Verslag plenaire vergadering
Voorstel van resolutie betreffende de ruimtelijke ordening en de nood aan beleidsaandacht voor kinderen en jongeren
Verslag
Aan de orde zijn het verslag namens de commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening over het verzoekschrift betreffende de ruimtelijke ordening en de nood aan beleidsaandacht voor kinderen en jongeren en de bespreking van het voorstel van resolutie van de heren Coens, Wille, Tobback en Lauwers en mevrouw Vertriest betreffende de ruimtelijke ordening en de nood aan beleidsaandacht voor kinderen en jongeren.
In juli 2000 werd in dit parlement een verzoekschrift ingediend door de vzw Forum in verband met de beleidsaandacht voor kinderen en jongeren op het vlak van ruimtelijke ordening. De indieners van dit verzoekschrift werden in de commissie gehoord. Aan minister Van Mechelen werd gevraagd om een antwoord te formuleren. Vervolgens werd een tussentijds verslag uitgebracht met voorlopige conclusies. Het Kinderrechtencommissariaat werd om een advies gevraagd. Na een laatste bespreking formuleerde de commissie een voorstel van resolutie.
Het verzoekschrift pleit voor meer ruimte voor jongeren. Daarbij moet ten eerste een evenwicht gevonden worden tussen fysieke en psychische ruimte. Aan beide soorten van ruimte is er momenteel vaak een gebrek. Structuurplannen worden geschreven met het oog op de belangen van sectoren; met jongeren wordt geen rekening gehouden. De volwassenenenruimte primeert er boven de jongerenruimte. Uit een bevraging door het Kinderrechtencommissariaat is gebleken dat meer ruimte een belangrijke verzuchting is van kinderen en jongeren.
Het probleem moet op verschillende niveaus worden aangepakt : speelruimte in de straat is bijvoorbeeld een zaak voor de gemeente; bovenlokale jeugdinfrastructuur moet door de provincie worden geregeld en meer bossen is een aandachtspunt voor het Vlaamse niveau.
Jongeren zijn niet vertegenwoordigd in de formele participatiestructuren voor ruimtelijke ordening. In de adviesraden wordt met jongeren geen rekening gehouden. Een formele vertegenwoordiging van jongeren volstaat bovendien niet : jongeren moeten effectief inspraak krijgen.
In het verzoekschrift kwamen verschillende vragen aan bod. Ten eerste : hoe zal het nieuwe decreet betreffende de ruimtelijke ordening en het beleid in het algemeen rekening houden met de problematische situatie van de lokale jeugdinfrastructuur? Artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag bepaalt dat het belang van het kind moet primeren boven andere belangen. In het voorstel van resolutie vragen we dan ook aan de regering om hiermee rekening te houden bij de evaluatie en goedkeuring van de ruimtelijke plannen.
De twee volgende vragen uit het verzoekschrift hebben betrekking op de inspraak van jongeren : zal de Vlaamse overheid instrumenten ontwikkelen om jongeren te betrekken bij de ruimtelijke ordening en hoe zullen jongeren betrokken worden bij de structuurplanning? Formele inspraak is niet voldoende. Het Kinderrechtencommissariaat heeft er reeds op gewezen dat de bestaande inspraakprocedures niet aansluiten bij de communicatiemogelijkheden van minderjarigen. Er moeten dan ook instrumenten en methodieken worden uitgewerkt die afgestemd zijn op jongeren.
Het verzoekschrift stelt vervolgens de moeilijkste vraag : op welke wijze zorgt het beleid ervoor dat jongeren op een legale en jeugdeigen wijze gebruik kunnen maken van de publieke ruimte? Deze vraag overstijgt het kader van de ruimtelijke ordening. Het gaat om een probleem van samenlevingsopbouw.
In de procedures van ruimtelijke ordening moet rekening gehouden worden met kinderrechtenrapportering. Dat kan bijvoorbeeld in het kader van het openbaar onderzoek.
Veel gemeenten werken momenteel aan hun ruimtelijke planning. Ik wil een oproep doen aan alle lokale politici om daarbij rekening te houden met de ruimte voor jongeren. Op plaatsen waar de fysieke ruimte voor jongeren kleiner is, worden jongeren sneller als een overlast beschouwd.
