Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004, ingediend door de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden.
De bespreking is geopend
De vorige regering voerde een vernieuwend en assertief beleid ten aanzien van de Vlaamse Rand. Er waren immers verschillende uitdagingen en bovendien had de vorming van de provincie Vlaams-Brabant een nieuwe situatie geschapen. De nieuwe regering geeft er blijk van de verdiensten van het actieplan uit 1996 te waarderen en dat is een goede zaak. Er is immers nog heel wat te doen, want het plan was ambitieus en op lange termijn gericht. Daar komt nog bij dat Vlaanderen niet alle hefbomen in handen heeft, maar dat zal in het nieuwe communautaire klimaat wellicht geen probleem meer vormen.
Men zet het oude beleid verder, maar legt toch ook nieuwe accenten. Zo stapt men af van de gedifferentieerde aanpak en presenteert men een amalgaam waarin de Vlaamse Rand louter als geografisch begrip gehanteerd wordt. Nochtans zijn er grote verschillen tussen de betrokken gemeenten op het vlak van taalstatuut, demografie en sociaal-economische toestand. Ik pleit er niet voor om bepaalde gemeenten voorrang te verlenen, integendeel er is een coherent beleid nodig voor de hele Rand. Dat beleid kan echter alleen doeltreffend zijn, als men de gemeenten ondersteunt naargelang hun situatie.
Hoe wil men de faciliteitengemeenten met een Franstalige meerderheid in het bestuur aanzetten tot het voeren van een jeugdbeleid, als de Vlaamse Gemeenschap dat eerst zelf heeft overgenomen? Hoe kan men de huisvestingsproblemen in bepaalde gemeenten met woonbehoeften bij de Vlaamse middenklasse oplossen, als Vlabinvest door de VHM wordt opgeslorpt? De genoemde gezinnen komen immers niet in aanmerking voor sociale huisvesting.
Ook over het Franstalige onderwijs in de rand staan fraaie woorden in de beleidsnota. Het zal echter moeilijk zijn de anderstaligen tot integratie te bewegen als de minister van Onderwijs zich zo weinig assertief opstelt. Zo verwijst zij de Franstalige scholen niet naar de Vlaamse CLB's, maar naar de Waalse PMS-centra.
Het cynisme waarmee u over het nieuwe communautaire klimaat spreekt, misstaat u. Wat minister Vanderpoorten betreft : haar programma is allerminst minimalistisch. De heropstart van de taalinspectie is in volle voorbereiding. Het regeerakkoord voorziet ook in de bestraffing van onwillige scholen : hun subsidies kunnen opgeschort of ingekrompen worden. Minister Vanderpoorten denkt net zoals de andere regeringsleden : elk Vlaams decreet geldt voor heel Vlaanderen, zonder uitzonderingen. Dat is zo voor de eindtermen en voor de CLB's. Alleen is het niet vanzelfsprekend dat ook allemaal af te dwingen. Dat weet u, want ook de vorige regering, waarvan u deel uitmaakte, raakte er niet uit. De minister is niettemin bereid naar instrumenten te zoeken waarmee een en ander kan worden afgedwongen. Voor mij is het gemakkelijker : ik kan een principiële houding aannemen.
De houding van de minister van onderwijs is niet alleen principieel, ze moet haar beleid ook kunnen uitvoeren. Ook de vorige meerderheid is daar niet altijd in geslaagd door een gebrek aan durf of door het ontbreken van de geëigende juridische instrumenten. We moeten dit debat ten gronde kunnen voeren met de minister van onderwijs. Er is van haar kant zeker geen negatieve vooringenomenheid. Nu heeft minister Sauwens de beslissing van de gemeente Wezembeek-Oppem om een beroep te doen op Franstalige Centra voor Leerlingenbegeleiding vernietigd.
Ik durf eraan te twijfelen of minister Vanderpoorten even assertief is als haar collega in de vorige regering. Enige tijd geleden heb ik een interpellatie gehouden over ronselpraktijken. Minister Van den Bossche stelde nog dat dit absoluut niet kon. Minister Vanderpoorten relativeert dit en betwijfelt of de wetgeving daarvoor wel voldoende waterdicht is. Inzake de onderwijsinspectie heeft minister Vanderpoorten er vertrouwen in dat onderhandelingen met de Franse Gemeenschap mogelijk zijn op basis van het ontwerpprotocol dat net niet geratificeerd werd. Dit ontwerpprotocol, dat men als uitgangspunt wil nemen voor het opstellen van een nieuw protocol, is echter een lege doos.
