Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, dit is het schrijnende beeld van wat ooit de Maagdentoren was in Zichem. Een beeld zegt altijd meer dan woorden. Mijnheer de minister, op 1 juni is deze toren ingestort, gelukkig zonder slachtoffers. Deze foto kan symbool staan voor een monumentenbeleid zoals we het niet graag zien.
Het gaat hier om een vrij uitzonderlijk stukje historisch erfgoed. Het zijn de restanten van een unieke middeleeuwse donjon. Het was een ronde donjon, zoals er nog weinig te vinden zijn in onze contreien. Een donjon is een verdedigings- en woontoren, vaak verbonden aan een burcht, maar het unieke van Zichem was dat de donjon altijd apart heeft gestaan.
De toren was historisch interessant, omdat hij op de toenmalige grens van het hertogdom Brabant en het graafschap Loon getuige was van een aantal historische conflicten. De toren is niet alleen bouwkundig interessant en historisch belangwekkend, hij maakt bovendien ook deel uit van ons volkscultureel erfgoed. Er is een heel leuke legende verbonden aan deze Maagdentoren, die ik nu niet zal vertellen, maar, voor wie er interesse voor heeft, misschien straks in de koffiekamer. Veel Vlamingen zullen deze toren ook kennen als een van de decors van de Vlaamse film De Witte.
Sinds 1859 was de toren staatsbezit en sinds 1962 was hij ook beschermd. Meer dan 40 jaar was de monumentenwaarde erkend. Van de overheid, de eigenaar, mag men verwachten dat ze een voorbeeldfunctie vervult. Toch moeten we voor de meest recente restauratie van deze toren teruggaan tot meer dan 100 jaar geleden. Helaas is sindsdien de toestand jaar na jaar verslechterd.
Mijnheer de minister, de toren was ook het slachtoffer van de onvolmaaktheden van onze staatshervorming. Het monument werd pas in 2000 overgedragen van de federale naar de Vlaamse overheid, nadat de federale overheid jarenlang te kennen had gegeven dat ze geen belangstelling meer had voor dit monument.
Mijnheer de minister, de oudste verwijzingen in de archieven van dit parlement dateren van 21 mei 1996. Toen stelde de heer Kuijpers een vraag. In het antwoord van de toenmalige minister stond: 'Met betrekking tot de Maagdentoren werden reeds verkennende gesprekken gevoerd met de Stichting Vlaams Erfgoed voor een mogelijke restauratie en beheer van het monument, mocht het aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen.' Met andere woorden: Wacht maar af tot Vlaanderen het monument in handen krijgt, wij kunnen het beter en zullen het ook beter doen. Vier jaar voor de eigenlijke overdracht zat men al te popelen om het dossier van de Maagdentoren aan te pakken en de toren te redden.
Mijnheer de minister, sinds oktober 2004 stel ik met de regelmaat van een klok schriftelijke vragen over de toekomst van de Maagdentoren. Ik september 2004 heb ik zelfs een open brief gelanceerd, die ook ondertekend werd door een aantal collega's uit de streek, zoals de heer Dehaene en de heer Laurys, met de dringende vraag om actie te ondernemen om dit monument voor het nageslacht te redden.
Ik heb een overzicht gemaakt van mijn vragen. De lijst met vragen werd telkens langer, maar de antwoorden werden telkens korter.
Op 22 oktober 2004 kreeg ik nog een lijvig antwoord van zes alinea's. Het kwam erop neer dat er een materiaal-technisch vooronderzoek en een stabiliteitsonderzoek nodig waren. De binnenkant en de buitenkant van de toren zouden ook gedetailleerd worden opgemeten.
Op 18 maart 2005, een half jaar later, was het antwoord al veel korter. Er werd toen gezegd dat het vooronderzoek bezig was en dat er werd opgemeten. De resultaten werden in de loop van de volgende maanden verwacht.
