwensrelatie mee hebben.
Mevrouw de minister, dit haalt u onderuit door dit ontwerp van decreet dat, zo heb ik me laten vertellen, nu naar de Raad van State is gestuurd. Ik lees dat uw kabinetswoordvoerder in een reactie op de actie van de budgethoudersverenigingen zegt dat het de bedoeling is om een beter statuut en meer rechtszekerheid te geven aan de assistenten. Het PAB-besluit, zoals dat vandaag bestaat, voorziet echter al in die rechtszekerheid. Iemand die assistentie verleent aan een persoon met een handicap, heeft een volwaardig arbeidscontract en valt onder de arbeidswetgeving. Die rechtzekerheid is er al. Ik begrijp dan ook niet welke bijkomende rechtzekerheid u nog wilt geven.
Mevrouw de minister, het is in uw te korte carrière een permanente lijn dat u de zorgvernieuwing die tijdens de vorige regering werd opgestart, op alle mogelijke manieren afremt of daarop wilt terugkomen. U zult nu met heel wat woorden en cijfers beweren dat u absoluut voor de zorgvernieuwing bent, en dat we er volgende dinsdag over zullen praten. Ik wil u echter voor één keer vragen om niet zo veel woorden te gebruiken en, als een soort laatste bewijs dat u kunt leveren, hier en vandaag aan de personen met een handicap te zeggen dat u het artikel uit het decreet Niet-medische zorg haalt. Laat personen met een handicap zelf kiezen wie hen assisteert, welke opdracht zij ook hebben.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de minister, u hebt uw voorontwerp van decreet klaar over de regeling van de zorg- en bijstandverlening in Vlaanderen. Enerzijds is dat een langverwacht decreet want we kampen al lang met spanningen binnen de gezondheidszorgberoepen in Vlaanderen. Anderzijds bestaat daar de nodige bezorgdheid over bij de groep van personen met een handicap die een PAB hebben, en zeker bij hun assistenten.
Het doel van dit voorontwerp van decreet is om zorgverleners te beschermen tegen onzekerheid. In Vlaanderen werken vandaag heel wat mensen in de thuiszorg, in de kinderopvang, als opvoeder binnen de bijzondere jeugdbijstand, als hulpverlener binnen een centrum algemeen welzijnswerk enzovoort. Al die mensen bevinden zich vandaag in een rechtsonzekere situatie.
Als we de federale wetgeving er op naslaan, is het zo dat ze een heel aantal taken uitvoeren die enkel en alleen mogen worden gedaan door verpleegkundigen of die enkel onder toezicht van verpleegkundigen mogen gebeuren. We weten dat uit onderzoek. Daaraan komt dit voorontwerp van kaderdecreet tegemoet.
Een van de onderdelen van dat voorontwerp zijn de kwalificatievereisten. Ik kan me inbeelden dat er heel wat ongerustheid ontstaat als het daarover gaat. Mevrouw de minister, komt een kwalificatievereiste zoals bedoeld in de tekst altijd overeen met een diploma, een getuigschrift of een of ander vaststaand gegeven van een afgeronde opleiding? Of kunnen we hier ook het vernieuwende concept van de elders verworven competenties invoeren? In discussies met minister Vandenbroucke zijn die al naar voor gebracht.
Een andere vraag gaat over de ongerustheid die leeft bij die doelgroep. Mensen met een PAB en de assistenten zijn bang. Ze communiceren ook zeer luid en duidelijk via websites en perscommuniqués. Ze zijn bang beknot te worden in hun vrijheid, in de vrijheid om hun assistent te kiezen. Ze willen de autonomie behouden om hun assistent aan te werven of in dienst te houden.
Mevrouw de minister, is die ongerustheid gerechtvaardigd? Zo ja, in welke overgangsperiodes of oplossingen voorziet u dan om die ongerustheid weg te nemen? Het zou een slechte zaak zijn mocht die volledige vrijheid wegvallen.
