Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het voorstel van decreet van mevrouw Ceysens c.s. houdende de inrichting van activiteiten inzake opvoedingsondersteuning.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Janssens-Vanoppen, verslaggever, verwijst naar het schriftelijk verslag.
Het onderwerp van het voorliggende voorstel van decreet roept bij velen vragen op : men vraagt zich af of het wel nodig is en of de overheid een dergelijk initiatief wel moet subsidiëren. Er zou vandaag al genoeg aandacht worden besteed aan kinderen en jongeren. Deze invalshoek verwondert me. Het is immers belangrijk dat ouders zich bewust zijn van de belangrijke taak om kinderen op te voeden tot fijne volwassenen. Steeds meer ouders stellen zich vragen bij het opvoedingsproces. Ze moeten met hun vragen terecht kunnen bij deskundigen.
Zijn de kinderen van vandaag slechter af dan vroeger? Ja en neen : er is heel wat open ruimte om te spelen verloren gegaan; anderzijds worden kinderen overladen met speelgoed en andere materiële zaken.
Het is positief om ouders samen te brengen om na te denken over de opvoeding van hun kinderen. De Vlaamse Gemeenschap moet initiatieven waarbij een deskundige wordt uitgenodigd om te spreken over opvoeding dan ook steunen. Zowel verenigingen, organisaties als deelverenigingen komen in aanmerking voor de subsidies.
Behalve opvoedings- vormings- en trainingsactiviteiten moeten ook voorlichtingsactiviteiten in aanmerking komen voor subsidies. Het amendement dat in dit verband in de commissie werd goedgekeurd is niet opgenomen in de gecoördineerde tekst. Daarom heb ik alsnog een technisch amendement ingediend. Voor de subsidiëring van voorlichtingsactiviteiten is het echter niet nodig dat er een reeks van bijeenkomsten zou plaatsvinden; een enkele bijeenkomst volstaat. Een goed voorbeeld van voorlichting is de lezing van professor Adriaens, die meestal spreekt voor uitverkochte zalen.
Ik meen dat dit decreet nieuwe kansen biedt aan organisaties om dergelijke activiteiten te organiseren. Dit is een eerste stap naar een groter en ruimer project rond opvoedingsondersteuning. (Applaus)
Bij de voorbereiding van onze resolutie en toen we een hoorzitting vroegen, had de CVP een ruimer kader voor opvoedingsondersteuning op het oog. De hoorzitting leverde heel wat bijkomende informatie op voor de resolutie en dit beperkt decreet. Ik betreur dat men deze kans niet heeft gegrepen om een globaal kader te maken voor de zo noodzakelijke opvoedingsondersteuning Ouders hebben immers veel vragen en willen hun kinderen goed opvoeden. Ik betreur het dus dat slechts een klein aspect van opvoedingsondersteuning en preventie financieel ondersteund wordt.
Het is belangrijk dat er een preventief ondersteunend kader voor gezinnen komt. Dit speelt in op de vraag naar verrijking van de opvoeding en geeft ouders de kans om anderen te ontmoeten en zo een netwerk te vormen waar ze kunnen op terug vallen. Indien mensen steun kunnen zoeken bij elkaar, is minder professionele hulp nodig. Dit voorstel vormt hiertoe een kleine aanzet.
Het is positief dat de mogelijke initiatiefnemers uitgebreid worden. Het gaat nu zowel over erkende organisaties zoals oudercomités, kinderdagverblijven, maar ook over bijvoorbeeld de plaatselijke voetbalclub, die informatie en vorming geeft over bijvoorbeeld sportiviteit en fairplay. Ook feitelijke verenigingen zoals de groep van ouders met autistische kinderen alsook een groep buurvrouwen, kunnen, zoals ik het begrijp, een aanvraag tot subsidiëring indienen.
Kwaliteit en deskundigheid is ook in dit verband belangrijk. Bij het opvoeden van kinderen en de omgang tussen mensen, gaat het immers ook over waarden. Bij het organiseren van dergelijke activiteiten moet er voldoende aandacht zijn voor de inhoud, de overdracht en de methodiek. Dit vinden we onvoldoende terug in het voorstel. Er moet ook ruimte zijn voor de visie van de ouders. De laagdrempeligheid van deze intiatieven worden niet enkel verzekerd door de uitbreiding van het aantal mogelijke initiatiefnemers maar ook door niet enkel reeksen maar ook éénmalige informatiemomenten te subsidiëren.