Het is belangrijk dat de hele regering waakzaam is in dit dossier. Ik twijfel eraan of minister Vanderpoorten wel zo principieel is. We moeten tot een positief integratiebeleid komen. In de Rand werd indertijd alleen Franstalig basisonderwijs opgericht, precies met de bedoeling dat het achteraf zou komen tot aansluiting op het Nederlandstalige circuit. De CLB's in Brussel hebben, vanuit het perspectief van de positieve integratie, veel ervaring met Franstalige kinderen in het Nederlandstalig onderwijs. Dit moeten we nauwgezet opvolgen.
De minister zet heel wat initiatieven van de vorige regering voort. Hij belooft onder meer inspanningen voor taallessen. Hij moet bepalen over hoeveel taallessen het zal gaan en hij moet daarvoor begrotingsmiddelen uittrekken. Een visie op de verdere ontwikkeling van het integratiebeleid ontbreekt echter. Een sportbeleid voor de Rand zou bijvoorbeeld een uitstekend integratiemiddel kunnen zijn. Zo kunnen er contacten groeien tussen autochtone Vlamingen en buitenlandse nieuwkomers, zo kunnen taal- en cultuurbarrières doorbroken worden. De sportverenigingen zouden ook geïntegreerd moeten worden in de Vlaamse sportfederaties. Zo kan een incentivebeleid om verenigingen te integreren in het Vlaamse sportbeleid eruit zien. Dit biedt ook een mogelijkheid om met minister Sauwens een gezamenlijk project uit te werken, zeker in de Rand.
In een beleidsnota voor vijf jaar zou er dieper doorgedacht moeten worden over een vernieuwingsbeleid. Op dat vlak blijven we dus op onze honger zitten. (Applaus bij de CVP)
De heer Platteau kan hier niet aanwezig zijn omdat hij de gemeenteraad moet voorzitten. Daarom heeft hij me gevraagd in zijn naam het woord te voeren.
In de begrotingsbespreking heeft de heer Platteau het al gehad over de Brusselse Rand en over de faciliteitengemeenten in het bijzonder.
De beleidsnota krijgt de welgemeende goedkeuring van onze fractie. De algemene lijnen ervan bevestigen de ambitie van deze coalitie om via een rechtlijnige Vlaamse politiek de rechten van de Vlaamse burgers in de Rand te beschermen en de anderstaligen die er wonen en werken uit te nodigen om zich onze cultuur en taal eigen te maken.
Vlaanderen mag het dossier van de Rand niet meer als een underdog bekijken. De Vlaamse ontvoogding is een realiteit, de economische sterkte van Vlaanderen en van de rand rond Brussel lijkt verworven. Men moet een onderscheid maken tussen de rabiate en politiek geëngageerde Franstaligen en de louter anderstalige burger. Deze laatste wordt veeleer bekoord door een efficiënt en doordacht beleid. Het moet voor de Vlaamse overheid een prioritaire basisdoelstelling zijn dat er aan de huidige taalregelingen niet meer kan worden getornd. Anderzijds moeten er belangrijke inspanningen gedaan worden voor de integratie van de Franstaligen.
De verfransing blijft zich voornamelijk doorzetten in de faciliteitengemeenten. Het is dan ook evident dat de Vlaamse regering vooral haar aandacht richt op deze zes gemeenten. In samenwerking met het provinciebestuur moet de Vlaamse regering erop toezien dat de taalwetten op rigide wijze worden toegepast. Zelfs de Franstalige burger is niet gediend met deze zuiver politieke ondermijningen. Hij weet dat de wet nageleefd moet worden.
Een doorgedreven steun aan culturele en sportieve initiatieven in de Rand kan een aanzet zijn om de niet gepolitiseerde burger van het historisch en sociaal gelijk van de Vlamingen aldaar te overtuigen. In deze sectoren kunnen mensen elkaar vinden, veelal zonder enige discussie.
De media kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. De Vlaamse aanwezigheid kan worden bevestigd via initiatieven zoals de Randkrant en de Gemeenschapskranten 2000. Ook andere mediakanalen moeten weten dat ze op de Vlaamse overheid kunnen rekenen.
