Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, in oktober 2005 kondigde minister Vervotte aan dat ze 6,6 miljoen euro zou vrijmaken om dit en volgend jaar ongeveer drieduizend bijkomende plaatsen voor kinderopvang te creëren. Toen al stelde ik een actuele vraag over het beperkt aantal plaatsen voor flexibele kinderopvang. Vandaag wil ik het hebben over de toewijzing van de extra plaatsen. Uit het werkveld kwamen 11.643 aanvragen voor diverse opvangvormen. Kind en Gezin maakte inmiddels bekend dat slechts voor 1166 plaatsen in de erkende en gesubsidieerde opvangstructuren middelen beschikbaar zijn, of slechts voor 10 percent van alle aanvragen.
De overheid blijft het dus moeilijk hebben om de noden te lenigen via gesubsidieerde kinderopvang. De VLD pleit er daarom nogmaals voor om de zelfstandige kinderopvanginitiatieven te blijven stimuleren.
Verder wil ik het hebben over de wrevel van een aantal actoren over de toewijzing van de 1166 extra plaatsen. Het gemeenschapsonderwijs had bijvoorbeeld 312 bijkomende plaatsen voor buitenschoolse kinderopvang aangevraagd, maar kreeg er slechts 2 toegewezen. De indruk ontstaat dat het gemeenschapsonderwijs bewust over het hoofd is gezien.
Men kon ook de kritiek horen dat de criteria niet altijd even consistent zijn gehanteerd en dat het aan transparantie ontbrak. Een van de criteria was de snelheid waarmee extra opvangplaatsen kunnen worden gecreëerd. Dat was de reden waarom aanvragen die pas volgend jaar konden worden gerealiseerd, werden afgewezen. Voor andere aanvragen was dat evenwel geen reden tot weigering. Ik wil hier geen specifieke gevallen uit de doeken doen. Er kunnen evenwel vragen gesteld worden over de transparantie van het beslissingsproces.
Ik wil de minister daarover enkele vragen stellen. Wat is uw reactie op de stelling dat er een gebrek aan transparantie is inzake de toepassing van de criteria om de gesubsidieerde plaatsen toe te wijzen? Hoe zal de minister voor die transparantie zorgen in de nieuwe structuur van het nieuwe IVA Kind en Gezin?
Wordt het geen tijd om de zelfstandige kinderopvang te stimuleren, aangezien slechts 10 percent van de totale aanvragen via de gesubsidieerde sector kan worden ingevuld?
Minister Vervotte heeft het woord
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal drie punten belichten. Het eerste gaat over de criteria die we hebben gehanteerd in verband met het uitbreidingsbeleid. Verder wil ik stilstaan bij de procedure zoals wij ze hebben gevolgd. U kunt dan zelf oordelen of ze al dan niet transparant is verlopen. Ten slotte wil ik verduidelijken wat er in de pijplijn zit aangaande het toekomstige uitbreidingsbeleid in de kinderopvang.
Wat de criteria voor het uitbreidingsbeleid betreft, is het de plicht van de Vlaamse overheid om objectieve parameters te gebruiken en te werken op basis van behoefteonderzoek. De middelen waarover ze beschikt, zijn immers schaars, en de noden, vooral op het vlak van welzijn en gezondheid, zijn groot.
Ik zal nooit aanvaarden dat een uitbreidingsbeleid afhankelijk wordt gemaakt van de aanvragen die worden ingediend. Dat gebeurt in het gemeenschapsonderwijs, door PPJ en het wordt ook duidelijk in de vraagstelling. Ik herhaal dat ik geen uitbreidingsbeleid zal voeren op basis van ingediende voorstellen. De aanvragen worden in Vlaanderen immers vrij ingediend en gebeuren op basis van zeer verschillende redenen. Misschien wil men zijn marktaandeel vergroten, misschien gebeurt de aanvraag op basis van een vastgestelde behoefte. Het is dus de taak van de overheid om een uitbreidingsbeleid te voeren op basis van reële behoeften. Het is belangrijk na te gaan of de juiste meetinstrumenten voorhanden zijn en of de behoefteanalyse voldoet aan de realiteit.
