Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, de financiële problemen van de hogescholen zijn al langer bekend en vormen al langer het voorwerp van een politiek debat. Dit debat is tijdens de vorige legislatuur, tijdens het eerste jaar van de huidige legislatuur en tijdens de regeringsonderhandelingen gevoerd.
Ik zal even het probleem schetsen. De hogescholen worden vanuit een gesloten enveloppe gefinancierd. Omwille van een viertal redenen is die enveloppe stelselmatig te beperkt geworden.
Ten eerste, het aantal studenten is gestegen. Op zich is dit een goed teken. De stijging van het aantal studenten houdt in dat steeds meer mensen de weg naar het hoger onderwijs in het algemeen en naar de hogescholen in het bijzonder vinden.
Ten tweede, de enveloppe is nooit correct geïndexeerd. Dit betekent dat de hogescholen zelf middelen moeten zoeken om een deel van de loonstijgingen van de docenten van de lectoren ten gevolge van indexstijgingen op te vangen.
Ten derde, de enveloppe wordt evenmin groter om de stijging van de loonkosten ten gevolge van de toenemende anciënniteit van het personeel op te vangen.
Ten vierde, de hogescholen worden niet voor de inschrijving van beursstudenten gecompenseerd. Beursstudenten en semi-beursstudenten betalen terecht minder inschrijvingsgeld. De hogescholen ontvangen hiervoor echter geen enkele compensatie. Hogescholen die op het vlak van gelijke kansen veel inspanningen leveren en veel studenten met een relatief zwakke sociale achtergrond aantrekken, worden hiervoor niet beloond. Ze worden als het ware financieel gestraft.
Tijdens de regeringsonderhandelingen is een reactie op dit probleem geformuleerd. Op pagina 42 van het Vlaamse regeerakkoord staat te lezen dat de Vlaamse Regering, in afwachting van een nieuw financieringssysteem voor het hoger onderwijs, op korte termijn in een eenmalige financiële injectie voor de hogescholen voorziet.
De hogescholen moesten ten laatste op 30 september 2005 een raming van hun financiële enveloppe voor 2006 ontvangen. Afgelopen vrijdag was voor onze hogescholen dan ook een belangrijke dag. De hogescholen moeten immers tegen 1 november 2005 hun budget voor 2006 en hun meerjarenbegroting voor de periode 2007-2011 opmaken.
De hogescholen hebben hun raming keurig op tijd van het departement Onderwijs ontvangen. Van een eenmalige financiële injectie is evenwel geen spoor. Het gaat hier om een raming. In feite zagen de meeste hogescholen de bui al hangen. Tijdens de openingsredes die de minister naar aanleiding van de opening van het academisch jaar voor verschillende associaties, universiteiten en hogescholen heeft gehouden, heeft hij de eenmalige financiële injectie duidelijk aan de problematiek van de afstudeerrichtingen gekoppeld.
De afstudeerrichtingen zijn al in de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid aan bod gekomen. Ik zie geen causaal verband tussen de afstudeerrichtingen en de financiële problematiek van de hogescholen. De inrichting van een nieuwe afstudeerrichting gaat niet gepaard met de aanwerving van extra personeel.
Ik verwijs hier trouwens bewust naar afstudeerrichtingen en niet naar de rationalisatie. In de communicatie over dit onderwerp is af en toe naar de rationalisatie verwezen. Dit slaat echter enkel op de afbouw van opleidingen. Deze afbouw zadelt de hogescholen met een zwaar sociaal passief op. De hogescholen moeten hun docenten blijven betalen. Er zijn voor die gerationaliseerde opleidingen echter geen nieuwe studenten die bijkomende inschrijvingsgelden binnenbrengen. Het genereren van een rationeel aanbod moet op zich natuurlijk wel een doelstelling zijn.
Met betrekking tot de afstudeerrichtingen heeft de Vlhora recent een aantal belangrijke initiatieven genomen. De Vlhora heeft alle afstudeerrichtingen en hun benamingen in kaart gebracht. Op basis van deze vrij uitgebreide nota is een vast en strak vergaderschema opgesteld. Het is de bedoeling tijdens deze vergaderingen tot een grotere transparantie te komen. Er bestaan in Vlaanderen zowaar acht verschillende benamingen voor de afstudeerrichting marketing. Het is de bedoeling zo veel mogelijk van die benamingen te schrappen en van 500 tot ongeveer 100 namen van afstudeerrichtingen te gaan.
De inspanningen van de Vlhora zijn vrij belangrijk. Ze tonen aan dat er een duidelijk engagement is in de sector om te komen tot meer transparantie voor de studenten en het arbeidsveld. Daar gaat het om. Er zijn weinig financiële consequenties.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de eenmalige financiële injectie van 12,5 miljoen euro voor 2006 ook effectief en zonder onhaalbare, onduidelijke voorwaarden zal worden toegekend aan de hogescholen? De injectie van 25 miljoen euro wordt in twee gedeeld: 12,5 miljoen euro wordt toegekend in 2006 en 12,5 miljoen in 2007.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik ben de laatste om in twijfel te trekken dat de hogescholen nood hebben aan meer middelen. Mevrouw Berx, u hebt verwezen naar enkele problemen die tengevolge van het budgettaire beleid in het verleden zijn gerezen. Die bestaan inderdaad. Dat is ook de reden waarom in het regeerakkoord staat ingeschreven dat we een extra inspanning zullen doen.
