Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de afschaffing van de vervangingspool
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van mevrouw Michiels en de heer Tavernier tot de heer Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de afschaffing van de vervangingspool.
De vervangingspool heeft in deze regeerperiode al een hele weg afgelegd. Vorige week werd deze dan afgeschaft. Iedereen was het ermee eens dat er een evaluatie nodig was, maar daarom hoeft het systeem nog niet te worden afgeschaft. De pool werd opgericht om jonge gemotiveerde leerkrachten werkzekerheid te geven en voor korte vervangingen te worden ingeschakeld. Zal het geld dat vrijkomt, worden gebruikt om gedane beloftes na te komen? Welke maatregelen heeft de minister genomen om gemotiveerde leerkrachten in het onderwijs te houden en om scholen toe te laten iemand te vinden voor korte vervangingen?
De evaluatie van de minister van de vervangingspool mondde uit in een voorontwerp van decreet XV waarin staat dat er een grondige aanpassing komt wegens budgettaire redenen. Het advies van de VLOR was evenwel negatief omdat in het voorontwerp geen duidelijke criteria waren vastgelegd over de afslanking van het systeem. De minister is nadien begonnen met het uitwerken van de budgettaire besparing. De vervangingspool werd zodanig beperkt dat de gesprekspartners stelden dat het beter was om ze af te schaffen. Dat heeft de minister prompt gedaan. Toen is de discussie over het vrijgekomen geld begonnen en de minister is in een patsituatie terechtgekomen.
Het blijft evenwel een probleem om jonge gemotiveerde leerkrachten die na een interim werkloos worden, in het onderwijs te houden. Verder vinden scholen nog moeilijk vervanging vanaf het tweede semester. Welke positieve maatregelen zal de minister nemen om het leerkrachtenberoep aantrekkelijker te maken en welke middelen zal hij aan de scholen geven om gemakkelijker vervanging te vinden?
Ik heb inderdaad aan de gesprekspartners voorgesteld om de vervangingspool af te schaffen. Het klopt dat er in deze regeerperiode al een aantal stappen zijn gezet. Na de vaststelling dat de pool twee keer zoveel kost als in de begroting is ingeschreven, heb ik voorgesteld hoe de pool doelmatiger kan worden gemaakt. In het onderwijsdecreet XV wordt niet gezegd op welke manier knelpuntrichtingen en -regio's kunnen worden omschreven. In samenwerking met de VDAB heb ik daarvoor een duidelijk voorstel uitgewerkt op basis van objectieve criteria.
De kritiek van de VLOR slaat op het feit dat die niet zijn opgenomen in het decreet. Ik heb het uitgewerkte voorstel evenwel aan de partners voorgelegd. De inrichtende machten vinden dat de vervangingspool niet goed, terwijl de vakbonden stelden dat het beter was om de pool af te schaffen als ze zo klein werd gemaakt. Aangezien er geen draagvlak is bij de werkgevers, is het beter om het geld op een andere manier in het onderwijs in te zetten. Dat wordt met de onderwijspartners besproken. Er is geen discussie. Alle standpunten komen aan bod en daarover wordt onderhandeld.
We moeten de origine van de vervangingspool goed situeren. In 1999 was er enerzijds een groot tekort aan leerkrachten, kon men moeilijk leerkrachten vinden en was er nood aan een goed vervangingssysteem. Anderzijds moest men toen trachten om leerkrachten in het onderwijs te houden.
Deze situatie heeft een grondige metamorfose ondergaan: er is geen tekort meer aan leerkrachten en men moet niet meer proberen om mensen in het onderwijs te houden. Wel moet men een efficiënt vervangingssysteem op poten zetten. Om al deze redenen wordt de vervangingspool beter afgeschaft. (Applaus bij sp·a-spirit)
De situatie is inderdaad grondig gewijzigd. Van een algemeen lerarentekort is geen sprake meer. Wat zal u doen met de jonge leerkrachten? Wat zal u doen met de leerkrachten die geen vooruitzicht hebben op een vaste benoeming? Op welke manier zal u deze leerkrachten binden aan het onderwijs? Welke middelen zullen de scholen krijgen om de korte vervangingen te financieren? Op al deze vragen kregen ik en de heer Tavernier nog geen antwoord.
Het systeem van de vervangingspool was inderdaad voor verbeteringen vatbaar. Ik zal de eerste zijn om dit toe te geven. Mensen die een manifest gebrek aan enthousiasme vertonen, moeten eruit. Hoe zal men echter leerkrachten die bijvoorbeeld pas in maart of april opgeroepen worden, enthousiasmeren?
De VLOR bekritiseert bovendien niet zozeer het gebrek aan criteria. Deze instelling vraagt zich echter af op welke manier men jonge leerkrachten er zal toe aanzetten om blijvend te opteren voor het onderwijs en op welke manier men de scholen zal helpen in hun zoektocht naar vervangers.
Bovendien zal men echte besparingen enkel kunnen doorvoeren als men de te vervangen leerkrachten niet meer vervangt. In een dergelijke situatie mogen we echter in geen geval verzeild raken.
Een effectieve inzet van 61 procent van de middelen betekent dat 61 procent van de beschikbare tijd en de middelen besteed worden aan mensen die effectief een onderwijstaak zullen invullen. Zonder een vervangingspool gebeurt dit ook. Moet men echter voorzien in een inkomensgarantie die 39 procent van de beschikbare middelen opslorpt? Daar gaat de discussie over. Dit zijn immers middelen die niet doelmatig besteed worden.
Naast de vervangingspool vinden er ook vervangingen plaats. Hierdoor wordt men geconfronteerd met een gebrek aan vervangingen binnen de vervangingspool. Dit bewijst precies de ondoelmatigheid van heel het systeem binnen de huidige context.
Ik zal overleggen met de VLOR. De basis van dit overleg werd al gelegd. Ik wens immers dat korte afwezigheden kunnen gefinancierd worden. Voor zowel de kwaliteit van het onderwijs als voor de werk- en organisatiestress in het onderwijs is het immers van fundamenteel belang dat afwezigheden van minder dan 10 dagen opgevangen kunnen worden met financiële middelen. In overleg met het veld heb ik hiervoor een tijdspad uitgewerkt waarbij gedacht wordt aan een gedecentraliseerd systeem van enveloppefinanciering. Dit tijdspad zal eerst voor 10 procent, later voor 20 procent en ten slotte voor heel het werkveld gelden. Na overleg met de vakbonden en de inrichtende machten ben ik trouwens eventueel bereid om het tijdspad te versnellen.
Het incident is gesloten.