Daarnaast stel ik me ook vragen bij de gevolgde procedures. Vooraleer over een voorontwerp wordt gecommuniceerd, worden, neem ik aan, her en der de nodige adviezen ingewonnen. Hebben die verenigingen, en de budgethoudersverenigingen in het bijzonder, een advies kunnen uitbrengen? Hebben zij in het voorproces hun stem kunnen laten horen in dit debat? Ik heb vastgesteld dat ze na uw persmededeling of de mail van het kabinet heel erg actief zijn bij het uiten van hun ongenoegen. Dat is natuurlijk hun goed recht.
Mevrouw de minister, is die ongerustheid gerechtvaardigd? Wat doen we daar aan? Hoe verloopt de procedure bij de bekendmaking van dit voorontwerp?
Minister Vervotte heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zal beginnen met een overzicht van dit dossier. Ik kan niet genoeg het belang onderstrepen van wat vandaag voorligt en wat de betekenis kan zijn voor de reële werksituatie van de mensen zelf.
We worden geconfronteerd met een federaal KB. Dat KB bepaalt wat de taken zijn. Voor die taken zijn bepaalde medische kwalificaties vereist. De taken zijn heel duidelijk opgesomd. Die handelingen kunnen alleen onder medisch toezicht worden gesteld.
Ik zal enkele voorbeelden geven om aan te tonen over welke schrijnende, absurde situaties het gaat. De Vlaamse Regering tracht daarop een antwoord te geven. Als een verzorgende oogdruppels aanbrengt in het oog van iemand, dan is strafrechtelijke vervolging mogelijk op basis van het KB van minister Demotte. Het meten van de temperatuur wordt in het KB beschouwd als een medische handeling. De handeling kan dus met andere woorden strafrechtelijk vervolgd worden als de taak wordt uitgeoefend door iemand die niet over de nodige kwalificaties beschikt of als het niet gebeurt onder het toezicht van een medisch verantwoordelijke. Een andere zaak die heel belangrijk is voor de sector van personen met een handicap, is het mee assistentie verlenen aan personen om naar het toilet te gaan. Dat wordt beschouwd als een medische handeling.
Mevrouw Vogels, u kunt dat rustig nakijken. Ik tracht altijd een uitleg te geven en bepaalde elementen te duiden. Ik heb de indruk dat dit voor u niet altijd ter zake is. Ik stel voor dat u rustig het KB erop naleest. Er is zelfs meer. U kunt ook nagaan wat de rechtspraak erover zegt.
De boetes die daar in het federale KB tegenover staan, gaan van 143 euro tot 11.000 euro. Dat betekent dat deze mensen vandaag handelingen stellen en werken in een rechtsonzekere omgeving.
Deze voorbeelden zijn niet uit de lucht gegrepen. Er is één voorziening voor personen met een handicap die reeds vervolgd is. Momenteel lopen er twee gerechtelijke zaken. Ik heb dat dus niet zelf verzonnen. Die situatie van onzekerheid bestaat vandaag.
Nu zou men kunnen zeggen dat het gaat over een verhouding tussen de federale regelgeving en de voorzieningen, en dat er dus een probleem is voor de individuele werknemer. Of men zou kunnen stellen dat het de individuele voorziening is die een probleem heeft.
Ik vond het onverantwoord. De Vlaamse Gemeenschap kon niet zomaar haar kop in het zand steken. Wij moesten onze verantwoordelijkheid opnemen en meer rechtszekerheid creëren voor deze mensen. Wij hebben dat proberen te doen door middel van overleg. Dat ware het eenvoudigste geweest. Wij hebben contact gezocht met minister Demotte en wij hebben een technische werkgroep opgericht. Het ware natuurlijk veel beter geweest mochten al deze aspecten uit het federale KB zijn verwijderd. Dan zou dat geen grond meer hebben gehad en dan zouden wij ook niet dat decreet hebben moeten maken.