Het is jammer dat men dit initiatief beperkt tot opvoeding en niet het gezin of de persoonlijke ontwikkeling van mensen. Meer en meer wordt erkend dat opvoedingsondersteuning een belangrijk thema is maar dit mag er niet toe leiden dat andere, even belangrijke thema's op de achtergrond gedrongen worden. In de commissie is weliswaar gezegd dat dergelijke thema's, soms zijdelings, ook met opvoeding te maken kunnen hebben. De boodschap die men eigenlijk aan de organisaties geeft is : wees creatief bij het indienen van uw aanvraag. Dit is jammer want thema's zoals depressie bij echtscheiding, liefde op latere leeftijd zijn waardevol op zich.
Ook het thema van onvruchtbaarheid zou op deze manier uit de boot vallen. Zijn al deze thema's werkelijk ondergeschikt aan opvoedingsondersteuning? De behandeling van deze thema's vult bepaalde leemtes in onze maatschappij in, en zorgt ervoor dat niet steeds op professionele hulp een beroep moet worden gedaan.
Het benadrukken van de kwaliteit en deskundigheid van de begeleiders en lesgevers zou in dit voorstel van decreet zeer belangrijk moeten zijn. Dit onderdeel laat volgens mij veel te wensen over. In de commissie werd met geen woord gerept over de invulling hiervan. Het huidige uitvoeringsbesluit koppelt aan elk thema ook een schema, zodat duidelijk is welke inhoud de activiteit zal hebben. Zo worden thema's soms afgewezen of bijgestuurd. Daarnaast worden sprekers en lesgevers geëvalueerd, weer iets dat in het voorstel van decreet verloren is gegaan. Goede ideeën moeten ook overkomen bij het publiek, en de mogelijkheid van evaluatie moet dan ook uitdrukkelijk worden geregeld.
Stel dat ik elke week ga joggen met vijf vrouwen, waarvan er eentje bezig is met deze problematiek. Op basis van dit voorstel van decreet kan ik ervoor zorgen dat dit wekelijkse theekransje wordt betoelaagd. Misschien kunnen ook voetbalclubs op de kar springen. De minister moet toch echt waken over de kwaliteit en deskundigheid van de begeleiding, dit in overeenstemming met de bepalingen van het kwaliteitsdecreet. Ik verwijs hiervoor naar het verslag van de hoorzitting met de administratie, die dit duidelijk heeft verwoord.
Het budget is beperkt en moet dan ook goed worden besteed. Welke criteria zal de minister hanteren om activiteiten te selecteren? Gaat het hier om het recht van de snelste? Zullen inhoudelijke criteria worden gebruikt? Zijn er prioritaire thema's?
Mevrouw Becq doet heel geringschattend over de mogelijkheid dat voetbalclubs ouders bij elkaar brengen om over opvoeding te praten. Het voorstel van decreet zou pas echt succesvol zijn, als we er daadwerkelijk in slagen ervoor te zorgen dat ook voetbalclubs aan opvoedingsondersteuning doen. De werkelijkheid is meestal anders.
De middelen zijn inderdaad beperkt, en daardoor kunnen zeer belangrijke thema's uit de boot vallen. We kunnen op zoek gaan naar andere mogelijkheden om de bespreking van deze thema's een kans te geven. Ik meen echter dat het niet meer dan terecht is dat gesprekken over de euro of huis- en brandwonden ook niet langer onder deze noemer zullen vallen.
U maakt van dit voorstel van decreet een karikatuur door te stellen dat eender wie eender wat kan komen vertellen, zonder enige deskundigheid. Ik wil erop wijzen dat gezinseducatie tot nu louter en alleen werd geregeld door een uitvoeringsbesluit en dat een decreet hierover niet bestond. U moet niet doen alsof de situatie vroeger fantastisch was en nu volledig zal mislopen.