Daarnaast kunt u niet anders dan met mij vaststellen dat verscheidene hogescholen een zeer sterke drang hebben gehad tot proliferatie. Door het programmeren van afstudeerrichtingen hebben ze eigenlijk geprobeerd om op een soms zeer ongelukkige wijze elkaar studenten af te pikken. Met name de communicatie was daarbij bijzonder onduidelijk.
Ik zie niet goed in wie er in feite voordeel heeft bij deze ontwikkeling. De studenten hebben dikwijls te maken met onbegrijpelijke, zeer verwarrende, om niet te zeggen bedrieglijke communicatie. De werkdruk bij het personeel verhoogt in plaats van het omgekeerde. Ook het onderwijs zelf haalt daar geen voordeel uit.
Het probleem is niet nieuw. In mijn beleidsnota staat: 'De bredere samenleving begrijpt niet dat hogeronderwijsinstellingen met vele goede argumenten voor meer middelen pleiten, maar tegelijkertijd niet in staat blijken om samen hun aanbod rationeler te organiseren.' We moeten ons daar aan houden.
Overigens was ook minister-president Leterme zeer duidelijk in zijn Septemberverklaring, die vervolgens het vertrouwen heeft gekregen van het parlement. Hij heeft gezegd dat er een eenmalige injectie zal zijn voor de hogescholen indien er garanties zijn voor een beter georganiseerd aanbod.
Ik wil hier even aanduiden waarom ik in dit verband een vrij strakke houding aanneem en zal blijven aannemen. De titel van het regeerakkoord is 'Verantwoordelijkheid geven, verantwoordelijkheid nemen'. We gaan ervan uit dat we de onderwijsinstellingen, ongeacht het feit of het nu gaat om het hoger, middelbaar of basisonderwijs, niet bij het handje moeten houden. Ze moeten zelf verantwoordelijkheid opnemen binnen hun autonomie. Ik ga er bovendien van uit dat die verantwoordelijkheid voor een deel collectief moet worden opgenomen. Een vertegenwoordigende organisatie zoals de Vlhora moet bijvoorbeeld de collectieve verantwoordelijkheid en, om het met een zwaardere term te zeggen, de autoregulatie op een collectieve basis belichamen.
Als dat niet het geval is, dan moeten we onze toevlucht nemen tot oudere methoden en allerlei zaken in detail vastleggen in decreten en in besluiten. U noch ik wensen dat. We geven autonomie maar gaan er wel van uit dat er een collectieve verantwoordelijkheid bestaat die moet kunnen worden belichaamd door organisaties zoals de Vlhora. Ik vraag dan ook aan de Vlhora een duidelijk engagement en garantie dat de wildgroei inzake de afstudeerrichtingen wordt gestopt.
Tijdens de algemene vergadering van de Vlhora in juni en in latere correspondentie had men me dat eigenlijk toegezegd. Men gaf me voortdurend de indruk dat een dergelijke garantie op komst was en dat ze zou worden gefinaliseerd op de vergadering in september. Uiteindelijk bleek dat niet het geval.
Daarom heb ik bij de raming van de individuele begrotingen van de instellingen vermeld dat de eenmalige injectie daar nog niet is inbegrepen. Ik wens een duidelijk en bindend akkoord van de Vlhora.
Ik denk dat het erg belangrijk is dat we in een sfeer van verantwoordelijkheid werken, waarbij organisaties die in zekere zin een middenveld vormen tussen de concrete onderwijspraktijk en de overheid, collectief verantwoordelijkheid kunnen opnemen en regels en gedrag kunnen afspreken. Indien dat niet lukt, hebben we in mijn ogen een zeer groot probleem. Misschien zijn we dan ons geld aan het weggooien. Ik zal dus met klem mijn standpunt blijven verdedigen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Indien de hogescholen en de Vlhora niet rationeel zouden zijn omgegaan met hun bevoegdheden, dan vraag ik me af waarom er pas nu wordt gereageerd.
De Vlhora heeft alle afstudeerrichtingen duidelijk in kaart gebracht. Die lijsten zijn opgesteld. Er zijn ook voorstellen geformuleerd om radicaal te schrappen in alle benamingen die de verschillende hogescholen gebruiken om bepaalde richtingen aan te duiden. Tijdens de maand oktober zal de vergaderagenda in dat verband worden afgewerkt. Het is me niet duidelijk welk engagement voor u voldoende zal zijn om ook effectief de eenmalige enveloppe toe te kennen.
Ik denk dat het misschien te ver gaat om te concluderen dat er onoordeelkundig wordt ingespeeld op bepaalde zaken. Heel wat afstudeerrichtingen zijn immers tot stand gekomen door het ingaan op vragen van de markt.