Het overleg heeft jammer genoeg geen resultaat opgeleverd. Wij hebben dan juridisch advies ingewonnen. Dat advies stelde dat wij, binnen onze bevoegdheden, een decretale basis moesten leggen om te bepalen wat zorg- en bijstandstaken zijn, welke kwalificaties daarvoor nodig zijn en wat de mogelijke sancties kunnen zijn. Dat decreet zou met andere woorden een soort van tegenhanger van de federale regelgever zijn. Die zegt wat de medische taken zijn en welke medische kwalificaties je daarvoor nodig hebt; wij zeggen vanuit onze bevoegdheid wat zorg- en bijstandstaken zijn, welke kwalificaties je daarvoor nodig hebt en welke schadevergoedingen kunnen worden opgelegd als je die kwalificaties niet kunt voorleggen.
De reden waarom dat juridisch advies nodig was en waarom we het hebben ingewilligd en waarom we dit decreet hebben moeten maken, is dat we voor deze mensen een rechtsgrond moeten creëren, zodat ze niet-medische taken kunnen uitvoeren.
U verwees naar het PAB-besluit. Dat geeft geen juridische rechtsgrond. Het geeft enkel bepalingen op basis waarvan mensen kunnen worden erkend en gesubsidieerd. Ik geef toe dat dit allemaal niet zo eenvoudig is en dat het hier gaat om technisch-juridische spitsvondigheden. Daarin zijn we nu beland. Dat is jammer want wij hebben geprobeerd om het via overleg te regelen. Deze situatie kan natuurlijk aanleiding geven tot allerlei onzekerheden.
De voorbeelden die worden aangehaald om de mensen te rekruteren voor het ondertekenen van die petitie, zijn ronduit fout. Ze zijn zelfs moedwillig fout, we hebben voldoende overleg gepleegd met de mensen om dat te weten. Ik betreur dat mensen ten onrechte ongerust worden gemaakt.
Ik heb voldoende het belang van het decreet aangetoond en wil nu ook graag nog de filosofie ervan uitleggen. We moeten een onderscheid maken tussen professionele zorgverstrekkers, mantelzorgers en vertrouwenspersonen. Ik ben het met u eens dat het belangrijkste in deze relatie de vertrouwensband is die de mensen hebben, de één-op-éénrelatie. Door te definiëren wie de vertrouwensfunctie heeft of wie een mantelzorger is, geven we deze mensen een rechtsgrond in de onwettelijke situatie waarin ze zich vandaag bevinden. En we geven tegelijk ook een rechtsgrond aan de mensen op wie het decreet niet van toepassing is.
Wij maken een onderscheid tussen wie beroepshalve een zorgberoep uitvoert en de mantelzorgers. Ik geef enkele concrete voorbeelden. Als een persoon met een handicap zijn moeder aanwerft als een persoonlijke assistent, is het decreet niet op hem van toepassing en is er geen probleem. Het is belangrijk dat we dit definiëren want daardoor krijgt hij of zij de rechtsgrond die vandaag ontbreekt. Als een persoon met een handicap een éénderdecontract aan zijn moeder wil geven, een éénderdecontract aan iemand anders en nog een éénderdecontract aan nog iemand anders, bijvoorbeeld in vakantieperiodes: ook dat is geen probleem. Hij kan meerdere personen tewerkstellen. De keuzevrijheid blijft bestaan.
De absurde voorbeelden die werden gegeven op de website, van vrijwilligers of buren of nog anderen die occasioneel ondersteuning wilden bieden, vallen niet onder het toepassingsgebied. Daar is dus geen probleem. Enkel en alleen wanneer iemand beroepshalve zorg verstrekt, staat heel duidelijk in het decreet dat de Vlaamse Regering de mogelijkheid heeft om kwalificatievereisten op te leggen. 'Beroepshalve' wordt gedefinieerd als: de zorgtaken geven als beroep, en dus aan meerdere personen. Dat is een belangrijke passage, zowel in de memorie van toelichting als in het voorwerp zelf. Het zou natuurlijk dom zijn een decreet te maken en in die mogelijkheid niet te voorzien. Wij creëren de mogelijkheid omwille van het feit - en mevrouw Jans heeft daarop gewezen - dat het gaat om heel veel doelgroepen: verzorgers, mensen in de bijzondere jeugdinstellingen, kinderverzorgsters, mensen in de rust- en verzorgingstehuizen enzovoort. Het is een heel brede groep. Natuurlijk zullen we die mogelijkheid openen, het zou dom zijn dat niet te doen.