We hebben een behoefteanalyse gemaakt op Vlaams niveau. Die resultaten toetsen we af op de adviezen over de uitbreiding van de kinderopvang vanwege de lokale overlegorganen. Vanuit het opgestelde profiel kan worden vastgesteld dat vandaag 35 kinderen op 100 gebruik maken van voorschoolse kinderopvang; 65 blijven thuis of gaan naar grootouders of andere personen. We stellen ook vast dat 34 van de 35 op de 100 kinderen effectief worden opgevangen. Dat is de reële situatie.
Het HIVA heeft daarover in 2000 onderzoek verricht. Dat onderzoek wordt constant geactualiseerd. We zien dat de onvervulde vraag in verband met voorschoolse opvang 1,8 percent bedraagt. Voor de buitenschoolse opvang ligt dat percentage hoger. Dat wordt door de Vlaamse overheid ook erkend. In 2007 willen wij focussen op de buitenschoolse opvang en bijkomende initiatieven overwegen. De kloof tussen de vraag en de gerealiseerde plaatsen is daar groter. Daarvoor wordt de parameter sleutelkinderen gehanteerd.
Wat de gehanteerde procedure betreft, kan worden gesteld dat zij transparant is verlopen. De procedure is trouwens altijd goedgekeurd door de raden van bestuur gevolgd door de raadgevende comités. Dat was voor de periode dat het BBB nog niet was uitgevoerd. Dat kan men terugvinden in de verslagen van de raden van bestuur. De criteria zijn ook goedgekeurd. Zo werden op de raad van bestuur van 30 november de wittevlekkenmethode, het budgettaire kader en het plan van aanpak van de uitbreiding goedgekeurd. Het was dus duidelijk hoeveel plaatsen naar de gesubsidieerde sector zouden gaan, de kinderdagverblijven of buitenschoolse opvang.
Tegelijkertijd zijn toen de criteria voor het uitbreidingsbeleid goedgekeurd. Zoals daarnet al is aangehaald, gaat het om een combinatie van criteria, waaronder de snelle realiseerbaarheid en de drie vooropgestelde functies. Die functies zijn gisteren nog in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ter sprake gekomen. De sociale functie vormt een van de criteria die in verband met deze initiatieven worden gehanteerd. Sommige initiatiefnemers hebben enkel de economische functie naar voren gebracht. De initiatieven met een duidelijke sociale functie hebben voorrang gekregen. Ook het beleid in de grote steden en de wittevlekkenmethode zijn tijdens de vergadering van de raad van bestuur van 30 november 2005 goedgekeurd.
Ter informatie wil ik hier nog aan toevoegen dat de criteria en het voorstel inzake de uitbreidingsdossiers van de initiatiefnemers op 17 mei 2006 door het raadgevend comité zijn getoetst. Het raadgevend comité heeft een unaniem advies uitgebracht. Het PPJ heeft deze vergadering bijgewoond en heeft hierover geen enkele opmerking gemaakt.
Het raadgevend comité en de Vlaamse overheid weten niet welke initiatiefnemers met het gemeenschapsonderwijs zijn verbonden. We hebben daar geen zicht op. We behandelen alle initiatiefnemers op gelijkwaardige basis. We ontvangen dossiers van vzw's. We kunnen niet uitmaken welke vzw's aan het gemeenschapsonderwijs zijn verbonden. Ik verwijs in dit verband graag naar een vraag om uitleg die in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is gesteld en waarop ik toen een zeer transparant antwoord heb gegeven. We behandelen het gemeenschapsonderwijs niet op een andere manier dan de overige initiatiefnemers. Alle dossiers worden op dezelfde manier beoordeeld.