Op 25 november 2005, acht maanden later, krijg ik op vijf vragen een antwoord van vijf zinnetjes. Het materiaal-technisch vooronderzoek en de opmetingen waren toen blijkbaar nog altijd aan de gang en alles zou daarvan afhankelijk zijn.
Ik begon ondertussen een beetje ongeduldig te worden. Op 13 januari 2006 stelde ik twee vragen en kreeg ik daarop alweer een kort antwoord. Het vooronderzoek was blijkbaar nog altijd aan de gang. De mogelijke restauratie- en bestemmingsopties zouden worden bepaald op basis van de resultaten van dat onderzoek.
Ik had de indruk dat men zich afvroeg of ik het nog altijd niet had begrepen. Blijkbaar werd er geredeneerd dat de toren er al zo'n 600 jaar stond en dat hij nog wel even zou blijven staan. Dat bleek niet juist te zijn. Op 1 juni 2006 is hij voor een groot stuk ingestort.
Mijnheer de minister, of er nog wat te redden valt, weet ik niet. Het is niet echt duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat zowel de federale als de Vlaamse overheid als eigenaars in gebreke zijn gebleven. Dat is jammer, want men kan toch niet van de burger verwachten dat hij als eigenaar van een monument dat als een goede huisvader verzorgt en een aantal verplichtingen nakomt, terwijl de overheid zo flagrant in de fout gaat.
Deze fout is dan nog duidelijk geworden op het ogenblik dat er via de radio en de televisie een oproep wordt gelanceerd in verband met ons onroerend erfgoed. We hebben allemaal ook een oproep in onze bus gekregen. De sensibiliseringsactie komt tot stand via een samenwerking van onder meer uw administratie, de VRT en de Nationale Loterij en heeft te maken met de monumentenstrijd.
Mijnheer de minister, waarom hebben de aangekondigde consolidatiemaatregelen zolang op zich laten wachten? Hoe is dit mogelijk?
Ik heb vernomen dat er gisterenavond spoedoverleg is geweest. Op 24 uur tijd is men er dan blijkbaar toch in geslaagd om een oplossing uit te werken, terwijl dat jaren aan een stuk niet lukte.
In een goed monumentenbeleid wordt er bij een beschermd monument niet alleen gezorgd voor restauratie, maar ook gezocht naar een gedragen toekomstperspectief. Indien die zoektocht de onmiddellijke toekomst van het monument in gevaar brengt, dan moet het monument zelf toch primeren? Dat is in dit geval niet gebeurd. Wat zal en kan er nu nog gebeuren met de Maagdentoren?
De geloofwaardigheid van ons monumentenbeleid is aangetast. Welke beleidslessen trekt u uit dit voorval?
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, de toren werd inderdaad gebouwd in 1388 als grenstoren naar aanleiding van de oorlog tussen Brabant en Gelderland. De toren kreeg in de 17e eeuw de naam 'Maagdentoren', omdat de toenmalige bevelhebber, die zijn dochter niet wou laten huwen met de partner van haar keuze, er zijn dochter samen met twee nonnen had opgesloten. Ze pleegde daarna zelfmoord in de Demer.
In 1859 werd de toren staatsbezit. De laatste restauratie dateert van 1863. Wanneer we hier vandaag dus praten over politieke verantwoordelijkheid en geloofwaardigheid, ben ik alleen bereid om voor de voorbije 24 maanden mijn verantwoordelijkheid te nemen.
Wat is er gebeurd sinds ik aangetreden ben als minister van Monumenten en Landschappen in het najaar 2004? Ik heb opgezocht wat er tot op vandaag is gebeurd in het beheer van die toren. U stelt terecht dat in 1999, en gerealiseerd in 2000, naar aanleiding van het afronden van een stukje van onze staatshervorming, negen gebouwen door de Regie der Gebouwen zijn overgedragen aan de afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap. Voor acht ervan, zoals bijvoorbeeld het Fort Napoleon in Oostende, zijn oplossingen uitgewerkt en beschermende initiatieven genomen en heeft de Stichting Erfgoed Vlaanderen haar verantwoordelijkheid genomen. Die gebouwen, zoals kasteel Beaulieu, hebben we in erbarmelijke staat van de Regie der Gebouwen gekregen. Voor één gebouw is er geen oplossing uitgewerkt, namelijk de Maagdentoren.