De toeloop van Franstaligen naar de Rand werd veroorzaakt door de aantrekkingskracht van het landelijke karakter. De jonge Vlaamse bevolking trok weg door de stijging van de grondprijzen. De les uit het verleden moet duidelijk zijn : als de Vlaamse overheid geen inspanningen doet zal de verfransing verder uitdeinen. De Vlaamse overheid mag de lokale besturen in de Rand niet aan hun lot overlaten. Ze moet projecten van deze gemeenten ondersteunen en desnoods zelf initiatieven nemen.
De Vlaamse overheid moet een beleid voeren dat rechtstreekse gevolgen heeft voor de lokale bevolking. Prestigeprojecten brengen ons geen stap vooruit. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik ben bijzonder ontgoocheld over deze beleidsnota.
Ik kan u begrijpen : dit is de minst goede van mijn beleidsnota's. De beleidsnota werd opgesteld door een werkgroep, waar ik nauw bij betrokken was. Ik was echter grondig ontgoocheld over het eindresultaat. We hebben de beleidsnota op relatief korte tijd moeten schrijven. Eigenlijk had ik me kunnen beperken tot de vaststelling dat het tijd wordt om het Actieplan 1996 uit te voeren.
Dat zou ons veel tijd hebben bespaard.
De Vlaamse Rand werd tot nog toe te veel beperkt tot de 6 Brusselse randgemeenten. Het is een bewuste keuze geweest om ook oog te hebben voor de rest van de Rand.
We moeten helemaal van nul beginnen. In het verleden is er nooit een echt beleid gevoerd in de Rand. Het huidige budget is echter beperkt. Een en ander moet wel gesitueerd worden in het kader van een geïntegreerd beleid. De verschillende ministers moeten daarbij hun beleid coördineren.
Het actieplan 1996 is mijn belangrijkste prioriteit.
Eigenlijk hebt u al de helft van mijn toespraak gehouden. Dat siert u. Er staat weinig nieuws in deze beleidsnota. Het enige nieuwe is de vermelding dat de minister van plan is om de VZW De Rand en de VZW Informatie Vlaamse Rand te fusioneren en dat er 250 miljoen frank wordt uitgetrokken voor de sociale huisvesting in de Vlaamse gordel.
We waren ook kritisch over het actieplan 1996, maar daar staat ten minste iets in. De beleidsnota verwijst nergens naar de oorzaken voor de aantasting van de leefbaarheid in de Vlaamse Rand en gaat voorbij aan de toenemende internationalisering van Brussel. De uitbreiding van de EU zal zorgen voor een nieuwe stroom anderstalige kapitaalkrachtige migranten. Zolang de internationale rol van Brussel niet kritisch wordt doorgelicht is het dweilen met de kraan open. De beleidsnota klaagt aan dat de Rand wordt volgebouwd, maar waarom wordt er dan met geen woord gerept over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)? Met het RSV werd het concept van een groene gordel opgegeven : de hele Brusselse rand werd als grootstedelijk gebied ingekleurd. Een visie op de gordel veronderstelt een kritische reflectie over het RSV.
Ook voor wat betreft het institutionele kader van de faciliteitengemeenten stelt de beleidsnota weinig voor. Er wordt niet eens gewaagd van een afschaffing van de faciliteiten. Evenmin wordt verwezen naar een overheveling van de bevoegdheid voor de organisatie van het administratief toezicht naar het Vlaams Gewest. De beleidsnota kondigt enkel juridische stappen aan tegen de inmenging van Franstalig Brussel en de Cocof in de Rand. Het verleden heeft al voldoende aangetoond dat de Franstaligen zich daar niet aan storen. In de beleidsnota staat geen woord over de onwillige gemeentebesturen die de taalwetgeving voortdurend naast zich neerleggen en de uitvoering van bepaalde Vlaamse decreten saboteren. De burgemeesters van de randgemeenten wordt de hand boven het hoofd gehouden : de burgemeester van Wezembeek-Oppem heeft zelf gezegd dat hij eerst ladderzat in de goot zou moeten worden aangetroffen, voordat hij met ontslag zou worden bedreigd. De minister kan de schorsing van de burgemeester of een schepen vragen, respectievelijk bij de federale minister van Binnenlandse Zaken en bij de gouverneur van Vlaams-Brabant.
Ook over het onderwijs wordt niets gezegd. Zelfs niet dat het nu eindelijk eens uit moet zijn met het zelf financieren van de verfransing in onze streek. Ook naar het straatbeeld wordt nergens verwezen. Er is nochtans dringend nood aan sensibiliseringscampagnes.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister Anciaux volgt voor zijn huisvestingsbeleid het platgetreden pad. De voorgestelde 250 miljoen frank zal lang niet volstaan om de huisvestingsmaatschappijen tot meer initiatief aan te zetten. Er zal meer geld nodig zijn om de regio te homogeniseren. Bovendien wordt met geen woord gerept over de samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant.