De plenaire vergadering neemt akte van het commissieverslag over het verzoekschrift.
Aan de orde is de voortzetting van de bespreking van het voorstel van resolutie betreffende de ruimtelijke ordening en de nood aan beleidsruimte voor kinderen en jongeren.
Over het voorliggende voorstel van resolutie bestond eensgezindheid in de commissie. Kinderen en jongeren hebben een eigen psychische en fysieke leefwereld. Daarmee moet rekening gehouden worden.
Heel wat problemen in dit verband zullen op lokaal niveau moeten worden geregeld. De subsidiariteit moet gevrijwaard worden.
Het gaat in dit verband niet alleen om het ruimtelijke beleid, maar ook om de invulling van de ruimte.
We willen methodes aanreiken om jongeren bij het ruimtelijke beleid te betrekken.
We moeten de lokale overheden methodes aanreiken om kinderen en jongeren te betrekken. De Vlaamse opdracht heeft de opdracht te toesten of de verschillende lokale en provinciale overheden met de invalshoek van de jongeren voldoende rekening houden.
We hebben het RSV en de ruimtebalans opgemaakt. De verschillende gemeenten en provincies maken nu ook hun plannen op. We komen aan een volgende fase : de concrete invulling van de toegewezen ruimte. Ook hier moeten een aantal basisvoorwaarden zoals herkenbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid vervuld zijn. Ook voor de concrete invulling van de ruimte moeten methodes voor het betrekken van kinderen en jongeren ontwikkeld worden. Verder is er ook nood aan specifieke methodieken voor het toetsen van de invulling aan de verschillende voorwaarden. Ik hoop dan ook dat dit voorstel van resolutie unaniem zal worden goedgekeurd en de CVP zal de uitvoering ervan opvolgen. (Applaus)
Dit is een belangrijk verzoekschrift en heeft inderdaad betrekking op alle aspecten van de ruimtelijke ordening : de bestemming maar ook de inrichting. De gemeentebesturen zijn hiervoor de aangewezen partners en we kunnen dan ook de boodschap van dit verzoekschrift aan hen en aan de provinciale autoriteiten doorgeven. De medewerking van de jongeren en kinderen vanuit hun specifieke houding en visie bij de invulling van de ruimte is belangrijk. Dat kan eventueel via de scholen, de kindergemeenteraden en de georganiseerde en niet-georganiseerde jeugdverenigingen. Wij kunnen misschien de nieuwe gemeentebesturen hiervan op de hoogte brengen. In Sint-Niklaas staat in de nieuwe beleidsverklaring dat men elke beslissing van het gemeentebestuur zal toetsen aan de visie van de kinderen. Dat kan een voorbeeld zijn voor alle gemeentebesturen.
Ik ben blij dat de procedure van de verzoekschriften bestaat. Op deze manier worden toch nog andere commissies en collega's doordrongen van het belang van de aandacht voor kinderen. Het verdrag voor de kinderrechten is rechtstreeks van toepassing in ons land en de overheid heeft dus heel wat verplichtingen. Nu lijkt het wel of men dit uitbesteed heeft aan de bevoegde minister en aan de commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin. Nog niet zo lang geleden heeft deze commissie het jaarverslag van de regering over de implementatie van het kinderrechtenverdrag besproken. Ook in de plenaire vergadering bij de bespreking van het verslag van de Kinderrechtencommissaris, zijn het steeds dezelfde collega's die het woord voeren. Ik ben blij dat deze problematiek nu ook in een andere commissie ter harte genomen wordt. Ik heb echter niet de indruk dat we de minister van Ruimtelijke Ordening van het belang ervan overtuigd hebben. Bij de vragen over het kindeffectenrapport zei hij dat bij de ruimtelijke ordening de lokale besturen de inspraak moeten regelen.
Ik hoop dat het jaarverslag van de regering in de toekomst ook door de andere commissies zal besproken worden. Bij de beleidsconclusies blijft men heel vaag over de ruimtelijke ordening, er zijn 6 horizontale beleidsconclusies en 20 verticale, waarvan geen enkele over de ruimtelijke ordening ging. Ik ben blij dat de commissie op correcte wijze het verzoekschrift heeft behandeld en via de indiening van een resolutie zich voorneemt om dit verder op te volgen. Ik hoop dat zij de commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin ontlasten en de minister dicht op de hielen zullen zitten zodat er bij het nieuw jaarverslag concrete conclusies en middelen zijn.