Daarenboven zullen wij bij de uitvoering een duidelijk zicht geven op welke taken en doelgroepen het decreet van toepassing is. We hebben met de mensen zelf afgesproken dat we dat in overleg zullen doen.
Het is zeker en vast niet de bedoeling om kwalificatievereisten zoals bepaalde diploma's en dergelijke op te leggen. Ik kan u daarin geruststellen. Ik deel dezelfde bekommernis. Dit is niet de doelstelling. Ook elders verworven competenties kunnen gerust. Uiteraard zullen we ons ook laten inspireren door de regels die vandaag van toepassing zijn in de paritaire comités.
Voor mij is er geen reden tot ongerustheid. We proberen met juridische spitsvondigheid een rechtsgrond te creëren voor situaties waarin mensen handelingen stellen waarvoor ze strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. Dit is niet uit de lucht gegrepen: er is al iemand strafrechtelijk vervolgd en er loopt nog een rechtszaak. We moeten dit doen omdat het overleg spijtig genoeg niet tot goede resultaten heeft geleid. Voor de verdere uitvoering zullen we uiteraard contact opnemen met de sector.
Ter informatie, het raadgevend comité heeft het voorontwerp van decreet positief geadviseerd, net zoals de Vlaamse Gezondheidsraad. Ik ben van plan om ermee door te gaan omdat ik me verplicht voel om mensen uit die onzekere toestand te halen en omdat er voldoende voorwaarden zijn ingebouwd waardoor de keuzevrijheid van een persoon met een handicap niet in het gedrang komt. Dat voorwendsel is niet gegrond.
Mevrouw de voorzitter, er zijn heel veel woorden gebruikt. Het probleem dat terecht is aangekaart, is me bekend. Het illustreert hoe kafkaiaans de wetgeving in dit land soms in elkaar zit. U hebt het ontwerp van decreet niet meer nodig want u verhuist binnenkort naar het federale niveau. Spreek de heer Van Quickenborne er op aan om het wat minder kafkaiaans te regelen. Ik hoop dat dit in het nieuwe federale regeerakkoord zal kunnen worden geregeld.
Mevrouw de minister, u hebt gelijk dat er rechtsonzekerheid is voor heel wat mensen die in Vlaanderen zorg verlenen, bijvoorbeeld in de mantelzorg, via tijdelijke statuten, via assistentieschappen, als zorgkundige en ga zo maar door. Dat probleem is mij goed bekend. Het is me echter niet duidelijk - en dat maakt me ongerust, samen met de mensen die een PAB hebben - waarom u het PAB expliciet vermeldt in het ontwerp terwijl het eigenlijk een kaderdecreet is. Waarom vermeldt u bijvoorbeeld niet de mensen die in het kader van PWA of via dienstencheques aan kinderopvang doen? De PAB'ers worden zeer strikt vermeld, maar mensen die aan kinderopvang doen niet. Is het dan niet logisch dat mensen met een PAB op hun achterste poten staan en ongerust worden? Mevrouw de minister, dit is niet de eerste keer - en dat heeft mevrouw Van der Borght onlangs ook nog gezegd - dat u probeert om het PAB-besluit terug te draaien en om opnieuw binnen een keurslijf te werken waarbij er meer regeltjes nodig zijn. Nu bestaat de vrijheid van keuze voor een persoon met een handicap en die vrijheid moet zo breed mogelijk zijn.