Deze beleidsnota zet zelfs niet aan tot een geïntegreerd en voluntaristisch beleid dat het Vlaamse karakter van de Gordel versterkt. Het is alsof deze nota haastig bijeen is geschreven toen minister Anciaux tot het besef kwam dat de Rand ook tot zijn bevoegdheden behoort. Ik houd mijn hart vast voor de komende gemeenteraads-verkiezingen
Het kiesarrondissement Halle-Vilvoorde bestaat uit 35 gemeenten waarvan er zes faciliteitengemeente zijn. In de gemeenten zonder faciliteiten waren er in 1976 in totaal 23 Franstalige gemeenteraadsleden. In 1994 waren dat er al 44. Van de 156 mandatarissen in alle faciliteitengemeenten, werden er 128 op een Franstalige of tweetalige lijst verkozen. Er zijn slechts 28 verkozenen op een Vlaamse lijst. Het is dus absoluut nodig dat we aandacht schenken aan Vlaams-Brabant. Ik ijver al sedert 1990 voor Vlaams-Brabant en het resultaat daarvan is dat we voortaan in een volwaardige commissie - de commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand - kunnen vergaderen. Het actieplan Vlaams-Brabant 1996 was goed, maar de uitvoering ervan is snel stilgevallen. De studie over Sint-Genesius-Rode die de vorige regering met veel poeha aankondigde, bestaat zelfs niet.
Voor het eerst wordt in deze beleidnota uitgegaan van de stelling dat de Vlaamse Rand deel uitmaakt van Vlaams-Brabant en Vlaanderen. De Vlaamse Rand heeft dus dezelfde rechten en plichten en koestert dezelfde verwachtingen als de rest van Vlaanderen.
De splitsing van het gerechtelijk kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde door de Costa zou een grote stap vooruit zijn. Maar nog veel belangrijker is de splitsing van het kiesarrondissement, waardoor Vlaanderen volledig bevoegd zou zijn voor de taalwetgeving. Zolang de taalwetgeving een federale bevoegdheid is, hebben Franstaligen het recht zich in Turnhout in het Frans tot de overheidsdiensten te richten.
Toen we het kabinet van minister Anciaux bezochten, bleek dat het beleid voor Vlaams-Brabant in handen is van één persoon. Ik was geschokt. Pas als we voor Vlaams-Brabant evenveel middelen uittrekken als we vroeger gedaan hebben voor Limburg, zullen we een gecoördineerd en inclusief beleid kunnen voeren.
Ik begrijp niet waarom de vorige regering het decreet over de eindtermen in het lager onderwijs en over de CLB's niet heeft uitgevoerd. Die decreten gelden immers voor heel Vlaanderen. Er zijn geen uitzonderingen ingebouwd voor de faciliteiten-gemeenten. Wie dat ontkent, handelt ongrondwettelijk. Zelfs het akkoord waar de Vlaamse regering steeds naar verwijst is ongrondwettelijk.
We zijn veel te bescheiden. Dat blijkt ook uit het dossier Vlabinvest. (Applaus bij VU&ID
Het is niet zo dat voor het sociale huisvestingsbeleid slechts 250 miljoen frank wordt uitgetrokken. Dat bedrag dient enkel voor het recht op voorkoop.
Doordat Vlabinvest voortaan op de administratieve steun van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij kan rekenen, wordt dat instrument gereanimeerd. Vlabinvest blijft evenwel afzonderlijk optreden.
De rode draad door deze beleidsnota is samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant. Ook ons communicatiebeleid gaat verder. De Gemeenschapskrant moet in de zes faciliteitengemeenten voor het nodige tegengewicht zorgen tegen de desinformatie die in Carrefour verspreid wordt. Ook de Randkrant zal vaker verspreid worden en inhoudelijk uitgebreid worden waardoor ook een politiek antwoord mogelijk wordt om de belangen van de Vlaamse Gemeenschap te verbeteren.
Ik ben mij bewust van wat ons te wachten staat met de volgende gemeenteraadsverkiezingen. We zullen beginnen met een doorgedreven beleid, maar de vruchten daarvan zullen we pas over enkele jaren plukken
De situatie is niet dezelfde. Voeren ligt niet naast een grootstedelijk Franstalig centrum.