In het voorstel van resolutie staat dat men aan het Kinderrechtencommissariaat advies zal vragen over de effecten van het decreet van de ruimtelijke ordening op kinderen. Aangezien het decreet van 2000 dateert, was een kindereffectenrapport toch al verplicht. Dit houdt heel wat meer dan enkel de effecten op kinderen, onder meer moeten ook alternatieven voorgesteld worden.
We hebben aangenomen dat bij het decreet over de ruimtelijke ordening het kindeffectenrapport nog niet verplicht was. Om tijd te sparen hebben we het Kinderrechtencommissariaat gevraagd om de negatieve effecten van dit decreet op kinderen in kaart te brengen. Op basis van deze screening kan sneller gehandeld worden.
Het Kinderrechtencommissariaat is niet uitgerust voor het opstellen van een kindereffectrapport. Een screening, al was het maar ten behoeve van het parlement, is wel nuttig.
Alle plannen moeten dus getoest worden aan het kinderrechtenverdrag. Artikel 3 is in dit verband belangrijk. Het is nodig deze opdracht van de Vlaamse regering te verduidelijken : welke methode wordt gehanteerd, enzovoort. Het is immers onvoldoende om alleen te zeggen of een maatregel al dan niet beantwoordt aan het verdrag : dat moet nog verder toegelicht worden.
Er moet ook gezocht worden naar inspraak- en participatiemethodes. Het moeilijkste bij de naleving van het kinderrechtenverdrag is immers jongeren volwaardig te laten participeren in alle domeinen die hen aanbelangen. Ik hoop dat men hiervan snel werk zal maken.
We moeten onze kennis over dit internationale verdrag op systematische wijze uitbouwen. Dat zal niet alleen leiden tot een goed jaarverslag maar ook tot een correcte informatieuitwisseling. De administratie Ruimtelijke Ordening zal hierdoor proactief kunnen werken en rekening kunnen houden met de opmerkingen van de jongeren. (Applaus)
Dit voorstel van resolutie loopt vooruit op het jeugdbeleidsplan van de Vlaamse regering, waaraan alle ministers zullen meewerken onder coördinatie van de minister die bevoegd is voor de jeugd.
De conclusie ligt voor de hand dat er iets schort met de betrokkenheid van jongeren en kinderen bij het uittekenen van de ruimtelijke ordening. De vraag is wat hier kan aan worden gedaan. Natuurlijk kan de jeugdraad worden opgenomen in de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. Maar ik ben van mening dat andere vormvereisten hier niet op hun plaats zijn. Ook andere groepen van de bevolking kunnen daar dan aanspraak op gaan maken.
Deze inspraak moet via andere wegen worden geconcretiseerd, onder meer door het uittrekken van extra middelen voor de invulling van het jeugdruimteplan van de gemeente. Er moet worden nagedacht over nieuwe en creatieve mogelijkheden om een grotere betrokkenheid van de kinderen en jongeren bij de ruimtelijke ordening te organiseren. De kinderrechtencommissaris heeft er al op gewezen dat hiervoor al de nodige deskundigheid bestaat, en dat we daar niet aan mogen voorbijgaan. Misschien kan hier een omzendbrief over worden verspreid.
Planologen, zowel amtenaren als personen uit de privé-sector, moeten er wel op worden gewezen dat het zeer belangrijk is dat gemeentelijke structuurplannen die in openbaar onderzoek zijn, in een duidelijke en leesbare taal worden neergeschreven. Een 13-jarige moet kunnen begrijpen waar het over gaat. Dat zal trouwens ook de modale Vlaming ten goede komen. Die leesbaarheid laat nu vaak heel wat te wensen over. Door het warrige en onduidelijke taalgebruik en het moeilijke jargon worden heel wat misverstanden geschapen, en kunnen enkel nog professionelen begrijpen waarover het gaat. En zelfs zij hebben het moeilijk. Dat zorgt voor heel wat wrevel en onbegrip, en werkt betrokkenheid zeker niet in de hand. (Applaus)
De bespreking is gesloten.