Ik heb me de voorbije dagen en uren verkneukeld in historisch bronnenonderzoek en ben nagegaan wie er wat naar wie heeft geschreven. Het enige wat ik uit de briefwisseling kan afleiden is dat men continu het dossier aan elkaar heeft doorgeschoven, zeker in het begin van de jaren tweeduizend. In de periode 1999-2002 lijkt er een debat te zijn met de afdeling Monumenten en Landschappen, dat zegt dat het beheren van monumenten, en zeker van probleemmonumenten, niet haar core business is, maar een opdracht voor de Stichting Erfgoed Vlaanderen.
In 2002 heeft de Stichting Erfgoed Vlaanderen aan Monumentenwacht gevraagd om een stabiliteitsonderzoek te doen. Dat onderzoek heeft plaats gevonden en op basis daarvan werden alarmerende berichten doorgegeven. Men kan het controleren in publicaties, websites en dergelijke dat men is beginnen te zoeken naar een soort van bestemming voor dit monument. Over de uniciteit van het monument bestaat er geen enkele twijfel.
Toen ik het dossier in het najaar van 2004 en door uw vragen begin 2005 onder ogen kreeg, was er in feite niets gebeurd. Op dat ogenblik zijn we twee sporen gaan volgen. De Stichting Erfgoed Vlaanderen heeft laten weten dat het dit probleemmonument niet onder haar verantwoordelijkheid wilde nemen. Dat is een probleem voor de Stichting, want het is haar existentiële opdracht. Om die reden voer ik sedert november vorig jaar gesprekken met onze erfgoedverenigingen om te bekijken wat we ermee zullen doen en wie er waar zijn verantwoordelijkheid zal nemen. Herinner u het kasteel van Heers. Iedereen zegt dat er iets aan moet gebeuren, maar niemand zegt dat hij het zal doen, noch het Vlaamse Gewest, noch de provincie, noch de Stichting Erfgoed Vlaanderen, noch de LRM, en ik kan nog een tijdje doorgaan. Hier schrijven we de kroniek van een nieuw probleemmonument.
In 2005 zijn de gesprekken begonnen. Op 1 februari 2005 is een nota gemaakt door het afdelingshoofd Monumenten en Landschappen van Vlaams-Brabant aan de afdeling Brussel. Daarin staat dat het monument in een zeer bedenkelijke staat was en in een zeer moeilijke omgeving staat met een zompige grond, waar het niet evident is om bijvoorbeeld een hoogwerker ter plaatse te brengen. Daarom is er maar één bureau dat die opdracht kan vervullen, namelijk Triconsult, een spin-off van de KU Leuven, gespecialiseerd in dat soort onderzoek.
Er zijn plaatsbezoeken geweest, de laatste keer op 27 september 2005 als ik me niet vergis. Dat heeft geleid tot een offerte van 5 oktober 2005 waarbij ook de stad Scherpenheuvel zich is beginnen melden. De stad is door mijn administratie op 21 maart 2005 aangeschreven met een voorstel tot erfpachtovereenkomst, want de stad had gezegd het monument onder haar hoede te willen nemen. Op 20 september 2005 hebben we een rappelbrief gestuurd naar de stad met de vraag of de stad aanpassingen wilde. Ik heb nog een document teruggevonden van de sleuteloverhandiging, ondertekend door de schepen van de stad Scherpenheuvel. Dit alles toont aan dat er een intens contact was tussen de stad, Monumenten en Landschappen Vlaams-Brabant, Triconsult en een landmetersbureau.