U scheert blijkbaar alles over dezelfde kam. U zegt dat afstudeerrichtingen die inspelen op specifieke noden op de arbeidsmarkt of van ondernemers, als het ware per definitie onoordeelkundig zijn ingericht. Wanneer is het engagement voor u voldoende om die eenmalige financiële injectie te geven? De oefening van de Vlhora gaat duidelijk heel ver. Het is de bedoeling te zorgen voor transparantie en duidelijkheid in de communicatie met het afnemende veld en met de studenten. Wat is er onvoldoende?
Dat punt is verdaagd op de algemene vergadering van de Vlhora. Er is geen bindend akkoord en geen engagement. Er is geen beslissing genomen, en er is geen collectieve verantwoordelijkheid opgenomen. Indien dat in de toekomst niet gebeurt, is er een probleem. Er moet een oplossing worden gezocht.
We moeten misschien overstappen op andere methodes, waarbij de illusie van een collectieve verantwoordelijkheid wordt vergeten. Die methodes zullen niet zo prettig zijn.
Het incident is gesloten.
De heer Verreycken heeft het woord.
Mijnheer de minister, vorige vrijdag heeft de Vlaamse Regering het licht op groen gezet voor de massale subsidiëring van de islam in Vlaanderen. U hoedde er zich voor om in de commissie exacte gegevens te vermelden, maar uit een raming van de VVP is gebleken dat het zou gaan om een operatie die op kruissnelheid de erkenning zou inhouden van tot 200 moskeeën in Vlaanderen. Dat zou de provincies 6 miljoen euro kosten. Die extra uitgave zal moeten worden verhaald op de Vlaamse burgers via een stijging van de provinciebelasting.
Ik denk dat dit een historische vergissing is. Het is ook een historische sprong voorwaarts voor de islam in Vlaanderen, want het is de grootste overwinning sinds de erkenning ervan in 1974.
In de media hebt u die knieval voor de islam proberen te camoufleren door te spreken over strenge voorwaarden die zullen worden opgelegd.
U hebt gezegd dat het Nederlands zal moeten worden gebruikt, dat er geen fundamentalisten zouden worden toegelaten in de organen en dat extremisten zelfs de toegang tot de moskee zou worden geweigerd. Uit lezing van het besluit blijkt echter dat al die zogenaamde waarborgen teruggaan op een schriftelijke verklaring op eer die moet worden ondertekend. Dat is alles.
Ik stel dus vast, mijnheer de minister, dat het louter een vodje papier is dat men moet ondertekenen. De grote vraag is dan natuurlijk hoe u die voorwaarden zult controleren en hoe u die zult afdwingen. Ik stel me bijvoorbeeld de vraag of u ondertussen misschien reeds met de federale minister van Justitie een akkoord hebt over het inzetten van de Staatsveiligheid om te controleren wat er wekelijks in die moskeeën gebeurt. Ik stel me de vraag of u misschien al contact hebt gehad met lokale politiezones om af te spreken hoe men die controle zal uitvoeren of - wat nog logischer zou zijn omdat het een Vlaamse bevoegdheid is - hoeveel ambtenaren van uw eigen administratie u zult inzetten om te controleren wat er in de erkende moskeeën gebeurt. U kunt eventueel die ambtenaren ook beëdigen zodat ze u geldige verklaringen kunnen bezorgen op basis waarvan u onmiddellijk de erkenning en subsidiëring kunt intrekken.
Mijnheer de minister, collega's, die vragen zijn niet abstract. De recente terreuraanslagen in Londen, waarbij bijna dertig mensen zijn gedood, zijn uitgevoerd door islamitische terroristen die elkaar hebben ontmoet in een ontmoetingsruimte die werd gesubsidieerd door de Britse overheid. Als u dus de naïeve utopie koestert dat de islam zijn radicalisering zal laten varen, louter omwille van het feit dat de overheid subsidies geeft, dan hebben de vreselijke aanslagen in Londen wel aangetoond dat dat niet realistisch is. De controle moet sluitend zijn. Ik had graag van u vernomen hoe u die controle zeer concreet zult organiseren, via welke ambtenaren.
Mijnheer de minister, ik hoop uiteraard dat deze vragen u niet in verwarring brengen inzake mijn fundamentele stelling in dit dossier. De erkenning en de subsidiëring van de islam in Vlaanderen is een vergissing en een fout, en is onaanvaardbaar onder welke voorwaarden dan ook. Het is onaanvaardbaar omdat u, wanneer u een islamitische zuil subsidieert en versterkt, volledig en lijnrecht in tegenspraak komt met uw zogenaamde inburgeringsbeleid, dat hier met de mond beleden wordt, maar waar weliswaar geen sancties aan verbonden zijn.
Inburgering enerzijds en versterking van de islamitische zuil in Vlaanderen anderzijds zijn niet verenigbaar. Het is ofwel meer inburgering en bijgevolg een terugdringen van de invloed van de islam, ofwel het subsidiëren van de islam en dus meer islam, maar dan ook minder inburgering. Dat is uiteindelijk namelijk de basis van dit hele dossier: de islam is geen godsdienst als een andere, de islam is een gevaar voor Vlaanderen en een gevaar voor Europa, en elke subsidiëring met Vlaams belastinggeld moet worden afgewezen. (Applaus bij het VB)