Natuurlijk ben ik er voorstander van dat zeer veel organisaties een toelage kunnen krijgen voor opvoedingsondersteunende activiteiten. Maar het budget is beperkt, en ik wil dan ook weten welke criteria de minister zal hanteren bij de verdeling van die schaarse middelen.
Ik blijf erbij dat het zeer spijtig is dat enkele belangrijke thema's niet meer aan bod kunnen komen. En wat de kwaliteit en deskundigheid betreft, laat dit voorstel van decreet veel kansen liggen.
Ik sta volledig achter het principe van de laagdrempeligheid. Maar hoe zit het nu met de subsidies voor eenmalige activiteiten? Mevrouw Ceysens had het over een technisch amendement om ervoor te kunnen zorgen dat ook eenmalige voorlichtingsactiviteiten kunnen worden betoelaagd. Onder meer mevrouw Vanoppen had deze bezorgdheid in de commissie geuit. Hierbij rezen echter technische moeilijkheden, en het is me dan ook onduidelijk of deze activiteiten nu al dan niet voor een toelage in aanmerking kunnen komen. Kan men mij daar een duidelijk antwoord op geven?
In het voorstel van decreet hadden we het alleen maar over opleiding, vorming en training. We wilden daar ook op een consequente manier het begrip vorming aan toevoegen. Dat is evenwel niet gebeurd en we proberen dat nu recht te zetten.
We hadden daar we een subamendement voor.
Wij willen wel duidelijke criteria inzake het vereiste aantal mensen en de duur van het initiatief. Dat kan via een amendement of via de uitvoeringsbesluiten.
Ook ik wil duidelijkheid en daarom mogen we niet te lang stilstaan bij komma's en punten. Het volstaat opnieuw in de geest van het decreet te denken.
In ons amendement vragen we voorlichting op te nemen in de reeks, behalve in paragraaf twee. We willen er wel de volgende zin aan toevoegen : Deze vereiste geldt niet voor voorlichtingsactiviteiten.
Het probleem is dat we te snel willen werken en het voorstel van decreet tijdens de vergadering willen wijzigen. Ik hoop dat minister Vogels in de uitvoeringsbesluiten alsnog duidelijkheid schept.
De overgangsbepalingen, ten slotte, getuigen niet bepaald van goed bestuur. Een aantal verenigingen werkt nog in de veronderstelling dat ze gesubsidieerd zullen worden voor de activiteiten die ze na april organiseren. Wij moeten dat enerzijds beamen - want op basis van het huidige besluit hebben zij gelijk, maar anderzijds moeten wij hen ook vertellen dat activiteiten georganiseerd na 1 april 2001 niet meer gesteund worden.
Daarnaast vrezen wij een vacuüm. Wat als de uitvoeringsbesluiten op 1 april 2001, de dag waarop het huidige besluit vervalt, nog niet klaar zijn? Tijdens de hoorzitting hebben de vertegenwoordigers van de administratie daar zelfs op gewezen.
Zodra dit voorstel van decreet is goedgekeurd, zal ik alle organisaties een brief schrijven om hen te melden dat het huidige besluit op 1 april vervalt. Bovendien zal ik er in samenwerking met de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen en met de administratie alles aan doen om de uitvoeringsbesluiten op tijd af te hebben.
Er zullen misschien wel een aantal organisaties uit de boot vallen, maar vergeet niet dat er andere organisaties zijn die onder het huidige besluit al jarenlang uit de boot vallen. De verdienste van de nieuwe regeling is dat we niet langer kijken naar wie iets doet, maar wel naar wat de organisaties precies doen.
Moeten de engagementen die al zijn aangegaan worden opgezegd? En wat als sprekers schadevergoeding vragen?
Er zijn toch alleen maar engagementen aangegaan op basis van het budget voor het jaar 2000.
Dat is problemen uitvinden : er zijn nog geen engagementen aangegaan op basis van de begroting voor 2001. Ik zal alle organisaties tijdig verwittigen zodat ze zich kunnen voorbereiden.