Men stond eigenlijk zo ver dat de opmeting vrijwel voltooid was. Een landmeterskantoor uit het Hageland had daartoe de opdracht gekregen. Men was nu klaar om met de tweede fase te beginnen. Het materiaaltechnisch onderzoek was ook al bezig. Het was immers de bedoeling een publicatie te maken over de wijze waarop die ijzerzandsteen moet worden aangepakt. Dat materiaal zorgt immers voor heel grote problemen. Triconsult zou ter zake samenwerken met het WTCB. Ten slotte was beslist, in samenspraak met Scherpenheuvel, om stellingen te plaatsen. Het was de gemeente die dat voor haar rekening zou nemen. Het kan ironisch klinken, maar die stellingen zouden deze week worden geplaatst. Dat is dus een geluk bij ongeluk. Ik vind het heel jammer voor het monument, maar anderzijds ben ik ook opgelucht: stel u voor dat dit deze week was gebeurd, als die stellingen er zouden staan en mensen er aan het werk zouden zijn. De kans dat dit gebeurde, was dan waarschijnlijk nog veel groter geweest. We zijn dus aan een ongeluk ontsnapt.
Laat me duidelijk zijn: vanuit het oogpunt van de monumentenzorg vind ik dit een ramp. De vraag is hoe we daarmee zullen omspringen. Op 2 juni, nadat deze ramp is gebeurd, hebben we een eerste vergadering gehad. Op 6 juni hebben we alle partijen, zoals de gemeente, de vzw, Monumenten en Landschappen en Triconsult, rond de tafel geroepen. Wat we nu doen, is consolideren. Kenners zullen beamen dat er momenteel niets nodig is om het monument verder te verwoesten. Als er morgen een hevige storm losbarst, dan mag u er zeker van zijn dat de schade verregaand zal zijn. Er moet nu dus worden geconsolideerd, wat betekent dat er zo snel mogelijk moet worden onderstut. Zelfs in de vorige fase echter, zeiden nogal wat aannemers dat ze weigerden daarvoor hun mensen in te zetten, daar het een risico is. Dat is geen recent risico: het bestaat al twintig jaar. We werken met een aannemer die in regie zal werken.
Ik ben op zoek geweest naar een projectleider die rechtstreeks van mij de opdracht zal krijgen om die consolidatie technisch te begeleiden en die over expertise beschikt als het gaat over de vraag hoe dit gebeurt, wat er moet gebeuren met die stenen en hoe stukken moeten worden gedemonteerd. Het zou immers best wel eens kunnen dat we de helft moeten demonteren. Dat is geen probleem bij dit soort beschermingsdossiers.
Vervolgens is het mijn bedoeling de aanzet te geven tot dit restauratiedossier. De stad Scherpenheuvel was van plan dit zelf te doen. Ik zou voorstellen dat die projectleider zowel de eerste als de tweede fase voor zijn rekening neemt. Dan is het tijd voor de uiteindelijke beslissing: wordt het beheer van dit monument beschouwd als het beheer van een ruïne, of proberen we een stap verder te zetten, naar een restauratie? Mijnheer Demesmaeker, u weet dat daar in het wereldje van monumenten en landschappen heel wat discussie over bestaat. Morgen heb ik een gesprek met de projectleider. Dat is iemand die ik de voorbije twee jaar heb leren kennen. Indien hij de opdracht aanvaardt, zal het een van zijn eerste grote uitdagingen zijn te bepalen hoe er verder moet worden omgesprongen met dit monument.