Mevrouw de minister, ik vraag u om te stoppen met dit ontwerp van decreet en het op federaal niveau te regelen zodat het minder kafkaiaans wordt. Laat mensen met een handicap die een persoonlijk budget hebben, hun eigen assistent kiezen.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik betreur net als u dat het overleg met de federale overheid op niets is uitgedraaid. Ik denk dat iedereen erkent dat het ontwerp van decreet tegemoetkomt aan een heel concrete vraag.
De aanleiding voor mij om deze vraag te stellen, waren de klachten van mensen met een PAB. Ik las op door hun gecreëerde websites en via mailings schrijnende voorbeelden van wat niet meer mogelijk zou zijn. Ik betreur dat die voorbeelden worden gegeven op websites die veel worden bezocht. Op die manier krijgen mensen verkeerde informatie. Het raadgevend comité en de Vlaamse Gezondheidsraad hebben nochtans een positief advies gegeven.
We moeten niet bij elke wijziging aan de toepassing van het decreet op het PAB roepen dat u een probleem met dat PAB hebt. Dit is een positieve wijziging want het haalt mensen uit de rechtsonzekerheid. Het gaat om een heel brede doelgroep waarvan PAB'ers één groep zijn. U komt tegemoet aan een vraag. Houders van een PAB hebben nood aan rechtszekerheid over hun assistent. Ze moeten weten of ze die in dienst kunnen houden en of ze goed bezig zijn als er iets gebeurt. Met dit kaderdecreet komt u tegemoet aan heel wat vragen en dat is belangrijk. Mijn ongerustheid op dat vlak is weggenomen. Er blijft wel onduidelijkheid bestaan door communicatie die van elders komt en dat is te betreuren.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik ben blij dat ik het antwoord van de minister rustig zal kunnen nalezen. Het ging immers net iets te snel om het allemaal goed te kunnen volgen. Wat vaststaat, is wel dat er ongerustheid heerst. Voor ons is daarbij het persoonlijk assistentiebudget of PAB belangrijk. Het PAB lijkt in het ontwerp wat meer geviseerd dan andere initiatieven. Wij vinden het belangrijk dat de vernieuwing, waardoor vrijheid en verantwoordelijkheid mogelijk worden, in de decretale regeling behouden blijft. Dat is cruciaal. Men kan moeilijk zeggen dat de afgelopen tijd deze regeling geen aanleiding heeft gegeven tot de negatieve gevolgen die sommigen hadden voorspeld.
Mevrouw Vogels heeft het over Kafka en over eenvoud. Het voorstel dat we vroeger hebben gelanceerd, beoogde mensen op een zeer eenvoudige manier te helpen. Mevrouw Jans verwees naar elders verworven competenties. Dat kan voor een oplossing zorgen als er een probleem zou zijn of ontstaan. Dat moet eens op zijn technische aspecten worden onderzocht.
Onze toetssteen is wel dat het fundament van het PAB wordt bewaard, en dat is de vrije keuze. Hoe men het ook keert of draait: er wordt in instellingen vooral gekeken of er genoeg wordt gepoetst en of het op hygiënisch vlak allemaal in orde is. Personen met een handicap zegden ons dat wij dat misschien belangrijk vinden, maar zij vinden andere dingen belangrijker: bijvoorbeeld dat iemand de krant komt voorlezen of dat iemand hen meeneemt op een culturele uitstap. Wij willen dus tegemoetkomen aan wat de mensen zelf belangrijk vinden. De vrijheid en verantwoordelijkheid van het PAB komt daaraan tegemoet.
Dankzij het PAB wordt men zelf een beetje werkgever, en kan men zelf op een rechtszekere manier hulp zoeken om het leven te organiseren zoals men dat wil. Als dat fundament wordt weggenomen omdat er technische aanpassingen nodig zijn, dan moeten we de zaak grondig herbekijken. Voor ons kan daaraan niet worden geraakt.
De heer Caron heeft het woord.