Wat de huidige situatie betreft, lijkt het me niet onbelangrijk eens na te gaan wat we de voorbije tijd al hebben gerealiseerd. Mevrouw Van der Borght heeft zich in haar actuele vraag over het uitbreidingsbeleid vooral op de uitbreiding in de gesubsidieerde sector geconcentreerd. Ik wil hier duidelijk verklaren dat het niet mijn bedoeling is enkel de kaart van de gesubsidieerde sector te trekken. Ik wil ook aandacht aan de particuliere, zelfstandige sector schenken. Ook deze sector komt duidelijk tegemoet aan een vraag die bij de mensen leeft. Deze sector is in staat die behoefte perfect in te vullen. Ons beleid toont overigens aan dat we aandacht aan deze sector schenken. We hebben de onkostenvergoeding binnen de zelfstandige initiatieven verhoogd. We hebben minister Reynders schriftelijk gevraagd de fiscale aftrekbaarheid te garanderen. Het is onze bedoeling deze sector nog meer te stimuleren. Dit betekent concreet dat iedereen zijn plaats heeft. De ouders kunnen voor een van de verschillende vormen kiezen. We willen ons niet uitsluitend op de zelfstandigen of op de gesubsidieerden focussen.
Het uitbreidingsbeleid van de Vlaamse Regering heeft reeds tot verschillende realisaties geleid. Tussen 1 januari 2005 en 1 juni 2006 zijn er in de gesubsidieerde sector 1038 plaatsen en in de zelfstandige sector 3100 plaatsen bij gekomen. In totaal betekent dit dat er op anderhalf jaar tijd 4138 plaatsen bij zijn gekomen. Het is de bedoeling hier nog eens 3000 nieuwe plaatsen aan toe te voegen. Ik vind het belangrijk deze cijfers hier te vermelden. De cijfers tonen immers aan dat de initiatieven die we nemen en de stimulansen die we geven ook effectief tot invullingen leiden. We zullen de plaatsen die we in de zelfstandige sector willen creëren ook effectief kunnen realiseren. Op anderhalf jaar tijd zijn er in de zelfstandige sector al 3100 plaatsen bij gekomen.
Ik rond af. We hebben al heel wat bijkomende plaatsen gecreëerd. We zullen hieromtrent inspanningen blijven leveren. De flexibele en de occasionele kinderopvang zit nog in de pijplijn. Vanaf 1 januari 2007 zullen onze initiatieven op dit vlak worden uitgevoerd. Dit maakt uiteraard deel uit van het uitbreidingsbeleid. Gezien de inspanningen die we leveren, zal de kloof tussen de behoefte en het aanbod in Vlaanderen steeds kleiner worden. Dit is uiteraard onze doelstelling. (Applaus bij CD&V en N-VA)
Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik veronderstel dat ze er geen probleem mee heeft de opvolging en de invulling in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin verder te bespreken. Ik heb het moeilijk met de verdeling van de 312 plaatsen. Slechts twee plaatsen zijn voor het gemeenschapsonderwijs bestemd. De sociale functie is een van de gehanteerde criteria. Ik meen niet dat we het gemeenschapsonderwijs ervan mogen verdenken geen sociale functie uit te oefenen. Dit lijkt me zelfs een van de prioritaire doelstellingen van het gemeenschapsonderwijs. Ik stel voor dat we dit tijdens een komende commissievergadering verder bespreken.
Mevrouw Van der Borght, ik weet niet of ik u goed begrijp. Vindt u dat ik het unaniem positief advies van het raadgevend comité, waarin heel de sector vertegenwoordigd is, naast me neer moet leggen?
Ik heb het niet zo sterk geformuleerd.
Dat is de consequentie van uw vraag.
Nee, mijn vraag is of we in de commissie de toekomstige invulling nog kunnen bespreken en eventueel kunnen nagaan of de criteria al dan niet moeten worden aangepast.
Het incident is gesloten.