Wat het beleid betreft: er is een doorlichting gevraagd van onze erfgoedverenigingen. Het is de bedoeling met die verenigingen samen te werken. Wat ik nu voor eens en altijd wil oplossen, is de vraag wie ter zake in Vlaanderen wat doet, wanneer en met wiens geld. Indien er vandaag sprake is van een probleemmonument of een probleemopgraving, dan is er niemand die ik als minister het terrein op kan sturen om dat aan te pakken. Wat het VIOE betreft, hebben we dat nu geregeld. Al zes maanden is er een task force beschikbaar, die, indien nodig, meteen kan worden ingezet, van Gent tot Tongeren. Deze task force wordt trouwens al ingezet. Binnen Monumenten hebben we echter geen instantie die kan optreden, wat me ooit, bij de bespreking van de beleidsbrief, heeft geleid tot de uitspraak dat ik ter zake een generaal zonder troepen ben. Dat geldt zeker voor mijn voorgangers. Ik heb geen enkele instantie die ik ter plaatse kan sturen om dit soort problemen aan te pakken.
Het is de bedoeling van de bestelde doorlichting om uitsluitsel te geven over de vraag of de Stichting Erfgoed Vlaanderen dit moet doen, en zo ja, wat die stichting nodig heeft om die taak waar te maken. Kan er, in overleg met de administratie, via het VIOE een soort cel worden opgericht die dit zelf rechtstreeks gaat aansturen? Alleen zo zal er kunnen worden voorkomen wat er nu is gebeurd, zodat we onze lessen trekken als het bijvoorbeeld gaat over een monument als het kasteel van Heers, en ervoor kunnen zorgen dat we dit soort erfgoed niet verloren laten gaan.
Het gebeurde toont aan dat een initiatief als Monumentenstrijd meer dan ooit op tijd komt.
De bedoeling ervan is sensibilisatie, maar ook de gemeenschap erbij te betrekken: de stad, een vzw of de mensen in de omgeving. Het beste voorbeeld daarvan is de Werkgroep Vrienden van de Sint-Martinusbasiliek in Halle, die trouwens de monumentenprijs 2004 heeft gewonnen, precies voor de manier waarop deze gemeenschap zich heeft ingezet voor het behoud.
Het moet nu gedaan zijn met elkaar de zwartepiet door te spelen. Ik zal zelf met een eigen projectleider het project onder handen nemen, en ik beloof u meer resultaten. In 2005 waren we begonnen en hebben we gedaan wat we beloofd hadden. Dat heeft echter de nodige tijd gevraagd, en intussen heeft de natuur zijn werk gedaan. Dat hadden we beter kunnen voorkomen. Zowel de federale als de Vlaamse overheid heeft op alle niveaus fouten gemaakt, die in de toekomst niet langer kunnen. Dat vraagt ook verantwoordelijkheid en financiële middelen. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide en vooral eerlijke antwoord. Inderdaad is het voortdurend doorschuiven van dossiers van de ene naar de andere geen toonbeeld geweest van goed beleid. Door dit debacle is een pijnpunt blootgelegd. Als iedereen daar een les uit trekt, dan is dat eigenlijk wel goed. Voorkomen is immers belangrijk.
Voor de onmiddellijke toekomst van de Maagdentoren wil ik u nog dit op het hart drukken. U zei dat u zult proberen te consolideren, maar uit ervaring weten we dat dat vaak neerkomt op nog meer afbreken. Ik vraag dan ook nadrukkelijk dat de aannemer en het studiebureau Triconsult er alles aan zouden doen om alvast te redden wat er nu nog resteert, ook het vervallen plafond met de sluitsteen in de ridderzaal.
Dat laatste is ook mijn grote zorg. Het zal immers heel snel moeten gaan, want zoals ze er nu bij staan, zijn de resten geen vier weken meer beschoren. We moeten snel optreden, en daarom ook wil ik een externe projectbegeleider, die deskundig is in restauratiedossiers en die op het terrein aanwezig is om iedere stap te begeleiden, te sturen en te coördineren, en dat natuurlijk in samenspraak met de heer Robijns van de Provinciale Cel Vlaams-Brabant van de afdeling Monumenten en Landschappen.
Het incident is gesloten.