De situatie is inderdaad niet te vergelijken. Maar men mag geen valse illusies wekken. Na enkele maanden beleid kan men het resultaat van de gemeenteraadsverkiezingen niet omdraaien. We doen wat we kunnen, maar de echte afspraak is in 2006
Het was mijn bedoeling om te onderstrepen dat de vorige regering gefaald heeft in het terugdringen van de toenemende verfransing. Ze heeft haar woorden niet in daden omgezet.
Men moet toegeven dat het dossier voor geen enkele partij in het Vlaams Parlement een prioriteit is geweest. Ook al is dit niet de beste beleidsnota, ze bevat toch meer inhoud dan de heer Van Hauthem laat uitschijnen. Interessant is dat ik via mijn bevoegdheden voor cultuur en huisvesting belangrijke veranderingen kan realiseren in de Vlaamse Rand. Ik kan daar een aantal instrumenten voor ontwikkelen. Ik kondig aan dat ik de renteloze renovatielening gekoppeld aan de goedkope sociale lening ook voor de Vlaamse Rand zal laten toepassen
U kan van mij niet verwachten dat ik het beleid voor de Vlaamse Rand toejuich. Enerzijds stelt u dat de Vlaamse Rand moet worden bekeken vanuit Vlaams-Brabant, los van Brussel en anderzijds legt u voor een aantal punten de link met Brussel. Ofwel is dat een tegenstelling ofwel ziet u de problematiek van de Rand in zijn totaliteit, en beschouwt u het als een deel van het Vlaams Gewest met een specifiek karakter, namelijk verweven met Brussel.
U spreekt over een Gewestelijk Expresnet. Dat is nuttig voor de mobiliteit in de Rand, het aantrekken van mensen om in Brussel te komen wonen en het realiseren van meer verbindingen rond de Rand. Ik juich het toe dat er circulaire verbindingen aangelegd worden maar de vraag rijst hoe dat zal gebeuren. Problemen op de Brusselse ring, bijvoorbeeld in Zaventem, hebben gevolgen voor Groot-Bijgaarden of Dilbeek. Ook het openbaar vervoer moet circulair georganiseerd worden, als een spinnenweb : een aantal cirkels vanuit het centrum met daartussen een aantal verbindingen.
Bent u voorstander van het sluiten van de ring rond Brussel
Daar ben ik voorstander van, maar de aansluiting ten zuiden van Waterloo dient tot niets.
Verder stelt u dat de gemeenten die niet willen meewerken aan het Jeugdwerkbeleidsplan, zich moeten tevreden stellen met 80 percent van de subsidies. Dat bepaalde gemeenten, waaronder de mijne, onwillig zijn, komt door het feit dat het decreet bepaalt dat alleen Nederlandstalige verenigingen gesubsidieerd worden.
Daarom doet u niet mee
Er zijn niet alleen eentalige verenigingen. In mijn gemeente is er bijvoorbeeld een tweetalig jeugdhuis dat uit de boot valt. Het is spijtig dat de mogelijkheid om de twee gemeenschappen in één jeugdhuis te laten samenwerken, niet gesubsidieerd wordt.
Moet Vlaanderen dan de tweetaligheid van de eigen regio subsidiëren
Ik geef alleen de reden waarom we niet willen meewerken
De meningen over de Vlaamse Rand volledig deel uitmaakt van Vlaams- Brabant of niet zijn verdeeld. Hetzelfde geldt voor de samenwerkingsverbanden tussen de Vlaamse culturele infrastructuur in Vlaams-Brabant, die in de Vlaamse Rand en in Brussel. Het is nodig de eigenheid van Vlaams-Brabant te onderschrijven en een aantal noden aan te klagen, maar anderzijds is het interessant om de link met Vlaams-Brussel sterker aan te halen.
Ik ondersteun die optie, zeker voor de cultuur. In de welzijnssector zijn er, zowel in Brussel als in de Rand, evenwel een aantal blinde vlekken, die lokaal moeten opgelost worden. Aan die noden dient er extra aandacht besteed te worden
Door mevrouw Grouwels en door de heer Vermeiren werden tot besluit van de behandeling van deze beleidsnota met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk donderdag 24 februari 2000 om 17 uur zijn ingediend.
Wij zullen op woensdag 15 maart 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de moties en de beleidsnota houden.
De bespreking is gesloten