Vooreerst wil ik onderstrepen dat ook ik betreur dat er met de federale overheid geen akkoord is bereikt. De basis en de teneur van dit ontwerp zijn goed: daar bestaat geen discussie over. We moeten er wel voor opletten dat we niet vervallen in betutteling, overdreven sturing en inperking of - zoals mevrouw vogels het zegt - afbouw van de zorgvernieuwing. Ik wil geen al te zware woorden in de mond nemen. Toch wil ik erop wijzen dat de sector, en dan vooral de mensen die met het PAB werken, overeind zijn gekomen. Ze voeren een nooit geziene campagne met brieven en e-mails. De budgethoudersverenigingen roeren zich.
De regering heeft het dossier aan de Raad van State voorgelegd. Dat is goed, want het moet duidelijk zijn hoe het zit met de bevoegdheden. Het is ons evenwel ontgaan dat de mensen met een PAB de toestand als negatief zouden ervaren. Als men met een kaderdecreet normen oplegt waaraan professionele zorgverleners moeten voldoen, dan neemt men risico's. De ongerustheid van de mensen met een PAB doet me besluiten dat het wenselijk is om de vraag om te draaien. We moeten niet nagaan of er juridische redenen zijn om aan de zorgverleners voorwaarden op te leggen, maar nagaan in welke mate dat dit nodig is voor de mensen die een assistent in dienst hebben. Is dat wel nodig?
Mevrouw Ceysens zei het al: vaak is de relatie tussen een persoon met een handicap en zijn of haar assistent heel specifiek, en vaak anders dan in een residentiële voorziening. Vaak verschilt die relatie ook van deze waarin mensen voor specifieke taken buitenhuis of bij anderen medische en niet-medische zorg gaan zoeken.
Ik ben zeer terughoudend om regels op te stellen. Ik stel voor dat er ernstig geluisterd wordt naar de opmerkingen van mensen met een PAB. Ik zou graag hebben dat u met hen nog eens opnieuw praat ondanks het machtsargument van het raadgevend comité dat positief advies geeft. Maar de PAB's zijn een specifieke, nieuwe vorm van zorg. Het gaat om mensen die een individuele relatie hebben met een zorgverstrekker en misschien moet de overheid zich voorzichtig opstellen, al delen we de bekommernis voor kwalitatieve zorg.
Ik wil hier nog even het belang van de PAB's onderstrepen, want ik denk dat we soms voorbijgaan aan de essentie die we zelf gecreëerd hebben en waar we zelf verantwoordelijk voor zijn. We zijn verantwoordelijk voor het feit dat we allen de zorgvernieuwing belangrijk vinden en daar ook een systeem voor willen uitbouwen en dat is een goede zaak.
We weten dat we ons in een grijze zone bevinden wat betreft de arbeidsrechtelijke regelingen. Na een lang debat met de federale overheid, zijn daar nu regelingen voor getroffen zowel voor de sociale zekerheid als voor arbeidsrechtelijke situaties. Daar komt nog eens bovenop dat ze ook een juridische basis hebben wat betreft de zorgtaken zoals die limitatief opgenomen zijn in het federale KB. We kunnen doen alsof het niet zo is, we kunnen wensen dat het zo niet is, maar het is een feit.
We moeten dus met andere woorden rechtsgrond creëren. Daarom heb ik dat PAB expliciet benoemd en definieer ik wat er onder het PAB-stelsel niet beschouwd wordt als een beroepshalve activiteit. Die assistent kan met andere woorden vrijgesteld worden. Daardoor kunnen we in rechtszaken pleiten dat deze mensen volgens de Vlaamse regelgeving een rechtsgrond hadden om deze taken uit te voeren en geen medische kwalificaties moesten hebben. Dat is de reden waarom we dat doen. Ik geef toe dat het een juridische spitsvondigheid is. Het is niet zo eenvoudig want als we het omzetten naar de mensen op het terrein, dan weet men heel goed wat dit betekent en wat dit niet betekent. Maar ik begrijp heel goed dat deze de mensen heel graag geloven en horen wat ze willen horen.