Ik ben daarvan niet overtuigd. Ik verwacht dat een aantal zaken op een kwaliteitsvolle manier uitgewerkt worden in een uitvoeringsbesluit voor 1 april 2001. Het is belangrijk om daarover de nodige informatie te bezorgen en voldoende ruimte voor overleg te verschaffen. Voorts hoop ik dat er op een gelijkaardige manier financiële middelen ter beschikking gesteld worden voor andere aspecten van de opvoedingsondersteuning, zoals bijvoorbeeld voor de opvoeding bij kansarmen en mensen met een moeilijke voorgeschiedenis. (Applaus bij de CVP)
Dit voorstel van decreet vertrekt terecht van de vaststelling dat het recht op opvoeding een van de belangrijkste rechten van kinderen is. Opvoeden is evenwel een opdracht die niet eenvoudig is en ook nooit voltooid is. Ouders stuiten vaak op meer vragen dan antwoorden. De maatschappelijke evolutie van de laatste jaren is zeer ingrijpend op het vlak van de opvoeding. Een van de meest ingrijpende evoluties is het wegvallen van de aandacht voor het traditionele gezin. Toch is een goed functionerend gezin de voorwaarde en de basis voor een goede opvoeding. In het voorstel van decreet wordt dat te weinig beklemtoond. Opvoedingsondersteuning dient in de eerste plaats te vertrekken van aandacht voor en aan het gezin. De overheid heeft dan ook de opdracht om het gezin te ondersteunen en daaraan de nodige aandacht te besteden in het beleid.
Een belangrijke opmerking is dat de indieners van het voorstel van decreet vertrekken van het verkeerde uitgangspunt dat de thuiswerkende ouder die zich exclusief met de kinderen bezighoudt, veeleer een uitzondering is. Hoewel een dergelijke ouder wel degelijk bestaat, heeft het beleid daarvoor geen interesse. Toch is waardering voor deze taak een absolute noodzaak.
Ouders hebben de belangrijkste verantwoordelijkheid bij de opvoeding. Gezinnen staan echter onder zeer zware druk. Opvoedingsondersteuning beantwoordt dan ook aan een bestaande nood. Bij alle lagen van de bevolking bestaat de behoefte om ervaringen over de opvoeding uit te wisselen. Het beleid heeft de plicht om een doeltreffend ondersteuningsaanbod te realiseren. Het is geen prioriteit dat de overheid dat zelf realiseert, maar wel dat ze daarvoor de voorwaarden schept.
In het voorstel van decreet worden een aantal aspecten van opvoedingsondersteuning besproken die ik volledig onderschrijf. Het is inderdaad belangrijk aandacht te besteden aan kennisverwerving over de ontwikkeling van kinderen en aandacht te besteden aan bepaalde inzichten over de opvoeding. Belangrijk is dat er bij opvoedingsondersteuning aandacht besteed wordt aan de veranderingen in onze samenleving. Er is een gezonde ontwikkeling van het autoritaire opvoedingsmodel naar het overlegmodel. Daarbij is het vastleggen van grenzen bijzonder belangrijk. Een optimale ontwikkeling van kinderen vereist dat zowel hun rechten als hun plichten benadrukt worden. Veel ouders hebben twijfels over wat kan en mag. Vaak durven ze niet met de nodige slagkracht op te treden. Opvoedingsondersteuning dient daaraan aandacht te besteden.
Voorts is het belangrijk dat de opvoedingsondersteuning niet te belerend overkomt en dat de overheid niet betuttelend optreedt. Alles dient gebaseerd te worden op vrijblijvendheid. Essentieel daarbij is de preventie, zoals ook in de hoorzittingen aan bod is gekomen. Daarbij is overleg en waardering van het standpunt van de kinderen cruciaal. Dat moet bij de opvoedingsondersteuning benadrukt te worden.
Ten slotte mag opvoedingsondersteuning niet het enige onderdeel zijn van het gezinsbeleid van deze regering. Ik pleit dan ook voor een integraal gezinsbeleid waar rekening gehouden wordt met het belang van het gezin. Dat ontbreekt momenteel volledig en ik betreur dat. (Applaus bij het VB)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet van mevrouw Ceysens c.s. houdende de inrichting van activiteiten inzake opvoedingsondersteuning.
Er zijn amendementen ingediend op de artikelen 2 en 4.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen 2 en 4 en over de artikelen 2 en 4 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.