Ik lees op de website - en we hebben op voorhand voldoende overleg met deze mensen gehad - dat: "… personen met een handicap nog enkel zullen kunnen kiezen uit gespecialiseerde en opgeleide assistenten". Dit is manifest onjuist en men wist dit want we hebben dit overlegd. "Deze assistenten zullen voornamelijk via een voorziening worden aangeboden." Dat is manifest onjuist en men wist dat. "Niet-opgeleide mantelzorgers kunnen ook geen betaalde assistent meer zijn." Manifest onjuist. Ik wil nog heel veel in overleg gaan, maar ik vind dat de motivatie hier vandaag iets anders ligt dan een motivatie ten gronde.
Maar ik ben het volledig eens met de bekommernissen van u allen. Als er morgen een incident voorvalt met de voeding of het toilet en er komt een rechtszaak, moeten we al het mogelijke gedaan hebben om te vermijden dat deze persoonlijke assistent vervolgd kan worden voor een bedrag van 143 euro tot 11.000 euro en een gevangenisstraf riskeert. Ik hoop dat we dit in alle sereniteit samen kunnen opnemen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw de minister, ik denk dat het logisch is dat personen met een assistentiebudget denken dat u andere bedoelingen hebt. Want uw verklaring loopt mank. (Opmerkingen bij CD&V)
U wilt duidelijkheid scheppen over welke handelingen welke hulpverleners mogen stellen. Mag een persoonlijke assistent druppels in de ogen doen, ja of nee? Tot zover volg ik u. Waar ik u niet meer volg is waar u in dit kaderdecreet bepaalt dat een persoonlijke assistent die maar voor één gehandicapte werkt, verder kan gaan. Dat is toch nonsens. Als die persoonlijke assistent voor die ene gehandicapte werkt en daar aktes stelt die eventueel kunnen geïnterpreteerd worden als geneeskundige, dan is die even strafbaar. (Opmerkingen van minister Inge Vervotte)
Als een assistent voor verschillende gehandicapten werkt, zou er plots wel een probleem zijn. Een persoonlijke assistent die voor drie personen met een handicap het vervoer verzorgt van en naar hun huis, moet gekwalificeerd zijn, en diegene die voor die ene persoon met een handicap werkt, niet.
Uw uitleg klopt niet. Het is dan ook normaal dat budgethoudersverenigingen vermoeden dat u een andere agenda hebt. Mevrouw de minister, u kunt hen alleen geruststellen door dit artikel in te trekken, want het hoort niet thuis in een kaderdecreet.
Als u dit laat staan, moet u er ook iets specifieks inzetten voor de mensen die kinderverzorging doen. Trek dat artikel terug, vraag het advies, of nog beter, los het zelf op als u op federaal niveau actief bent.
Mevrouw de minister, ik denk dat uw antwoord bijzonder duidelijk was. Mevrouw Vogels, ik wil toch nog eens benadrukken dat ik de indruk krijg dat de stelling die door u wordt ingenomen, namelijk de kwade bedoelingen van minister Vervotte ten aanzien van het PAB, van op een aantal banken in het parlement sterk wordt gevoed. Daar heeft uiteindelijk niemand iets aan.
Laten we alsjeblieft bij het dossier blijven. Mevrouw de minister, ook al spreekt u soms misschien wat snel, ik heb u, ook al ben ik van Limburg, goed kunnen volgen en we krijgen een juist antwoord. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Vogels, de essentie is dat we nu een definitie vastleggen van wat een beroepshalve zorgactiviteit is en wat niet. Als het over één PAB-er gaat, definiëren we dat niet als beroepshalve zorgactiviteit, waardoor die persoon een rechtsgrond krijgt om niet te behoren tot de beroepshalve activiteiten. Als die persoon naar een rechtbank zou moeten gaan, zal hij kunnen aantonen dat de Vlaamse regelgeving heeft beslist dat hij niet behoort tot de beroepsmatige activiteiten. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Het incident is gesloten.